Utopie en pragmatisme moeilijk te verzoenen
Dezer Dagen
De verleiding van utopieën
Overschatting van pragmatisme
Wat voor een samenleving staat ons voor ogen, als we ons verontwaardigen over wat zich nu voor onze ogen afspeelt. Utopieën lopen meestal uit in een dystopie, waarbij we door de focus op een of enkele aspecten van de betere samenleving doorgaans niet doorzien dat dit het recept voor falen moet heten. De toenemende complexiteit van de samenleving, met kwesties die zowel het individuele als het maatschappelijke aangaan maken het dus moeilijk om nog geloof te hechten aan wie de ideale samenleving wil voorspiegelen. Toch is het net nuttig eens na te denken over wat het ideale bestaan te bieden zou hebben en hoe enig pragmatisme oplossingen kan brengen.
De kwestie is des te urgenter omdat we merken dat
overheden, het corpus van politieke mandatarissen, bestuurders, ambtenaren en
de omgeving van de besluitvorming, dus ook commentatoren en lobbyisten, er niet
meer in slagen beleid uit te stippelen waarbij aan elkaar tegengestelde waarden
en doelstellingen in de weegschaal komen te liggen; die waarden en doelstellingen
blijken overigens meestal zeer gedeeld, maar zelden unaniem. Men wil aan de ene
kant steden autoluw maken, zodat wandelaars, fietsers en steppers zich veiliger
voelen op de weg, maar niet iedereen woont in de stad, komt dan de kritiek. De verbinding
tussen stad en ommeland werd de laatste dertig, veertig jaar stilzwijgend
verbroken, terwijl suburbia groeide als kool, wat dus wel paradoxaal moet heten.
In 2006 kwam Richard
Florida met een essay waarin hij de stad als centrum van creativiteit zag, wat
heel ophef veroorzaakte, terwijl in Amerikaanse steden de binnensteden vaak
niet meer de intellectuele en actuele elite huisvesten, al is dat ook alweer
een bizarre beeldvorming, omdat men zich kan afvragen waar in de reuzensteden
aan de Oost- en de Westkust een werkelijk centrum te vinden is. Het punt van
kritiek over de stad als centrum van creativiteit ligt erin dat men de
kritische massa van steden dezer dagen nu net niet meer kon verbinden aan
locaties, want toen al vormde de digitale wereld een gemeenschap zonder
grenzen. Bij deze kunnen we dus vaststellen dat de fixatie op het gedoe en de
reuring van sociale platformen een onvolkomen beeld geven van wat mogelijk is,
als het erop aan komt van gedachten te wisselen over belangwekkende
aangelegenheden en intellectuele werkzaamheden te verrichten.
Utopische voorstellingen van de wereld berusten vaak
genoeg op de veronderstelling dat de wereld lineair zou evalueren, wat
doorgaans pas retrospectief min of meer
vast te stellen valt, al moet men dan vaak ongewenste gebeurtenissen, die het
beeld verstoren, wegpoetsen. Belangrijker dan die lineaire ontwikkeling, die we
vooruitgang noemen, is de vaststelling dat een utopie doorgaans op de aanname
bouwt dat we weten wat een betere wereld zou zijn. Ideologen van links en van
rechts hebben ons maar al te vaak voorgehouden dat men weet hoe de samenleving
eruit moet zien, maar men slaagt er niet in, aan te tonen hoe men mensen kan
“verbeteren” en het samenleven optimaliseren. De meeste utopieën gaan er
evenwel van uit dat men weet wat er scheelt met mensen en samenleving.
Christelijk of niet, de onvolkomenheid van de mens blijkt in een of andere vorm
de grondslag te vormen voor het verbeterproject. De lieden, doorgaans zijn het
mannen, die weten hoe het moet, leggen bij nader onderzoek zelf niet altijd zo
een fraai rapport voor als het op hun morele standaarden, hun gedrag gaat, ook
in woorden. Bij jonge vrouwen lijkt er een grotere mate van oprechtheid en
oprechte verontwaardiging, maar zij krijgen dan weer laatdunkend de wind van
voor.
De vele klachten over mensen van vandaag die hier
leven, in Vlaanderen en Europa mag men ronduit stuitend noemen en getuigen van
een arrogantie over de eigen voortreffelijkheid. Sinds 1989, sinds het bouwen
van de Muur in 1961 is duidelijk dat mensen met hun voeten stemmen als de
leiders niet deugen. Vandaag komen we niet verder dan wat geneuzel over de
foute keuzes van mensen, in verband met Corona en Covid19, maar in dit land
bleek dat de Vlamingen het nut van een grote vaccinatiecampagne wel gewaarborgd
was en is. Hoewel er veel gedoe was over de traagheid was tegen het einde van
de zomer ’21 meer dan 80 % van de volwassen burgers ingeënt. Toch weten de mensen
niet wat ze doen, zeggen de virologen, zeggen de tegenstanders van coronapasjes
en vaccinatie. Het komt mij voor dat dit voor mensen een louter pragmatische
keuze was om zo gauw mogelijk af te zijn van de lastige beperkingen.
Mensen weten niet hoe ze moeten rijden en er gebeuren
natuurlijk ongevallen, maar het blijkt om een kleine, hardnekkig de regels
negerende groep te gaan, terwijl de meerderheid de snelheidsbeperkingen
respecteert. Waarom dan overal dure installaties plaatsen? Handhaving dus. Maar
uiteindelijk komt het beleid met een doelstelling die nauwelijks te realiseren
valt, 0 verkeersdoden? Nul ongevallen? In een complex verkeerssysteem met veel
gebruikers zal men, zoals blijkt, moeilijk dat cijfer bereiken. Zijn “de
mensen” daarom dom? Het valt te bezien, want de meerderheid blijkt vrij
verstandig te rijden en niemand heeft alle omstandigheden in de hand. De steeds
strengere handhaving en de hogere boetes zijn in wezen een belediging van de
burgers. Zowel hun verstand wordt in twijfel getrokken als hun welwillendheid
om het algemeen belang van enig belang te achten.
Men hoeft er duidelijk geen utopische mens- en
wereldvisie op na te houden om niet van mensen te houden die men op straat of
in een restaurant kan tegenkomen. Als politici, een Vlaamse specialiteit
overigens, nog maar eens komen vertellen dat het eigen is aan Vlamingen om de
kluit te belazeren en dan vooral de overheid, omdat we och arme en och here 700
jaar bezet zouden zijn geweest, dan is dat ook een alibi voor hen om als
mandatarissen die het algemeen tot nut van ’t algemeen te bestieren hebben,
zich laatdunkend over die plantrekkers uit te laten. Toch houden zij ons graag
voor dat wij toch alleen maar willen profiteren, of het nu subsidies slurpende
cultuurdragers zijn dan wel uitkeringsgerechtigden. Wie echter uitgekiend blijk
geeft van rente zoekend gedrag, dat wil zeggen, zoveel mogelijk middelen van de
overheid zijn of haar richting uit laten gaan, kan meestal op enige clementie rekenen.
Linkse en rechtse regeringen hebben dat gedurende decennia gedaan, maar
intussen zijn Renault Vilvoorde, Opel in Antwerpen en Ford Genk gesloten.
Hoeveel middelen kreeg Caterpillar in Gosselies van de (lokale) overheden?
Uiteraard spelen er mechanismen zoals concurrentie tussen landen om bedrijven
aan te trekken en spelen bedrijven overheden tegen elkaar uit. Het opvallende
daarbij is dat de uitgegeven bedragen zelden mooi in de begroting te vinden
zijn. Evenmin krijgen we ooit uitzicht op de invloed en uitkomsten van het
subsidiebeleid ten aanzien van bedrijven.
De toekenning van subsidies kan men soms wel begrijpen,
maar het feit dat 3M erin is geslaagd vervuilde grond te laten liggen en toch
subsidies te krijgen voor ecologische verbeteringen, laat zien dat politici,
vooral Kamerleden en leden van het Vlaams Parlement zelden nagaan, tot er een
crisis of schandaal op tafel komt en dan heeft de linkerhand niet geweten wat
de rechterhand heeft gegeven, hoe het zat met de regelgeving en de handhaving. Sommige
media zoeken voortdurend naar de gaten en kieren in het beleid, waarover een
mens zich wel eens kan ergeren, maar tegelijk is het wel nodig dat die
kritische blik publiek het beleid en de beleidmakers scant. Hoeveel van die
middelen komen uiteindelijk bij de aandeelhouders terecht. Tijdens de
coronapandemie heeft men zonder veel administratieve omslag bedrijven gesteund,
maar men is ook gauw gaan nagaan wie er recht op had op niet. Ook dat vergt
middelen, maar was de voorwaarde voor een efficiënte ondersteuning en ja, er
waren ook wel wat kapers die met overheidsmiddelen gingen lopen, maar dat wordt
dus nu onderzocht. Mag men hopen dat parlementsleden zich de inzet van hun
mandaat herinneren en lastige vragen durven te stellen aan de ministers én hun
administratie. De minister is verantwoordelijk, uiteraard, maar zijn beleid
krijgt vorm in kabinetten en administraties, maar kondigt men met groot gedruis
passende maatregelen aan, dan zal men achteraf nooit merken dat men die
oplossing heeft geëvalueerd, laat staan dat de getrokken lessen ook uitvoering
krijgen. Ook dat zou dus wel een utopische kijk op politiek kunnen
weerspiegelen, mijnerzijds dan.
In plaats dus van scherpe slogans die de fixatie van
een utopische toekomst weergeven, kan men zich beter gaan afvragen wat de
hoofdzaken zijn voor een behoorlijk bestuur en hoeveel sturing zo een
samenleving van node heeft en waartoe. Vooral dat laatste roept heel wat vragen
op, maar bij discussies over de kwaliteit van het bestuur komen die zelden aan
bod. Dus ja, de staat, het parlementaire bestel en de rechtsstaat zijn de
uitdrukking van een politieke orde die er ooit anders uitzag, waarbij de macht
berustte bij een kleine elite, die wel elkaar kon beoordelen in rechtbanken,
maar wie niet tot die club behoorde werd dan maar onder de eik door een
vierschaar beoordeeld en veroordeeld. De vraag is evenwel waarom we zo een
rechtssysteem hebben opgetuigd, want men zou toch perfect mensen hun geschillen
onder elkaar laten regelen. Sinds de oudste door bronnen geattesteerde tijden
hebben groepen mensen systemen gezocht om recht te laten geschieden, al bleef
het tot nu altijd wel eens heikel als men schuld niet onmiddellijk kan
vaststellen of geen passende straf weet te vinden. Daarom is een betrouwbaar
rechtssysteem nodig, waarbij burgers weten wat mogelijk en toegelaten is. En de
wetgever dient er zich bewust van te zijn dat te veel controle contraproductief
kan werken en het ongenoegen van burgers kan opwekken. Ook zal men er zich voor
hoeden zonder voldoende toelichting maatregelen uit te vaardigen, bijvoorbeeld
om het klimaatprobleem aan te pakken, want dan ziet men de straten vol lopen
met verontwaardigde mensen.
Toch zien we dat de overheid via het parlement, maar
ook via lobbyisten heel wat wetgeving in het leven geroepen heeft, vaak
verfijningen van bestaande regels, zodat mensen uiteindelijk niet meer weten
waar en hoe ze voor hun eigen zaak kunnen gaan, maar dan weer al te wel weten
te ontsnappen aan vervolging. Men kan stellen dat de primauteit van de politiek
daarin bestaat dat het de politiek is die bepaalt wat nodig is voor de
samenleving als geheel, maar dat die politiek dan wel het nodige overleg moet
organiseren zodat er geen fricties ontstaan tussen groepen in de samenleving,
onbeheersbare conflicten dus. De weg naar harmonie werd en wordt vaak als een
uitweg uit maatschappelijke problemen voorgesteld, maar als belangen elkaar
opheffen of erger, uitsluiten, dan zal men maar moeilijk harmonie bereiken.
Overigens, wat bedoelt men met harmonie, terwijl we
weten dat we lang wat de rol is van
conflict, want voor Heraclitus is oorlog de vader van alle dingen. Harmonie kan
ook sociale mobiliteit in de kiem smoren, al kan men ook niet voorbij aan de
nood aan samenwerking. Nu zijn utopieën wel eens geënt op de visie van
Jean-Jacques Rousseau dat de beschaving, leven in een beschaving mensen zou
bederven en utopieën net die negatieve aspecten van het leven in beschaving
moeten opheffen. Ook bedacht Rousseau dat een samenleving een sociaal contract
veronderstelt onder individuen, maar dat is wel heel erg op flessen getrokken,
want als soort zijn we nu eenmaal sociale dieren en kunnen nauwelijks alleen
overleven. Vandaar dat de “excommunicatie”, zoals in de bijbel vermeldt een
heel erg zware straf was, omdat men niet over alle nodige middelen kan
beschikken om te overleven, al dromen we er wel eens van alleen ergens op een
heuvel in Montana te leven, zonder last van al die anderen. Verder roept
Rousseau het probleem op van de Algemene wil of de volkswil, dat wat het volk
of de gemeenschap van burgers eenstemmig zouden doen als zij algemene wetten
konden kiezen of stemmen met volledige kennis van zaken, heldere redenering,
een zuiver oordeelsvermogen en een ingesteldheid die het gemene goed nastreeft.
Het is wel duidelijk dat niet iedereen zich kan laten
voorstaan op volledige kennis van zaken, zuiver oordeelsvermogen, en ja, een
ingesteldheid om het gemene goed na te streven, dat vindt ook niet iedereen zo
lovenswaardig. Bovendien, Rousseau kende de discussie die Mandeville op gang
had gebracht en waar Adam Smith zijn bedenkingen aan gekoppeld had, namelijk
dat een volmaakt harmonieuze bijenkorf algauw ten onder zou gaan aan deugd en
fatsoen. Beide waren er niet van overtuigd dat iemand ook maar bij machte zou
zijn, zo zuiver op de graat kennis te verwerven en te oordelen zonder enige
fout. De ambities van het sociaal contract werden ons meegegeven als verheven
en boven elke twijfel over de kwaliteit van de uitwerking. Helaas leidde de
eerste proef op de som ertoe dat mensen zonder proces schuldig bevonden werden
en omgebracht onder de valbijl van de guillotine. Overigens zag men die
wreedheid niet als zodanig, want men diende hoe dan ook de zaak op te lossen
van de bedreigde revolutie, terwijl het er vooral om ging dat Robespierre en
zijn medestanders elke mogelijke concurrentie wilden uitschakelen, maar hun
visie op mens en samenleving was goed en wel ontsproten aan de studie van de
Algemene Wil en het Sociaal contract. Uiteindelijk gingen Robespierre,
Saint-Just en co zelf ook voor de bijl, omdat ze niet hadden begrepen dat ze
door iedereen te bedreigen of die schijn te wekken een samenzweerder als Joseph
Fouché alle kans gaf die vrees te hanteren als breekijzer, met de gekende
gevolgen. Na een paar tussenstappen kwam ene Napoleon de in de goot
rondslingerende kroon oprapen.
Het punt is dat utopisch gedreven politieke bewegingen
een eenzijdig negatief beeld ophangen van de situaties hic et nunc, dus bij het
startpunt en dat wordt uiteraard bewezen door allerlei ervaringen op straat te
vernemen en mee te nemen in het discours. Het doel van elk beleid is
verbetering aanbrengen, maar het blijft bijzonder verwaand en arrogant dat een instantie voor iedereen zou bepalen
wat goed is. Het werkt natuurlijk wel maar als men mogelijke tegenstanders preventief
zou uitschakelen, maar net dat is in strijd met de basis van de rechtsstaat,
want men kan niet zonder bewijs van een bedreven daad iemand oppakken en zonder
proces vasthouden. Men verweet Louis XVI de lettres de cachet maar tijdens de
revolutie was de vervolging veel massaler en evengoed zonder gronden. Echter,
men kan het Franse koningschap, dat steunde op een genade van godswege, proberen
te hervormen, maar de centrale vraag was: de koning en de Tiers État of de aristocratie
want sinds de Fronde had Louis XIV de adel uit het bestel gedreven, terwijl de
aristocratie (opnieuw) de macht wilde heroveren om de eigen voorrechten te
vrijwaren. Nieuwe ideeën over de natuurlijke rol van de pairs, prinsen van den
bloede en andere leden van de hoge adel, die de koning dienden bij te staan en
in minder brave fracties, droomden van een adelsheerschappij, zoals Wim
Blockmans die beschreven heeft, kreeg via allerlei pamfletten de wind in de zeilen,
maar leidde uiteindelijk tot de staatsgreep van de Tiers État. Toch waren het
de extreme groepen, de Montagne, waar de meest activistische Jakobijnen in de
Assemblee of Convention hun plaats hadden gevonden. Een na een vielen de grote
tenoren zoals Marat – onder het mes in zijn bad, Danton en dus finaal de
machthebbers weg. Te extreme politiek, van Robespierre en co werd afgestraft, maar het was Sieyes die er
ten volle voordeel uit haalde, de weg zocht naar het politieke midden en pragmatisme
– en doorgaans vergeten wordt.
Laten we ons niet vergissen, gaat dezer dagen een
politicus ergens spreken, dan gaat dat ook gepaard met plichtplegingen en
zelden zal de minister v/m horen wat de mensen werkelijk denken over een
bepaalde kwestie, tenzij na afloop van plichtplegingen als de goede man of
vrouw even een rustig moment krijgt met enkele lokale notabelen. Maar noch over
grote vragen noch over praktische bezwaren wordt gesproken. Over utopische
perspectieven? Soms is dat handig, om over concrete klachten niet te moeten
spreken. Het politieke leven was nog tot in de jaren zeventig een spel van
licht en schaduw, want ja, in de jaren zestig had je eerst de stakingen tegen
de Eenheidswet, met ook wel geweld en gedoe, daarna waren er de Marsen op
Brussel van de Vlaamse Volksbeweging en telkens waren er politici die zich
daarbij lieten zien en vooral horen. Met ons, klonk het dan, zou het geen waar
zijn, terwijl de politiek van Eyskens niet in een paar woorden gereduceerd kan
worden tot een aanslag op de arbeider. Alleen, over het hoe en waarom van de
eenheidswet van 1960 maar gestemd op 13 januari 1961 vindt men niet zou gauw
een bruikbare introductie. Wat André Renard bezielde om zijn achterban te
beloven dat de staking alle sociale problemen in Luik en Charleroi zou oplossen
klonk op zich al utopisch, de strijdbaarheid van deze mensen inzetten blijft
ook vandaag, voor wie er zich over buigt, verbazingwekkend. De vraag is immers
welk belang er gediend werd.
Het algemeen belang impliceert niet altijd dat het
alle burgers goed zou gaan, want er kunnen altijd mensen ziek worden, een
ongeval krijgen of ja, sterven. Men kan niet hopen dat het persoonlijke welzijn
altijd samen zal gaan met het maatschappelijke welzijn. Toch is er een
noodzakelijke voorwaarde op het collectieve vlak waarzonder individueel welzijn
ondenkbaar is, namelijk dat de overheid de vrede en veiligheid op basis van de
beginselen van de welvaartstaat weet te waarborgen.
In de VSA zagen we de afgelopen jaren, decennia dat
meer mensen ondanks alle persoonlijke inspanningen toch niet (meer) vooruit
konden komen, onder meer omdat de hefbomen voor persoonlijk succes en de
mogelijkheden tot maatschappelijke ondergang – door ziekte en ongevallen – anders dan in Europa niet
geregeld zijn. Het neoliberalisme heeft wel de werking van
verzekeringsmaatschappijen geoptimaliseerd, men slaagde er niet in, de risico’s
billijker te verdelen. De nieuwe geneesmiddelen die veel minder op
massaproductie berusten maar gepersonaliseerd worden, zullen de sociale
zekerheid ook in Europa onder druk zetten en mensen ertoe brengen via
fundraising medicijnen betaalbaar te krijgen voor zichzelf of een familielid.
De toekomst zag er in 1973, toen ik 10 was prachtig uit, net voor de crisis die
de petroleum producerende landen over ons afriepen en tien, vijftien jaar zou
duren, maar nu we bijna vijftig jaar verder zijn, merkt men niet zonder
verbazing dat er nogal wat beloftes van toen wel degelijk ingelost zijn, maar
tegelijk kwamen er nieuwe problemen op ons af. De periode van de democratische
pintjes werd feestelijk afgesloten met champagne of andere bubbels, maar de
richting die men uitwilde, was bepaald door andere actoren dan de politiek en
de politici.
Die vooruitgang kwam er niet door grote
overheidsplannen, maar door een stapeling van nieuwe inzichten, vondsten,
technische en theoretische mogelijkheden, waar telkens weer andere mensen iets
toepasbaar mee deden en die het leven van tallozen ging kleuren. Moeten we
(nog) betreuren dat de kolenindustrie ten onder ging? Niet alles is even fair
afgehandeld, hoort men wel eens, maar we zien geen roet meer in onze steden en
dorpen, zoals dat nog het geval was in 1973, wanneer men over de E3, nu de E17
over de prachtige - jawel, zo was dat toen - viaduct van Gentbrugge reed en al
die schouwen grijze of zwarte rook zag spuien. Kwam men op het Sint-Baafsplein
of keek men op de Grote Markt in Antwerpen, Brugge rond, dan waren de gebouwen,
de Sint-Baafs in Gent, OLV in Antwerpen en het Belfort, maar ook op de Burg,
het Stadhuis en het Brugse Vrije zwart en onherkenbaar. Juist, geen auto’s
meer, maar ook geen kolenstook meer. En antennen dorp was verdwenen, maar er
kwamen wel schotelantennes voor in de plaats.
Verbeteringen komen er vaak niet zonder utopische vergezichten,
maar tegelijk, wie zich helemaal richt op utopische voorstellingen, ziet vaak
de onmiddellijke noden van mensen over het hoofd en heeft nog minder inzicht op
hun onderlinge verbanden, wat naar mijn inzicht partijpolitici van de klassieke
partijen heeft misleid en het heeft hen tot een discours verleid, waar mensen
eerst wel iets bij dachten te kunnen winnen, maar vervolgens bleek het niet
gemeend genoeg opdat het ook gerealiseerd zou worden. Wie evenwel de opbouw van
de welvaartstaat bekijkt over lengte van jaren, moet vaststellen dat vooral
pragmatisme het welslagen heeft bewerkstelligd, eerder dan de bevlogen publieke
woorden. Dat wil zeggen, er waren de grote redevoeringen, maar het waren mensen
die in stilte, zelfs in het geheim tijdens WO II de basis legden voor de
sociale zekerheid, al zouden zij het systeem dat vandaag functioneert niet meer
herkennen. Later werd veel werk verricht aan tafels waar vakbonden, werkgevers,
artsen en andere partijen hun mensen afvaardigden, die tot akkoorden over lonen
en pensioenen, over gezondheidszorg konden sluiten.
Zonder een visie kan men niet aan politiek doen,
waarbij dus de idee dat politiek neutraal moet of zelfs maar kan zijn, meteen
van tafel geveegd kan worden. Maar we moeten van de sociale wetenschappen ook
wel meer verwachten dan eenvoudige modellen, die dan wel goed leesbaar lijken,
maar niet altijd vertellen wat er gaande is. Onze Europese samenlevingen zijn
uitermate complex, maar men bekijkt een
gezin nog altijd als een stel ouders (van verschillende kunne) met twee
kinderen. Maatregelen worden op hen afgestemd, maar krijgen niet altijd het
gewenste resultaat omdat er vaker wel dan niet afwijkingen van het model vast
te stellen vallen. Bovendien valt op dat die modellen verdacht veel lijken op wat
iemand als Charles Woeste voor WO I wist te vertellen over arme mensen en dus
ook over mensen die wel deugen. Mensen in armoede voeden hun kinderen verkeerd,
voeden hen verkeerd op en leren hun verkeerd spreken, om nog te zwijgen van de
mediaconsumptie. Het is vreemd dat men zich progressief noemen kan en gewoon geen
weet heeft wat in de samenleving, een ander deel van de samenleving gaande is. En
is het wel zo, zoals in het onderwijsdebat altijd weer blijkt, dat “arme”
mensen, laaggeschoolde mensen hun kinderen niet de juiste steun en stimuli
zouden geven opdat ze wel presteren zouden?
Edgar Morin was net als Richard Sennett niet overtuigd
van de kwaliteiten van het onderzoek in sociale wetenschappen. Morin kloeg over
het stuitende negeren van de complexiteit van het maatschappelijke weefsel,
Sennett stelde vast dat sociale wetenschappers de oproep van Max Weber vergeten
zijn politiek en maatschappelijke betrokkenheid te zien als een beroep, maar
dus ook als een ambacht, te begrijpen als een vorm van onderzoek waarbij niet de
brille van inzichten overwegend hoeft te zijn, maar wel of wat men voorstelt
ook werkzaam en werkbaar blijkt. Politiek als beroep, de bekende lezing van
Weber was een oproep aan Duitse studenten aan het einde van WO I om zich ten
dienste te stellen van de samenleving, van mensen die op dat moment in grote
nood verkeerden. Men kan denken aan de aanpak in Keulen door Konrad Adenauer
tijdens de hongersnood in 1916 en 1917: rapen planten in tuinen en parken en
koolrapensoep maken in gaarkeukens. Adenauer zou na de machtsgreep in 1933 12
jaar lang als politiek tegenstander vervolgd worden door de nazi’s en per
onmiddellijk afgezet worden als burgemeester van de grootstad Keulen. Het planten
van rapen was een praktische benadering van een onoverzichtelijk probleem, maar
het zou interessant zijn te weten hoe de hoogste legerleiding, te weten
Hindenburg en Ludendorff hierover dachten, want na de oorlog werd het defaitisme
in Duitsland als oorzaak van de nederlaag gezien, net als de rol van een vijfde
kolonne. Dat Adenauer wel vaker pragmatisch aan de weg timmerde werd hem, die
dus had moeten onderduiken, onder meer in de Benedictijner abdij van Maria
Laach, kwalijk genomen, omdat hij na 1949 de denazificatie van de Duitse
administratie terugschroefde toen de Bondsrepubliek opgericht werd. Maar als
gevolg van tal van ingrepen en maatregelen, zeker ook het Marshallplan kon dit
nieuwe Duitsland tegen 1960 bogen op een ongekend succes. Daarna zou dan de maatschappelijke
verwerking van en reflectie over de nazitijd beginnen en dat was zwaar werken
voor intellectuelen, mediamensen, politici en de Duitse burgers zelf, maar nu
heeft Duitsland een schuldbewustzijn ontwikkeld dat soms wel eens pijnlijk
overkomt in de landen die bezet waren tijdens de oorlog, waar die reflectie
niet echt op gang is gekomen. Men spiegelt zich dan ook liever aan de daden van
vergeten verzetsmensen.
Samenleven, goed samenleven hangt tot slot niet af van
bevlogen politici, want vaak weten politici dat zij hoogstens voorwaarden
kunnen scheppen in (snel) veranderende tijden opdat mensen hun welbevinden zelf
en met anderen vorm kunnen geven. Echt afsluiten kunnen we deze reflectie over
de utopische verleiding niet, omdat er nog veel is waar we geen aandacht konden
besteden. Wel zou het winst opleveren als politici, zich bewust van het
bijzonder tijdelijk kader waarin ze werken, de lange termijn laten uitwerken
door mensen die veel persistenter betrokken zijn bij beleidsdomeinen, als
ambtenaren, als “stakeholders” en als burgers.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten