Een babbel onderweg per trein
Reflectie
Over wat
goed is
En deugt
Men klaagt vaak over de trein, vertragingen, te druk en te veel onaangepast gedrag. Het kan gebeuren, het is waar, maar soms kan een treinreis ook best boeiend blijken. Je kan nog altijd lezen op de trein, tenzij je te moe bent, maar met “De Draaischijf” van Tom Lanoye kon ik best wel even in het verhaal verdwijnen. Een dame, ze leek me nog jong, vroeg wat ik van het boek vond en een gesprek ontspon zich. Ik weet niet of ik nog alle details of zelfs alle hoofdlijnen mee heb, maar het was een boeiend gesprek over schoonheid en over wat deugt in tijden waar deugd geeist wordt van iedereen, maar ook naïef genoemd wordt.
Eerst had ze me al aangesproken bij het perron, vlak
erbuiten, omdat ze ook nog iets wilde roken. De trein instappend had ik geen
oog meer voor haar, maar even later zat ze tegenover mij. Wel was ik nogal moe,
na een doorwaakte nacht van 31 december en een aangename feestmaaltijd voor het
nieuwe jaar. Toch probeerde ik wat te lezen, Over Joris Diels had ik wel al
gehoord, als historicus met interesse voor hoe mensen in extreme omstandigheden
hun lotsbestemming in handen trachten te houden. De protagonist in de roman van
Lanoye laat zien dat ons leven wel vaker extremer blijkt, ook buiten de gevaren
van oorlogstijden. Toneel maken en op het toneel staan, het is voor de een roeping,
waarbij alles in het werk gesteld moet worden opdat alles perfect over het voetlicht
zou komen. Zij keek me aan, zag ik even later, maar ik bleef gevangen in de
roman en dacht even dat ze gewoon zat te kijken naar een lezende mens.
Het gesprek ontbrandde dan toch omdat ze me vroeg hoe
je in een boek kan verdwijnen, dat je niet meer hoort wat er gebeurt rondom en
dan nog lijkt het bizar. Ik vroeg haar of ze zelf dan nooit las en dat ontkende
ze, ze las, als studente wel wat af, maar raakt wel gauw afgeleid. Haar
kastanjebruine haar omcirkelde haar gezicht, waarin een paar eerder blauwe ogen
vriendelijk terugkeken. Ik sloot mijn boek, de bladwijzer goed schikkend en
zegde dat een goed boek, ook informatieve boeken of essays mijn aandacht wel
kunnen vatten. Voor het eerst, moet ik
zeggen, kon Lanoye mij wel aangrijpen, al moet ik nog wel flink wat episodes
doorworstelen. Maar dat een verhaal me kan vatten, of zelfs een goed geschreven
cursus, vind ik nog altijd belangrijk, want het geeft aan dat er geen reden is
om een saaie cursus aan te bieden. Zij, ze liet zich Saar noemen, vond dat wel
goed gevonden, want ze heeft al vaker geklaagd over de kwaliteit van haar cursussen,
waarbij ze zich afvroeg wat er de oorzaak van kon zijn. De ene cursus zit zo in
elkaar dat je na (herhaalde) lectuur heel wat van meedraagt, terwijl andere
nauwelijks enige samenhang lijken te vertonen of, erger nog, vol beweringen die
nergens gestaafd worden, maar je moet ze evengoed leren… en kunnen reproduceren,
zegde ik. Want dat is uiteindelijk het doel, dat je de leerstof zelf ook kunt
weergeven en vaker dan we denken, komen we zover niet. Toch is dat wat we bij
het studeren wel eens vergeten: we kennen een stuk leerstof maar kunnen het
naderhand niet vertellen. Niet vanwege een black out, maar omdat we er niet toe
gekomen waren die leerstof zo belangrijk en boeiend te vinden dat we het kunnen
navertellen, omdat we ons die eigen hebben gemaakt.
Ze keek me wat verbijsterd aan, want dat had ze al wel
eens ervaren, al raakte ze er met de hakken over de sloot door. Het is dus,
zegt ze, niet alleen aan de prof gelegen? Nu ja, ze blijkt geschiedenis te
studeren en dat is mijn stokpaardje, maar ze had tot nog toe het gevoel dat de
studie niet bracht wat ze ervan verwacht, gehoopt had. Het zinnetje bleef bij
me hangen: “het bevredigde me niet”, zegde ze. Intelligent lijkt ze me genoeg,
maar het valt wel eens op dat we iets studeren, er dol op zijn, maar er niet
toe komen dat we het ons eigen maken.
In station Oudenaarde is er even wat gedoe, maar daarna
rijdt de trein weer verder, rustig aan, komen er andere thema’s aan bod, of net
niet, want zij wil begrijpen waarom ze bepaalde zaken niet onthouden kan.
Middeleeuwse geschiedenis is voor haar duidelijk ver van haar bed, met Karel de
Grote of Lodewijk de Dikke en al die andere vorsten. Hoe het uit te leggen?
Goed, na de grote welvaart en bevolkingsgroei van het Romeinse Rijk en de Pax
Romana moet men zich inbeelden dat de structuren van die tijd nog wel naglanzen,
maar er zijn weinig mensen die er nog mee omkunnen. Toch weet Clovis een vrij
groot rijk op te bouwen op de puinhopen van de voormalige Romeinse provincies
in Gallië en ook de kerk organiseert op basis van een enkele aanwijzing nog wel
de oude bisdommen, maar ondanks de doop van Clovis is er nog weinig over van
wat ten tijde van het Romeinse rijk al aanwezig was aan christendom. De
middeleeuwen begrijpen verloopt langs het volgen van de puinhopen, maar net met
Karel de Grote komen er nieuwe zaken aan de orde, men noemt het een Renovatio
Imperii, zoiets als “Make Rome great again” en ten tijde van Carolus Magnus
krijgt dat in een Westen een zekere geloofwaardigheid. Het blijft altijd wel
een abstract verhaal, dat moet men ook wel onder ogen zien, maar het heeft wel
betekenis, als men er maar in slaagt de vele facetten van die Middeleeuwse
samenleving te vatten. Na Karel de Grote komt er nieuw verval, zeggen we graag,
maar het beeld is minder eenduidig, want er komen al nieuwe handelsroutes tot
stand en men slaagt er wel in, na de demografische ineenstorting – die zelden
in kaart gebracht wordt -, nieuwe demografische groei waar te maken; in feite
werken historici met stille implicaties, zoals de demografische klap die Europa
te verwerken krijgt. Onder meer de Pest van Justinianus, waarover tijdens mijn
studietijd weinig gesproken werd, zorgde ervoor dat de bevolkingsdichtheid na
het Romeinse maximum weer afnam en het draagvlak voor de groei of zelfs maar
onderhoud van de wegen, steden en watervoorziening snel afnam. Evengoed kan men
niet om de klimatologische veranderingen heen.
Zij kijkt me enigszins verbouwereerd aan, want, zo
glimlacht ze, meestal krijgen we lastige stukken te verhapstukken, waar geen touw
aan vast te knopen valt, maar nu plots, ziet ze wat licht. Wat haar nog meer
verwondert is dat ik blijkbaar geschiedenisonderzoek niet herleiden zou tot de
faits et gestes van vorsten als Clovis of Karel de Grote. Dat moet ook, breng
ik te berde, maar het gaat niet alleen om hun daden of wat hun herauten,
Einhard, auteur van de Vita Caroli, ons doorgegeven hebben of voorgeschoteld. Nu,
juist in het handelen van Carolus Magnus zit niet alleen op te poetsen stof
voor verhaaltjes bij de haard, maar ook een hoop wreedheid en alertheid, eigen
aan het uitoefenen van gezag. De strijd tegen de Saksen, tegen de hertogen van
Beieren en ook aan de Italiaanse kant van de Alpen, de koning, later keizer was
nooit zeker zijn van de loyauteit van zijn … strijdgenoten? Ondergeschikten?
Het is niet eenvoudig zomaar te zeggen wat die mensen rond de vorst waren, tot
in het leenstelsel de posities en voorrangsregels helder waren. In dit zin denk
ik dat we de discussie binnen de Firm, de Royals, kunnen begrijpen, als een
discussie of die positie van “heir” versus “spare” nog wel passend zou zijn in
het UK niet gevoerd wordt, maar alles bepalend is, sinds de begrafenis van Lady
Diana. Het werd niet gezegd, maar men zag het aan de wijze waarom ook de broers
van Charles hun rol te vervullen kregen of afgenomen werd. Zelden werd naar de
moraliteit van die reserveprinsen gekeken, maar nu lijken we wel heel erg
hardvochtig.
Of ik dan tegen dat regale theater ben? Uiteraard,
want uiteindelijk worden kinderen altijd wel verwekt met een doel en functie en
hebben ouders in oude families een idee van hun rol die hun kinderen te
vervullen krijgen, maar dan klinkt eerder als een opdracht, zending. Echter, in
een koninklijke familie is de opdracht alles of niets, zoals prinses Margaret
en prinses Anne ook hebben ervaren. Je wordt dus verwekt om de stamboom verder
te zetten en indien de voorganger sterft diens plaats in te nemen. Spijtig is
wel dat die koningskinderen dan wel in mooie kooien te kijk worden gesteld,
maar hun zelfbeschikkingsrecht is wel echt beperkt. Daarom is zo een instituut
een aanfluiting van primaire mensenrechten, al moeten we vaststellen dat in het
Westen, mensen vanzelfsprekend hun vruchtbaarheid onder controle hebben,
meestal toch. In feite is onze menselijke bestaanswijze grondig gewijzigd, maar
hebben we er geen vat op hoe dat zich voor ons in concrete keuzes vorm geeft en
heeft gegeven.
Verbouwereerd kijkt ze me aan, want dit thema staat
toch veraf van wat geschiedenis en wat het begrijpen van de geschiedenis kan
zijn. Wel begrijpt ze dat ik de gevolgen van de medische revoluties onze
leefomstandigheden heeft veranderd en dat we daar nog niet klaar mee zijn.
Zonder meteen moralistisch te willen zijn, haak ik in, kan men een deel van de
conservatieve, zeg maar reactionaire kritiek op het huidige debat over abortus,
voorbehoedsmiddelen en wat al niet meer, genderissues dus, vooral weerklank
vindt bij mensen die hun kompas verloren lijken te hebben. Een gezin van 12
kinderen dezer dagen is voer voor een televisieprogramma, maar duidelijk maakt
men niet waarom dit een humaninterest programma moet heten.
Tja, zegt ze, mijn grootmoeder kwam uit een gezin van
negen kinderen, maar er werden er hooguit zes volwassen en mijn vader had zeven
zussen en geen broer. Hij leerde het leven kennen in een vrouwenhuis want zijn
vader werd na de oorlog vrachtwagenbestuurder, die na tien jaar 8 en even later
20 vrachtwagens had. Hij reed zo graag met de vrachtwagen, zeker omdat de wegen
stilaan beter werden, dat hij het kantoorwerk aan grootmoeder en een zus toevertrouwde,
die zowaar de zaak hebben uitgebouwd, het nieuwe huis opgetrokken en na de dood
van vader gewoon de boel verder hebben gezet. Haar moeder had ook na haar
humaniora even met de vrachtwagen gereden, maar was daarna toch gaan studeren,
ingenieur elektromechanica en later gewerkt aan nieuwe treinen. Ze was wel getrouwd,
maar na de dood van mijn vader na een ongeval met een zeiljacht, was haar beste
vriendin bij haar ingetrokken en zo wist ik al vroeg dat er zoiets als
vrouwenliefde bestaat. In feite leefden de twee als een koppel, maar vaak
genoeg kwam er een vriend over de vloer. Ze glimlachte toen ze zegde dat ze zo
de geheimen van de bloemetjes en de bijtjes op haar veertiende al doorgrond
had. De rest van de familie leek wel eens boos om het gedrag van mijn moeder,
maar aan de andere kant werd ze op een moeilijk moment voor de zaak te hulp
geroepen, wat dan weer de discussies deed verstommen.
Getroebleerd door haar openhartigheid kijkt ze me aan,
waarbij we beiden onze spullen pakken, want we zijn bijna in Gent. Omdat ik
ervan uitga dat ze in Gent zal blijven, neem ik afscheid, maar ze zegt dat ze
naar Brugge reist, omdat ze daar een mooier kot kon vinden. Afstanden zijn niet
meer wat ze geweest zijn. Derhalve stappen we fluks naar spoor tien of negen,
want de trein is verspoord wegens allerlei redenen die de gebruiker van het
openbaar vervoer niet snapt.
Gelukkig vinden we nog een rustige bank, want de trein
is maar vier rijtuigen lang, maar het blijkt goed te lukken, er stappen op deze
januaridag niet veel mensen op. Het is prettig te reizen in fijn gezelschap en
dat blijkt wederzijds. Als ik zeg niet te begrijpen dat ze niet in Gent op kot zit,
dan is dat omdat ze net iets te laat op zoek was gegaan en dat de prijzen te
hoog zijn, vooral voor minderwaardige behuizingen. In Brugge viel het mee,
vooral omdat ze met een paar vriendinnen uiteindelijk een mooi huis hadden
gevonden achter het station. Achteraan ligt er een weide, waar wat geiten en
lama’s rondlopen, toch tien minuten fietsen maar dat is niet zo erg.
Brugge, zegt ze, heeft nadelen, maar voor een student
is het handig dat er weinig te doen, behalve af en toe een concert in het
Concertgebouw, klassieke muziek en een drink met vrienden op de Vesten, toch
een prachtig park. Men kan het alleen maar beamen, maar toch, denk ik dan, wat
voor studentenleven heb je in Brugge? Soms komt ze pas op negen uur ’s avonds thuis,
heeft er nog niemand gekookt en vindt ze in haar eigen koelkast nog een portie,
maar vaker heeft ze het geluk dat iemand wel gekookt heeft of is ze tijdig
thuis en speelt ze wat in de keuken. We
staan buiten voor het station, want ze was niet met de fiets gekomen en moet nu
een bus zoeken naar Zedelgem of zo, maar die komt pas een over een half uur.
Mijn bus zou vroeger kunnen komen, maar ik kan ook nog even het wachten voor
haar verzachten. Toch besluit ik te vertrekken, want de nacht was heel kort en
de dag wel aangenaam, maar ook weer met veel tjollen.
Met de bus naar de Kruispoort en dan nog net acht
minuten stappen, zo snel gaat het dan, maar de buschauffeur zegt dat hij langs
de Gentpoort moet rijden, zodat ik even ver van thuis ben, maar goed, het vriest
niet. Hoe moet ik dat leuke gesprek nu archiveren, bedenk ik, terwijl mijn
telefoon mijn aandacht opeist, Saar aan de lijn dus. Ze zegt dat ze thuis is en
toch wel spijtig is dat ze me niet uitgenodigd heeft. We spreken af elkaar de
volgende dag te zien bij de boekhandel en dan een rode wijn te gaan drinken. Of
het nodig is? Neen, maar een aangenaam gesprek wat verder uitspinnen kan geen kwaad.
En ja, de betekenissen van een woord als deugen, deugd en “het deugt” blijken
boeiende gespreksstof.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten