Hoe een nieuwe centrumpartij zich niet als zodanig mag presenteren

 


Reflectie

 

 

(G)Een toekomst voor

het politieke centrum

 

Jean Bodi (1529/1530 -1596) was jurist, econoom,
homme de lettres en humanist, toen de Godsdienst-
oorlogen in Frankrijk geen ruimte lieten voor 
nuance en gematigde visies. Toch waren er, 
verenigd in "Les politiques" die naar zo
een benadering streefden. Jean Bodin
was een leidend figuur. 

De tussenkomst van Beatrice de Graaf over de ondankbare houding van burgers ten aanzien van overheid die zichzelf de zorg over mensen en de samenleving tot opdracht heeft gesteld, bracht me opnieuw bij een vraagstuk dat onze tijd wel zeer bepaalt en het politieke leven doet schuren. Het centrum voelt zich verdrongen, terwijl ze het toch zo goed hebben gedaan, maar de burger is ondankbaar. Zou het?

 

De poging van CD&V om de Vlaamse regering te dwingen het groeipaket, de vroegere kinderbijslag opnieuw aan te sluiten op de gezondheidsindex om zo de toeslagen te laten groeien met de inflatie, was goed bedoeld, maar botste op de realiteit dat de regering de financiële bronnen niet meent te hebben om dat nu te dragen. De minister van financiën moet op de kleintjes letten, maar ook was en is er een probleem met die kinderbijslag, waarbij ideologische taboes van belang zijn. Moet de staat voor elk kind de ouders een ondersteuning geven, zoals de CD&V en vroeger de CVP stelde, om zo de middenklasse aan boord te houden. Maar de kinderbijslag is niet de reden waarom mensen kinderen op de wereld zetten, mag men hopen. Wat wel speelt is dat er enige levensvreugde in hun leven is en de hoop dat ze mooie kinderen met talent op de wereld zetten. Het debat over het onderwijs laat evenwel ziet dat men van opvoeding niet altijd meer wil horen. Toch vraagt men vooral geld en mensen voor een nieuwsoortig onderwijs, dat kinderen gelijke kansen zou moeten geven. Ook de CD&V liet zich niet geheel onverwacht meeslepen in het aanbidden van de onderwijshervormingen als doel op zich, terwijl de vraag toch wel was, denk ik, hoe men onderwijs als een ontvoogdingsaanjager kan laten functioneren. Linkse politici, zoals Elisabeth Meuleman en Frank Vandenbroucke hebben het onderwijs uit koers geslagen, geïnspireerd door aanhangers aan de universiteiten van Leuven en Gent van Bourdieu en co. Net zoals het cultuurbeleid, gedragen en vorm gegeven door mensen als Johan Fleerackers en Frans van Mechelen, twintig jaar later werd neergesabeld door het culturele middenveld zelf, omdat de cultuur niet zou doen wat Fleerackers en van Mechelen voor ogen had gestaan, onder meer omdat men de elitaire cultuur bleef promoten en geen begrip had voor de volkscultuur, wat een en ander nog mag betekenen. Ook het Deeltijdskunstonderwijs ging men afbreken. Haalden Belgische violisten, pianisten, cellisten of zangers hoge plaatsen op een muziekconcours – in België kennen we d’r maar een, de Koningin Elisabethwedstrijd – dan komen die eerder uit het circuit van privéonderwijs, waarbij ouders heel wat inspanningen doen om hun talentvolle dochter of zoon een degelijke muziekopleiding te geven – niet altijd per se om er beroepsmusici van te maken, wel om hen goed te laten opleiden, zodat ze plezier hebben aan het musiceren.

 

Het bovenstaande wordt vaak als elitair geneuzel afgedaan, maar nu men vaststelt dat het onderwijsbeleid van de afgelopen dertig jaar geleid heeft tot een opmerkelijke niveaudaling, waar een master in de fysica van 12 niets aan zal verhelpen, moet men toch gaan kijken wat men als partij, als regering, als parlement fout heeft gedaan. Wie na kennisname van de desastreuze resultaten van internationale vergelijkingen door blijft gaan met hetzelfde voert een onethisch experiment uit, of beter, het feit dat men ging experimenteren met onderwijs was al onethisch, dat men door is blijven gaan en de aannames blijft onderschrijven, is helemaal onbegrijpelijk.  Het feit dat bovendien de adviseurs-experten vaak ook niet bereid blijken na te gaan of zij geen blinde vlekken hebben bij het benaderen van het onderwijsbeleid of het DKO, het feit dat kritiek uit het werkveld, toch goed opgeleide leraren v/m, niet aangenomen wordt, maakt het moeilijk na te gaan wat er nodig is om het onderwijs opnieuw op peil te brengen en wat dat impliceert. Intussen investeert Vlaanderen veel in het onderwijs en kan men ook vaststellen dat leraren v/m en directies wel degelijk hun best en sommige nefaste richtlijnen jarenlang weten te ontwijken. Maar de schaalvergroting in het onderwijs schaadt de autonomie en versterkt de bureaucratie. Ook blijken ouders graag bereid het onderwijs voor hun kinderen aan de noodzaak van een goed diploma te willen aanpassen. Over wat onderwijs moet en kan bereiken, daar gaat het niet altijd over. Vroeger – al was het niet altijd beter toen – gaven ouders al eens een extra straf als men op school iets mispeuterd had, nu gaan de ouders verhaal houden. Dus kan men niet zomaar “het onderwijs” van alle problemen de gevolgen laten dragen.

 

Men kan dezelfde oefeningen maken in verband met gezondheidszorg, wegen en verkeer, ruimtelijke ordening, milieubeleid, dat wil zeggen, vaststellen dat de overheid op al die terreinen actief is en het beste nastreeft, maar dat er met geen mogelijkheid op al die terreinen een samenhangende visie ontwikkeld kan worden, die ook zo aanvaard wordt. Nemen we de waterkwaliteit van onbevaarbare waterlopen, die bepaald wordt, zegt men door de vervuiling van overbemesting, waarna de vraag volgt vanwaar die komt. Intussen blijkt die vervuiling duidelijk minder uit te vallen dan in 1972, toen bedrijven vaak nog rechtstreeks hun afvalwater ongezuiverd in diezelfde beken stortten. Nu was de kost van een zuiveringsinstallatie voor kleine bedrijven wel hoog, waardoor men wel eens het bedrijf sloot, als er al geen crisis aan de hand was. Voor lokale besturen was die hele omschakeling naar milieuvriendelijk beleid een hele klus, waarbij ze al eens patroons-ondernemers en vakbonden tegelijk tegen zich kregen. De ruimtelijke ordening wilde dat (vervuilende) bedrijven uit dorpscentra en stedelijke wijken verdwenen, maar als een bedrijf de verhuis naar een industriële of ambachtelijke zone niet aankon, dan sloot het, met verlies van banen en service voor burgers.

 

Het valt mij alvast op dat een beleidspartij, een partij die op alle niveaus gedurende decennia mee aan de knoppen mag draaien met dank aan het in hen gestelde vertrouwen nu vaststelt dat het quasi onmogelijk is op al die terreinen consistente programma’s aan te bieden, waarbij men er ook nog eens oog voor moet hebben dat niet telkens dezelfde (midden-)groepen getroffen worden door maatregelen. Opgroeiend ten tijde van Tindemans, Martens en Schiltz, zagen we dat de regering voortdurend aan het besparen was, of we kregen die indruk, want tegelijk werd er wel degelijk geïnvesteerd en zag men zelfs nog wel eens de kans aan wegenonderhoud te doen, om nog maar te zwijgen van onnodige bouwwerken die wanstaltig in het landschap opduiken en bij gelegenheid afgebroken. Toch kan men er niet omheen dat na de crisis van 1973 en volgende jaren de overheid ons met heel wat zorgmaatregelen heeft weten te verwennen. Wie naar de nieuwe ziekenhuizen kijkt die aan de rand van de steden worden opgetrokken, merkt dat de werking van de ziekenhuizen ook grondig veranderd is. Toch lijkt menigeen geen redenen te vinden om dat een succes te vinden, van de overheid, de gezondheidszorg, de samenleving.

 

De boeren in Nederland en Vlaanderen, enfin de uitbaters van landbouwbedrijven – of zijn ze al helemaal werknemer? – hebben sinds Sicco Mansholt zijn plannen ontvouwde en uitvoering gaf ook gezien dat de vervlechting van de agro-industrie hun plaats in het bestel geen goed heeft gedaan, maar het heeft hen wel mooie inkomsten bezorgd, al zijn ze niet altijd bereid dat te erkennen. De financiering van bedrijven in een tijd waar experten leren dat de uitstoot aan stikstof en ammoniak omlaag moet, waar weinig tegenin te brengen valt, maar tegelijk spelen andere imponderabilia mee, zoals het economische gewicht van de uitvoer van land- en tuinbouwproducten, de eigen bevoorrading en wellicht ook de kwaliteit van landbouwlandschappen, alles wel min of meer te waarderen, maar de financiële uitkomst van het lentetoerisme in Haspengouw of Poperinge, blijft dan onvermeld. Het vergt dus heel wat omzichtigheid als men zomaar tegen de landbouwbedrijvenuitbaters zou zeggen dat ze moeten krimpen, terwijl anderzijds een kudde lome koeien onder enkele eiken bij een rivier, zoals onze Lathemse schilders ons die nalieten of zelfs op een bark op de rivier dezer dagen niet meer te vinden vallen. De huidige landbouw en veeteelt is een zaak van eindeloze schaalvergroting, waarbij grote spelers de baten incasseren. Hoe kan een minister dan goed handelen, want noch die van landbouw noch die van milieu kunnen zomaar beweren de enige juiste benadering aan te dragen, of toch?

 

Kortom, het ligt niet voor de hand als politicus een visie op mens en samenleving aan te dreigen, zonder op enig moment technisch feiten te moeten aandragen en te moeten toegeven dat het ingewikkeld is. Hoe zal de energiemix eruit zien over tien jaar? Moeten we niet dringend inzetten op meer kernenergie, eventueel anders georganiseerd, om de toenemende energiebehoefte te kunnen beantwoorden. Het is maar dat er altijd andere valabele argumenten een evenwichtige visie kunnen verstoren en dat maakt het voor politici en partijen niet eenvoudig om met strakke antwoorden naar de pers en het publiek te gaan. Vooral omdat men wel eens vergeet dat men dan wel een goed idee kan opbouwen van de wereld van morgen, de omstandigheden veranderen om redenen van technische vooruitgang sneller dan we kunnen inbeelden. Het aanwenden van elektriciteit gaat veel breder dan veertig jaar geleden of zelfs twintig jaar, zoals het dataverkeer laat zien. Dan blijkt de omvang van blockchain technologie nog niet in kaart gebracht, waar ook heel wat data verwerkt moeten worden en er dus veel elektriciteit nodig is voor de datacentra – en water voor de afkoeling.

 

Een centrumpartij kan geen centrumpartij willen zijn, omdat het er niet (langer) op aan komt zich in dat centrum te situeren, maar wel is het van belang voor een partij die redelijkheid wil betrachten en accepteren kan dat elke oplossing ook nadelen heeft, dat men de complexiteit van de samenleving accepteert, reden waarom men sommige evidente oplossingen laat schieten, omdat de gevolgen niet zo evident te aanvaarden vallen. Het gaat er dus om men een partij die geen extreme analyses wil en nog minder extreme oplossingen, wel een goed verhaal moet bedenken over wat men wel wil. Onder meer Wouter Beke geloofde dat men het midden kiezen als een moedige keuze kon voorstellen. Het blijkt evenwel lastiger een afgewogen oordeel aan te dragen dan onmiddellijk bijval te krijgen, omdat men met een aansprekend maar onhoudbaar voorstel aan komt draven. Het kan dus ook wel zo nuttig zijn gunstige opiniepeilingen wel in dank aan te nemen, vrezend dat men niet altijd lang in de volksgunst kan staan. Maar wat vertellen die opiniepeilingen over kiesintenties nu helemaal over het politieke klimaat, over hoe burgers tegen de ontwikkelingen aankijken? Een centrumpartij die voortdurend afdingt op de eigen plannen en inzichten, verliest na decennia van machtsdeelname aan zelfvertrouwen en aan het vermogen mensen te overtuigen, net omdat men zich welhaast krampachtig in het centrum posteert.

 

Dezer dagen leven we in vrees en beven voor wat er aan de grenzen aan de hand is, al gaat alle aandacht vanzelfsprekend naar Oekraïne, maar tegelijk lijken politici niet bij machte de contouren van het gevaar goed te vatten en de behoefte aan veiligheid meer dan sussend tegemoet te komen. De situatie is dan ook onuitgegeven, omdat één partij alle regels van de VN, het handvest dat een aanvalsoorlog verbiedt, van de OVSE ook overtreedt en het verdrag van Minsk over de verhouding tussen Moskou en Oekraïne. Wie kan bij zoveel noviteiten nog een heldere analyse maken en dat verwachtten en verwachten journalisten van politici. Bijkomende uitdaging vormt natuurlijk onze afhankelijkheid van energie, elektriciteit en fossiele brandstof, waarbij men voortdurend hoopt dat er betere alternatieven komen, behalve kernenergie want…

 

Een centrumpartij kan niet zomaar meegaan in de kernuitstap, maar er is weinig gedaan om de energievoorziening te vrijwaren na de wet op de kernuitstap, ook werd niet onderzocht wat nu de reële gevaren zijn van zo een kerncentrale en hoe men een adequate, betaalbare energiemix kan opbouwen, waar burgers geen onredelijke afkeer daartegen aan de orde stellen. De afkeer van windmolens op het land is evident, maar soms lukt het wel, zoals in Eeklo, waar de gemeente de burgers betrokken heeft, ook financieel bij de bouw van het windmolenpark.

 

Er zijn vele kwesties evenwel die veel minder vaak hoog op de agenda komen, zoals de gezondheidszorg, vroeger sprak men van volksgezondheid, waarbij tijdens de coronapandemie gebleken is dat burgers niet houden van invasieve maatregelen die individuele vrijheid op de helling zetten, al beperkt de pandemie zelf natuurlijk ook de individuele vrijheid, zeker als men op IC terecht is gekomen. Maar even opvallend was de bereidheid van burgers de hoofdlijnen van de maatregelen in acht te nemen, hoe vervelend het ook wel eens was. Akkoord, het leek op een collectief huisarrest, met weinig andere mogelijkheden dan van tijd tot tijd te gaan wandelen of fietsen. Overigens zorgt ook de mobiliteit voor lastige kwesties, in verband met veiligheid en uiteraard inzake de milieubelasting, de klimaatkwestie en lawaaihinder. Maar tegelijk blijken circulatieplannen voor individuen en groepen, hoogbejaarden het leven lastig, zo niet onmogelijk te maken. Het strijden voor een beter leven vergt nu eenmaal slachtoffers, heet het dan, maar democratisch is men wel. Zoeken naar oplossingen om mensen te helpen die slachtoffer worden van veelomvattende overheidsmaatregelen, zijn er evenwel niet bij. Zou een centrumpartij toch maar proberen redelijke oplossingen te bedenken?

 

Het gaat dan ook om het mens- en wereldbeeld dat men hanteert en waarbij men zoekt langs wegen van geleidelijkheid oplossingen te voorzien om bij problemen de samenleving weer  op de sporen te krijgen. Men heeft het moeilijk met de idee dat ten tijde van de Republiek van Weimar politici na het desaster van de Wereldoorlog en de nederlaag door toedoen van Ludendorff en Hindenburg toch trachten het  land weer op de sporen te krijgen. Het feit dat de VS daarbij een grotere verantwoordelijkheid opnamen dan we doorgaans in herinnering hebben, maar dat Frankrijk met België in het spoor De Ruhr gingen bezetten om zelf de herstelbetalingen op te halen, met stakingen, gesteund door alle partijen en ook door de staalmagnaten, en hyperinflatie tot gevolg, weten we nog beter te vergeten. In 1925 wisten de diplomaten onder druk van de VS in Locarno een oplossing te bewerken voor de schuldaflossing zodat Duitsland zich opnieuw economisch zou kunnen ontwikkelen. Dat het uiteindelijk toch mis is gegaan, mag niet beletten dat we de opbouw van een nieuw Duitsland wel onder ogen zien en daarbij de rol van Stresemann en Konrad Adenauer weten te waarderen. Het is deel, zo blijkt telkens weer, van hoe we een mens- en wereldbeeld ontwikkelen en de daaruit voortvloeiende visie op het politieke. Nu de overheid zeer goed bij machte is invasief in het leven van individuen in te grijpen, ook als er geen sprake is van verstoring van de openbare orde, roept bij burgers heel wat vragen op. Het concept van individuele vrijheid hanteren we wel nog, maar hoe we autonomie invullen in deze tijd blijft vaag, omdat we inderdaad accepteren dat mensen een fluïde genderbepaling hanteren, maar tegelijk vinden we dat mensen gezond moeten leven en zichzelf of anderen geen schade mogen aandoen, enfin, toch niet door direct schade aan te richten, maar andere gevallen, zoals hard drugs, worden minder repressief bejegend, als het om gebruikers gaat, wel komen de kleine dealers aanmerkelijk snel in de gevangenis terecht.

 

De overheid heeft nog wel meer uitdagingen voor de boeg, waarbij telkens weer nieuwe technische mogelijkheden kunnen verleiden tot het vergroten van de staatsmacht, zonder de nodige autoriteit evenwel kan dat leiden tot afwijzing en miscommunicatie, want de overheid kan veel betrachten, wanneer de burgers hen niet volgen of de aanpak niet velen, kan dat tot maatschappelijke spanningen leiden. Net de Coronapandemie moet de politici vertrouwen geven dat in noodgevallen veel maatregelen aanvaard worden, maar evengoed dat de overheid de grenzen tijdig moet zien, want misbruik van vertrouwen, dat lijkt moeilijker te herstellen. Alleen zijn er zoveel domeinen waar de overheden ingrijpen, zaken op orde houden, dat het moeilijk is altijd te zien wat men wil bereiken. Een centrumpartij zal daarbij verregaand moeten nadenken over hoe overheid, samenleving en burgers zich tot elkaar verhouden. De medische vooruitgang schept mogelijkheden, maar maakt het leven tegelijk meer precair en vooral de vraag wat het is, goed leven, waarbij schadelijk gedrag algauw schandelijk gedrag wordt en daar voelt niet iedereen zich wel bij.

 

Gaan we ervan uit dat een centrumpartij zinvol kan zijn, dan denken we dat het weinig zinvol is zich als centrumpartij te presenteren, maar met een programma, dat per definitie altijd verdere invulling kan verdragen. Maar als burgers de indruk hebben dat het centrum, het politieke centrum weinig te bieden heeft, dan wordt het lastig om inzichten en programma als gericht op het centrum voor te stellen. Nu duidelijk is, dat mensen, burgers zeer veeleisend geworden zijn als het om het lenigen van hun noden gaat, zal een partij moeten kunnen zeggen dat het domweg niet kan. Dat kan dan slechts aanvaard worden als duidelijk is dat de basisvoorzieningen ook toegankelijk zijn, wat de laatste jaren moeilijker wordt omdat mensen een ander idee van basisvoorzieningen meedragen dan vroeger het geval was. Wat ook in het geding is bij het aanvaarden van overheidshandelen is dat de wetgeving vaak aangekondigd wordt, zonder dat de uitvoering en de administratieve verwerking goed in beeld komen, zodat er wel eens ontgoochelingen opgelopen kunnen worden.

 

Een centrumpartij kan nodig zijn, er lijkt ook behoefte aan te bestaan, maar het is niet duidelijk hoe die vorm kan krijgen als men start vanuit de idee dat men in het centrum post wil vatten. Van de Girondijnen tot vandaag dreigt men dan toch als gevolg van positieverschuivingen aan de (uiterste) rechterzijde terecht te komen, wat niet het geval was met de Girondijnen, maar zo werden ze wel gepercipieerd, zeker in latere tijden. Kan men een programma ontwikkelen in samenspraak met mensen die dezelfde betrachtingen delen, dan moet men niet a priori verwijzen naar het centrum, wel naar wat men nodig acht opdat burgers zich wel kunnen bevinden in een parlementaire democratie die ook een rechtsstaat is. Men zal het euvel van het vedettendom moeten aanvaarden, wil men voldoende steun vinden om het programma waar maken, dat precies de rol van de burgers opnieuw centraal zet en de politiek, de administratie als hulpmiddelen kan zien. De oplossing van de staatsschuld zal een breekijzer blijken, maar zal wellicht opnieuw het politieke leven polariseren.

 

Bart Haers  

 

  

 

Reacties

Populaire posts