Democratie is meer dan gekrakeel
Reflectie
Engagement, beleid
en democratie
trage besluitvorming niet altijd erg,
zeker niet dramatisch
Er
lopen vele discussies dezer dagen en sommige zijn fundamenteel, andere eerder
existentieel, maar vaak krijgen we alleen oppervlakkig gekwebbel, al zou het
beter zijn te spreken van gekwebbel zonder meer, want de inspanningen om
diepzinnig te lijken, vallen niet te ontkennen. Neem nu de deliberatieve
democratie, waar ook Paul Verhaeghe spreekt, maar waar ik mij probeer een beeld
te vormen van een democratie die niet deliberatief zou wezen. Als men, zoals
onder meer David van Reybrouck hopen mocht hopen het element macht te
onderdrukken door burgers met elkaar te laten overleggen, dan valt te vrezen
dat men er blind voor is dat dit element wel ergens weer zal opduiken, al dan
niet besmuikt, al dan niet brutaal.
Carl
Schmit, Chantal Mouffe en ook Hannah Arendt behoren tot die politieke denkers
die het bestaan van macht niet ontkennen en dus best bereid na te denken over
de vele vormen waarin die macht een rol kan spelen. Soms heb ik de indruk dat
men democratie begrijpt als een manier om macht weg te moffelen als dynamisch
element in het verhaal. Maar het gaat niet enkel om de macht als zichzelf want
die is doorgaans niet tastbaar. Gezagsdragers kunnen opdrachten, bevelen geven,
maar of ze daar werkelijk macht toe hebben, hangt van hun mandaat af, terwijl
macht hebben, binnen een bepaalde kring, groep, de samenleving eerder diffuus
blijkt en zelden direct te lezen valt. Heeft Paul Verhaeghe het bij het rechte
eind dat er in een samenleving en ook ten behoeve van het individu vormen van
autoriteit functioneren, dan denk ik dat men er zich eerder van bewust dient te
zijn dat die autoriteit hoogstens in ideale omstandigheden vooral met gezag
bekleed is, van de ouders, van een leraar of lerares dan wel van andere figuren
en dat die figuren nauw gedoseerd met de hen toevallende macht weten om te
springen. Doorgaans zijn de omstandigheden minder ideaal en dan moeten we toch
wel even nadenken.
In
die optiek is de discussie die Stefan Rummens te berde brengt, dat de
deliberatieve democratie wel bestaat en dat dit doorgaans het best verloopt als
de vraag naar de machtsverhoudingen ook openlijk op tafel ligt, dat wil zeggen
als burgers kunnen kiezen voor een bepaalde politieke optie waarover alle
partijen zich dienen uit te spreken. Het zal weg geen bloot toeval zijn dat de
krant De Standaard net ook vandaag bericht over de vraag hoe burgeractivisten
van elkaar kunnen leren en hun rol kunnen spelen. Sinds mensenheugenis zijn er
personen of groepen die een bijzondere toegang weten te vinden tot de
machtscenakels en daar erg verholen hun invloed kunnen laten gelden. Het is dan
altijd handig de "anderen" die ongeoorloofde toegang tot de macht toe
te schrijven, om zelf heimelijk eigen inzichten te laten doordrukken. Want hier
ontstaat een situatie waarbij doel, middelen en belangen niet meer herkenbaar
op tafel liggen.
Het
punt blijft dat we graag tegen de macht in opstand zouden komen, terwijl we er
ons graag tegenaan schurken. Moet ik hier voor mezelf spreken? Misschien wel. Het
punt van discussie is namelijk dat we het politieke bedrijf vaak afschilderen
als alleen maar een spel van conflicten, terwijl er wel meer over te zeggen
valt. Tijd en ruimte voor kritiek is er altijd wel, maar waarom vragen we ons
niet een keertje in alle rust af waarom al die mensen hierheen willen komen?
Het ligt onder meer aan de stabiliteit van het systeem, maar ook aan de vrij
transparante verhoudingen binnen de samenleving. De kritiek die wij aan te
dragen hebben, gaat dezer dagen evenwel opvallend vaak uit van de vaststelling
dat het politieke personeel er een zootje van zou gemaakt hebben. Zelden
krijgen we de vraag waartoe het politieke bestel eruit ziet zoals we het kennen
en waarom men beleid voeren moet. De eerste vraag lijkt een begin van kritiek
onmogelijk te maken, maar als we de verhoudingen tussen burgers, overheid,
politieke mandatarissen beter doorzien, kan men gemakkelijker op het tweede niveau
vragen gaan stellen. Of nog, we kunnen niet evaluatie van het beleid doen als
we ons niet bewust zijn van de hefbomen van de macht en wie die zoal kan
bedienen.
De
traagheid van het beleid, waarover we graag kankeren of de onvoorziene
neveneffecten zijn geen collaterale schade van het beleid als zodanig, maar van
het feit dat het vinden van consensus vaak nodig is om de wet ook handen en
voeten te geven die nodig is om het beoogde resultaat te bereiken. Kijken we
naar een partij als PVDA+, die geen moeite onverlet laat om ons aan te manen de
samenleving maar eens helemaal te veranderen; dat men in een moeite ook zelf
moeten veranderen, vertelt men er niet bij. Het blijft merkwaardig dat men dus
zomaar mag veronderstellen dat velen in onze samenleving ontevreden zouden
wezen over de grondslagen van de democratie. Veranderingen en revoluties gaan
immers uit van een grondige ontevredenheid over het bestel en over de wijze
waarop we in de samenleving en cultuur kunnen functioneren.
Het
is een fundamenteel van links, lijkt me, dat men macht moet nastreven om de
zaken op de schop te nemen en dan moet vaststellen, zeker de afgelopen
decennia, dat er niet zo veel animo voor leeft in welvarende regio's. Ook
reformistisch links heeft al lang geleden afgezien van de revolutie, terwijl
het bijdroeg aan de organisatie van de sociale zekerheid. Dat succes heeft hen
echter wel eens windeieren gegeven, want ze konden hun electoraat niet aan zich
binden, aangezien mensen die het beter kregen niet per se meer geloofden in
Marx of Karl Kautski. Het blijft wel opvallend dat links, zeker buiten het
parlement stil blijft hopen op de revolutie. Ook hanteren velen noties die in
wezen slechts in abstractie beargumenteerd kunnen worden. Een Franse Groene die
niet wil zeggen dat vrijheid en broederschap evenzeer de Franse identiteit
bepalen als de gelijkheid, waar ze op mikt. Nu, vanuit salons en bij een pastis
ergens bij Fréjus kan men daar gemakkelijk over redekavelen, maar wil men echt
die gelijkheid. Mevrouw Trierweiler moet men niet zomaar geloven, maar als zij
beweert dat de heer François Hollande niet houdt van arbeiders, van
vertegenwoordigers van het heilige proletariaat, dan is het wel tekenend.
Zou
het dan betekenen dat er maar een benadering van een maatschappelijke kwestie
mogelijk is, rationeel zou zijn. Het hangt er dan maar vanaf wat we onder
rationeel begrijpen: als we rationeel begrijpen dat we alle facetten van een
zaak tegen het licht houden en slechts op basis van die feiten tot conclusies
komen om finaal actie te ondernemen, dan is dat een wel heel bewerkelijke
bezigheid. Bovendien blijft het dan altijd nog de vraag of een rationele
benadering impliceert dat we blind blijven voor de casuïstiek, wil men
succesvol oplossingen aandragen en die ook nog eens realiseren? In veel
debatten beweren de betrokkenen dat ze objectief naar de zaak kijken en zich
niet laten leiden door de schone ogen van deze of gene. Objectiviteit,
wetenschappelijkheid zijn belangrijk op het niveau van de analyse, om te
begrijpen hoe een ongewenste situatie zich kan voordoen, maar als het op het
formuleren van objectieve en daardoor alleen al onweerlegbare oplossingen
aankomt, zal men ook de haalbaarheid onder ogen dienen te zien. Dat vormt dan
ook de kernopdracht van een parlementaire assemblee, waar de meerderheid na
afloop van een legislatuur kan afgerekend worden, met nog meer stemmen of net
minder.
Evenwel
blijkt vaak genoeg dat parlementairen in het debatten niet altijd meer het
laatste woord hebben, maar dat in het pandemonium van stemmen weinig
parlementairen - of gemeenteraadsleden - echt gehoord worden. Het heeft ermee
te maken dat de media het concept stelselmatig doorkruisen door alleen met de
toppers te willen klappen. Soms krijgen mensen een stem omdat ze wat excentriek
blijken, zelden omdat ze competent zouden zijn. En ja, men is tegen dynastieën
volgens journalisten, maar ze zijn de eerste die dynastietjes alle kansen geven
en hebben gegeven.
Doordacht
aangedragen expertise daar hebben auteurs als Richard Sennett, Susan Neiman en
ik weinig op tegen, maar als telkens weer blijkt dat experten vaak een eigen
verhaal brengen, zonder dat expliciet mee te geven en ook niet hoeven te
verantwoorden (de quote is belangrijker dan de uitleg en de gedachtewisseling)
Daardoor merken journalisten vaak te laat op dat mensen hun onvrede over een
voorstelling van zaken, dus nog niet over de oplossing, wel voor zich houden,
maar hun ergernis of erger wel luchten. Anderen, beroepsquerulanten komen dan
weer met groot gemak op de proppen. Misschien is een overkapping van de Ring
rond A'pen wel een goede zaak voor de uitbreiding van de publieke ruimte, maar
het lost de verkeerscongestie geenszins op. Die kan men het best oplossen door
de transportsector uit te schakelen en de fabrieken stil te leggen ten onzent
en de doorgang over onze autowegen volledig te verbieden van vrachtwagens uit
derde landen. Geen vervuiling, geen ongevallen meer en ook geen geluidshinder
meer. De consequentie? Totale verarming, werkeloosheid en geen leuke avondjes meer
in sterrenrestaurants en zo meer. U meent dat ik de zaak op flessen trek, dat
niemand wil dat we alle economische activiteit on hold zetten, niet voor
eventjes dus. De landbouw laat zien wat er dan gebeuren kan, want zij wordt een
goed beheer van de eigen landerijen ontzegd en moeten ook opkrassen om niet
meer bestaande natuur te herstellen. Vreemd, heel vreemd. Niemand wil dat? Ik
vrees dat mensen wel de boter willen en de glimlach, maar niet langer het
melkmeisje, de koe, de mest en de stalwarmte.
Meer
dan twintig jaar discussieert men over een oplossing voor de Ring rond 't Stad,
die al lang de nodige capaciteit niet kan bieden, er werden decreten en
resoluties gestemd, er werd een beheersmaatschappij opgericht, die vervolgens
kreunde onder de verdachtmakingen. Het resultaat, sinds 1995 is er veel geld
naar studies gevloeid, maar een begin aan de oplossing zagen we telkens weer
vernietigd worden. Het heeft ermee te maken dat er mensen zijn die menen dat
onze levensstijl niet deugt. Er bestaat niet een levensstijl, maar we maken
allemaal gebruik van voertuigen, wegen, consumeren van alles en hopen ons
daarbij wel te vinden.
Om
kort te gaan, de democratie houdt beperkingen in, lijkt soms eindeloos tot
besluiten te komen en tot actie over te gaan. Soms zijn er machtsgroepen die
optimale oplossingen in de weg staan of menen dat we het vanzelfsprekend fout
doen. In een deliberatieve democratie zoals David van Reybrouck en Paul
Verhaeghe voorstaan - en die in feite bestaat, dag na dag, in allerlei gremia,
van de treinwagon tot de borreltafel - zal het hanteren van macht altijd ook
aan de orde blijken - zij het als een goed omzwachteld taboe en dat valt te
betreuren. Als we er al eens slaagden goedkope slogans te laten schieten en
vooral kritischer zouden kijken naar het politiek
personeel, dan zou het politiek debat misschien tot betere oplossingen komen.
Maar is het cynisch te geloven dat we nooit ideale oplossingen zullen
aandragen? Het is zelfs geen realisme, in de betekenis dat we niet van idealen
zouden houden, maar het product van het nadenken over hoe we ons met elkaar
inlaten met soms moeilijk op te lossen problemen.
Kan
men zeggen dat men de vluchtelingen liever niet ziet komen? Natuurlijk, maar is
de maatschappelijke orde gebaat met het negeren van de toestroom, met
afzijdigheid en niets doen. Hoe we ze opvangen en met welke oogmerken is aan de
orde. Spreken over oplossingen aan de bron? Zonder militaire slagkracht en
zonder inzichten over de (democratischer) toekomst van Syrië en Irak lijkt me
nogal veel op luchtfietsen.
Kunnen
we nog iets zinnigs zeggen over het klimaatvraagstuk? Mij dunt dat veel is
gezegd, maar dat de technologische evolutie sinds het eerste Rapport van Rome
al veel aan de problemen heeft verholpen. Want het klimaatprobleem is niet
eenduidig en er zijn andere problemen met het milieu dan de klimaatveranderingen.
De mens heeft er een verantwoordelijkheid, maar hoe zullen we de macht
organiseren dat we het probleem ten bate van burgers hier en in minder
bevoorrechte regio's, weten aan te pakken? Dan komt er heel wat krakeel los.
Maar schuld in de schoenen van Janneke en Mieke schuiven, heeft alleen maar zin
als Jan en Mieke weten wat eraan te doen. En laten we wel wezen, Jan en Mieke
moeten hun stand ophouden, moeten goed leven, keihard genieten van hun tuin,
hun auto, de vakantie en nog zoveel meer. Want de commerce moet draaien. We
zijn wel tegen de horeca, de patroons en zoveel meer, maar we kunnen niet
zonder de goede dingen van het leven.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten