Burgemeester moet niet somberen
Kleinbeeld
Heerlijk somberen
wie kijkt het donkerst
Burgemeester van Antwerpen
zijn brengt een beroepslast bij, dat men vanzelf altijd in de eerste rij staat
om spitsroeden te lopen, dat heeft deze burgemeester met zijn voorganger
gemeen. Meer nog, mevrouw Detiège werd gewipt om een probleem van een kleine
ontsporing - die veel groter had kunnen zijn - maar toch, het veranderde weinig
aan het beleid. Nu wil men ons doen geloven dat er geen verandering is: de
stadsbouwmeester kwam al niet ter sprake.
Maar het meest spitante was dat het koketteren met zijn sombere kijk op
mens en wereld waar de dame met sociale inborst optimisme tegenover stelde.
Bezorgdheid aan de dag leggen?
Dat is de taak van politici, of ze nu een uitvoerend mandaat bekleden of een
wetgevend en controlerend ambt vervullen en bezorgdheid kan men duiden als zorg
dragen voor. Er zijn domeinen waar men zeer uitvoerig blijk geeft van
bezorgdheid, zoals de verkeersveiligheid en waar men niet afdoende kan voorzien
in veiligheid. Het probleem blijkt evenwel te zijn dat die bezorgdheid - hoe
oprecht ook - niet bij machte blijkt de mens anders te zien dan als een aggregaat
van ondeugden, die alle goede intenties van de bestuurders vanzelf in de war
sturen. Hier delen links en rechts in hoge mate hun waarden, al kan de uitkomst
verschillend zijn. Dat mensen niet altijd deugen kan bezwaarlijk nieuws heten,
wel weten we dat niet alle "ondeugden" werkelijk visceraal zijn, per
se negatief moeten uitpakken voor derden, bedrog moeten heten...
De werking van bibliotheken is
een ideale manier om uit te leggen dat er een soort bezorgdheid heerst bij
bestuurders die brave mensen de weg naar boeken gewoon afsnijdt. In de mate
namelijk dat bibliothecarissen streven naar goede, perfecte ordeningssystemen,
kan het immers moeilijker worden om die titels te vinden die men echt van node
heeft om tot inzicht te komen. De ideale bibliotheek is er namelijk een die
niet bedoeld is om opengesteld te worden voor het brede publiek, maar waar
alles altijd op de juiste plaats staat. De ideale bib is een dooie boel. Hoe
groot evenwel de inspanningen zijn om zo een ideaal opgebouwde bibliotheek op
te bouwen, de gebruiker zal al gauw de snelste weg vinden naar bruikbare en
uitdagende titels. Want de inspanningen om de bib mooi te laten ogen gaat wel
eens voorbij aan de inspanning de belangrijkste - niet per se de meest
populaire - titels te verwerven. Dit kan men wel wat gechargeerd vinden, het
laat wel toe te betogen dat de verantwoordelijke voor het levend omgaan met
kennis en titels niet de bibliothecaris is, maar de gebruiker, een gewone lezer
of een professionele gebruiker van wetenschappelijke bibliotheken.
Het politieke leven dezer
dagen draait rond veiligheid, rond schone mobiliteit, rond een goed draaiende
economie, maar de gebruikers vinden de normen en regels niet altijd geschikt
voor henzelf. Zij zijn het die in het beeld van Bernard Mandeville ondeugden
beoefenen en daarmee wel eens voor oponthoud en vervelende situaties zorgen,
maar tevens zorgen dat de boel kwantumsprongen kan maken.
Ook al stelde Bernard
Mandeville dat private ondeugden sowieso publieke baten kunnen opleveren, kan
men daarbij niet alleen op louter morele ondeugden de aandacht vestigen - overigens
kan ook dat overtreden van fatsoensregels ook baten - maar vooral over het
overtreden van taboes. Niet dat die mensen dan zeggen dat iets taboe is en
vervolgens met grote vreugde en zonder grote inspanning onderuit halen. Het
gaat om diep verankerde en al dan niet gestaafde of beproefde inzichten die
iemand meent te mogen negeren. Het ontwikkelen van nieuwe methodes in de
landbouw werd bijna altijd ervaren als een foute boel, als overtredingen op de
regels. Vooruitgangsadepten kijken altijd naar fenomenen als de vernieling van
stoommachines door de ludieten, die hun oude ambachten wilden vrijwaren en
daarom nieuwe technologie afwezen of naar boeren die tegen de trein zouden
gekant geweest zijn. Boeren zagen hun kostbare landbouwgronden genaast en
begrepen de noodzaak niet onmiddellijk van die spoorwegen, maar zagen wel de
mogelijkheden én de bedreigingen. Vooruitgang zet het bestaande op de helling
maar niemand weet wat er komen zal. Dat de trein onze cultuur grondig gewijzigd
heeft, had ook Tony Judt begrepen en hij liet dat zien in een uitgebreid essay.
Het zijn de buitenbeentjes die
de boel op stelten zetten en ons aan het denken zetten. Op vakantie in Bretagne
kwam ik op een keer per abuis, min of meer per abuis, op een naaktstrand
terecht en zag er de ontspannen sfeer, maar raakte zelf wel wat opgewonden bij.
De volgende dag liep een zeilmaatje, een Duitse mee en ik merkte dat ze ermee
vertrouwd was. We schrijven 1982 en ze legde me uit dat mensen in Duitsland al
lang een uitgebreide FKK beoefenden, waarbij het erotische noch het seksuele
over het hoofd gezien worden, maar waarbij, vond ze, juist de hele
overspannenheid daaromtrent werd geregeld op min of meer respectvolle wijze. We
zagen de afgelopen tien, vijftien jaar dat mensen,vooral vrouwen opnieuw met
volledige badpakken of zeker bikini's op het strand komen. Nu, de monokini verdwijnt
niet omwille van nieuwe fatsoensregels, tenzij men esthetische normen ook onder
het fatsoen rekent. Vrouwen zijn nog steeds iets schroomvoller - niet per se
maar wel door de band - maar vooral willen ze niet laten zien hoe weinig boezem
ze denken te hebben. De FKK had dit voordeel dat men daar niet om wilde geven,
want of het lukte, valt altijd nog te bezien. Ook moet nog bedacht dat het voor
sommige stranden bijna een keurmerk was dat er aan naturisme werd gedaan. Het
werd min of meer gecommercialiseerd, maar dezer dagen is het blijkbaar niet
meer aan de orde. Nu zou men kunnen bedenken dat mensen met dat naturisme, bij
Oostende al aan het einde van de negentiende eeuw, bewust de normen overtraden
en daarmee het toerisme iets voyeuristisch gaven, waardoor het nog
aantrekkelijker werd. Zoiets als de schilders die kabinetstukjes maakten, voor
het boudoir waar het vleselijke met gevoel voor indiscretie tentoon gesteld
werd. Maar de ware baten van normoverschrijding zag men bij mensen als
Spinoza,Vesalius en Freud, die de bestaande wetenschap onvoldoende bruikbaar
achten om wat hen bekommerde ook te kunnen staven. Spinoza ontwikkelde in de
filosofie een aantal nieuwe inzichten die behalve een kritiek op Descartes ook
vernieuwend waren als het gaat over de betekenis van het zijnde zonder
metafysica. Kort door de bocht, zoveel is duidelijk, maar toch ziet men in het
Deus sive natura de mogelijkheid biedt om het met het immanente te doen en dat
was een aanval op de bestaande wereldbeelden.
Spinoza is genoegzaam gekend,
merkt men altijd weer en toch, hoe vernieuwend en inspirerend hij wel was,
blijkt niet altijd. Maar refereren aan Spinoza kan altijd nog een zeker comfort
bieden, zoals het nu ook bon ton blijkt een citaat van de heer Piketty in de
aanbieding te hebben, terwijl andere citaten het minder doen, wegens niet
bekend. Overigens valt het wel mee, want men hoeft Piketty niet te citeren,
noch Spinoza, de naam volstaat. Maar nadenken over het werk van Spinoza vergt
toch meer en ook zelfs een zekere overmoed. Overigens, vergt niet elke ernstige
studie een dosis overmoed en zijn we dat vergeten? Een mijner zeldzame helden
en heldinnen blijft nog altijd Emilie de Chatelêt, die er wonderwel in slaagde
een begin te maken met een begrip van de aard van het licht. Welnu, in de dagen
dat de chaostheorie in was en ook Ilya Prigogine vaak geciteerd werd, kwam het
werk van deze dame zelden aan bod, terwijl ze over de vraag of licht een zaak
van deeltjes, partikels kon zijn, wel een en ander wiskundig geformuleerd had. Ze
vertaalde ook de Principia mathematica van Newton in het Frans. Toch blijft ze
altijd weer buiten beeld als men over de Franse Lumières spreekt. Misschien
beschouwt men haar eerder als een allumeuse, maar goed, dat is buiten de open
mores van de toenmalige Franse adel gedacht. Juist, men trouwde om patrimoniale
redenen en hield er nagenoeg publiek een minnaar/minnares op na.
Dezer dagen blijkt men wel wat
graag duidelijkheid te krijgen over wat nu het juiste is, hoe men juist kan
oordeel en tegenover juist staat fout. De gedachte van de eeuwige derde mag ons
niet ontgaan wil men de Antwerpse burgemeester van zijn somberen bevrijden. Mensen
zijn niet a priori goed, zijn niet a priori slecht of onbetrouwbaar. Mensen
kunnen best om met de (negatieve) vrijheden, maar soms is een duwtje in de rug
nodig, is er ook wat levenservaring nodig. De burgemeester meent dat er nog
meer vluchtelingen zullen komen - en wie zal hem tegenspreken? - maar hij
vreest dat ze niet of onvoldoende zullen integreren, gesteld dat er een
sluitende definitie van bestaat. De
oorzaak van diens somberen ligt in de gedachte dat die mensen wel gebrand
zouden zijn op de zegeningen van onze maatschappij en cultuur, maar er niet aan
zouden willen bijdragen. Het blijft een mogelijk scenario, maar of het altijd
klopt? Bovendien willen we niet dat
ze onze arbeidsplaatsen komen innemen - een oud zeer sinds de tijd van de
gastarbeiders - zodat er een vicieuze cirkel ontstaat.
Maar moet men echt zo somber
aankijken tegen die mensen die op de vlucht zijn? Wie de periode bekijkt waar
we zo vaak met afgrijzen over spreken, het interbellum en ziet hoe lastig
joodse vluchtelingen uit Duitsland het hadden in Frankrijk - in Nederland liep
het tegen 1940 ook wel mis, - terwijl ze in de VS vaak redelijk vlot een plaats
vonden in de samenleving, sociaal en economisch, moet zich afvragen of onze
benadering wel correct is. Ik denk niet dat we elke vluchteling moeten
toelaten, maar zij die aankloppen, kan men maar beter ook de nodige positieve
rechten toekennen, zoals Vlaanderen nu al doet, want het aanbieden van een
inburgeringstraject betekent dat mensen hier door kennis van taal en een aantal
specifieke gebruiken, ook van administratieve aard, hun weg kunnen vinden.
Haers wil pamperen? Neen, maar je kan niet vrij leven als je niet weet hoe het
maatschappelijke leven verloopt. Moet men dan ook toelaten dat zij al hun
gebruiken handhaven? Het is een moeilijker kwestie, zoals de discussie over de
boerkini of het halal voedsel laten zien. Maar vooral inzichten over de
verhoudingen tussen mensen blijken vaak het pijnpunt en daar gaat het debat
zelden over. De discussies over de praxis, het uiten van religieuze gebruiken
laaien al hoog op, die over bijvoorbeeld vrouwenbesnijdenis, over de
ondergeschikte en onderworpen rol van vrouwen is minstens zo belangrijk.
Maar moeten we daarover
somberen? De partij van Bart De Wever telt wel enkele mensen, zoals Zuhal
Demir, die zich niet echt onderworpen gedragen. Het probleem is niet dat een
zwaluw de zomer niet maakt, maar dat we moeilijk in het religieuze dan wel
levensbeschouwelijke weefsel kunnen doordringen dat een leven van personen en groepen mee structureert
en kleurt. We kennen de finesses niet of beter de gevoeligheden slechts door
enkele termen, zoals (familie-)eer en leven volgens de normen. Hier geven doorgaans
verlichte mensen er wel blijk van in een spreidstand te staan: terwijl onze
samenleving sinds de aanvang van de moderniteit en van de industriële revolutie
inzake opvattingen over fatsoen geleidelijk aan de greep van de weldenkende
fatsoensrakkerij - zowel door de pastoor
als door de echtgenote van de liberale brouwer gepredikt, zij het met
accentverschillen - werd onttrokken en opvattingen over wat goed en aangenaam
tegelijk kan zijn algemeen verspreid raakten, menen zij, die nieuwe
fatsoensrakkers, dat we onze nieuwe medeburgers in hun geloof mogen laten over
wat eer is en de plaats van de vrouw.
Godsdienstvrijheid is een
groot goed, maar het valt me op dat men de hoofddoek en de boerkini niet wil
verbieden omdat dit een inbreuk op de godsdienstvrijheid zou vormen, terwijl
het tegelijk bevrijdend en emanciperend kan werken, wanneer die meisjes vrij
kunnen zwemmen, met hun vriendjes en ander schoon volk. Evengoed zou men het
kunnen hebben over het feit dat Marokkaanse moeders hun zoontjes als prinsen
behandelen zodat ze overdreven verwend raken. De status van de man in sommige
samenlevingen is wel wat overdreven, zou men toch mogen toegeven, maar net
mensen die zich tegen machismo verzetten zien niet dat ze zowel de opvoeding en
meisjes onder ogen moeten nemen, om te verhinderen dat dit machismo zonder meer
wordt doorgegeven, ook en vooral door moeders.
Somberen dient nergens toe,
maar als ik zie hoe onze progressieve vrienden die van alles wat goed is een
recht willen maken tegelijk nalaten te onderzoeken hoe men jongens op school
beter kan laten presteren, door hun prinsheerlijke verafgoding door moedertjes
te helpen intomen, dan zou dat voor die jongens op termijn beter uitpakken. Het
gaat met andere woorden over hoe we naar culturen kijken en hoe we inschatten
wat inherent tot moeilijkheden voor mensen binnen die culturen kan leiden als
ze hier een plaats willen verwerven. Die discussie blijft nu steken in
wederzijdse verwijten van discriminatie en pamperen.
Een ander precair domein van
samenleven vormt het aanwenden van geweld in de publieke ruimte. Kunnen we dan
niet onze verworven beter onder woorden brengen dat geweld een monopolie is dat
bij de overheid berust en slechts onder strikte voorwaarden en proportioneel
aangewend mag worden, waarbij achteraf ook verantwoording wordt gevraagd. Dat
is de norm, de praktijk blijkt soms wat minder geldig, maar men mag het wel
herhalen en verspreiden. Indien geweld voortkomt uit frustratie dat het gevolg
is van ervaren achterstelling, maar ook uit onmondigheid omdat men niet
voldoende inspanningen heeft geleverd, dan is het bijwerken van de mondigheid -
in de algemene omgangstaal - een noodzakelijke zorg. De burgemeester maakt zich
intussen sterk dat er in de stad voldoende bankjes zijn in goed ingerichte
klassen zodat geen enkel kind verstoken blijft van onderwijs.
De discussie zou erover kunnen
gaan hoe we mensen kansen geven door hen vaardigheden aan te reiken, die ze dan
wel zelf moeten verwerven en meester worden. Men kan niet zo heel veel
bijdragen als men zich in school niet laat vormen, toch? Maar als de school
nalaat te vormen is dat plichtverzuim.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten