Vrije Media van belang, zelfs met verbeterpunten
Kritiek
Wat Journalistiek vermag
Karl Vannieuwkerke maakte met Vive le Vélo jarenlang leuke programma’s op de VRT tijdens de Tour en bij gelegenheid – lees: wanneer Belgische kleppers de concurrentie naar huis rijdt – ook bij andere grote wielergebeurtenissen. Is de presentator een entertainer of een journalist. Tja, welke waarheidsvinding is er aan de orde? Er is bij de VRT ook nog een ander programma rond wielrennen en er is rond het voetbal Extra Time, waar voetbalanalisten het beste van zichzelf geven. Is de presentator een journalist? Maar er is erger aan de hand. In Nederland kan Ongehoord Nederland via het Openbare Omroepbestel vrijuit complottheorietjes debiteren en krijgt Thierry Baudet om de haverklap het woord om zijn sympathie voor Poetin te etaleren. Gaat het nog om journalistiek?
Journalistiek heeft te maken met waarheidsvinding en
het ontrafelen van wat niet zo gemakkelijk te vatten valt. Toen ik een boek las
van Philipp Metcalfe, 1933, kwam mij het verschil tussen de propagandamachines
zoals die van de Nazi’s, maar ook van Katholieken huize en andere, de
marxisten, tegenover wat men als journalistiek werk kan waarderen helder voor.
Het probleem waar ik toen mee, einde jaren 1980, worstelde was hoe het bijna
evident leek dat linkse propaganda goed en goedbedoeld mocht heten, terwijl informatie
van rechtse bronnen vanzelf rechtse propaganda was en dus uiteraard misplaatst
moest heten. Wie rapporten zag van het VBO of van grote bedrijven, die vaak
goed gemaakt bleken, zag dat het doel van die jaarverslagen uiteraard was de
posities van het VBO over het industrieel en handelsbeleid beter toe te
lichten. Maar vaak kwam dat niet in de krant en dat leek me een gemis. Vaak
putte men eruit om de eigen socialistische remedies aan te prijzen. En ja, België
wilde lid worden van de Eengemaakte munt en moest dus besparen.
Journalistiek kan zichzelf verliezen in overwaardering
van fenomenen of net gebeurtenissen geen aandacht wensen te schenken niet relevant.
De oude VRT was wat stijfdeftig en volksverheffend, maar toen die opdracht wegviel,
kwamen de Kampioenen – merk op dat de creatie van amusement ook mee het medium
en merkt tekent. Daarom is een meer veelkleurige journalistiek en dito media
noodzakelijk. Men klaagt in deze dat Hongarije en Polen de persvrijheid aan
banden hebben gelegd en die klacht is
gegrond, terwijl intussen twee mediabedrijven, Mediahuis en DPG Media, met dan
nog Knack als autonoom bedrijf ten aanzien van het duopolie, de Vlaamse
mediamarkt beheersen en dat beiden ook in Nederland stevig voet aan de grond hebben.
Die concentratie van mediaplatformen in een beperkt aantal handen is geen
gezonde situatie als het om persvrijheid gaat. Nu geldt wel dat er tussen de
directiekamers van de kranten en omroepen enerzijds en de bestuurskamer van de
vennootschap een scherp onderscheid bestaat en de bestuurders zich niet met de
journalistieke activiteiten bezighouden. Maar het is wat krakkemikkig want de
kwaliteit van de journalistiek kan toch invloed hebben op de verkoop van
abonnementen en losse exemplaren. Maar eerder dan om kwaliteit gaat het om een
huisstijl, om populariteit en van zaken als kruiswoordraadsels en andere
parafernalia die het lezen veraangenamen. Toch lijkt het moeilijk
mediabedrijven aan te pakken om journalistieke blunders. De Stanaard doet dat
met het instellen van een ombudsvrouw, die wekelijks verslag uitbrengt over wat
lezers de krant aanwrijven.
Nu kan men er niet om heen dat mediabedrijven werken
voor echte lezers, mensen die hun voorkeuren hebben, maar misschien nog meer zien
we journalisten een prominente maatschappelijke rol toegespeeld krijgen, die
verder reikt dan hun persoonlijke competenties toelaten te evalueren. Het punt
is dat journalisten een belangrijke functie vervullen, mits zij met toeleg,
inzet en inzicht, studiewerk evoluties in de samenleving weten te duiden; Soms
valt er dan eens een term als Patiëntenrechten, maar doorgaans zal men dan
komen aanzetten met de melding dat dit een nogal complexe wet is. Maar in het
licht van een documentaire over het
toedienen van antidepressiva aan rusthuisbewoners, viel de term naar
mijn weten niet, terwijl die wet nu net waarborgen wil dat er niet boven het
hoofd van de patiënt gehandeld wordt, zeker niet wanneer een persoon zelf zich
niet meer kan laten horen. Er is overleg nodig met direct betrokkenen, als een
hoogbejaarde niet meer voor zichzelf kan instaan, maar het toedienen van
antidepressiva zonder taal of teken te geven, blijft verbazingwekkend, ook al
zou de reden dat het alsnog mogelijk is, liggen aan het feit dat het of beter
de medische dossiers niet allemaal digitaal beschikbaar zijn. Eigen ervaringen
leren dat in rusthuizen het dagschema voor medicatie wel degelijk geïnformatiseerd is. In die zin vond ik de
documentaire van Panorama eenzijdig. Bovendien zal het je maar overkomen dat je
moeder of vader plots veel suffer blijkt en er geen verklaring voor kan worden
gegeven. Maar hoe vaak gaat het wel goed in de rusthuizen, in de zorgsector?
Bekijken we de crises die we nu beleven en hoe die in
de pers komen, dan lijkt het erop dat bepaalde facetten meer onder de aandacht
komen dan andere. Het lerarentekort dat het onderwijs bij tijd en wijle ernstig
in het gedrang brengt en de kansen op goede scholing van kinderen en jongeren
bedreigt, dateert niet van gisteren. Er is geen eenvoudige oplossingen, maar
toch zien we via de media politici, journalisten en stakeholders van het
onderwijs telkens weer komen opdraven met analyses doorgaans wijzen op het feit
dat de sprekers zich op het nu richten. De problematiek kan men niet los zien
van de onderwijshervormingen, het wegpoetsen van lastige onderdelen, die
leerlingen nochtans kunnen helpen. In het lager onderwijs komen zinsbouw en
zinsontleding nog nauwelijks aan bod, want te saai en niet behorende tot de
leefwereld van kinderen. Natuurlijk niet, maar kinderen leren wel te houden van
nieuwe dingen, nieuwe opdrachten in rekenen en lezen, toch? En de media, vooral
De Standaard en De Morgen volgden die vernieuwingen als waren het goddelijke
revelaties.
Voor het middelbaar onderwijs is de situatie nog
tragischer, omdat men aan het eind van de jaren 1980 de leerplicht verlengde
tot 18 jaar en dus alle jongeren quasi het hele curriculum moeten volgen.
Vervolgens kwamen pedagogen met de boodschap dat gelijkheid in het onderwijs de
gelijkheid later zou bevorderen. Nota bene na de val de Berlijnse Muur en het
verdwijnen van het Sovjetbestel, ging men hier op grond van filosofische dan
wel ideologische inzichten zonder verantwoording verder. Bourdieu, Foucault,
Rawls en co werden de goeroes van het onderwijs en ook de pers, zeker de
conservatief geachte pers kwam niet met vragen noch bedenkingen. Nochtans waren
er tegenstemmen, tegen de gedeelde eerste graad, tegen de idee dat leerlingen
hetzelfde onderwijs moeten krijgen… Natuurlijk was dat voordien wel in hoge
mate het geval voor colleges en athenea, waar het klassieke onderwijscurriculum
de norm was, met Latijn, Grieks en Wiskunde als pijlers, maar het aantal
studenten was nog altijd een minderheid in de leeftijdcohorten. Dat er daar
wellicht ruimte was vernieuwing, ontkende niemand, maar men bracht dat aan
binnen de bestaande curricula. De Moderne Wiskunde werd ingevoerd, met venndiagrammen,
verzamelingen leer en dan… gewoon algebra, meetkunde getallenleer, zoals
vanouds. In de media werd wiskunde intussen als een gesel Gods voorgesteld. Maar
al Willem Elsschot en mijn grootvader vonden de weg naar handelsonderwijs,
wanneer ze met veertien of zestien aan het werk waren. En er waren ook scholen
als de “Arts et Metiers” of Nijverheidscholen, waar jongeren technische
vaardigheden onder de knie kregen. Na 1989 werd het BSO en in mindere mate het
TSO een onderwijsvorm die niet voor vol werd aanzien, wat uiteindelijk de
werkvorm te kort deed en nu zelfs een hinderpaal geworden is in de ontplooiing
van kinderen. Kranten als de Standaard of de VRT hadden nooit echt aandacht
voor technisch en beroepsonderwijs, zagen niet dat het kiezen voor ASO als een basisonderwijs
voor iedereen mee zou bijdragen aan de krapte op de arbeidsmarkt.
De rol van de media bij het aanbieden van kennis,
informatie over belangwekkende kwesties, zeker in een democratie is cruciaal
voor het vormen van een open samenleving, maar wat opviel de afgelopen veertig
jaar is dat steeds meer figuren in de media, journalisten en commentatoren
onderling inwisselbaar leken, omdat ze dezelfde universitaire scholing hebben
gekregen. De tijd van Dirk Tieleman, Urbaan de Bekker of Miel de Keyzer in
Actueel ligt lang achter ons, maar zij brachten wel vaak zeer gerichte
informatie over complexe kwesties. Later kreeg Radio 1 een lang ochtendblok en
een namiddagblok waar de nieuwsberichten werden voorzien van bijkomende
informerende gesprekken. Men heeft de VRT vaak een links bastion genoemd en
soms lijkt het er wel nog eens op dat men bij voorkeur linkse invalshoeken
kiest, maar tegelijk zal men in nieuwsuitzendingen vaak verwijzingen en
berichten zien naar de “Rich and famous” om mensen te laten watertanden, maar
vaak genoeg frustraties aanbieden. Ook wil men het nieuws toegankelijk en
begrijpelijk maken en houden voor mensen met schoolse achterstand, zodat ook de
anderen er geen boodschap meer aan hebben. Dat het goed is dat complex nieuws
begrijpelijk wordt gebracht, daar klaagt niemand over, dat men complexe problemen
als eenvoudig op te lossen vraagstukken voorstelt, verstoort het begrip van de
situatie in kwestie.
Is het wel toegestaan, vroeg iemand mij, om te pleiten
voor kernenergie en tegen de kernstop. Levend in een vrij land moet dat toch
kunnen, zeker nu de regering worstelt met de wet op de kernstop van 20 jaar
geleden en waaraan geen goed gevolg is gegeven. Men liet mij weten dat
kernenergie gevaarlijk is, dat er geen oplossing is voor het kernafval – de
kweekreactor van Kalkar is uiteraard ook al lang in archief tot stof vergaan,
de informatie over de perikelen en het plan zelf – terwijl men de redenering
ook voor Steenkool, aardolie en aardgas kan maken, waarbij de vervuiling,
vroeger de smog boven steden als Londen, ook over het hoofd gezien wordt. Enfin,
in feite blijkt in dit soort debatten hoe weinig we ons bewustzijn van onze
invloed op onze leefomgeving en hoe we ecosystemen zorgeloos en onnadenkend
vernielen. Soja was ooit de bron van vleesvervangers, maar ook in veevoer wordt
het gebruikt en er worden dashboards van gemaakt. Dat laatste zou niet zo vaak
voorkomen, maar blijkbaar is dan nu zelfs helemaal niet het geval. Toch worden
heel wat sojaproducten gebruikt in Nederland… Het verband tussen de ontbossing
van de Amazone en het gebruik van soja in voedings- en veevoerindustrie mag
duidelijk zijn, toch blijkt Soja ook goede eigenschappen te hebben.
Dit jaar werd de 50ste verjaardag van het
Rapport van de Club van Rome in herinnering gebracht, waarbij ingegaan werd op de
verdiensten en ook werd gezegd dat we te veel in de wind geslagen hadden, want
het rapport had veel onheil kunnen voorkomen. Maar men houdt dan geen rekening
met de opvallende veranderingen, ten goede maar ook ten kwade. Het belang van
dat rapport te dien tijde was groter dan we ons nu kunnen inbeelden, net als de
reacties op de bevindingen over zure regen die onze bossen zou aantasten, wel
degelijk effect ressorteerde in het beleid. De discussie over het
oplossen/verdwijnen van de Ozonlaag in de stratosfeer aan de polen zou schade
toebrengen aan de bescherming tegen UV. Ook dat werd vrij snel politiek en industrieel
geregeld. Maar even opvallend was de mediabelangstelling voor kernenergie,
waarbij de tegenstanders vaak een open doekje kregen, terwijl ik vond dat
ingenieurs en natuurkundigen veel minder aan bod kwamen. De Groene Fietsers
hebben echt bestaan, weet u, maar onze aanpak van de recente geschiedenis
verloopt vooralsnog vooral biografisch, zelden worden ontwikkelingen over
meerdere decennia bekeken. De belangenvermenging vanwege schepenen inzake
ruimtelijke ordening en hun persoonlijke portefeuille moet aangepakt worden,
maar het was in mijn jeugd en jonge jaren schering en inslag, maar politici wisten
via functies in het verenigingsleven hun achterban aan zich te binden. 40 jaar
burgemeester zijn? Het kon toen nog.
Daarom was en is het van belang dat er goede lokale
journalistiek werd bedreven. Enfin, het zal altijd wat provinciaal klinken en
vooral als journalisten kleine feitjes als belangrijk gaan voorstellen. Toch kan
het niet dat er in gemeenten nauwelijks iets bericht wordt over de gang van
zaken in de gemeenteraad, want dat geeft minstens de mogelijkheid aan dat er
kritische geluiden kunnen uitgebracht worden en dat de burgemeester, de
schepenen of de gemeentesecretaris, nu de manager, niet zonder meer hun gangen
kunnen gaan en “in den duik” hun belangen kunnen behartigen of namens derden gelden
en gronden scheef weten te slaan.
Het belang van een vrije pers, die de zittende
machthebbers – die zich al eens koning wanen in hun dorp, maar ook provinciale
politici, tot de leden van het Europees Parlement hebben hun rol te vervullen -
en het zijn journalisten die de interventies wegen en indien nodig afserveren.
Maar uiteraard gaat journalistiek niet enkel over het politieke personeel, journalisten,
redacties moeten oog hebben voor wat er in de samenleving gaande is. In
Nederland moet ergens in de jaren 1971-1972 een mediarel zijn ontstaan omdat een
journalist, vergezeld van een vrouwelijke collega naar een naaktstrand was
gegaan om er de sfeer te proeven en de kijker te tonen wat er daar zo allemaal
zou gebeuren. Niets dus dat niet gezien mag worden, wel werd er volleybal en
badminton gespeeld, er lagen mensen te zonnen, veel mannen en een eind verder
veel vrouwen en ook wel gemengde groepjes. Ik herinner mij dat omdat ik het had
zitten bekijken toen ik een dag ziek thuis mocht blijven van school en mijn
moeder plots binnen kwam en het zag. Ze zette de tv niet uit of zo, maar
naderhand zei ze dat mensen op die manier geen kwaad lijken te bedrijven. Niets
over zondigheid. Jaren later maakten ze op VTM en VRT ook wel eens iets rond
nudisme, naturisme, Freikörperkultur en men had naderhand een vieze,
voyeuristische smaak in de mond.
Men wil niet moraliseren, klinkt het dan, maar het
moet wel kijkcijfers opleveren, want tja, wat kunnen we nog maken na de strapatsen
van Boer Charel? Natuurlijk de media, de kranten al heel vroeg hadden een
feuilleton en hoe beter de auteurs, hoe beter de kranten verkochten. Ook schreven
auteurs als Karel van de Woestijne of Willem Elsschot voor NRC over de dingen
des daags, waarover men des nachts de slaap niet laten zal. Ook wetenschap en techniek kregen en krijgen
hun plaats, wijl het niet altijd duidelijk is of het om journalistiek gaat dan
wel (verdoken) publiciteit, zoals dat ook bij recensies van restaurantbezoek
wel eens moeilijk te onderscheiden valt. Toch kan men op basis daarvan de rol
van de pers niet onderschatten, maar is het wel nodig te vatten hoe de pers
alleen via commerciële aanpak onafhankelijk van staatsinterventie kan floreren.
Toch is niet alleen ongepaste censuur van overheidswege een gevaar, ook andere
belangen kunnen hun macht over media, mediagroepen of journalisten laten
gelden.
De kritiek aan de vierde macht was tot in de vroege jaren 1980 dat ze
verzuild was en partijdig voor machtige groepen, zoals partijen, vakbonden en
mutualiteiten. Na de ontzuiling kwam er een nieuw probleem, omdat de jongere
generaties journalisten van de Vlaamse universiteiten kwamen en zich jong,
dynamisch en onderlegd vonden, maar vooral dezelfde intellectuele achtergrond
hadden, met Bourdieu, Rawls en een scheutje Foucault in de thermos. Hebben de
media, niet enkel via nieuwsberichten en commentaren een rol gespeeld in maatschappelijke
ontwikkelingen, dan zeker ook via feuilletons, zoals Familie en Thuis, andere
films en series ook. Het verhaal van de ontvoogding van LGTBQ+ kan niet geschreven
worden dan via de media, alleen is niet duidelijk hoe het mechanisme werkte en
of het wel altijd werkt. De vondst dat Marc Dutroux betrokken was bij het kidnappen
van meisjes en uiteindelijk de dood van nagenoeg al zijn slachtoffers heeft de
politiek verplicht disfuncties bij politie en justitie onder ogen te zien. Maar
de wijze waarop men alle aandacht bij het strafrecht en het strafprocesrecht
legde, mag ons niet ontgaan, want heeft de problemen in de andere takken van de
rechtsspraak niet echt opgelost, want iemand die in een geding over een niet
nageleefd contract kan als partij evengoed zwaar verlies lijden.
Moeten we de pers, media kritisch bejegenen? Zeer
zeker, maar dat betekent niet dat we journalisten als domme krachten kunnen
beschouwen, want het zijn intellectueel geschoolde mensen. Het belang van
behoorlijke informatie over tal van onderwerpen komt het best binnen bereik van
burgers, over wetenschappen, mogelijkheden van de digitale technologieën, de
marktmacht van techbedrijven… Het is daarom van belang dat informatie op
verschillende manieren bij het publiek kan komen, van professionele journalistiek
– gericht op andere professionals – tot vulgariserende en gemakkelijk te
consumeren wistjedatjes. Men zal daarbij opmerken dat het publieke debat vaker
wel dan niet belaagd wordt door berichten die de opinievorming bewust willen
sturen, zowel van overheidswege – gedragen vaak door experten die een
aanvaardbaar oogmerk nastreven, zoals het tabaksgebruik beperken – of van
groepen die net de samenleving onderuit willen halen. In sommige landen komt
dan de censuur tussen, ook dat was lang het geval in Frankrijk, maar soms is
het bedreigend voor wat als een goede samenleving voor ogen hebben staan. Net daarom
dienen journalisten de strijd met zogenaamd fake news aan te gaan, maar men kan
zich er maar beter van bewust zijn dat het om propaganda gaat. Nu, soms
volstaat dat, het aanmerken van een uitspraak als populisme of propaganda, maar
doorgaans moet men meer doen, namelijk informatie brengen die ertoe doet en
soms kan worden weggezet als … propaganda. Men heeft de indruk dat het centrum,
het politieke centrum geen argumenten meer heeft, maar het ligt er ook dat er
geen media meer zijn die zich willen verbinden met de centrum of minstens de
redelijkheid van de burgers onder ogen willen zien. Sommige evenwel kiezen voor
een al bij al vriendelijk populisme, andere gaan eerder groene thema’s
uitzetten als richtinggevend, terwijl de belangen van de middengroepen, vaak
afgedaan worden als kleinburgerlijk.
Heb ik dan geen voorkeur voor een bepaald medium, een
bepaalde zender of krant? Is niet juist het overweldigende aanbod – zeker digitaal
– van al die media een bron van vondsten zonder weerga? Natuurlijk neig ik meer
tot serieuze media, maar humor kan ik ook wel smaken. Een canon aanleggen is
wel mogelijk, maar zou te veel items bevatten om nog als canon erkend te
worden. Desalniettemin blijven we natuurlijk wel kritisch het nieuws en andere
informatie verkennen. Zo kan men het betreuren dat literaire kritiek, net als
informatie over wetenschappelijke publicaties in dagbladen zo karig bedeeld
zijn. Toch blijf ik de opendeur politiek van Het Openbare Omroep Bestel in
Nederland wel hallucinant vinden, want omroeporganisaties als HUMAN of zelfs
VPRO worden weggeduwd door organisaties als WNL – dat mij vaak populistisch
voorkomt, al lijkt de scherpte er wat van afgeschaafd te zijn geworden – en Ongehoord
Nederland, dat domweg het Openbare Omroepbestel weg wil en zeker decadente en
linkse organisaties. Openheid is welkom, vrijheid cruciaal, maar Ongehoord
Nederland valt doorgaans niet aan te horen. Maar anders dan Vlaanderen heeft
Nederland wel enkele wakkere geesten die met genoegen de kunst van de satire
beoefenen en ook dat blijft leerrijk.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten