Grote bestuurlijke aanwezigheid en burgerwrevel

 

Recensie

 

 

Crisis :

Een essay over burgerlijke

Ontevredenheid

 

 

  Beatrice de Graaf. Crisis. Uitgeverij Prometheus.      64 pp. prijs : 4,99 €



Beatrice de Graaf zag ik dus in OP 1, een dagelijkse praatbarak, waar toch wel eens een goede gast aanschuift. Zij was onder meer te gast bij Zomergasten, in 2013 en sprak onder meer over de Puttense vergeldingsactie van de Nazi’s, waar 662 mannen werden afgevoerd naar KZ Neuengamme, zoals bij ons Tielt-Winge model staat voor de grondeloze repressie van de bezetter. Maar evengoed is duidelijk dat onze leefomstandigheden van een totaal andere orde zijn waarbij de overheid  ook zelf een andere invulling geeft aan haar opdracht, namelijk de burger meer tegemoet treden. Toch is de burger ontevreden. Hoe dat kan, probeert de historica uit te vinden en dat boeit ons.

 

De kwestie is dat we de laatste decennia bijna voortdurend in een crisissfeer lijken te leven, die bij acute fases omslaat in een crisisbesef. De vraag nu is wat de overheden kunnen doen in tijden van acute dreiging en wezenlijk gevaar. Het overzicht dat we krijgen van de verandering in de geesten sinds de Leidense Buskruitramp in 1807 over de Watersnoodramp in 1953 tot de coronapandemie in deze tijd, doordringt de lezer ervan dat de politiek, het landsbestuur zich lang afzijdig hield van daadwerkelijke hulp, zodat de lokale gemeenschappen bij al die overstromingen en pestepidemieën zelf het heft in handen namen. Deze korte geschiedenis van het crisisbeheer laat zien hoe na 1953 de verhoudingen veranderen: stonden burgers en overheden nog mooi naast elkaar om schouder aan schouder de schade weg te werken en de kustbescherming te versterken door kustlijn van de Schelde-Rijndelta te verkorten, met dammen en ook het gigantische herculeswerk op de Oosterschelde waar nu bij zware storm de schotten dicht kunnen, maar de Oosterschelde wel een zeearm is gebleven na decennialang ageren van actiegroepen en onder meer ook Jan Terlouw.

 

Bij de Bijlmerramp in 1992 was de zoektocht naar schuldigen lastig omdat gegevens van de Israëlische Luchtvaartmaatschappij onvolledig bleken over de lading, maar de gevolgen van het neerstorten van het vliegtuig waren voor de bewoners van de Bijlmer zwaarder dan viel te verwachten, zo dachten de autoriteiten erover. Maar de grote schuldige bleek uit het rapport van de Enquêtecommissie was dat de burgers de overheid verantwoordelijk achtten, meer nog dan de bemanning van het vrachtvliegtuig. Het essay brengt ons aan het nadenken of we nog wel rationeel aankijken tegen gebeurtenissen, ook journalisten en commentatoren.

 

Zo waren de omstandigheden in de rusthuizen als gevolg van de pandemie voor de bewoners, maar ook voor de familieleden en andere omstanders zwaar tot zelfs onleefbaar. Men heeft de toenmalige minister, Wouter Beke met alle beleidszonden beladen, terwijl daar niet voor het volle pond aanleiding voor was, want eenmaal de werking van de besmettingen en een eerste keer een daling werd bewerkt door de lockdown, konden bezoeken wel, behalve waar de bestuursorganen van Rust- en Verzorgingshuizen strikte beperkingen bleven hanteren, omdat ze in de eerste fase net niet tijdig hadden gereageerd en veel sterfgevallen hadden gehad. Men koerste blind in de pandemie, zoals Mark Rutte het stelde, maar geleidelijk begreep men beter wat er gebeuren moest, ofte wel bracht voortschrijdend inzicht raad, waarbij burgers al dan niet bereid bleken de maatregelen tot op de letter uit te voeren. Het viel mij op dat burgers wel degelijk het fundamentele beginsel wel onderschreven dat besmetting voorkomen kon worden als men afstand hield en samen in een besloten ruimte blijven niet aangewezen was, tenzij met een mondmasker.

 

De pandemie overkwam ons, maar het viel niet mee dit als een noodlot of in het ergste geval als een straf van een god te zien, want er is geen reden waarom de overheid ons niet zou behoeden voor dergelijke calamiteiten. Maar wie bereid is goed naar die toestanden te kijken, merkt dat zij die de overheid graag de schuld van een ernstige situatie in de schoenen schuiven, vaak ook mee een risicovolle omstandigheid in de hand werken. Dat geldt zeker voor de gevolgen van de klimaatverandering, al had men ook duidelijker kunnen maken dat de klimaatverandering die we nu meemaken inderdaad globaler blijkt en het gevolg is van menselijke handelingen. Het hoeft geen god te zijn die de hemel op ons hoofd doet terecht komen, maar wel is duidelijk dat onze omgang met de natuur, de uitputting van de grond, de uitstoot van CO² en methaan – in de landbouw – door de massaliteit ervan niet zonder gevolgen konden en kunnen blijven. Maar zij die de klimaatverandering terug zouden willen schroeven, belagen nu net de regering, terwijl we daar als Europese samenleving mee verantwoordelijk voor zijn. Toch is duidelijk dat we geen consensus hebben gevonden tot hiertoe over hoe belangrijk onze energieproductie in het aanjagen van de klimaatverandering is, maar ook de keuzes die gemaakt hebben, waarbij Kernenergie niet bij iedereen in de gratie stond en staat. Overigens vraag ik mij af of men er zich rekenschap van gaf – tot voor de inval in Oekraïne door Rusland – dat we ons geen zorgen leken te maken over de elektriciteits- en gasprijzen.

 

Moeilijker nog, men zegde wel dat de overheid diende aan te sturen op een energietransitie, maar nogal wat burgers werden boos omdat men in België helemaal uit de thermonucleaire elektriciteitsproductie wilde stappen, want men zegde dat dit oude technologie was, terwijl er af en toe iemand van Greenpeace of andere milieubewegingen opstonden om vast te stellen dat de nucleaire technologie in het raam van de energietransitie best wel veelbelovend was en kon zijn. Die mensen werden afgeschoten. Maar het bemoeilijkte wel het debat tussen overheid en burgers, de samenleving over wat er moet gebeuren. In die zin denk ik dat het essay van Beatrice de Graaf best wel meer deuren opent over hoe we voortdurend met elkaar in de clinch lijken te gaan. Maar vooral wijst ze er terecht op dat hoewel de overheid steeds meer domeinen van het leven en de samenleving tot beleidsdomeinen heeft verklaard, de burger zelf het niet altijd eens is met al die bemoeienissen en zelfs ronduit wantrouwig staat tegenover de overheden.

 

Inzoemend op de crises en hoe dat met de jaren evolueerde naar een permanente staat van crisis merken op dat de overheid vaak ter verantwoording geroepen wordt, zelfs als die nauwelijks betrokken was bij het gebeuren, hoogstens in de rol van regelgever. Net de Bijlmerramp liet zien dat de overheid zich weinig te verwijten had, toch zeker als het om ministers in functie ging, net omdat het om een reguliere vlucht ging, waar de overheid zelf nooit bij de afwikkeling betrokken is. Het valt ook op dat de overheden, via instellingen als het KMI in België en het KNMI in Nederland vaker dan vroeger risicowaarschuwingen afgeven. In 1995 werd in Gelderland, het Rivierenland in de weken na 25 januari bedreigd door overstromingen en in Limburg trad de Maas buiten de oevers. Mensen en vee werden uit de Bommelerwaard en het Rivierenland geëvacueerd. Men kon op televisie – maar niet zo vaak via de BRTn of de VRT – volgen hoe de situatie evolueerde. Nadat begin februari de situatie stabiliseerde, werd de evacuatie afgeblazen, maar het was wel opvallend dat het leek alsof de overheid voortvarend was opgetreden terwijl, indien de dijken daadwerkelijk waren bezweken heel wat dorpen overspoeld waren geworden. Het was dus ter voorkoming van een ramp dat de overheid tot de evacuatie – ook van het vee – overging en dat mensen spraken van de “Hoogwatervakantie”.

 

Het is maar dat we van de overheid verwachten dat elke hobbel onderweg tijdig wordt weggewerkt, maar vinden het geen waardering waard als een echte ramp vermeden wordt. In België en Nederland zien we dat partijen met een nogal duister mensbeeld graag het falen van de overheid in de verf zetten, terwijl die overheid zich uit de naad werkt. Anderzijds zou men toch eens beter kunnen kijken naar de toeslagenaffaire waar politici, Pieter Omtzigt en Renske Leijten met parlementaire en schriftelijke vragen de overheid gedwongen hebben toe te geven dat de overheid onbetrouwbaar is gebleken. Men roept dan de Bulgarenfraude in, waarbij Bulgaren zich in Nederland lieten inschrijven en toeslagen toekennen om dan terug te keren naar hun heimat en er de revenuen zonder scrupules van inden. Dat klopt en de Tweede Kamer der Staten-Generaal was terecht verontwaardigd want het gaat hier om toeslagenfraude. Maar van de weeromstuit ging men mee in een strengere aanpak ten aanzien van mogelijke andere fraudeurs. Zonder hun verweer maar te aanhoren werden mensen hun toeslagen die ze volgens de regels hadden toegekend gekregen stopgezet en – wat toch wel heel vergaand is – ook de reeds toegekende toeslagen teruggevorderd. Regering en parlement, maar ook de media hadden lang geen oog voor de wantoestanden, waarbij mensen hun woning en soms zelfs hun kinderen verloren die uit huis werden genomen.

 

Mij heeft het niet verbaasd dat een overheid ongelimiteerd handelen niet kon voorkomen omdat eens een “go” gegeven is, iedereen meegaat en wie dat weigert wordt uit de gemeenschap van weldenkenden gestoten. De Toeslagenaffaire zorgde bij burgers in Nederland niet echt voor veel opschudding, vooral omdat men lang kon volhouden misstanden aan te pakken. Toen eenmaal onomstotelijk kwam vast te staan dat de overheid, c.q. het ministerie van Financiën en dat van Sociale Zaken in de fout waren gegaan omdat ze na het startschot niet meer keken naar wat ze aanrichtten en zelfs niet aanvaardden dat wie een terugvordering ontving verhaal zou halen. Maar deze schrijnende onrechtvaardigheid werd niet zo een schandaal als de onrechtmatigheid van het overheidsoptreden liet verhopen. Maar op dat punt nu was de publieke opinie met vakantie en al haalde Pieter Omtzigt een fraai verkiezingsresultaat, al wilde zelfs de Minister-president hem een andere goed betaalde job bezorgen, terwijl net die man, een lid van CDA, ertoe in staat was gebleken zijn aanvankelijke bedrijfsblindheid onder ogen te zien en dan met grote aandrang het ontrafelen van de gebeurtenissen aan de orde wist te stellen en hij bleef, met Renske Leijten de betrokkenen die geofferd waren op het altaar van de fraudebestrijding steunen en hun zaak behartigen in de Kamer.

 

Het is opvallend dat deze affaire nu net niet zorgt voor toenemende ontevredenheid van burgers, terwijl andere rampen waar de overheid niet veel aan kon voorkomen of zelfs herstellen wel in het verkeerde keelgat schieten. Beatrice de Graaf spit ook de mogelijkheden uit om te voorkomen dat mensen zich de weldaden van de verzorgings- en voorzorgstaat wel laten welgevallen maar de behoeders van dat bestel niet meer vertrouwen. Terecht wijst de auteur van dit essay erop dat dit wel een paradoxale evolutie moet heten, want men zou verwachten dat mensen weten hoe de staat opgetuigd werd met nieuwe instrumenten om noden van de burgers tegemoet te komen, al weet men dat niet altijd. Crisisbesef geldt dan wel vooral als er urgentie in het spel is, zoals tijdens de pandemie het geval was en waar de overheden niet altijd in staat bleken onmiddellijk de beste oplossing te bedenken. Dat er sprake is geweest van misleiding en oplichting bij de aankoop van mondmaskers, waar een partij beweerde dit volledig zonder winstoogmerk op te zetten, heeft het herstel van vertrouwen verder geschaad, want hoe kan het dat de minister erbij betrokken zijnde, niet weet dat er iets aan de knikker hangt.

 

Het heeft te maken met onze kijk op bestuur, waarbij we geleerd hebben goed te kijken naar de gevolgen voor de eigen belangen, mogelijkheden, inkomen etc. Kranten zullen na de bekendmaking van de begroting, een voornemen over wat de staat zal doen het komende boekjaar de gevolgen voor een paar typesituaties breed uitmeten en vooral als er moet gedokt worden mee de bozige toon aanjagen. Omgekeerd zullen de baten wel eens genoemd worden, maar niet te veel. Schandalen, waarbij politici publieke middelen onoordeelkundig uitgeven, kunnen ook wel eens zorgen voor vurige reacties, maar doorgaans gaat de onvrede om zaken die men ideologisch kan kleuren, zoals de instroom van nieuwe immigranten en de kosten die dat met zich zou brengen. Dat men nauwelijks ziet wat er onder het maaiveld gebeurt, mag niet deren, want als mensen van alle uithoeken van de wereld het hier toch maken, dan is dat gauw geweten, maar vooral als er betrokkenheid blijkt met criminaliteit zal breed uitgesmeerd worden. Men kan begrijpen dat mensen veertig jaar geleden opkeken toen zij in Gent in bepaalde wijken nieuwe bewoners zagen, maar dezer dagen zijn het vooral nieuwe nieuwkomers die zich moeten verantwoorden en vooral wil de overheid hen zo snel mogelijk integreren, zonder zich af te vragen hoe men dat dan moet aanpakken.

 

De Oekraïners die kwamen na het begin van de oorlog werden gastvrij opgevangen en vooral, streven er zelf naar zo snel mogelijk eigen inkomsten te verwerven door te werken. Een deel van hen leerde sneller dan verwacht Nederlands en wilde vooruit. Zelfs extreme partijen als Vlaams Belang vond dit wel goede inwijkelingen wegens tijdelijk en herkenbaar, want christelijk, zodat er daar niet van overrompeling gesproken werd, laat staat van de vervanging van de ene bevolking door de andere. Dat de partij en gelijkgezinde partijen in andere lidstaten van de EU hun afkeer blijven uiten van Noord-Afrikaanse inwijking, mag niet echt verbazen, toch merkt men dat partijen al eens water bij de wijn doen, om niet helemaal onder een politiek ostracisme in de knel gehouden te worden. Was Pim Fortuyn een ongeleid projectiel en  behoorde hij tot de intellectuele elite, dan gaf hij graag blijk van zijn onvrede met het gedrag van die elite en met het bestuur van het land. Maar kon of kan een nieuwkomer in het politiek-administratieve kluwen van de beleidsvoering zomaar de gang van zaken beïnvloeden, laat staan grondig hervormen? En belangrijk, zo stelde ik mij althans de vraag na het beruchte debat na de gemeenteraadsverkiezingen in Nederland in maart 2002 of de burgers zich wel zouden vinden in de hervormingen van Pim Fortuyn. Zoals de Graaf schrijft, maakte die partij zich meester van het crisisbesef dat metterdaad permanent was geworden en waar de overheid altijd weer nieuwe instrumenten voor diende te ontwikkelen. Intussen zou de uil van Minerva toekijken op de ondergang van Europa, door schuldig verzuim uiteraard. Maar is dat wel zo?

 

Het is maar de vraag, denk ik, of we nog wel weten – zelfs nu – hoe de crises die op ons af komen, te maken hebben met het overheidshandelen. Het is wel zo dat allerlei kringen, van ondernemers en bedrijvenbestuurders – commissarissen met meerdere mandaten – maar evengoed vakbonden hun visie op de overheid graag delen en daarbij graag aanwijzen waar de overheid voor hun achterban faalt. Te vrezen valt dat men – dus ook ik – een gefragmenteerd beeld heeft van de agenda van de overheid, waarbij burgers zich gingen ergeren aan de overheid die opriep en oproept tot soberheid, de eerste keer dus ten tijde van de oliecrisis en de autoloze zondagen en verder in deze tijd, als gevolg van de oorlog in Oekraïne, waarbij de overheid nu net de burgers tegemoet wil komen, om de koopkracht op  peil te houden. Het is begrijpelijk dat we ons slechts gedeeltelijk van de vele functies van de overheid bewust worden en hoeveel er geregeld wordt. In België was de kampioen van het “ontvetten” van de staat, Guy Verhofstadt tijdens zijn regeringsperiode mee verantwoordelijk voor heel wat nieuwe regelgeving en voor de kernuitstap. “Après nou le déluge”? Feit is dat geen enkele partij die blij gezind meegebouwd had aan het kernreactorenpark in Doel en Tihange, dus zowel liberalen, socialisten als christendemocraten de gedachte ook maar even vasthielden dat ze daarmee een zekere energiebron lieten varen. Meer nog, het voortbestaan van die capaciteit van 7 kerncentrales leek geen groot maatschappelijk debat waard en Groen liet niet na op de gevaren te wijzen. Als we op een dag met een langdurige black-out te maken krijgen, omdat de productie te instabiel is en de nodige investeringen in hoogspanningslijnen niet afdoende uitgevoerd werden.

 

Beatrice de Graaf geeft eens te meer aanleiding tot nadenken over hoe we in deze tijd  het maatschappelijke welbevinden evalueren en ook de individuele waardering van het leven in Nederland, België of Duitsland. Het blijft moeilijk om bij omvattende crisis in Nederland het huis van Thorbecke te verlaten en niet alle antwoorden op een crisissituatie op het niveau van de gemeenten en vervolgens de provincies en pas in laatste instantie landelijk beleid te ontwikkelen. In België en Frankrijk lijkt men dan weer meer te verwachten van de gouverneurs, respectievelijk de prefecture  die bij rampen optreden en hulp te dienen, waarbij men kan vaststellen dat zo een gouverneur ook optreedt bij langdurige droogte. Bij de zware regenval in Wallonië in juli vorig jaar was de ontreddering groot bij wie getroffen werd in de vallei van de Vesder, maar ook bij de overheden kon men niet om de ontreddering heen en de onmacht zoveel schade tegelijk te behandelen. Tegelijk zag men tot ieders verbazing dat vanuit Vlaanderen niet alleen brandweerteams werden aangevoerd, maar ook burgers gingen algauw helpen om de oevers van rivieren op te ruimen en mensen te helpen, door mee te helpen de waterschade op te ruimen in huizen, waar mogelijk nutsvoorzieningen binnen de huizen te herstellen, waar sommigen nu nog regelmatig voor naar getroffenen trekken. De overheid gaf op het eerste zicht verstek. Hier was landelijke ondersteuning nuttig geweest maar de Civiele Bescherming of Burgerbescherming werd gerationaliseerd en kon niet meer snel ter plaatse komen. Maar ik heb behalve de burgemeesters die een kazerne in hun gemeente opgedoekt zagen maar weinig mensen horen klagen dat het onzinnig mocht heten dat de Civiele Bescherming gerationaliseerd werd.

 

Er kan spanning zijn tussen burgers en overheid over wat de ene verlangt en de andere van belang acht. Bij crisissituaties is het nuttig dat burgers en overheden weten dat er wederzijds vertrouwen is, maar Beatrice de Graaf is niet de enige die vast diende te stellen dat de burger de overheid wantrouwt, maar ook de overheid voerde in de loop van de pandemie wel eens maatregelen in die getuigen van wantrouwen ten aanzien van de burger, die niet genoeg crisisbesef aan de dag zou leggen. Maar bij rampen als de Bijlmer of de Regenbom boven de Vesder zien we hoe erg het is, wanneer algauw de onmacht van de overheid op straat ligt, zeker als het over preventie gaat of als de bevoegde diensten uitgekleed werden.

 

De ontevredenheid van burgers valt dan ook niet helemaal te rijmen met de crisis die ons al enige tijd bezoeken, maar van de bankencrisis hebben we minder last gehad dan men in september 2008 had mogen vrezen, terwijl de terreurdreiging een langdurige onzekerheid lijkt te wekken, al blijkt niemand de laatste tijd nog echt actief bezig te zijn met die dreiging, behalve de OCAD in België en een gelijkaardige instelling in Nederland, De Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid, maar een andere sector, die van het drugs gerelateerde geweld zorgt ook al enige tijd voor onrust en voor aarzelend optreden, want als een advocaat en een mediafiguur/misdaadverslaggever vermoord worden, dan komt het onzichtbare toch aan de oppervlakte, maar het blijkt moeilijk de vraag naar drugs, cocaïne en andere in te perken, terwijl het geweld in Noord-Brabant en de straten van Antwerpen niemand onberoerd  zou mogen laten.

 

Kan ik veel in dit essay onderschrijven, vooral omdat het aanzet opnieuw na te denken over de recente geschiedenis. Kwam ik met andere cases aandraven, dan net omdat Beatrice de Graaf wel dwingt na te denken over de vraag waarom we zo ontevreden, verongelijkt naar de overheid kijken. Misschien zou het helpen als de media met een meer informatieve benadering naar de instellingen zouden kijken, zoals bijvoorbeeld het leger, de Koninklijke Academie voor Wetenschappen of de zorg voor mensen met een beperking, wat een kritische blik  niet uitsluit. Of we mensen die vinden dat deze wereld naar de verdoemenis zal gaan, als we niet beter uitkijken, met dit essay kunnen bereiken, valt te bezien, maar we krijgen wel de kans over veel wat gebeurd is opnieuw na te denken en misschien meer waardering op te brengen voor politiek en administratie, behalve als men slachtoffer is van de Toeslagenaffaire.  

 

Bart Haers  

Reacties

Populaire posts