Exploratie en kolonisatie

 



 Kritiek

 

 



Dispuut over de schande

Die onze cultuur wezen zou

Oftewel

Eurocentrisme uitdrijven

 



Arnold J. Toynbee (1889 -1975) 
ontwikkelde een nieuwe visie op de 
wereldgeschiedenis, waarbij hij meende
dat de ontwikkeling van beschavingen
in complexe processen verlopen die men 
wel kan achterhalen. "Challenge and response"
vormen een sleutelbegrip. Het is uiteraard
zaak een en ander nauwkeurig te onderzoeken. 

Als student had ik wel een paar discussies over de vraag hoe we tegen onze eigen cultuur zouden moeten aankijken en dan ging het heus niet over Vlaanderen, want dat was in het debat irrelevant, maar over de Europese cultuur. Studenten Nieuwste Geschiedenis meenden dat het kolonialisme sowieso voldoende was om onze plaats in de grote geschiedenis met scepsis te bekijken. Nu studeerde ik met een kleine groep medestudenten bij Ruddy Doom een pas ingevoerd keuzevak rond de verhoudingen tussen de grote wereldcentra rond 1500. Daar kwam uiteraard die vraag uitgebreid aan bod, zij het dat de ontwikkelingen in Afrika, Azië en de Amerika’s vrij summier aan bod kwamen. Het gaf wel een aanzet tot verder denken.

 

Men kan Mia Doornaert gemakkelijk aanvallen als men haar lofrede op de ontdekkingsreizigers eenmaal gelezen heeft, want brave jongens gingen niet zo een gevaarlijke avonturen tegemoet. Winstbejag evenwel zomaar afdoen als de bron van alle kwaad is al meteen een kanonnade met zwaar ideologisch geschut, waarbij men niet moet proberen te ontkennen dat ook sprookjes gewelddadig en wreed kunnen zijn. De vraag of men de geschiedenis ongestraft met een roze bril kan bezien, werd al lang geleden afdoende beantwoord: de geschiedenis is wat mensen doen, dus ook veel wordt nooit in kronieken opgenomen, wegens te banaal en op het oog zonder betekenis maar geschiedschrijving is wat mensen op de een of andere manier het onthouden waard achten of de herinnering ervan in leven willen houden. De latere academische geschiedschrijving betrachtte en betracht de geschiedenis zonder waardeoordeel via bronnenstudie te benaderen. Historische kritiek is daarbij van wezenlijk belang, omdat we nu eenmaal een bron goed moeten dissecteren, weten wie de auteur is, de feitelijke of de opdrachtgever. Ook de authenticiteit dient onderzocht en ook wel het opzet, zodat we kunnen nagaan of de bron niet iets anders wil vertellen dan wat ze op het eerste zicht zou zeggen.

 

Nu, voor een complex verhaal als de expansie van de Europese machten, in eerste instantie gericht op de aanvoer van producten, specerijen, waar Europa na de verovering van Byzantium door de Ottomanen geen directe toegang meer toe had terwijl die voor de bereiding van voeding onontbeerlijk waren, zoals ook zout dat was voor het bewaren, moet men dus veel overzien en veel data onderzoeken. Hendrik de Zeevaarder (Porto 1394 – Sagres 1460), prins  in Portugal vond dat het land, gezien zijn ligging aan de rand van Europa maar goed gebruik diende te maken van die ligging. Als derde zoon zou hij geen koning worden, maar zijn aanjagen van de scheepvaart over langere afstanden, de verkenning van de Afrikaanse kust gaf Portugal een voorsprong bij de verovering van nieuwe handelsrelaties. Uiteraard was de prins op de hoogte van de Europese droom de moslims te verslaan, wat hij via het vinden van een zuidelijke route dacht te kunnen versnellen. En ja, er was ook nog een zekere priester Johannes, die nog in de negentiende en twintigste eeuw fascinerend bleek voor expedities op de Nijl. Die priester Johannes maakte het plaatje volledig, maar zou vooral met Ethiopië verbonden blijven, een christelijk koninkrijk.

 

Het geloof in de slechtheid, schadelijkheid van de Westerse beschaving, die enkel via een schandkroniek verteld kan worden is evenzeer het spoor bijster als wie gelooft dat we zonder meer heil over de wereld gebracht zouden hebben. Men kan de politieke orde van het Egypte van de Mammelukken niet over het hoofd zien, noch de instelling van de Janitsaren, die erin bestonden, in beide gevallen bestuurders te rekruteren buiten de bevolking die bestuurd moest worden. De Mammelukken mochten geen kinderen hebben en werden eunuchen, om patrimonialisatie van de macht te verhinderen, wat in het Merovingische en post-Karolingische Europa wel het geval was. Over de Inca’s leerde ik bij Doom dat het rijk goed georganiseerd was, maar dat de inwoners ten dienste stonden van het rijk en de rol van de politie om iedereen in het gareel te houden was groot. Was er sprake van mensenoffers, dan was vooral de militaire structuur van de macht cruciaal. In China en India, waar de rijstcultuur een grote inzet van mensen vraagt, zag men rond 1500 grote culturen, maar ook daar was wreedheid verre van afwezig, om de bestaande ordening te waarborgen. Beschavingen zijn niet a priori op wreedheid gericht, wel op continuïteit en entropie, want hoe groter en complexer beschavingen worden, hoe meer energie het vraagt het voortbestaan te garanderen tegenover interne en externe vijanden, reële of ingebeelde, nuttige en vervelende vijanden. Toen Rome het oude Italië bijna geheel veroverd had, behalve de Povlakte en wat later Piëmont zou worden, toen de strijd om Sicilië en gebieden in handen van concurrerende machten, Carthago in de eerste plaats begon, werd dat een echte krachtmeting, waarvan we bij Livius de levendige herinnering terugvinden. Hannibal, die de Alpen overtrok met een groot leger, met ruiterij en olifanten, kon in eerste instantie Rome bedreigen, maar hij kreeg geen versterking vanuit Carthago of de nieuwe kolonies op het Iberisch schiereiland. We kennen het einde van de geschiedenis, zegt men dan, want Rome won, in 202 voor christus, toen Scipio Carthago definitief versloeg. Maar veertig jaar later zou de stad helemaal vernietigd worden, omdat men vreesde, zoals Cato zegde, dat de oude tegenmacht zou herrijzen. Men kan in deze lezing wellicht al iets vinden van de “challenge-and-response”-benadering, die Arnold Joseph Toynbee muntte. Het komt er dan wel op aan juist te formuleren wat de uitdaging was, voor Rome, voor Carthago en waarom het Romeinse antwoord succesvol is gebleken.

 

Deze episode heeft me altijd gefascineerd omdat ik ging begrijpen dat een militaire overwinning niet altijd voldoende is, of anders gezegd, Rome kon tegen Hannibal een veldslag verliezen, blijkbaar wist het hoe dan ook de overhand te halen en de oorlog te winnen. Intussen was Rome ook al bezig delen van de Levant onder controle te krijgen, waar de Koine, de Hellenistische cultuur overal wortel had geschoten. Van de Perzen lijkt er geen sprake meer, maar ze zijn er nog, na de verzwakking van de Diadochen, de opvolgers van Alexander de Grote en hun nazaten. Hoe groot de wisselwerking tussen al die culturen was, mag best meer aandacht krijgen, net omdat we nog nauwelijks de bronnen uit deze periode meer kunnen lezen. Dat zowel in het christendom als in de Arabisch-islamitische cultuur prechristelijke en pre-islamitische tradities hun plaats hebben gevonden, wil men niet altijd graag aannemen, maar in zoverre de Koine, de Griekstalige wereld ten tijde van de Romeinse verovering van het Oostelijke bekken van de Middellandse Zee zelf het product is van syncretisme, laat veronderstellen dat er meer werd meegenomen dan Plato en Plotinus.

 

De clash tussen de religies van het boek, jodendom, christendom, islam, heeft zich doorheen de geschiedenis telkens opnieuw met schokken gemanifesteerd, maar evengoed zocht men vormen van co-existentie en acceptatie, zonder daarom altijd volwaardig burgerschap toe te slaan. Men kan de uitbreiding van de Islam van India tot Marokko tussen de zevende en negende eeuw niet onderschatten, waarbij religieuze overtuiging en geweld de weg baanden, terwijl het christendom verspreiding kende tijdens de Romeinse tijd, om in het Westen vervolgens opnieuw terrein te verliezen. Het waren Ieren die de kerstening van de nieuwe bevolking, de Germanen op zich namen, waarbij de inbreng van Rome ervoor zorgde dat er een Europese beschaving kon ontstaan boven de versnippering van het rijk van Clovis en later dat van Karel de Grote.

 

Kort na de Reconquista verwierf, met de hulp nieuwe technieken, ontwikkeld in China en de Arabische wereld, India, Europa nieuwe mogelijkheden inzake verspreiding van kennis en inzichten, via de boekdrukkunst, maar ook uiteraard voor de oorlogvoering. De religieuze twisten hebben in de Nederlanden, Frankrijk, Engeland en de Duitse landen tussen 1550  en 1648 maar in het UK kwam er pas in 1661 met het herstel van het koningschap en bij uitbreiding in 1689 met de Glorious Revolution een einde aan de roerige periode. Intussen waren de koloniale ondernemingen volop aan de gang en had Engeland in Noord-Amerika een aantal kolonies en was de Republiek actief in de Caraïben, Zuid-Amerika, waar ook Spanje, Portugal, Frankrijk en Engeland kolonies hadden gevestigd. Ook in India waren er koloniale vestigingen, die in de achttiende eeuw tot een aantal oorlogen om de hegemonie over de wereldzeeën aanleiding gaven.

 

Afrika bleek een onuitputtelijk reservoir voor mensen die men in de nieuwe wereld aan het werk zou zetten, tot slaaf gemaakt. Aan de Oostkust was er evengoed een slavenhandel die mensen uit de binnenlanden liet aanvoeren naar Zanzibar en waar Arabische handelaars hun koopwaar vonden. Het probleem van de slavernij in de geschiedenis kan men niet afdoen met een defaitistische “het is er altijd geweest”. Slavernij was er zeker in de Griekse steden en Rome, ook in Egypte en ook in de vroege rijken in de rijken rond Eufraat en Tigris. Maar ook de Inca’s en Azteken zouden slavernij hebben gekend en hoewel tijdens de middeleeuwen in Europa de slavernij als statuut niet bestond waren er toch onvrije mensen die aan de grond gebonden waren of aan de eigenaar van gronden, maar het christendom in de Westerse variant aanvaardde geen slavernij. Die vaststelling komt zelden in beeld en jawel, het onderscheid tussen horigheid en slavernij zal in de feiten voor de betrokkenen wellicht niet helder zijn geweest, maar christenen mochten geen andere christenen als slaaf bezitten; wat niet  belette  dat er wel slavenhandel bestond met personen die gevangengenomen werden in oorlogen met niet-christenen en onder meer zou er in Verdun een markt geweest zijn. Toch zou in de Nederlanden de horigheid en lijfeigenschap vrij snel ophouden te bestaan, terwijl in een aantal gebieden in Frankrijk die structuren doorleefden tot het einde van het Ancien Régime. Uiteraard kwam daar ook kritiek op, want het betekende een feitelijke rem op economische ontwikkeling, terwijl daar waar pachten en handel in graan, zuivelproducten in klinkende munt betaald werd  bleken de boeren en de landeigenaren beter af. Er waren dus ook kerkelijke verbodsbepalingen, maar die golden dan weer niet voor Afrikaanse mensen die wel tot slaaf konden worden gemaakt. In de gebieden onder de Russische tsaren werd horigheid zelfs opnieuw ingevoerd om landgoederen te verzekeren van voldoende arbeidskracht, zoals men kan lezen bij Gogol.

 

Men kan dus niet om de donkere kan van de Europese expansie heen, zoals men ook niet om de praktijken van de Conquistadores heen kan, die in Midden- en Zuid-Amerika de oorspronkelijke bevolking hebben uitgeroeid, al was dat deels ongeweten, omdat men zich niet bewust was van de bacteriën en virussen die men vanuit Europa had meegebracht, maar waar de bevolking aldaar niet immuun tegen was. Was dan maar bij moeder thuisgebleven?

 

Het kan bizar klinken, maar er kwam wel degelijk steun voor de lokale bevolking in de Amerika’s, vanwege Bartelomeo de las Casas, maar zijn pleidooi tegen de exploitatie van de lokale bevolking werd dan wel gevolgd, tegelijk kwamen er dan, zoals geweten, mensen uit Afrika. Pas aan het einde van de 18de eeuw kwam er kritiek tegen de slavenhandel en wilden groepen in Engeland de slavenhouderij verbieden; de abolitionisten kwamen voort uit de Quakers, een kleine minderheid en slaagden er vrij goed in de publieke opinie  te bewerken. Er bestonden ook in Frankrijk en de Republiek groepen, zoals de “Société des amis des Noirs” in Frankrijk, waarbij het boeiend zou zijn de beweegredenen voor deze groepen te vernemen. De Verlichting zette actievoerders ertoe aan de overheden in beweging te krijgen in die landen die met slavernij hun kolonies exploiteerden. In 1815 kwam er dus in Parijs een verdrag dat de slavenhandel verbood. Toch zou in Nederland de slavenhouderij pas verboden worden in 1859 voor Nederlands-Indië en pas in 1863 in Suriname en Curaçao.

 

De strijd die hiervoor werd gevoerd blijft nog altijd een prachtig voorbeeld van heldendom en vasthoudendheid, maar ook van ploertigheid. Echter, belangen worden in Westminster en andere plekken waar macht in wetgeving tot uiting komt uiteraard op zeer beschaafde wijze verdedigd, in de lobby en achterkamers. Het belang van de machthebbers om de slavenhandel over de Atlantische oceaan te verbieden was een volstrekt ethische kwestie, maar uiteraard waren er parlementsleden die hun belangen in plantages in de Caraïben lieten voorgaan en dan valt de naam Jamaica algauw, rum en suiker.

 

De beweging die ijverde voor abolitionisme, afschaffing van de handel in mensen en het bezit van mensen is een belangrijke uiting van de vele discussies en conflicten die de Europese cultuur kenmerken, zoals er ook de bewegingen waren die streefden naar religieuze tolerantie, vrouwenrechten en stemrecht voor alle burgers, terwijl een zittende elite altijd weer argumenten vond om die bewegingen belachelijk te maken dan wel te stigmatiseren. Om daartoe te komen, diende men zich goed te documenteren en onderzoek te verrichten, op exploratie te gaan. Men kan terecht Vasco da Gama, Maghelaes en de Conquistadores, Jan Pieterszoon Coen hun status van helden ontnemen, hun leven en werken is er nu eenmaal en erover zwijgen levert niets op. En wat dan gezegd over James Cook, denken we dan? Wat Coen betreft, zijn rol in het uitbouwen van een VOC-macht in wat we nu kennen als Indonesië, kan men niet zien zonder zijn militaire activiteiten en zijn strijd tegen de Portugezen, maar ook de onderdrukking van de bevolking was hem niet te bar. Wij kunnen daar gemakkelijke morele verontwaardiging over uitspreken, het was – wellicht helaas – in de oorlog tegen Spanje, de Tachtigjarige oorlog, weet u nog – noodzakelijk dat de Republiek haar bezittingen – die men legitiem verworven achtte – door de VOC ook hardhandig liet verdedigen.

 

Het lijkt vandaag alleen maar mogelijk in de donkerste tinten over iemand als Coen te spreken, maar kan men de Geschiedenis van de Republiek begrijpen en evalueren zonder kennis te nemen van wat de VOC ondernomen heeft. Men kan de geweldenaren niet onder het tapijt vegen en alleen over heldenmoed spreken, men kan ook niet om de oorlogen met andere zeevarende naties heen. De vestiging van dominie in Brazilië en in de Oost was een vitale bron van macht, zoals ook de moedernegotie – dixit Johannes de Witt – van levensbelang was. De moedernegotie was de handel met landen aan de Baltische kusten, waar hout, vis en graan werd gehaald voor de Republiek die zelf niet over voldoende hout en vis kon beschikken. Ook graan was nodig. In ruil brachten schepen van de republiek kostbare specerijen uit het zuiden, wijn en andere producten. Er bestond immers een uitgebreid handelssysteem in Europa, terwijl men tegelijk moet vaststellen dat de handelspositie van opeenvolgend Brugge, Antwerpen en Amsterdam dan wel telkens voor snelle economische en demografische groei zorgde, voor de meeste inwoners in Europa was dit alles nog goed en wel onbereikbaar. De komst van chocolade, thee en koffie zou in de achttiende eeuw de toegankelijkheid doen toenemen, maar van een feitelijke globalisatie tot in de verst afgelegen dorpen en gehuchten was nog geen sprake, behalve net in de Nederlanden, de bredere omgeving van Londen en rond Parijs.

 

Een van de helderste kritieken tegen het koloniale rijk dat Engeland aan het uitbouwen was en waar Schotse ondernemende lieden veel voordeel bij hadden, kwam van Adam Smith, die men graag de oervader van het neo-liberalisme noemt, terwijl de moralist en economische denken heus wel zou huiveren mocht hij van die inzichten kennisnemen. Smith vond dat de koloniale aspiratie voor het moederland, Engeland noch voor de inwoners van de kolonie een goede zaak mocht heten, omdat in het moederland de economische activiteit afgeremd zou worden en meerwaardecreatie in de kolonie naar de verkeerde mensen zou gaan.

 

Ook Alexander von Humboldt, de ontdekkingsreiziger die het Noordoosten van Zuid-Amerika, Venezuela, Ecuador en Colombia bezocht, nadat hij in 1799 onverwacht octrooi had gekregen om die delen van de Spaanse kolonies te bezoeken. Hij zocht onder meer uit hoe de Amazone en de Orinoco met elkaar verbonden waren via een bifurcatie. Het onderzoek van von Humboldt leidde tot nieuwe inzichten over wat we later ecosystemen zijn gaan noemen en ook over de betekenis van klimaatgordels. Bij bezoeken aan de Verenigde Staten had von Humboldt ook gesprekken met de Amerikaanse president en andere hooggeplaatsten in de nog jonge Republiek. Von Humboldt verzette zich tegen kolonisatie, zoals Adam Smith en tegen slavernij, omdat hij vanuit zijn reizen in Venezuela en Columbia tot het inzicht gekomen was van de eenheid van de menselijke soort. Tot 1914 was Kosmos, het grote werk beschrijvende werk van von Humboldt in vijf delen dat in 1862 – postuum werd dat laatste deel uitgegeven – ook in de Nederlanden bekend, maar in België werd na WO I alles wat Duits was verdacht, ondanks de kwaliteiten van sommige werken. Na WO II werd over Kosmos noch von Humboldt gesproken, maar via Marcel Minnaert kwam ik referenties tegen die me naar deze bijzondere figuur brachten.

 

Moeten we het nog over James Cook hebben, die de Stille of Grote Oceaan in kaart bracht? Hier speelde, net als bij von Humboldt wel wat Mia Doornaert onder de aandacht brengen wilde, namelijk het onderzoek, de nieuwsgierigheid, al was er altijd nog materieel gewin dat gebruik kon maken van de ontdekkingen van Cook. Op zoek naar een terra incognita, Terra Australis voer hij vergeefs tot dicht tegen het poolijs van Antarctica op 71 ° ZB, maar vond wel heel wat andere eilanden in de Indische, Grote en Atlantische oceaan. Uiteraard nam ook hij eilanden in naam van de kroon in bezit, maar vooral zijn cartografische werk zou van blijvend belang blijven. En jawel, bij zijn landing op Hawaï ontstond er, na aanvankelijke blijken van welwillendheid onmin en er werd er geschoten. Tja, de mens en territoriumdrift blijft altijd wel opspelen. Als zoon van een arme boer werd James Cook uiteindelijk luitenant en commander bij de Royal Navy, die hem deze bijzondere opdrachten gaf, want cartografie is voor de scheepvaart uiteraard van groot belang. Hij probeerde ook een noordelijke doorvaart rond Noord-Amerika vinden maar vond de dood op Hawaï, toen hij na een mislukte zoektocht op het pakijs bij de Beringstraat was gebotst. Op Hawaï werd hij met vier opvarenden gedood.

 

Men kan niet zomaar beweren dat Europa, Europese landen, bestuurders, organisaties zoals VOC en Britse evenknie ervan geen winstoogmerken hadden en op zoek waren naar El Dorado, zoals de Conquistadores. Ze vonden dan maar de berg Potosi, de Zilverberg. Vanaf de achttiende eeuw werden Europese oorlogen ook in koloniale gebieden uitgevochten, onder meer de zevenjarige oorlog, waarbij in Noord-Amerika en India Frankrijk en Engeland in de clinch gingen en Engeland begon aan de uitbouw van het wereldrijk. Men kan dit alles betreuren, men kan voorbijgaan aan de dynamiek binnen Europa waarbij een vijandschap van twee eeuwen plots omgekeerd werd, maar ten gronde was men er zich van bewust dat gebiedswinst in Europa niet goed meer mogelijk was omdat er altijd weer nieuwe oorlogen kwamen. En de wereld bleek nu eenmaal zo groot. De exploitatie van koloniën werd al in de achttiende eeuw ter discussie gesteld, onder meer door Adam Smith, die liever zag dat men “eerlijke” handelsbetrekkingen zou ontwikkelen met de nieuwe wereld. De exploratie van de wereld en van de nog onbekende binnenlanden van Afrika, Azië en Noord-, Centraal- en Zuid-Amerika ging verder, onder meer de zoektocht naar de bronnen van de Nijl en van de Congorivier, de etnografische verkenningen waarvan mensen als Livingstone als ze terugkwamen in de beschaafde wereld melding maakten en schreven in belangrijke bladen.

 

Ontkennen evenwel dat er sprake was van wetenschappelijke nieuwsgierigheid, houdt evenmin stand. Zelfs missionarissen deden aan etnografisch onderzoek en lieten zich wel eens verleiden door de rijkdom aan inzichten die in de nieuw ontdekte gebieden bestonden. Ook in Congo werd aan etnografisch onderzoek gedaan en vaak genoeg werden deze  onderzoekers de uitgelezen pleitbezorgers van de gebieden die ze hadden bezocht, tegenstanders vooral van kolonialisme en slavernij. Een onderzoekers als Jan Vansina, die na WO II in Congo actief was als antropoloog en werkte aan geschiedschrijving voor samenlevingen die hun tradities via mondelinge overlevering overdragen, zijn al lang en breed vergeten.

 

Het beeld van de relatie tussen Europa en de voormalige gekoloniseerde gebieden blijft voorwerp van discussie, wat zeer te waarderen valt. Maar als een Europeaan alleen de zwarte legende wil lezen, dan kan hij ook de ontwikkelingen in de moederlanden niet altijd goed begrijpen. Dat de dekolonisatieoorlogen, zoals in Algerije en Vietnam het moederland, Frankrijk, niet in een gunstig daglicht zette en politici die meenden voor vooruitgang te staan, zich toch van wreedheid bedienden om de kolonie te behouden, moet men vooral goed begrijpen als het gevolg van nieuwe inzichten. Sinds de Quakers in Engeland en Voltaire in Frankrijk – zelf ook wel beschuldigd van betrokkenheid bij de driehoekshandel, maar dat heeft te maken met het lezen van briefwisseling, die niet helemaal bewaard is gebleven –, sinds de lezingen van Alexander von Humboldt en het werk van Darwin zijn de inzichten gewijzigd en dat ging niet zonder debat. In Duitsland ontstond na de eenmaking van 1870 een streven naar eigen Duitse kolonies, waarbij de inzichten van von Humboldt uit het oog verloren raakten, maakt duidelijk dat er altijd weer mensen opstonden die de schijnbare evidentie van kolonialisme en exploitatie van deze gebieden op basis van slavernij of iets wat er niet van te onderscheiden valt luid en klaar ter discussie stelden.

 

Tot slot moet men wel goed uitkijken met wat nu gaande is, want het zijn geen landen meer die grondstoffen en voedingsproducten exploiteren door lokale gemeenschappen tot slavernij te brengen – zonder de term of praktijk in te zetten –, wel ondernemingen die er na de dekolonisatie niet voor terugschrokken de bestuurders te misleiden en hun exploitaties zo goedkoop mogelijk bestierden,  vergetende dat een fair loon hun opbrengsten wellicht eerder zou ondersteunen dan beperken. Er was het voorbeeld, Henri Ford II, die zijn arbeiders voldoende loon gaf opdat ze een auto konden kopen en wist zijn collegae-ondernemers, concullega’s dus, ervan te overtuigen dat dit gunstig voor iedereen zou uitpakken. De New Deal van Franklin Delano Roosevelt ging verder op dat pad en toen de VS van de jaren 1936 – 1939 een periode van groeiende welvaart begon, die doorging – met de ups en downs eigen het kapitalistische bestel – tot het einde van de jaren zestig, bleef Washington op de achtergrond als het om kolonisatie ging, tot de oorlog in Vietnam de Amerikanen dwong Frankrijk af te lossen, werd de oorlog dan ook vooral een oorlog tegen het communisme.

 

Men kan de geschiedenis niet vatten in een eenduidige geschiedschrijving, waarin het voortdurende morele falen van Europa schering en inslag vormt, want zonder al dat bloedvergieten en de slavernij te ontkennen, bleek er ook meer aan de hand in de wereld. Winstbejag als drijfveer van de Europese exploratie van de wereld? Vanzelfsprekend, maar het getuigt evengoed van Eurocentrisme als men alleen de rol van Europa in beeld neemt. Egypte is nooit gekoloniseerd zoals ook de Arabische wereld pas na de val van het Ottomaanse rijk als mandaatgebieden werden ingepikt door het VK en Frankrijk. Geschiedenis schrijven betekent nu eenmaal dat men dat men wat niet passend vindt toch gaat onderzoeken en niet enkel waar men mee wil uitpakken.

 

Om een globaliserende benadering te ontwikkelen, iets waar historici als Arnold Toynbee een aanzet toe gegeven had, met zijn “A study of history” waarin hij de opgang en ondergang van beschavingen – dus niet van naties – beschreef, waarbij het niet, zoals bij Oscar Spengler uitloopt op een deterministische cyclus, waarbij elke beschaving vanzelf ten onder zou gaan. Zo leerde ik bij hem dat het aannemelijk is van een Europese, zeg West-Europese beschaving te spreken, die verschilt van de Orthodoxe beschaving in Rusland en de Balkan. Zijn theorie van “challenge-and-responses” waarbij minderheidsgroepen erin slagen op zware uitdagingen met een succesvol antwoord te komen, dan kan een beschaving bloeien, zoals de feodaliteit een antwoord was op de versnippering van het gebied bij gebrek aan een soevereine meester. Ook de uitweg die Portugal onder leiding van Hendrik de Zeevaarder vond om niet meer te rekenen op de Spaanse en Europese (verre) buren om tot ontwikkeling te komen kan men zo lezen. De zeevaartnatie  was geboren en zou tot na WO II een koloniale natie blijven, maar de gloriedagen lagen ver achter de horizon van de herinnering. Nu Angola onafhankelijk is, bleek het nogal wat rijkmakende grondstoffen te hebben, waar dan weer aasgieren uit Angola zelf en uit de rest van de wereld kwamen.

 

Tot slot, was het kolonialisme een succes of een bron van onheil, het zorgde in Europa en vooral de Republiek der Verenigde Provinciën en Engeland – iets later – voor grote bloei, die overigens ook duidelijk in het achterland van de havens voor welvaart zorgde. Dat men zich bediende van slavenhandel en slavenhouderij was en is een smet, maar men kan er niet aan voorbij dat het een antwoord was op een uitdaging, namelijk de beperkte toevoer van noodzakelijke specerijen. Nog geen eeuw later veranderden de voedingsgewoonten, maar Europa ging door met het exploreren en in bezit nemen van grondgebieden. Hoe we daar nu mee om zullen gaan, staat inderdaad ter discussie, met eenzijdige benaderingen komen we er echter niet.

 

Bart Haers   

 

 

 

 

 

 

 

Reacties

Populaire posts