"La vie ne fait pas de cadeau"
Kleinbeeld
Doet het leven 'n cadeau
![]() |
Rimbaud gekwetst - na schietpartij waarbij Paul Verlaine hem beschoot. Het schilderij werd in Brussel gemaakt door Jef Rosman. |
Het
lied van Brel, Orly, over hoe afscheid niet altijd een afscheid kan zijn, soms
is het iemand die je verliest, dan een liefde en een enkele keer dé liefde. Wat
dan, met of zonder Gilbert Bécaud? Wat doet dat in Orly of ergens anders, waar
men adieu zegt voor even of voor altijd? Het leek me al langer iets bijzonders,
dat mensen zomaar kunnen zeggen hoe donker het allemaal wel niet is. Brel zong
dit chanson voor zijn laatste album en het is in wezen niet triest, misschien
wel tragisch. Want melodramatisch wordt het niet, ondanks monsieur 100.000
volts, want de tragedie zien we nooit als we in Zaventem, Schiphol of een ander
oord van vertrek - en aankomst - rondkijken. We zien mensen elkaar omhelzen,
versmelten en zich losscheuren, maar het verhaal kennen we niet.
Zelfs
op zondag is zo een luchthaven een onvoorstelbaar druk oord, maar toch ziet men
dan altijd die twee en hoewel reizen vrolijkheid zou kunnen brengen, zien we
dat het niet altijd rozengeur is om van de maneschijn nog te zwijgen. En toch,
dat lied betekende wel iets voor mij, omdat het betekende dat zelfs een
tragisch afscheid omwille van de intensiteit ons wezenlijk raakt en maakt. Die tragiek is persoonlijk, al zullen
psychologen wel zeggen dat het iets menselijk mag heten en dat we een
verscheurend afscheid ook niet te persoonlijk moeten opnemen.
Het
kan niet nieuw heten, want Arthur Schopenhauer wist al te vertellen hoe erg het
leven wel niet is, hoe nutteloos en hoeveel pretentie we wel niet aan de dag
leggen als we onze persoonlijke kwesties alleen maar als persoonlijk zien.
Schopenhauer hield niet van de Mens, maar dat zou ik hem niet kwalijk nemen.
Maar elke mens als persoon, als uniek wezen, kan met anderen verbindingen
aangaan, die ook nog eens wisselen in intensiteit. Dat visualiseren zou wel
eens een mooi schouwspel kunnen opleveren, terwijl het net als het chanson van
Brel best verscheurend kan zijn. Onze verhoudingen gaan we lang niet altijd
vrijwillig aan of zomaar, zonder doelen, wel integendeel, we hebben plannen en
berekenen er wel eens op los.
De
ene klaagt over eenzaamheid, de andere meent dat vrouwen sluwe verleidsters
zijn en dames menen dan weer dat mannen maar op een ding uit zijn. Er is veel
reden, zou men denken om die onbestendigheid te laken en sinds de oudheid zijn
er bewegingen die zowel misogyn als
misantroop blijken, al beweren ze vooral een bescherming te bieden tegen het
kwaad dat iemand kan overkomen in het leven. Zelfs de meeste poëzie gaat over
het verdriet, de verscheurdheid en wat er allemaal niet mis kan gaan in ons
aardse bestaan. Over het geluk valt domweg weinig te vertellen.
Feit
is wel dat het moeilijk valt aannemelijk te maken dat we zelf ook wel iets van
ons leven kunnen maken zonder dat we daarbij de boel moeten overheersen. Het
gaat licht moraliseren lijken wanneer filosofen beweren dat het leven afhangt
van hoe we de andere bejegenen, maar zelfs de bekende categorische imperatief
van Immanuel Kant legt men graag zo uit dat we niet aan een ander mogen doen
wat we zelf zouden kunnen betreuren te moeten ervaren. Toch kan men Kant ook
begrijpen als een oproep domweg het goede te doen.
Ik
overdenk dat allemaal nog maar eens terwijl ik nog de echo hoor van een of
andere melding in een nieuwsuitzending of iets anders, dat men mensen moet
helpen, via bemiddeling om de gevolgen van een scheiding, een vechtscheiding te
temperen. Laat er deze ochtend ook nog maar eens over gesproken werd op de
radio en het versterkt alleen maar mijn twijfel: we willen vrij zijn, ook als
we een belofte hebben afgelegd. We willen de termijn van ons engagement
beperken, ook tegenover de kinderen die we ter wereld brengen of verwekken. Het
is inderdaad goed dat de echtscheiding volgens wettelijke regels kan, het is
ook best aanbevelenswaardig dat we proberen de gevolgen voor onmondige kinderen
te temperen, maar tegelijk is er de vaststelling dat mensen wel eerst uit vrije
wil een belofte coram publico afleggen en vervolgens menen dat dit een
vergissing moet zijn geweest. De verscheurdheid is dan het lot van de ander.
Maar
nog eens, het loopt niet altijd slecht af, want het kan een bevrijding zijn uit
een slecht lopende relatie te stappen. Mensen dwalen bovendien wel eens, zodat
ze pas later inzien dat ze een foute belofte hebben afgelegd, zonder dat men
hen daarvoor met de vinger mag wijzen. Het punt ligt niet daar, denk ik, wel in
het feit dat we niet willen inzien dat we dat zo mogen proberen te doen dat de
ander er niet onderdoor gaat of de kinderen er de dupe van zijn.
Ik
weet het, dit kan alleen moraliserend klinken en ergens heb ik er vrede mee dat
velen dit niet pikken, maar het is net de gedachte die me hiertoe brengt,
namelijk dat men niet mag nadenken over wat we doen en wat dat voor gevolgen
kan hebben. Het gaat over de vaststelling dat we vrijheid wel inroepen als ons
dat goed uitkomt en verder de kwestie aan anderen overlaten, maar we mogen ons
persoonlijke leed beperken, van ons afduwen. Mogen we anderen leed aandoen?
Iedereen roept nu dat dit zo niet is, maar zijn we daar wel zo zeker van.
Overigens, er zijn er ook genoeg die menen dat het een kwestie zal zijn van
evolutionaire psychologie dat we ons geen rekenschap geven van wat we anderen
aandoen.
Brel
zong wel vaker over de verscheurdheid, omdat het leven ons niet altijd toelaat
te leven zoals we het liefst zouden hebben, zoals de hele "l' Homme de la
Mancha" een poging was op basis van de Don Quichot het toonbeeld te
brengen van iemand die verloren loopt in zijn chevalereske wanen, maar leven
velen niet soms enige tijd of langer in zo een wanen?
Denkend
aan Orly, aan Brel en aan een vertrek uit Lyon Gare Part-Dieu een eeuwigheid
geleden, bekruipt me de gedachte dat het verscheurende ons wel erg pijn kan
doen en toch, op enig moment kunnen we ermee leven. Die gelatenheid hoeft geen
resigneren te wezen, maar iets willen waar geen antwoord op komt of toch niet
het gewenste, het blijft lastig. Maar we beschikken toch ook over een soort
beschaving, inderdaad zoiets als een imperatief die ons ertoe brengen kan iets
na te laten, maar ook - en het dient met evenveel emfase gezegd - te doen,
juist wel, al weten we niet hoe het zal uitpakken.
We
kunnen ons verzekeren tegen het lot, tegen onze eigen nukken noch die van anderen.
Om van die nukken af te raken, kiezen sommigen voor een rationele benadering,
waarbij ze maar moeten hopen over voldoende kennis te beschikken om inderdaad
de juiste afwegingen te maken. Kunnen statistische gegevens ons helpen het
eigen gedrag te berekenen? Of beter nog: helpen die om het gedrag van anderen
te voorzien? Ik help het u hopen, maar zou er niet teveel op inzetten. Meer
nog, misschien zouden we dan veel geluk mislopen, want al calculerend zouden we
veel geen plaats geven, dat wel goed zou kunnen uitkomen. Wat we niet kunnen meten,
laat staan weten, heeft voor scherpzinnige geesten geen betekenis.
Orly
kan triestig zijn, maar met of zonder Bécaud was er die tijd dat het goed was
en zou zij, zou hij die willen schrappen? Vergetelheid zoeken, zegt men dan, maar
helpt het wel? Ach, het is inderdaad een cadeau van het leven, dat onbestendige
want het kan wonderlijk zijn, maar dan komt de gedachte van Rimbaud weer
opzetten: moeten we ons echt geheel volgens de regels gedragen? Welke regels en
wie vaardigt die uit? Waartoe?
Oisive jeunesse
A tout asservie,
par délicatesse
j'ai perdu ma vie
Ah! que le temps vienne
Où les coeurs s'éprennent.
Men
kan het leven verliezen als men zich geheel aan de normen en regels onderwerpt.
Het is de stem van de poète maudit die de gehele negentiende en twintigste eeuw
volgelingen zal krijgen, van mensen die zich niet willen voegen. Maar helaas
voegen ze zich dan naar andere stelsels en komen ze van de regen in de drop
terecht. Pretenderen dat men niet te fijngevoelig mag zijn, kan hier uit
klinken, maar eerder gaat het om de "délicatesse" van de salons, van
het behoorlijke gedrag dat geen aanstoot wil geven; Rimbaud wil niet langer de
salonjonker zijn. Maar of hij echt naar de religie terug wil? Of hij echt terug
naar Verlaine wil?
De
commentatoren hebben er zo hun gedachten over dat een eigen interpretatie, los
van wat de dichter zelf zou hebben kunnen bedoelen in een autobiografische
context, dat de idee dat hij niet meer tot "de wereld" wil behoren
evengoed het wereldje van de schone schijn kan zijn. En ja, stellen we vast dat
het mogelijk kan zijn dat hij terug naar de religie, het katholicisme wil,
hoeft nog niet te betekenen dat hij precies een heilig boontje worden wil. De
interpretatie van een gedicht onderwerpen aan de realia van de biografie van de
dichter? Je suis un autre? Ik ben een ander. Het kan ook een pose wezen, maar
heel erg duidelijk is wel dat wie "Chanson de la plus haute tour" uit
1872 leest, merkt dat de dichter ons in het ongewisse over alles, behalve over
het gegeven dat we kunnen sterven als we ons te zeer aanpassen aan wat men van
ons verlangt. Evengoed kan hij daarmee tegelijk vaststellen dat men in de
verfijning en ontregeling zichzelf kan verliezen. Aan de lezer de keuze? Par
délicatesse j'ai perdu ma vie? Ik blijf het een mooie mantra vinden, met dank
aan Joris Note[i].
Kunnen
dichters ons weinig leren, hoeven ze dat ook niet te pretenderen, Brel,
Rimbaud, Gezelle, Heriette Roland Holst, Jotie 't Hooft, ze brengen gedachten
en ervaringen, sensaties in beweging die we al lezend of declamerend kunnen
ervaren. Is het de mens niet gegeven ervaringen, emoties te overdenken of
voordenken, zodat we er iets mee aankunnen. Alleen het geluk kunnen we niet
echt goed denken, zo lijkt het tenzij aan het einde van het sprookje, wanneer
alle hindernissen zijn opgeruimd. Dat het leven een cadeau kan wezen willen we
dezer dagen nauwelijks in overweging nemen.
Bart
Haers
[i]
Joris Note. Tegen het Einde (2009) De Bezige
Bij. 208 pp. Ik besprak de roman al eerder: http://kwestievanverwondering.blogspot.be/2009/03/boekrecensie-joris-note-tegen-het-einde.html
Reacties
Een reactie posten