Grote bestuurlijke aanwezigheid en burgerwrevel
Recensie
Crisis :
Een
essay over burgerlijke
Ontevredenheid
![]() |
Beatrice de Graaf zag ik dus in OP 1, een dagelijkse
praatbarak, waar toch wel eens een goede gast aanschuift. Zij was onder meer te
gast bij Zomergasten, in 2013 en sprak onder meer over de Puttense
vergeldingsactie van de Nazi’s, waar 662 mannen werden afgevoerd naar KZ Neuengamme,
zoals bij ons Tielt-Winge model staat voor de grondeloze repressie van de
bezetter. Maar evengoed is duidelijk dat onze leefomstandigheden van een totaal
andere orde zijn waarbij de overheid ook
zelf een andere invulling geeft aan haar opdracht, namelijk de burger meer
tegemoet treden. Toch is de burger ontevreden. Hoe dat kan, probeert de
historica uit te vinden en dat boeit ons.
De kwestie is dat we de laatste decennia bijna
voortdurend in een crisissfeer lijken te leven, die bij acute fases omslaat in
een crisisbesef. De vraag nu is wat de overheden kunnen doen in tijden van acute
dreiging en wezenlijk gevaar. Het overzicht dat we krijgen van de verandering
in de geesten sinds de Leidense Buskruitramp in 1807 over de Watersnoodramp in
1953 tot de coronapandemie in deze tijd, doordringt de lezer ervan dat de
politiek, het landsbestuur zich lang afzijdig hield van daadwerkelijke hulp, zodat
de lokale gemeenschappen bij al die overstromingen en pestepidemieën zelf het
heft in handen namen. Deze korte geschiedenis van het crisisbeheer laat zien hoe
na 1953 de verhoudingen veranderen: stonden burgers en overheden nog mooi naast
elkaar om schouder aan schouder de schade weg te werken en de kustbescherming te
versterken door kustlijn van de Schelde-Rijndelta te verkorten, met dammen en
ook het gigantische herculeswerk op de Oosterschelde waar nu bij zware storm de
schotten dicht kunnen, maar de Oosterschelde wel een zeearm is gebleven na decennialang
ageren van actiegroepen en onder meer ook Jan Terlouw.
Bij de Bijlmerramp in 1992 was de zoektocht naar
schuldigen lastig omdat gegevens van de Israëlische Luchtvaartmaatschappij
onvolledig bleken over de lading, maar de gevolgen van het neerstorten van het
vliegtuig waren voor de bewoners van de Bijlmer zwaarder dan viel te verwachten,
zo dachten de autoriteiten erover. Maar de grote schuldige bleek uit het
rapport van de Enquêtecommissie was dat de burgers de overheid verantwoordelijk
achtten, meer nog dan de bemanning van het vrachtvliegtuig. Het essay brengt
ons aan het nadenken of we nog wel rationeel aankijken tegen gebeurtenissen,
ook journalisten en commentatoren.
Zo waren de omstandigheden in de rusthuizen als gevolg
van de pandemie voor de bewoners, maar ook voor de familieleden en andere
omstanders zwaar tot zelfs onleefbaar. Men heeft de toenmalige minister, Wouter
Beke met alle beleidszonden beladen, terwijl daar niet voor het volle pond
aanleiding voor was, want eenmaal de werking van de besmettingen en een eerste
keer een daling werd bewerkt door de lockdown, konden bezoeken wel, behalve
waar de bestuursorganen van Rust- en Verzorgingshuizen strikte beperkingen bleven
hanteren, omdat ze in de eerste fase net niet tijdig hadden gereageerd en veel
sterfgevallen hadden gehad. Men koerste blind in de pandemie, zoals Mark Rutte
het stelde, maar geleidelijk begreep men beter wat er gebeuren moest, ofte wel bracht
voortschrijdend inzicht raad, waarbij burgers al dan niet bereid bleken de maatregelen
tot op de letter uit te voeren. Het viel mij op dat burgers wel degelijk het fundamentele
beginsel wel onderschreven dat besmetting voorkomen kon worden als men afstand
hield en samen in een besloten ruimte blijven niet aangewezen was, tenzij met een
mondmasker.
De pandemie overkwam ons, maar het viel niet mee dit
als een noodlot of in het ergste geval als een straf van een god te zien, want
er is geen reden waarom de overheid ons niet zou behoeden voor dergelijke calamiteiten.
Maar wie bereid is goed naar die toestanden te kijken, merkt dat zij die de
overheid graag de schuld van een ernstige situatie in de schoenen schuiven,
vaak ook mee een risicovolle omstandigheid in de hand werken. Dat geldt zeker
voor de gevolgen van de klimaatverandering, al had men ook duidelijker kunnen
maken dat de klimaatverandering die we nu meemaken inderdaad globaler blijkt en
het gevolg is van menselijke handelingen. Het hoeft geen god te zijn die de
hemel op ons hoofd doet terecht komen, maar wel is duidelijk dat onze omgang
met de natuur, de uitputting van de grond, de uitstoot van CO² en methaan – in de
landbouw – door de massaliteit ervan niet zonder gevolgen konden en kunnen blijven.
Maar zij die de klimaatverandering terug zouden willen schroeven, belagen nu
net de regering, terwijl we daar als Europese samenleving mee verantwoordelijk
voor zijn. Toch is duidelijk dat we geen consensus hebben gevonden tot hiertoe
over hoe belangrijk onze energieproductie in het aanjagen van de
klimaatverandering is, maar ook de keuzes die gemaakt hebben, waarbij
Kernenergie niet bij iedereen in de gratie stond en staat. Overigens vraag ik
mij af of men er zich rekenschap van gaf – tot voor de inval in Oekraïne door
Rusland – dat we ons geen zorgen leken te maken over de elektriciteits- en
gasprijzen.
Moeilijker nog, men zegde wel dat de overheid diende
aan te sturen op een energietransitie, maar nogal wat burgers werden boos omdat
men in België helemaal uit de thermonucleaire elektriciteitsproductie wilde
stappen, want men zegde dat dit oude technologie was, terwijl er af en toe
iemand van Greenpeace of andere milieubewegingen opstonden om vast te stellen
dat de nucleaire technologie in het raam van de energietransitie best wel
veelbelovend was en kon zijn. Die mensen werden afgeschoten. Maar het
bemoeilijkte wel het debat tussen overheid en burgers, de samenleving over wat
er moet gebeuren. In die zin denk ik dat het essay van Beatrice de Graaf best
wel meer deuren opent over hoe we voortdurend met elkaar in de clinch lijken te
gaan. Maar vooral wijst ze er terecht op dat hoewel de overheid steeds meer
domeinen van het leven en de samenleving tot beleidsdomeinen heeft verklaard,
de burger zelf het niet altijd eens is met al die bemoeienissen en zelfs
ronduit wantrouwig staat tegenover de overheden.
Inzoemend op de crises en hoe dat met de jaren
evolueerde naar een permanente staat van crisis merken op dat de overheid vaak
ter verantwoording geroepen wordt, zelfs als die nauwelijks betrokken was bij
het gebeuren, hoogstens in de rol van regelgever. Net de Bijlmerramp liet zien
dat de overheid zich weinig te verwijten had, toch zeker als het om ministers
in functie ging, net omdat het om een reguliere vlucht ging, waar de overheid
zelf nooit bij de afwikkeling betrokken is. Het valt ook op dat de overheden,
via instellingen als het KMI in België en het KNMI in Nederland vaker dan
vroeger risicowaarschuwingen afgeven. In 1995 werd in Gelderland, het
Rivierenland in de weken na 25 januari bedreigd door overstromingen en in
Limburg trad de Maas buiten de oevers. Mensen en vee werden uit de Bommelerwaard
en het Rivierenland geëvacueerd. Men kon op televisie – maar niet zo vaak via
de BRTn of de VRT – volgen hoe de situatie evolueerde. Nadat begin februari de
situatie stabiliseerde, werd de evacuatie afgeblazen, maar het was wel opvallend
dat het leek alsof de overheid voortvarend was opgetreden terwijl, indien de
dijken daadwerkelijk waren bezweken heel wat dorpen overspoeld waren geworden. Het
was dus ter voorkoming van een ramp dat de overheid tot de evacuatie – ook van
het vee – overging en dat mensen spraken van de “Hoogwatervakantie”.
Het is maar dat we van de overheid verwachten dat elke
hobbel onderweg tijdig wordt weggewerkt, maar vinden het geen waardering waard
als een echte ramp vermeden wordt. In België en Nederland zien we dat partijen
met een nogal duister mensbeeld graag het falen van de overheid in de verf
zetten, terwijl die overheid zich uit de naad werkt. Anderzijds zou men toch
eens beter kunnen kijken naar de toeslagenaffaire waar politici, Pieter Omtzigt
en Renske Leijten met parlementaire en schriftelijke vragen de overheid
gedwongen hebben toe te geven dat de overheid onbetrouwbaar is gebleken. Men
roept dan de Bulgarenfraude in, waarbij Bulgaren zich in Nederland lieten
inschrijven en toeslagen toekennen om dan terug te keren naar hun heimat en er
de revenuen zonder scrupules van inden. Dat klopt en de Tweede Kamer der
Staten-Generaal was terecht verontwaardigd want het gaat hier om toeslagenfraude.
Maar van de weeromstuit ging men mee in een strengere aanpak ten aanzien van mogelijke
andere fraudeurs. Zonder hun verweer maar te aanhoren werden mensen hun
toeslagen die ze volgens de regels hadden toegekend gekregen stopgezet en – wat
toch wel heel vergaand is – ook de reeds toegekende toeslagen teruggevorderd.
Regering en parlement, maar ook de media hadden lang geen oog voor de
wantoestanden, waarbij mensen hun woning en soms zelfs hun kinderen verloren
die uit huis werden genomen.
Mij heeft het niet verbaasd dat een overheid
ongelimiteerd handelen niet kon voorkomen omdat eens een “go” gegeven is,
iedereen meegaat en wie dat weigert wordt uit de gemeenschap van weldenkenden gestoten.
De Toeslagenaffaire zorgde bij burgers in Nederland niet echt voor veel
opschudding, vooral omdat men lang kon volhouden misstanden aan te pakken. Toen
eenmaal onomstotelijk kwam vast te staan dat de overheid, c.q. het ministerie
van Financiën en dat van Sociale Zaken in de fout waren gegaan omdat ze na het
startschot niet meer keken naar wat ze aanrichtten en zelfs niet aanvaardden
dat wie een terugvordering ontving verhaal zou halen. Maar deze schrijnende
onrechtvaardigheid werd niet zo een schandaal als de onrechtmatigheid van het
overheidsoptreden liet verhopen. Maar op dat punt nu was de publieke opinie met
vakantie en al haalde Pieter Omtzigt een fraai verkiezingsresultaat, al wilde
zelfs de Minister-president hem een andere goed betaalde job bezorgen, terwijl
net die man, een lid van CDA, ertoe in staat was gebleken zijn aanvankelijke
bedrijfsblindheid onder ogen te zien en dan met grote aandrang het ontrafelen
van de gebeurtenissen aan de orde wist te stellen en hij bleef, met Renske Leijten
de betrokkenen die geofferd waren op het altaar van de fraudebestrijding steunen
en hun zaak behartigen in de Kamer.
Het is opvallend dat deze affaire nu net niet zorgt
voor toenemende ontevredenheid van burgers, terwijl andere rampen waar de
overheid niet veel aan kon voorkomen of zelfs herstellen wel in het verkeerde
keelgat schieten. Beatrice de Graaf spit ook de mogelijkheden uit om te
voorkomen dat mensen zich de weldaden van de verzorgings- en voorzorgstaat wel
laten welgevallen maar de behoeders van dat bestel niet meer vertrouwen.
Terecht wijst de auteur van dit essay erop dat dit wel een paradoxale evolutie
moet heten, want men zou verwachten dat mensen weten hoe de staat opgetuigd
werd met nieuwe instrumenten om noden van de burgers tegemoet te komen, al weet
men dat niet altijd. Crisisbesef geldt dan wel vooral als er urgentie in het
spel is, zoals tijdens de pandemie het geval was en waar de overheden niet
altijd in staat bleken onmiddellijk de beste oplossing te bedenken. Dat er
sprake is geweest van misleiding en oplichting bij de aankoop van mondmaskers,
waar een partij beweerde dit volledig zonder winstoogmerk op te zetten, heeft
het herstel van vertrouwen verder geschaad, want hoe kan het dat de minister
erbij betrokken zijnde, niet weet dat er iets aan de knikker hangt.
Het heeft te maken met onze kijk op bestuur, waarbij
we geleerd hebben goed te kijken naar de gevolgen voor de eigen belangen,
mogelijkheden, inkomen etc. Kranten zullen na de bekendmaking van de begroting,
een voornemen over wat de staat zal doen het komende boekjaar de gevolgen voor
een paar typesituaties breed uitmeten en vooral als er moet gedokt worden mee
de bozige toon aanjagen. Omgekeerd zullen de baten wel eens genoemd worden,
maar niet te veel. Schandalen, waarbij politici publieke middelen
onoordeelkundig uitgeven, kunnen ook wel eens zorgen voor vurige reacties, maar
doorgaans gaat de onvrede om zaken die men ideologisch kan kleuren, zoals de
instroom van nieuwe immigranten en de kosten die dat met zich zou brengen. Dat
men nauwelijks ziet wat er onder het maaiveld gebeurt, mag niet deren, want als
mensen van alle uithoeken van de wereld het hier toch maken, dan is dat gauw
geweten, maar vooral als er betrokkenheid blijkt met criminaliteit zal breed
uitgesmeerd worden. Men kan begrijpen dat mensen veertig jaar geleden opkeken
toen zij in Gent in bepaalde wijken nieuwe bewoners zagen, maar dezer dagen
zijn het vooral nieuwe nieuwkomers die zich moeten verantwoorden en vooral wil
de overheid hen zo snel mogelijk integreren, zonder zich af te vragen hoe men
dat dan moet aanpakken.
De Oekraïners die kwamen na het begin van de oorlog
werden gastvrij opgevangen en vooral, streven er zelf naar zo snel mogelijk
eigen inkomsten te verwerven door te werken. Een deel van hen leerde sneller
dan verwacht Nederlands en wilde vooruit. Zelfs extreme partijen als Vlaams Belang
vond dit wel goede inwijkelingen wegens tijdelijk en herkenbaar, want
christelijk, zodat er daar niet van overrompeling gesproken werd, laat staat
van de vervanging van de ene bevolking door de andere. Dat de partij en gelijkgezinde
partijen in andere lidstaten van de EU hun afkeer blijven uiten van
Noord-Afrikaanse inwijking, mag niet echt verbazen, toch merkt men dat partijen
al eens water bij de wijn doen, om niet helemaal onder een politiek ostracisme
in de knel gehouden te worden. Was Pim Fortuyn een ongeleid projectiel en behoorde hij tot de intellectuele elite, dan
gaf hij graag blijk van zijn onvrede met het gedrag van die elite en met het
bestuur van het land. Maar kon of kan een nieuwkomer in het
politiek-administratieve kluwen van de beleidsvoering zomaar de gang van zaken
beïnvloeden, laat staan grondig hervormen? En belangrijk, zo stelde ik mij
althans de vraag na het beruchte debat na de gemeenteraadsverkiezingen in
Nederland in maart 2002 of de burgers zich wel zouden vinden in de hervormingen
van Pim Fortuyn. Zoals de Graaf schrijft, maakte die partij zich meester van
het crisisbesef dat metterdaad permanent was geworden en waar de overheid
altijd weer nieuwe instrumenten voor diende te ontwikkelen. Intussen zou de uil
van Minerva toekijken op de ondergang van Europa, door schuldig verzuim
uiteraard. Maar is dat wel zo?
Het is maar de vraag, denk ik, of we nog wel weten –
zelfs nu – hoe de crises die op ons af komen, te maken hebben met het
overheidshandelen. Het is wel zo dat allerlei kringen, van ondernemers en
bedrijvenbestuurders – commissarissen met meerdere mandaten – maar evengoed
vakbonden hun visie op de overheid graag delen en daarbij graag aanwijzen waar
de overheid voor hun achterban faalt. Te vrezen valt dat men – dus ook ik – een
gefragmenteerd beeld heeft van de agenda van de overheid, waarbij burgers zich
gingen ergeren aan de overheid die opriep en oproept tot soberheid, de eerste
keer dus ten tijde van de oliecrisis en de autoloze zondagen en verder in deze
tijd, als gevolg van de oorlog in Oekraïne, waarbij de overheid nu net de
burgers tegemoet wil komen, om de koopkracht op
peil te houden. Het is begrijpelijk dat we ons slechts gedeeltelijk van
de vele functies van de overheid bewust worden en hoeveel er geregeld wordt. In
België was de kampioen van het “ontvetten” van de staat, Guy Verhofstadt tijdens
zijn regeringsperiode mee verantwoordelijk voor heel wat nieuwe regelgeving en
voor de kernuitstap. “Après nou le déluge”? Feit is dat geen enkele partij die blij
gezind meegebouwd had aan het kernreactorenpark in Doel en Tihange, dus zowel
liberalen, socialisten als christendemocraten de gedachte ook maar even vasthielden
dat ze daarmee een zekere energiebron lieten varen. Meer nog, het voortbestaan
van die capaciteit van 7 kerncentrales leek geen groot maatschappelijk debat
waard en Groen liet niet na op de gevaren te wijzen. Als we op een dag met een
langdurige black-out te maken krijgen, omdat de productie te instabiel is en de
nodige investeringen in hoogspanningslijnen niet afdoende uitgevoerd werden.
Beatrice de Graaf geeft eens te meer aanleiding tot
nadenken over hoe we in deze tijd het
maatschappelijke welbevinden evalueren en ook de individuele waardering van het
leven in Nederland, België of Duitsland. Het blijft moeilijk om bij omvattende
crisis in Nederland het huis van Thorbecke te verlaten en niet alle antwoorden
op een crisissituatie op het niveau van de gemeenten en vervolgens de
provincies en pas in laatste instantie landelijk beleid te ontwikkelen. In
België en Frankrijk lijkt men dan weer meer te verwachten van de gouverneurs,
respectievelijk de prefecture die bij
rampen optreden en hulp te dienen, waarbij men kan vaststellen dat zo een
gouverneur ook optreedt bij langdurige droogte. Bij de zware regenval in Wallonië
in juli vorig jaar was de ontreddering groot bij wie getroffen werd in de
vallei van de Vesder, maar ook bij de overheden kon men niet om de ontreddering
heen en de onmacht zoveel schade tegelijk te behandelen. Tegelijk zag men tot
ieders verbazing dat vanuit Vlaanderen niet alleen brandweerteams werden
aangevoerd, maar ook burgers gingen algauw helpen om de oevers van rivieren op
te ruimen en mensen te helpen, door mee te helpen de waterschade op te ruimen
in huizen, waar mogelijk nutsvoorzieningen binnen de huizen te herstellen, waar
sommigen nu nog regelmatig voor naar getroffenen trekken. De overheid gaf op
het eerste zicht verstek. Hier was landelijke ondersteuning nuttig geweest maar
de Civiele Bescherming of Burgerbescherming werd gerationaliseerd en kon niet
meer snel ter plaatse komen. Maar ik heb behalve de burgemeesters die een kazerne
in hun gemeente opgedoekt zagen maar weinig mensen horen klagen dat het onzinnig
mocht heten dat de Civiele Bescherming gerationaliseerd werd.
Er kan spanning zijn tussen burgers en overheid over
wat de ene verlangt en de andere van belang acht. Bij crisissituaties is het
nuttig dat burgers en overheden weten dat er wederzijds vertrouwen is, maar Beatrice
de Graaf is niet de enige die vast diende te stellen dat de burger de overheid wantrouwt,
maar ook de overheid voerde in de loop van de pandemie wel eens maatregelen in
die getuigen van wantrouwen ten aanzien van de burger, die niet genoeg crisisbesef
aan de dag zou leggen. Maar bij rampen als de Bijlmer of de Regenbom boven de
Vesder zien we hoe erg het is, wanneer algauw de onmacht van de overheid op
straat ligt, zeker als het over preventie gaat of als de bevoegde diensten
uitgekleed werden.
De ontevredenheid van burgers valt dan ook niet
helemaal te rijmen met de crisis die ons al enige tijd bezoeken, maar van de
bankencrisis hebben we minder last gehad dan men in september 2008 had mogen
vrezen, terwijl de terreurdreiging een langdurige onzekerheid lijkt te wekken,
al blijkt niemand de laatste tijd nog echt actief bezig te zijn met die
dreiging, behalve de OCAD in België en een gelijkaardige instelling in
Nederland, De Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid, maar een andere
sector, die van het drugs gerelateerde geweld zorgt ook al enige tijd voor
onrust en voor aarzelend optreden, want als een advocaat en een mediafiguur/misdaadverslaggever
vermoord worden, dan komt het onzichtbare toch aan de oppervlakte, maar het
blijkt moeilijk de vraag naar drugs, cocaïne en andere in te perken, terwijl het
geweld in Noord-Brabant en de straten van Antwerpen niemand onberoerd zou mogen laten.
Kan ik veel in dit essay onderschrijven, vooral omdat
het aanzet opnieuw na te denken over de recente geschiedenis. Kwam ik met
andere cases aandraven, dan net omdat Beatrice de Graaf wel dwingt na te denken
over de vraag waarom we zo ontevreden, verongelijkt naar de overheid kijken.
Misschien zou het helpen als de media met een meer informatieve benadering naar
de instellingen zouden kijken, zoals bijvoorbeeld het leger, de Koninklijke Academie
voor Wetenschappen of de zorg voor mensen met een beperking, wat een kritische
blik niet uitsluit. Of we mensen die
vinden dat deze wereld naar de verdoemenis zal gaan, als we niet beter
uitkijken, met dit essay kunnen bereiken, valt te bezien, maar we krijgen wel
de kans over veel wat gebeurd is opnieuw na te denken en misschien meer
waardering op te brengen voor politiek en administratie, behalve als men
slachtoffer is van de Toeslagenaffaire.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten