over complotdenken en intellectuele smetvrees
Reflectie
Tussen complot &
verklaring
over het oordelen
Tinneke Beeckman hecht in haar
boek "macht en onmacht" nogal wat belang van het complotdenken dezer
dagen en beschrijft uitgebreid wat er aan de hand is en waarom zoveel mensen
menen dat ze niet over alle informatie beschikken die leiden tot besluitvorming.
Of bij tragische gebeurtenissen durft men wel eens de verklaringen van
onderzoeksrechters en/of -commissies onvoldoende te bevinden.
Hoe vaak komt het voor dat men
de overheid niet geloofd of de media en op zoek gaat naar andere, betere
verklaringen, waarbij men desnoods de inzichten van experten van tafel veegt.
De kritische methode kan hier helpen, maar de intentionaliteit de anderen te
bedriegen mag men, gezien recente en minder recente ervaringen niet ontkennen.
Mensen met autoriteit? Ze brengen een en ander om ons te overtuigen, maar zoals
mevrouw Beeckman aangeeft, dat doen ook complotdenkers, waarbij men bewust niet
meegeeft wat tegen de gekozen koers ingaat. Het gevolg is dat media dan de
onduidelijkheden, lees: de ommissies toch uitbrengen. Hans Wiegel pleit er in
Nederland voor dat men afstand zou doen van de diensten van spindoctors, omdat
dit het debat zou verstoren en hij heeft een punt. Dat politici vertrouwen
willen uitstralen wordt ook tegengesproken, maar vooral de kwaliteit van de
communicatie zorgt voor een problematische situatie, want de burger krijgt niet
te horen wat er gaande is. Nu besteedt de filosoof - ook in dit boek weer -
aandacht aan het hanteren en omgaan met macht, waarbij ze ons con gusto de
lectuur van Macchiavelli aanbeveelt. Men kan het lezen als een handleiding om
zelf de listen en lagen te hanteren, maar het kan ook gelezen worden als een
waarschuwing: zie hoe men met macht kan omgaan. In dat kader zal men het
inroepen van de hulp van spindoctors billijken. Men zal begrijpen waarom Collin
Powell in de VN de kluit belazerde - al weet ik niet zeker of hij er echt veel
vertrouwen in had dat men hem zou geloven, want telkens als ik de beelden van
die vergadering zie, merk ik dat op dat hij er tegen zijn zin staat - in
verband met de voorraad inzetbare wapens voor massavernietiging die Sadam
Hoessein zou hebben opgebouwd.
In mei 1986 deed er zich in de
Sovjetrepubliek Oekraïne een zware nucleaire ramp voor, waarvan pas toen
nucleair stof buiten het domein van de satellieten van de SU kwam de omvang
helemaal duidelijk werd. Wel had men seismografische aanduidingen gekregen maar
de gebruikelijke geheimhouding zorgde voor enige vertraging, maar Gorbatshov
wilde wel informatie delen, opgeschoond dan wel. Echter, groot was mijn
vertaling toen de eigen overheid bij monde van onder meer de weerman gebood geruststellende
informatie te geven en de werkelijke risico's op bestraling onder tafel te
houden. De uitermate beroemde weerman zou pas jaren later de houding van de
toenmalige minister en haar diensten opbiechten. Zonder exacte kennis van
windrichtingen en van de wijze waarop nucleaire lucht zich in verschillende
luchtlagen beweegt werd duidelijk - voor toehoorders - dat hier iets werd
achter gehouden. Aangezien niemand iets kon doen tegen de fataliteit, werd er
eerder berustend over gesproken. Maar het feit dat geen enkele wetenschapper
geen enkel medium bereid vond om zijn visie te geven... stemde velen ongerust.
Ik vrees dat men zal moeten
aannemen dat de overheid niet altijd bereid is de overheidsdiensten en
wetenschappers op hun woord te geloven. Meer nog, in de sector van de
gezondheidszorg en de preventie horen we nu eens dat boter ongezond is, dan
weer brood en vervolgens margarine. De wetenschappelijke data kloppen wellicht,
maar als het om statistische grootheden gaat, om probabiliteiten is er wel een
en ander aan de hand.
Herman De Dijn schreef over
een werk van Toulmin dat die in zijn "Return to reason" dat
verschillende wetenschappen eigen benaderingen, methodes en vormen van
rapportering hebben. Tinneke Beeckman weet dit ook uitstekend, maar in haar
boek laat zij zien dat we de wetenschappers niet meer vertrouwen, althans niet
die mensen die op zoek gaan naar mogelijke complotten. Nu, de postmoderne
humane en sociale wetenschappers hebben de basis van hun eigen kennis en de
betrouwbaarheid ondergraven. Men heeft schande gesproken over de praktijken van
de sociaal-psycholoog Diederik Stapel, die zelf de antwoordformulieren invulde,
wat zelfs zijn directe medewerkers niet mochten weten maar blijkbaar wel
doorhadden. De peer review als filter voor betrouwbaarheid werkte niet. Stapel
vloog, maar de peers die zijn bevindingen niet in vraag stelden, bleven
onbesproken, want anoniem voor het brede publiek. Wellicht kan de sociale
psychologie ons heel wat bijbrengen, zoals Han Fortman beschreef in
"intleiding tot de cultuurpsychologie".
Er is evenwel meer aan de
hand, want de standaarden van tijdschriften, het systeem van quotations en peer
review hebben een aantal keer tot discussies over de betrouwbaarheid geleid,
met als uiterste situatie dat een gereputeerd onderzoeker zijn baan verloor. De
mensen die instonden voor de peer review, bleven, zoals gezegd, zitten en er
werd niets over gezegd. Het probleem van peer reviewing kan zijn dat bepaalde
aannames stilletjes ingesleten raken.
Mag mevrouw Beeckman zomaar
aannemen dat mensen Piketty op zijn woord geloven? De onderzoeken die hij
uitvoerde, ogen indrukwekkend, maar kan men zomaar stellen dat zijn
meetmethodes om ongelijkheid vast te stellen en de evolutie ervan na te gaan
wel tot een betrouwbaar antwoord kunnen leiden? Mevrouw Beeckman laat zien dat
de discussie over ongelijkheid zelf wel ter discussie moet staan, omdat ze
vaststelt dat in het postmoderne denken economische indicaties betwijfeld
worden alsook de methodes. Met Bruno Latour kan men vaststellen dat men de
eigen aanpak niet aan zelfkritiek onderwerpt.
Het punt kan zijn dat het
wantrouwen in de wetenschappen bij mensen voortkomt uit persoonlijke
ervaringen, waarna bij het zoeken van een second opinion de eigen intuïtie
ingevolgd lijkt te worden. Het hangt er ook van af in welke mate een kwestie
een zaak van leven en dood zou zijn. Toch kan men aan het verhaal van de
Belfortgroep zien dat sommige mensen echt wel menen dat hun klachten, hoewel
niet meetbaar, toch gehoord moeten worden. Denkende aan de straling van
bovengrondse hoogspanningslijnen, kan ik nog altijd begrijpen dat men uitlegt
dat die hoogspanning voor verstoring van mangetische velden zorgt. Men zal
begrijpen dat wellicht wel meetbaar is, maar dergelijke metingen verlopen niet
in een laboratoriumsituatie.
Beweer ik nu dat geen enkel domein
onvatbaar voor twijfel zou zijn. Niet echt, want hoe men tot gerede twijfel
komt heeft ook belang en op dat terrein kan men er niet onderuit dat wie geen
vertrouwen meer wil of kan stellen in de kennis en oprechtheid van
wetenschappers men vaak moet vaststellen dat dit wantrouwen niet op goede
gronden berust. Maar het is altijd wel mogelijk en men zou kunnen onderzoeken,
gegeven het feit dat vele mensen die niet zo heel veel fiducie kunnen opbrengen
misschien wel vragen hebben omdat ze de geleerde heren kennen. Maar
belangrijker nog is dat ze maar al te goed vertrouwd zijn met de methodes, ook
met de fondsenwerving om onderzoek te verrichten.
Wat staat dan naar mijn mening
overeind? Dat het perfect mogelijk is in verschillende domeinen betrouwbaar onderzoek
te verrichten en ook betrouwbare resultaten aan te leveren. Als het mis zou
gaan? Kan altijd maar dan komen we misschien wel op het domein van de fraude.
Maar in principe is het probleem er niet een van fraude versus glasheldere
methodologische zuiverheid, want men zal niet beweren dat het wetenschappelijke
terrein onderhevig zou zijn aan oneerlijke praktijken. Maar de twijfel gaat
doorgaans opduiken in domeinen die mensen direct raken, zoals de
volksgezondheid, medische mogelijkheid, ruimtelijke ordening en de sociale
rechtvaardigheid. Toulmin stelde, zo denk ik, vast dat precies in deze domeinen
de natuurwetenschappelijke methode niet altijd zuiver op de graat kan zijn
omdat men metingen doet zonder werkelijk te beheersen laboratoriumopstellingen
te kunnen hanteren.
Jan de Laender schreef een
belangrijk werk over hoe we ons nogal te buiten kunnen gaan aan wreedheid,
"In het hart van de wildernis". Het hoofdstuk over het
Milgram-experiment vond ik wel relevant in die zin dat Jan De Laender niet geheel
overtuigd was - met anderen - over de deugdelijkheid van het experiment zelf en
dat alleen al omwille van de deelnemers. Interessant is dat hij in een artikel over
menselijke wreedheid, extreme menselijke wreedheid de historici verwijt dat die
gemakkelijk een muur leggen tussen de onderzoekers en de lezers enerzijds en de
daders die met een pathologie omschreven worden. Jan de Laender meende wel dat
we ons moeten hoeden voor het absolute gezag dat we anderen zouden geven, ook
wetenschappers, maar tegelijk dat we waarheden niet zomaar voor absolute
gereveleerde waarheid houden. Tinneke Beeckman geeft dit ook aan, maar zij
meent dat we op zeker moment moeten aannemen dat een bepaald inzicht
betrouwbaar is.
Mag ik het mij veroorloven dat
de zoektocht naar complotten voor sommige mensen een hobby blijkt en voor
andere mensen de uitdrukking vormt van een diepgaand wantrouwen jegens
expertise, maar ook hier kan de persoonlijke betrokkenheid een grote invloed
hebben en gezondheidsproblemen of een bepaalde idolatrie wegen door, zoals
mevrouw Beeckman de lezer meegeeft.
Betrouwbare wetenschap? Wie
zou het niet willen... Maar hier komt de kat op de koord, want het wereldbeeld
van de Wetenschap en dat wat wij ervan maken durft wel eens te verschillen, in
die zin dat we inderdaad niet moeten aannemen dat 2 + 2 = 5, maar dat men
fenomenen kan beschrijven als functies die in hun grafische voorstelling zelfs
niet in het oneindige met een denkbeeldige volmaaktheid blijken samen te
vallen, hoor ik in het gesprek zelden. Of wat met irrationale getallen, onder
meer π, maar ook
, omdat het zoals de stelling van
Pythagoras laat zien de som is van de kwadraten van twee rechthoekzijden, die
elk als lengte 1 hebben.

Mij stoort het als filosofen zoals Johan
Braeckman voortdurend beweren dat we in een volslagen gedetermineerde wereld leven,
waar alles altijd gevolg is van een oorzaak - ook al kunnen we niet altijd de
vinger leggen op de ware oorzaak. In de evolutionaire biologie krijgt dat een
pendant in de gedachte dat ons gedrag al moet ingeschreven zijn geweest in het
gedrag van onze voorzaten. Ongetwijfeld is dat ook zo en het kan best
belangwekkend blijken dat in de homo habilis al iets als voorouderverering
aanwezig is of enig altruïsme dat niet herleid kan wordt tot reëel egoïsme.
Susan Neiman beschreef dat het streven van de Evolutionaire Biologie er wel in
bestaan moet dat een bepaald mensbeeld wordt gepresenteerd als natuurlijk en
evident onomkeerbaar: men kan proberen wat beschaving aan de dag te leggen, in
werkelijkheid zijn we niet beter dan de chimps die we in natuurfilms op ons
bord krijgen.
De wetenschap staat zelf niet boven
discussie en laten we best niet als een fetisj fungeren, zoals in het
sciëntisme wel het geval is. Wil men tegen aannames of dogma's als die over de
door een godheid geschapen wereld inzichten als die over het uitdijende heelal
en de theorie van de Big Bang of de evolutietheorie inzetten, dan volstaat het
niet telkens weer die mantra's te herhalen, maar die geduldig uit te leggen.
Mag ik er geen complot in zien dat het boek van Philip van Loocke, Het wereldbeeld
van de wetenschap"[i] in
de brede media geen aandacht kreeg, noch bij verschijnen, noch later als bron
voor interessante inzichten die men met het publiek kan delen, dan getuigt het
wel van onwil en paternalisme. Het blijft evenwel een aangelegenheid van
algemeen belang dat mediamensen niet enkel hun eigen stokpaardjes berijden,
maar net nieuwsgierigheid aan de dag leggen.
Toch heeft Tinneke Beeckman goede
argumenten om het vraagstuk aan te snijden dat mensen zo bereid lijken zich aan
complotdenken over te geven en de verleiding niet kunnen weerstaan
onbevredigende verklaringen voor rampen of crises te gaan zoeken in kwade wil
van machthebbers van velerlei aard, dat wil zeggen, politie, leger, geheime
diensten, regeringen, grote bedrijven of verdorven genootschappen. Daarom ook
probeerde ik in mijn reflectie aandacht te vragen voor het soms
a-wetenschappelijke klimaat dezer dagen. In tegenstelling tot wat men zou
verwachten, leven we, zoals Beeckman het voorstelt inderdaad in een sfeer
waarin technologie onze zielenzaligheid uitmaakt, maar het wetenschappelijke
kennen, dat is stof voor quizvragen. Technologie, dat is ggo, hernieuwbare
energie, nieuwe (composiet-)materialen en het vermogen problemen van technische
aard op te lossen. Zo gesteld kalft dat vertrouwen bij velen ook al weer af en
het zou Tinneke Beeckman niets verbazen dat mensen juist op dit vlak, dat van
de "technè" redenen tot complotdenken te vinden. Hoezo scheurtjes in
de kerncentrales? Slecht beton of zou het niet net zo zijn omdat de meetinstrumenten
dermate verder ontwikkeld zijn dat men nu scheurtjes kan zien die men tijdens
de bouw niet kon zien. Zou de vraag niet kunnen luiden: komt er straling door
en hoe zeker is het dat de betonplaat op dat vlak voldoende beveiliging levert?
Eerlijk is eerlijk, het Fanc doet ongetwijfeld wat moet, maar zitten de
ingenieurs niet in een lus gevangen? Een antwoord heb ik niet, maar de
discussie, zeker voor zover die in de media komt, stelt me wel eens teleur.
Maar de filosoof vraagt ook meer zorg te
besteden aan het denken, aan het bevattingsvermogen van anderen ook. Wil men
(gevoelens van) onmacht voorkomen, dan volstaat het niet een klip en klare
argumentatie te krijgen, want die argumentatie bouwen we op in een retorisch
kader.
De Verlichting leerde dat we kunnen
denken en dat we kunnen oordelen; daar waren precies mensen als Montaigne en
Erasmus van overtuigd en ook Spinoza heeft daar het zijne toe bijgedragen. Kant
schreef niet voor niets een Kritik der Urteilskraft en Hannah Arendt vond dat
een belangrijke faculteit, eigen aan mensen. In die zin gaat Tinneke Beeckman
dus terecht zover om zich over de complottheorieën te buigen als argument voor
haar bezorgdheid dat het met de Verlichting dezer dagen niet zo goed gesteld
is. Er zit in het boek stof tot nadenken, het laat niet toe er bouwde
stellingen uit te distilleren, wel roept het op tot een intellectuele hygiëne,
maar niet tot doorgedreven en asceptische reinheid. De denker lijde niet aan
geestelijke smetvrees. Wordt het te vies, dan was men de handen, ook dat kan al
denkend.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten