Boerenleed en marktbeleid
Kort
Lontje
't Zijn toeren met de boeren
Vrije markt en machtsmisbruik
![]() |
Frank Westerman maakte met "De Graanrepubliek" een indrukwekkend boek over de landbouwpolitiek van de afgelopen halve eeuw. |
Landbouwondernemers hebben
niet enkel te maken met Natuurpunt, dat de natuur wil herstellen, een natuur
die doorgaans al goed 1000 jaar door mensen wordt vorm gegeven en in bepaalde
regio's al 2000 jaar en meer, en daardoor dus niet meer herkenbaar is. Het is
voor mensen moeilijk aannemelijk te maken dat we niet enkel een lange
beschavingsgeschiedenis achter de rug hebben, maar ook dat het moeilijk blijkt
evoluties terug te draaien. Wat de boeren aangaat, merkt men al enige tijd dat
het beleid om grotere percelen te vormen, de zogenaamde ruilverkaveling voor
allerlei nieuwe problemen heeft gezorgd, in verband met irrigatie, erosie en
het gebruik van bepaalde stoffen tegen schimmels en ongedierte. Immers, op
kleinere percelen met veel houtkanten kon men bepaalde schimmels en ongedierte
wel in toom houden. Verdwenen die houtkanten, dan werd een fragiel evenwicht
doorbroken. Het afstromen van vruchtbare grond bij zware plensbuien en lange
periodes van regen naar lager gelegen delen werd ook door dat proces bevorderd.
Het verhaal van de landbouw
sinds 120 jaar in Vlaanderen is altijd meer verweven geraakt met de
wereldhandel, maar ook, na 1958 met Europees landbouwbeleid. De balans is
ambivalent, want het beleid van Sicco Mansholt heeft de grotere boeren gedurende
een paar decennia een zekere bron van inkomsten gegeven, tot melkplassen,
boterbergen en vleesoverschotten het voor de EU moeilijk maakten dat beleid
voort te zetten. Uiteindelijk werden de melkquota afgeschaft en dat betekende
dat de boeren meer melk konden afleveren, maar toen de Chinese vraag terugviel,
was het over met de vreugde. De belangrijkste vraag hier evenwel is deze: hoe
verhouden vrije markt en beleid zich tot elkaar?
Wie het weet, mag het zeggen,
want de reglementering omtrent landbouw op regionaal, federaal en Europees vlak
is gigantisch en de vele vereisten waaraan men moet voldoen, beperken de
actieradius van boeren om hun bedrijf economisch rendabeler te maken. In de
omgeving van natuurgebieden ligt dat nog moeilijker. Maar tegelijk moeten
boeren op de vrije markt met elkaar de concurrentie aangaan, wat op het oog
geen probleem mag heten, maar juist door de omgevingsfactoren zeer moeilijk kan
uitpakken.
Moeten we dan niet besluiten
dat de landbouw in Vlaanderen, maar ook elders in Europa tussen hamer en
aanbeeld gekneld zit, want willen ze hun producten kwijt dan moeten ze dat doen
op een markt waar vanzelfsprekend marktprincipes van kracht zijn, of beter,
waar de wet van de sterkste geldt, want al die afnemers hebben eigen, industrieelfinanciële
doelen, zodat ze de marges die evident klein zijn aan de aanbodzijde onder
controle willen houden.
In theorie zouden boeren dus
niet onder de productiekostprijs mogen verkopen, maar in werkelijkheid blijven
ze dan zitten met hun producten. Sommige boeren zijn ook niet altijd eigenaar
van hun vee, vooral bij varkens bestaat contractkweek, zodat ze de kosten net
daar min of meer kunnen dragen - want op zich genomen door de
veevoederleverancier die hen de varkens laat opkweken tot ze slachtrijp zijn. Het
gevolg is dat de boer steeds minder een zelfstandig ondernemer wordt en veel
moet overlaten aan derden.
De marktvoorwaarden
herstellen? Het zou een inbreuk vormen op de vrije markt, hoor ik al toeteren,
maar dat klopt niet, want nu geldt duidelijk het recht van de sterkste en daar
kan een bescheiden landbouwbedrijf niet op tegen. Maar voor ons als consumenten
komt het goed uit, dat de prijzen voor voeding zo gedrukt worden, denken we.
Want hoe duur is ons voedsel? Soms lijkt het duur, maar onderzoek wijst uit dat
velen onder ons nog maar nauwelijks een kwart of een vijfde van hun budget aan
voedsel besteden - zonder hierbij onderscheid te maken tussen gezond en
ongezond. Dat was ooit anders, want in precaire tijden kon het gebeuren dat
mensen niet voldoende hadden om hun dagelijkse bete broods te kopen. Pas in de
achttiende eeuw veranderde dat en tijdens de negentiende eeuw verlaagde de druk
verder zodat voedsel kopen vandaag voor de meesten onder ons geen grote kwestie
meer is. Het gevolg is evenwel ook dat we het werk van de land- en tuinbouwer
niet meer waarderen - mensen plukken appelen en peren op fruitplantages waar ze
zo bij kunnen. Een appeltje kan geen kwaad, maar als er massaal veel toeristen
naar een fruitstreek komen, is dat voor die uitbaters een kostelijke grap. Maar
we vinden het niet erg. Moeskopperij heet dat dus en dat zouden we toch moeten
beseffen, dat die fruittelers veel werk verzetten om al die blozende appeltjes
te kunnen leveren in onze waarhuizen of af en toe nog een kleine fruitwinkel.
We zullen dus diepgaand over
het beleid van de warenhuizen moeten spreken, waarbij we hun winststreven
erkennen, maar tegelijk de macht aan banden leggen hun toeleveraars tot verkoop
van groenten, fruit en vlees onder kostprijs te verkopen. Het is van belang
voor ons dat de warenhuizen de toelevering eerlijke prijzen willen betalen. Dat
kan een ingreep van de vrije markt betekenen, het kan zijn dat men nog gelooft
dat de markt alleen maar naar gewenste evenwichten evolueert. Er is een arbiter
nodig die waar nodig verhindert dat de sterkste partijen de rest onder de voet
lopen. Want in het huidige landschap blijkt er al vaker geweest te zijn van
kartelvorming onder de warenhuizen en dat was niet goed voor de consument noch
voor de producent.
Want wie gelooft in de vrije
markt zonder enige arbiter, heeft Adam Smith niet goed gelezen. Vooral zijn
kritiek aan het adres van Bernard Mandeville, The Theory of Moral Sentiments, waarmee hij de inzichten van
Mandeville, The fable of the bees aanviel, laat zien dat we niet zomaar naar
eigen goeddunken kunnen handelen. Mandeville had immers betoogd dat persoonlijke
ondeugden tot publiek welzijn kunnen leiden. Smith heeft dat bestreden, ook in
de Wealth of Nations maar in de
periode van oplevend neoliberalisme, werd dus voor het gemak vergeten dat
economisch handelen niet waardenvrij is, de studie van het handelen eventueel nog
wel. Maar terwijl iedereen zat te staren naar de blijde boodschap van Thomas
Piketty, Le capital au XIième
siècle, vond ik bij Tomas Sedlacek een interessanter denkspoor om de rol
van subjecten in het economisch gebeuren beter te vatten, inclusief de gedachte
dat deugd op zich niet altijd zo wenselijk moet zijn - zoals Mandeville stelde
- maar ook dat een partij moet kunnen tussenkomen als economische verhoudingen
problematisch worden.
Wat de overheden betreft moet
ook overwogen worden of ze aan de ene kant geen maatregelen ten aanzien van de
grootwarenhuizen zou mogen nemen intussen de producenten bedelven onder zware
administratieve verplichtingen.
Inzake de positie van de
landbouw moet men niet per se kijken naar de Britse Prince of Wales, maar de
boeren die zonder Europese marktinterventie helemaal ten onder zouden gaan.
Natuurlijk horen die interventies goed doordacht inzake middelen en
doelstellingen en loopt het uit de hand, dan moet dat bijgesteld. Maar de
huidige politiek van Europa moet dan ook maar eens beter uitgelegd worden. Hoe
werkte de politiek van Mansholt door? Wat gebeurde er met de budgetten toen men
de boter- en vleesbergen wilde werken en vervolgens, wat deed de markt, wat
deden de grote spelers met de prijzen die ze de producenten aanrekenden.
Hoeveel planlast ook dragen landbouwers en wat is het gewicht van af te betalen
leningen? Er hangt meer van af dan alleen het welzijn van de boeren.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten