Utopie en pragmatisme moeilijk te verzoenen

 

 


Dezer Dagen

 

 


De verleiding van utopieën

Overschatting van pragmatisme

 

 


Emmanuel Joseph Sieyès, voor de revolutie
abbé Sieyès, was auteur van pamflet over de
derde stand en was lid van de Conventie 
en de Assemblée Nationale. Bleek 
vooral een gematigd politicus, 
pragmatisch ook. 

Wat voor een samenleving staat ons voor ogen, als we ons verontwaardigen over wat zich nu voor onze ogen afspeelt. Utopieën lopen meestal uit in een dystopie, waarbij we door de focus op een of enkele aspecten van de betere samenleving doorgaans niet doorzien dat dit het recept voor falen moet heten. De toenemende complexiteit van de samenleving, met kwesties die zowel het individuele als het maatschappelijke aangaan maken het dus moeilijk om nog geloof te hechten aan wie de ideale samenleving wil voorspiegelen. Toch is het net nuttig eens na te denken over wat het ideale bestaan te bieden zou hebben en hoe enig pragmatisme oplossingen kan brengen.

 

De kwestie is des te urgenter omdat we merken dat overheden, het corpus van politieke mandatarissen, bestuurders, ambtenaren en de omgeving van de besluitvorming, dus ook commentatoren en lobbyisten, er niet meer in slagen beleid uit te stippelen waarbij aan elkaar tegengestelde waarden en doelstellingen in de weegschaal komen te liggen; die waarden en doelstellingen blijken overigens meestal zeer gedeeld, maar zelden unaniem. Men wil aan de ene kant steden autoluw maken, zodat wandelaars, fietsers en steppers zich veiliger voelen op de weg, maar niet iedereen woont in de stad, komt dan de kritiek. De verbinding tussen stad en ommeland werd de laatste dertig, veertig jaar stilzwijgend verbroken, terwijl suburbia groeide als kool, wat dus wel paradoxaal moet heten.

 

In 2006 kwam  Richard Florida met een essay waarin hij de stad als centrum van creativiteit zag, wat heel ophef veroorzaakte, terwijl in Amerikaanse steden de binnensteden vaak niet meer de intellectuele en actuele elite huisvesten, al is dat ook alweer een bizarre beeldvorming, omdat men zich kan afvragen waar in de reuzensteden aan de Oost- en de Westkust een werkelijk centrum te vinden is. Het punt van kritiek over de stad als centrum van creativiteit ligt erin dat men de kritische massa van steden dezer dagen nu net niet meer kon verbinden aan locaties, want toen al vormde de digitale wereld een gemeenschap zonder grenzen. Bij deze kunnen we dus vaststellen dat de fixatie op het gedoe en de reuring van sociale platformen een onvolkomen beeld geven van wat mogelijk is, als het erop aan komt van gedachten te wisselen over belangwekkende aangelegenheden en intellectuele werkzaamheden te verrichten.

 

Utopische voorstellingen van de wereld berusten vaak genoeg op de veronderstelling dat de wereld lineair zou evalueren, wat doorgaans pas  retrospectief min of meer vast te stellen valt, al moet men dan vaak ongewenste gebeurtenissen, die het beeld verstoren, wegpoetsen. Belangrijker dan die lineaire ontwikkeling, die we vooruitgang noemen, is de vaststelling dat een utopie doorgaans op de aanname bouwt dat we weten wat een betere wereld zou zijn. Ideologen van links en van rechts hebben ons maar al te vaak voorgehouden dat men weet hoe de samenleving eruit moet zien, maar men slaagt er niet in, aan te tonen hoe men mensen kan “verbeteren” en het samenleven optimaliseren. De meeste utopieën gaan er evenwel van uit dat men weet wat er scheelt met mensen en samenleving. Christelijk of niet, de onvolkomenheid van de mens blijkt in een of andere vorm de grondslag te vormen voor het verbeterproject. De lieden, doorgaans zijn het mannen, die weten hoe het moet, leggen bij nader onderzoek zelf niet altijd zo een fraai rapport voor als het op hun morele standaarden, hun gedrag gaat, ook in woorden. Bij jonge vrouwen lijkt er een grotere mate van oprechtheid en oprechte verontwaardiging, maar zij krijgen dan weer laatdunkend de wind van voor.

 

De vele klachten over mensen van vandaag die hier leven, in Vlaanderen en Europa mag men ronduit stuitend noemen en getuigen van een arrogantie over de eigen voortreffelijkheid. Sinds 1989, sinds het bouwen van de Muur in 1961 is duidelijk dat mensen met hun voeten stemmen als de leiders niet deugen. Vandaag komen we niet verder dan wat geneuzel over de foute keuzes van mensen, in verband met Corona en Covid19, maar in dit land bleek dat de Vlamingen het nut van een grote vaccinatiecampagne wel gewaarborgd was en is. Hoewel er veel gedoe was over de traagheid was tegen het einde van de zomer ’21 meer dan 80 % van de volwassen burgers ingeënt. Toch weten de mensen niet wat ze doen, zeggen de virologen, zeggen de tegenstanders van coronapasjes en vaccinatie. Het komt mij voor dat dit voor mensen een louter pragmatische keuze was om zo gauw mogelijk af te zijn van de lastige beperkingen.

 

Mensen weten niet hoe ze moeten rijden en er gebeuren natuurlijk ongevallen, maar het blijkt om een kleine, hardnekkig de regels negerende groep te gaan, terwijl de meerderheid de snelheidsbeperkingen respecteert. Waarom dan overal dure installaties plaatsen? Handhaving dus. Maar uiteindelijk komt het beleid met een doelstelling die nauwelijks te realiseren valt, 0 verkeersdoden? Nul ongevallen? In een complex verkeerssysteem met veel gebruikers zal men, zoals blijkt, moeilijk dat cijfer bereiken. Zijn “de mensen” daarom dom? Het valt te bezien, want de meerderheid blijkt vrij verstandig te rijden en niemand heeft alle omstandigheden in de hand. De steeds strengere handhaving en de hogere boetes zijn in wezen een belediging van de burgers. Zowel hun verstand wordt in twijfel getrokken als hun welwillendheid om het algemeen belang van enig belang te achten.

 

Men hoeft er duidelijk geen utopische mens- en wereldvisie op na te houden om niet van mensen te houden die men op straat of in een restaurant kan tegenkomen. Als politici, een Vlaamse specialiteit overigens, nog maar eens komen vertellen dat het eigen is aan Vlamingen om de kluit te belazeren en dan vooral de overheid, omdat we och arme en och here 700 jaar bezet zouden zijn geweest, dan is dat ook een alibi voor hen om als mandatarissen die het algemeen tot nut van ’t algemeen te bestieren hebben, zich laatdunkend over die plantrekkers uit te laten. Toch houden zij ons graag voor dat wij toch alleen maar willen profiteren, of het nu subsidies slurpende cultuurdragers zijn dan wel uitkeringsgerechtigden. Wie echter uitgekiend blijk geeft van rente zoekend gedrag, dat wil zeggen, zoveel mogelijk middelen van de overheid zijn of haar richting uit laten gaan, kan meestal op enige clementie rekenen. Linkse en rechtse regeringen hebben dat gedurende decennia gedaan, maar intussen zijn Renault Vilvoorde, Opel in Antwerpen en Ford Genk gesloten. Hoeveel middelen kreeg Caterpillar in Gosselies van de (lokale) overheden? Uiteraard spelen er mechanismen zoals concurrentie tussen landen om bedrijven aan te trekken en spelen bedrijven overheden tegen elkaar uit. Het opvallende daarbij is dat de uitgegeven bedragen zelden mooi in de begroting te vinden zijn. Evenmin krijgen we ooit uitzicht op de invloed en uitkomsten van het subsidiebeleid ten aanzien van bedrijven.

 

De toekenning van subsidies kan men soms wel begrijpen, maar het feit dat 3M erin is geslaagd vervuilde grond te laten liggen en toch subsidies te krijgen voor ecologische verbeteringen, laat zien dat politici, vooral Kamerleden en leden van het Vlaams Parlement zelden nagaan, tot er een crisis of schandaal op tafel komt en dan heeft de linkerhand niet geweten wat de rechterhand heeft gegeven, hoe het zat met de regelgeving en de handhaving. Sommige media zoeken voortdurend naar de gaten en kieren in het beleid, waarover een mens zich wel eens kan ergeren, maar tegelijk is het wel nodig dat die kritische blik publiek het beleid en de beleidmakers scant. Hoeveel van die middelen komen uiteindelijk bij de aandeelhouders terecht. Tijdens de coronapandemie heeft men zonder veel administratieve omslag bedrijven gesteund, maar men is ook gauw gaan nagaan wie er recht op had op niet. Ook dat vergt middelen, maar was de voorwaarde voor een efficiënte ondersteuning en ja, er waren ook wel wat kapers die met overheidsmiddelen gingen lopen, maar dat wordt dus nu onderzocht. Mag men hopen dat parlementsleden zich de inzet van hun mandaat herinneren en lastige vragen durven te stellen aan de ministers én hun administratie. De minister is verantwoordelijk, uiteraard, maar zijn beleid krijgt vorm in kabinetten en administraties, maar kondigt men met groot gedruis passende maatregelen aan, dan zal men achteraf nooit merken dat men die oplossing heeft geëvalueerd, laat staan dat de getrokken lessen ook uitvoering krijgen. Ook dat zou dus wel een utopische kijk op politiek kunnen weerspiegelen, mijnerzijds dan.

 

In plaats dus van scherpe slogans die de fixatie van een utopische toekomst weergeven, kan men zich beter gaan afvragen wat de hoofdzaken zijn voor een behoorlijk bestuur en hoeveel sturing zo een samenleving van node heeft en waartoe. Vooral dat laatste roept heel wat vragen op, maar bij discussies over de kwaliteit van het bestuur komen die zelden aan bod. Dus ja, de staat, het parlementaire bestel en de rechtsstaat zijn de uitdrukking van een politieke orde die er ooit anders uitzag, waarbij de macht berustte bij een kleine elite, die wel elkaar kon beoordelen in rechtbanken, maar wie niet tot die club behoorde werd dan maar onder de eik door een vierschaar beoordeeld en veroordeeld. De vraag is evenwel waarom we zo een rechtssysteem hebben opgetuigd, want men zou toch perfect mensen hun geschillen onder elkaar laten regelen. Sinds de oudste door bronnen geattesteerde tijden hebben groepen mensen systemen gezocht om recht te laten geschieden, al bleef het tot nu altijd wel eens heikel als men schuld niet onmiddellijk kan vaststellen of geen passende straf weet te vinden. Daarom is een betrouwbaar rechtssysteem nodig, waarbij burgers weten wat mogelijk en toegelaten is. En de wetgever dient er zich bewust van te zijn dat te veel controle contraproductief kan werken en het ongenoegen van burgers kan opwekken. Ook zal men er zich voor hoeden zonder voldoende toelichting maatregelen uit te vaardigen, bijvoorbeeld om het klimaatprobleem aan te pakken, want dan ziet men de straten vol lopen met verontwaardigde mensen.

 

Toch zien we dat de overheid via het parlement, maar ook via lobbyisten heel wat wetgeving in het leven geroepen heeft, vaak verfijningen van bestaande regels, zodat mensen uiteindelijk niet meer weten waar en hoe ze voor hun eigen zaak kunnen gaan, maar dan weer al te wel weten te ontsnappen aan vervolging. Men kan stellen dat de primauteit van de politiek daarin bestaat dat het de politiek is die bepaalt wat nodig is voor de samenleving als geheel, maar dat die politiek dan wel het nodige overleg moet organiseren zodat er geen fricties ontstaan tussen groepen in de samenleving, onbeheersbare conflicten dus. De weg naar harmonie werd en wordt vaak als een uitweg uit maatschappelijke problemen voorgesteld, maar als belangen elkaar opheffen of erger, uitsluiten, dan zal men maar moeilijk harmonie bereiken.

 

Overigens, wat bedoelt men met harmonie, terwijl we weten dat we lang  wat de rol is van conflict, want voor Heraclitus is oorlog de vader van alle dingen. Harmonie kan ook sociale mobiliteit in de kiem smoren, al kan men ook niet voorbij aan de nood aan samenwerking. Nu zijn utopieën wel eens geënt op de visie van Jean-Jacques Rousseau dat de beschaving, leven in een beschaving mensen zou bederven en utopieën net die negatieve aspecten van het leven in beschaving moeten opheffen. Ook bedacht Rousseau dat een samenleving een sociaal contract veronderstelt onder individuen, maar dat is wel heel erg op flessen getrokken, want als soort zijn we nu eenmaal sociale dieren en kunnen nauwelijks alleen overleven. Vandaar dat de “excommunicatie”, zoals in de bijbel vermeldt een heel erg zware straf was, omdat men niet over alle nodige middelen kan beschikken om te overleven, al dromen we er wel eens van alleen ergens op een heuvel in Montana te leven, zonder last van al die anderen. Verder roept Rousseau het probleem op van de Algemene wil of de volkswil, dat wat het volk of de gemeenschap van burgers eenstemmig zouden doen als zij algemene wetten konden kiezen of stemmen met volledige kennis van zaken, heldere redenering, een zuiver oordeelsvermogen en een ingesteldheid die het gemene goed nastreeft.

 

Het is wel duidelijk dat niet iedereen zich kan laten voorstaan op volledige kennis van zaken, zuiver oordeelsvermogen, en ja, een ingesteldheid om het gemene goed na te streven, dat vindt ook niet iedereen zo lovenswaardig. Bovendien, Rousseau kende de discussie die Mandeville op gang had gebracht en waar Adam Smith zijn bedenkingen aan gekoppeld had, namelijk dat een volmaakt harmonieuze bijenkorf algauw ten onder zou gaan aan deugd en fatsoen. Beide waren er niet van overtuigd dat iemand ook maar bij machte zou zijn, zo zuiver op de graat kennis te verwerven en te oordelen zonder enige fout. De ambities van het sociaal contract werden ons meegegeven als verheven en boven elke twijfel over de kwaliteit van de uitwerking. Helaas leidde de eerste proef op de som ertoe dat mensen zonder proces schuldig bevonden werden en omgebracht onder de valbijl van de guillotine. Overigens zag men die wreedheid niet als zodanig, want men diende hoe dan ook de zaak op te lossen van de bedreigde revolutie, terwijl het er vooral om ging dat Robespierre en zijn medestanders elke mogelijke concurrentie wilden uitschakelen, maar hun visie op mens en samenleving was goed en wel ontsproten aan de studie van de Algemene Wil en het Sociaal contract. Uiteindelijk gingen Robespierre, Saint-Just en co zelf ook voor de bijl, omdat ze niet hadden begrepen dat ze door iedereen te bedreigen of die schijn te wekken een samenzweerder als Joseph Fouché alle kans gaf die vrees te hanteren als breekijzer, met de gekende gevolgen. Na een paar tussenstappen kwam ene Napoleon de in de goot rondslingerende kroon oprapen.

 

Het punt is dat utopisch gedreven politieke bewegingen een eenzijdig negatief beeld ophangen van de situaties hic et nunc, dus bij het startpunt en dat wordt uiteraard bewezen door allerlei ervaringen op straat te vernemen en mee te nemen in het discours. Het doel van elk beleid is verbetering aanbrengen, maar het blijft bijzonder verwaand en arrogant  dat een instantie voor iedereen zou bepalen wat goed is. Het werkt natuurlijk wel maar als men mogelijke tegenstanders preventief zou uitschakelen, maar net dat is in strijd met de basis van de rechtsstaat, want men kan niet zonder bewijs van een bedreven daad iemand oppakken en zonder proces vasthouden. Men verweet Louis XVI de lettres de cachet maar tijdens de revolutie was de vervolging veel massaler en evengoed zonder gronden. Echter, men kan het Franse koningschap, dat steunde op een genade van godswege, proberen te hervormen, maar de centrale vraag was: de koning en de Tiers État of de aristocratie want sinds de Fronde had Louis XIV de adel uit het bestel gedreven, terwijl de aristocratie (opnieuw) de macht wilde heroveren om de eigen voorrechten te vrijwaren. Nieuwe ideeën over de natuurlijke rol van de pairs, prinsen van den bloede en andere leden van de hoge adel, die de koning dienden bij te staan en in minder brave fracties, droomden van een adelsheerschappij, zoals Wim Blockmans die beschreven heeft, kreeg via allerlei pamfletten de wind in de zeilen, maar leidde uiteindelijk tot de staatsgreep van de Tiers État. Toch waren het de extreme groepen, de Montagne, waar de meest activistische Jakobijnen in de Assemblee of Convention hun plaats hadden gevonden. Een na een vielen de grote tenoren zoals Marat – onder het mes in zijn bad, Danton en dus finaal de machthebbers weg. Te extreme politiek, van Robespierre en co  werd afgestraft, maar het was Sieyes die er ten volle voordeel uit haalde, de weg zocht naar het politieke midden en pragmatisme – en doorgaans vergeten wordt.  

 

Laten we ons niet vergissen, gaat dezer dagen een politicus ergens spreken, dan gaat dat ook gepaard met plichtplegingen en zelden zal de minister v/m horen wat de mensen werkelijk denken over een bepaalde kwestie, tenzij na afloop van plichtplegingen als de goede man of vrouw even een rustig moment krijgt met enkele lokale notabelen. Maar noch over grote vragen noch over praktische bezwaren wordt gesproken. Over utopische perspectieven? Soms is dat handig, om over concrete klachten niet te moeten spreken. Het politieke leven was nog tot in de jaren zeventig een spel van licht en schaduw, want ja, in de jaren zestig had je eerst de stakingen tegen de Eenheidswet, met ook wel geweld en gedoe, daarna waren er de Marsen op Brussel van de Vlaamse Volksbeweging en telkens waren er politici die zich daarbij lieten zien en vooral horen. Met ons, klonk het dan, zou het geen waar zijn, terwijl de politiek van Eyskens niet in een paar woorden gereduceerd kan worden tot een aanslag op de arbeider. Alleen, over het hoe en waarom van de eenheidswet van 1960 maar gestemd op 13 januari 1961 vindt men niet zou gauw een bruikbare introductie. Wat André Renard bezielde om zijn achterban te beloven dat de staking alle sociale problemen in Luik en Charleroi zou oplossen klonk op zich al utopisch, de strijdbaarheid van deze mensen inzetten blijft ook vandaag, voor wie er zich over buigt, verbazingwekkend. De vraag is immers welk belang er gediend werd.

 

Het algemeen belang impliceert niet altijd dat het alle burgers goed zou gaan, want er kunnen altijd mensen ziek worden, een ongeval krijgen of ja, sterven. Men kan niet hopen dat het persoonlijke welzijn altijd samen zal gaan met het maatschappelijke welzijn. Toch is er een noodzakelijke voorwaarde op het collectieve vlak waarzonder individueel welzijn ondenkbaar is, namelijk dat de overheid de vrede en veiligheid op basis van de beginselen van de welvaartstaat weet te waarborgen.

 

In de VSA zagen we de afgelopen jaren, decennia dat meer mensen ondanks alle persoonlijke inspanningen toch niet (meer) vooruit konden komen, onder meer omdat de hefbomen voor persoonlijk succes en de mogelijkheden tot maatschappelijke ondergang – door ziekte en  ongevallen – anders dan in Europa niet geregeld zijn. Het neoliberalisme heeft wel de werking van verzekeringsmaatschappijen geoptimaliseerd, men slaagde er niet in, de risico’s billijker te verdelen. De nieuwe geneesmiddelen die veel minder op massaproductie berusten maar gepersonaliseerd worden, zullen de sociale zekerheid ook in Europa onder druk zetten en mensen ertoe brengen via fundraising medicijnen betaalbaar te krijgen voor zichzelf of een familielid. De toekomst zag er in 1973, toen ik 10 was prachtig uit, net voor de crisis die de petroleum producerende landen over ons afriepen en tien, vijftien jaar zou duren, maar nu we bijna vijftig jaar verder zijn, merkt men niet zonder verbazing dat er nogal wat beloftes van toen wel degelijk ingelost zijn, maar tegelijk kwamen er nieuwe problemen op ons af. De periode van de democratische pintjes werd feestelijk afgesloten met champagne of andere bubbels, maar de richting die men uitwilde, was bepaald door andere actoren dan de politiek en de politici.

 

Die vooruitgang kwam er niet door grote overheidsplannen, maar door een stapeling van nieuwe inzichten, vondsten, technische en theoretische mogelijkheden, waar telkens weer andere mensen iets toepasbaar mee deden en die het leven van tallozen ging kleuren. Moeten we (nog) betreuren dat de kolenindustrie ten onder ging? Niet alles is even fair afgehandeld, hoort men wel eens, maar we zien geen roet meer in onze steden en dorpen, zoals dat nog het geval was in 1973, wanneer men over de E3, nu de E17 over de prachtige - jawel, zo was dat toen - viaduct van Gentbrugge reed en al die schouwen grijze of zwarte rook zag spuien. Kwam men op het Sint-Baafsplein of keek men op de Grote Markt in Antwerpen, Brugge rond, dan waren de gebouwen, de Sint-Baafs in Gent, OLV in Antwerpen en het Belfort, maar ook op de Burg, het Stadhuis en het Brugse Vrije zwart en onherkenbaar. Juist, geen auto’s meer, maar ook geen kolenstook meer. En antennen dorp was verdwenen, maar er kwamen wel schotelantennes voor in de plaats.

 

Verbeteringen komen er vaak niet zonder utopische vergezichten, maar tegelijk, wie zich helemaal richt op utopische voorstellingen, ziet vaak de onmiddellijke noden van mensen over het hoofd en heeft nog minder inzicht op hun onderlinge verbanden, wat naar mijn inzicht partijpolitici van de klassieke partijen heeft misleid en het heeft hen tot een discours verleid, waar mensen eerst wel iets bij dachten te kunnen winnen, maar vervolgens bleek het niet gemeend genoeg opdat het ook gerealiseerd zou worden. Wie evenwel de opbouw van de welvaartstaat bekijkt over lengte van jaren, moet vaststellen dat vooral pragmatisme het welslagen heeft bewerkstelligd, eerder dan de bevlogen publieke woorden. Dat wil zeggen, er waren de grote redevoeringen, maar het waren mensen die in stilte, zelfs in het geheim tijdens WO II de basis legden voor de sociale zekerheid, al zouden zij het systeem dat vandaag functioneert niet meer herkennen. Later werd veel werk verricht aan tafels waar vakbonden, werkgevers, artsen en andere partijen hun mensen afvaardigden, die tot akkoorden over lonen en pensioenen, over gezondheidszorg konden sluiten.

 

Zonder een visie kan men niet aan politiek doen, waarbij dus de idee dat politiek neutraal moet of zelfs maar kan zijn, meteen van tafel geveegd kan worden. Maar we moeten van de sociale wetenschappen ook wel meer verwachten dan eenvoudige modellen, die dan wel goed leesbaar lijken, maar niet altijd vertellen wat er gaande is. Onze Europese samenlevingen zijn uitermate complex, maar men bekijkt  een gezin nog altijd als een stel ouders (van verschillende kunne) met twee kinderen. Maatregelen worden op hen afgestemd, maar krijgen niet altijd het gewenste resultaat omdat er vaker wel dan niet afwijkingen van het model vast te stellen vallen. Bovendien valt op dat die modellen verdacht veel lijken op wat iemand als Charles Woeste voor WO I wist te vertellen over arme mensen en dus ook over mensen die wel deugen. Mensen in armoede voeden hun kinderen verkeerd, voeden hen verkeerd op en leren hun verkeerd spreken, om nog te zwijgen van de mediaconsumptie. Het is vreemd dat men zich progressief noemen kan en gewoon geen weet heeft wat in de samenleving, een ander deel van de samenleving gaande is. En is het wel zo, zoals in het onderwijsdebat altijd weer blijkt, dat “arme” mensen, laaggeschoolde mensen hun kinderen niet de juiste steun en stimuli zouden geven opdat ze wel presteren zouden?

 

Edgar Morin was net als Richard Sennett niet overtuigd van de kwaliteiten van het onderzoek in sociale wetenschappen. Morin kloeg over het stuitende negeren van de complexiteit van het maatschappelijke weefsel, Sennett stelde vast dat sociale wetenschappers de oproep van Max Weber vergeten zijn politiek en maatschappelijke betrokkenheid te zien als een beroep, maar dus ook als een ambacht, te begrijpen als een vorm van onderzoek waarbij niet de brille van inzichten overwegend hoeft te zijn, maar wel of wat men voorstelt ook werkzaam en werkbaar blijkt. Politiek als beroep, de bekende lezing van Weber was een oproep aan Duitse studenten aan het einde van WO I om zich ten dienste te stellen van de samenleving, van mensen die op dat moment in grote nood verkeerden. Men kan denken aan de aanpak in Keulen door Konrad Adenauer tijdens de hongersnood in 1916 en 1917: rapen planten in tuinen en parken en koolrapensoep maken in gaarkeukens. Adenauer zou na de machtsgreep in 1933 12 jaar lang als politiek tegenstander vervolgd worden door de nazi’s en per onmiddellijk afgezet worden als burgemeester van de grootstad Keulen. Het planten van rapen was een praktische benadering van een onoverzichtelijk probleem, maar het zou interessant zijn te weten hoe de hoogste legerleiding, te weten Hindenburg en Ludendorff hierover dachten, want na de oorlog werd het defaitisme in Duitsland als oorzaak van de nederlaag gezien, net als de rol van een vijfde kolonne. Dat Adenauer wel vaker pragmatisch aan de weg timmerde werd hem, die dus had moeten onderduiken, onder meer in de Benedictijner abdij van Maria Laach, kwalijk genomen, omdat hij na 1949 de denazificatie van de Duitse administratie terugschroefde toen de Bondsrepubliek opgericht werd. Maar als gevolg van tal van ingrepen en maatregelen, zeker ook het Marshallplan kon dit nieuwe Duitsland tegen 1960 bogen op een ongekend succes. Daarna zou dan de maatschappelijke verwerking van en reflectie over de nazitijd beginnen en dat was zwaar werken voor intellectuelen, mediamensen, politici en de Duitse burgers zelf, maar nu heeft Duitsland een schuldbewustzijn ontwikkeld dat soms wel eens pijnlijk overkomt in de landen die bezet waren tijdens de oorlog, waar die reflectie niet echt op gang is gekomen. Men spiegelt zich dan ook liever aan de daden van vergeten verzetsmensen.

 

Samenleven, goed samenleven hangt tot slot niet af van bevlogen politici, want vaak weten politici dat zij hoogstens voorwaarden kunnen scheppen in (snel) veranderende tijden opdat mensen hun welbevinden zelf en met anderen vorm kunnen geven. Echt afsluiten kunnen we deze reflectie over de utopische verleiding niet, omdat er nog veel is waar we geen aandacht konden besteden. Wel zou het winst opleveren als politici, zich bewust van het bijzonder tijdelijk kader waarin ze werken, de lange termijn laten uitwerken door mensen die veel persistenter betrokken zijn bij beleidsdomeinen, als ambtenaren, als “stakeholders” en als burgers.

 

Bart Haers

 

 

 

 

   

Reacties

Populaire posts