Nieuwe koren in Brussel met dank aan Flagey en integratie
Dezer Dagen
Wat is
dat, Integratie ?
Bij een heugelijke gebeurtenis, een 60ste verjaardag van een familielid, kwam het gesprek bij het nuttigen van hapjes en drank op de integratie als middel en als doel in het politieke debat. Ik hoorde hoe in Brussel, het gewest, koren werden gevormd om mensen samen te laten zingen, de Flagey Academie. Jongeren uit Brusselse scholen van 6 tot 12, op grond van motivatie, maar weerspiegelt de diversiteit van de samenleving.
Na de PREP Choirs komen jongeren na audities in de
Youth Choirs terecht. Gilles Ledure zette hier als algemeen directeur van Flagey
de schouders onder. Het project fascineert me wel, omdat er toch wel meer is
dan een zoveelste project rond … hoe moet men, kan men het noemen? Integratie
of zou men – horribele dictu – assimilatie op het oog hebben? Wellicht niet, want
wie met muziek bezig is, instrumentaal of stemgewijs, door zang, individueel en
in duet of koor, maakt uiteraard ook een persoonlijke ontwikkeling door. Die
wordt deels gestuurd, maar zoals we zouden moeten weten zijn de geesten vrij,
dat wil zeggen, dat hoewel er altijd wel enig conformisme om de hoek komt
kijken, zien we ook dat mensen door zich te oefenen, door vormen van discipline
zich oefenen en een breed aanbod krijgen aan teksten in inzichten. Zowel uit de
kathedraalkoren als uit de muzikale praktijk van de cantores in de protestantse
muziekpraktijk zijn er niet alleen muzikanten voortgekomen, maar ook leidde die
vorming vaak tot verdere scholing en universitaire vorming, zelfs al eens tot
afwijkende, ketterse gedachten. Het is boeiend vast te stellen dat de Europese
cultuur altijd wel ontwikkelde via instituties maar vooral via tegenstemmen,
gevormd door die instituties, kwamen die tot volle wasdom. Het blijft bijzonder
dat we onze eigen cultuur, onze waarden linken aan eenvormigheid en eenduidigheid.
Europa was rond 800 geen partij voor Byzantium en al
helemaal niet voor Bagdad, waar de Abbasiden een hoogstaande cultuur
ontwikkelden.
“De inkt
van een geleerde is heiliger dan het bloed van een martelaar”
(gezegde uit de Hadith, de overlevering
van uitspraken
van de profeet)
Europa kende toen, door toedoen van Karel de Grote,
Alcuin van York en anderen een intellectuele ontwikkelen en zij legden de
grondslagen voor een (latere) nieuwe bloei, via abdij- en kathedraalscholen.
Door het schrift te uniformiseren, de ontwikkeling van de Karolingische
minuskel, die goed uitwerkte letters die de lezer een perfecte leesmachine
bieden, kon kennis vlotter doorgegeven worden. Toen de Europese samenleving
vanaf het midden van de 11de eeuw tot nieuwe bloei kwam, cultureel
en demografisch, nam ook de geletterdheid toe, langzaam maar onweerstaanbaar.
Ook werd de zangpraktijk in de kerken uitgebouwd, ontstonden kathedraalkoren,
al blijkt het niet evident er iets over te vernemen. Maar ook hier had Karel de
Grote en zijn kring van goed onderlegde scriptores de hand in, want het gregoriaans
werd nog belangrijker als drager van kerkmuziek. Het betekende dat het Latijn
als vadertaal nog belangrijker werd, maar ook ontstond zo een enorme handschriftelijke
traditie, waar, zoals Erasmus zou ervaren, de fouten even massaal in zijn
geslopen. Ook werd de weergave van mensen en zelfs goddelijke figuren niet
verboden, maar wel werd de verering van afbeeldingen verboden. Dat in de hoge
en late Middeleeuwen de schilderkunst zo een opgang kon kennen lag er uiteraard
aan dat de katholieke kerk er geen bezwaren tegen maakte, ook niet als de
weergave realistischer werd, anders dan bij de iconen, die overigens wel heilig
blijken. De kerk gebruikte net een uitgebreide beeldentaal om de gelovigen het
verhaal van de evangeliën en de Bijbel bij te brengen.
In onze cultuur, die naast een schriftelijke cultuur
ook een beeldcultuur is, al waren er vaak protestbewegingen tegen de overdaad
en was er na de Cisterciënzer beweging ook in het protestantisme een sterke
neiging tot soberheid, net omwille van de omvang van de santenboetiek, dat wil
zeggen, de uitgebreide reeks heiligen en afbeeldingen die ook nog eens vererenswaardig
bleken. De muziek was in de kerk al vroeg aanwezig en de ontwikkeling van de
Gregoriaanse kerkmuziek. Voor zover ik weet blijft het moeilijk te weten hoe de
wereldse muziek tot de veertiende eeuw klonk en wat het behelsde. Ik geef toe,
het is een gat in mijn cultuur, maar naar best vermogen kijkend naar wat
geweten is, moet er wel degelijk muziek zijn gemaakt, dansmuziek en verhalende
muziek, over de dingen des daags en grote verwachtingen, angsten ook en
heldendaden uiteraard. Werden de epen van de Tafelronde dan gezongen? Het zou
best kunnen. Maar geluidsfragmenten zijn er niet.
Feit is dat op het zingen en spelen van muziek geen
taboe ruste, maar ook dat er naast de religieuze, gewijde muziek ook een
wereldse en dan nog eens een hoofse en volkse muziek kon bestaan. De Ars Nova,
waar de Bourgondische hertogen het nodige aan bijdroegen door musici te steunen
en koren te financieren gaf het leven een auditieve meerwaarde zoals Paul van
Nevel al jaren te gehore brengt en ook Eric van Nevel droeg zijn steentje bij
met het verlenen van toegang tot oude muziek. Het is dan ook van belang te begrijpen
dat om die muziek te brengen heel wat jongeren in steden en abdijen werden
klaargestoomd en uiteindelijk vaak hun eigen bijdrage konden leveren. In de
westerse samenleving kwam er na de Renaissance van de 12de eeuw een
cultureel leven tot stand dat nog maar aan het begin stond van de overweldigende
ontwikkelingen die in alle takken van kunst, van sport, zo u wil, brede vertakkingen
zou kennen. Omdat individuele kunstenaars met talent ook werden gewaardeerd,
zeker als zij zich onderscheidden, werd de kunstwereld merkwaardig homogeen en
doorheen de tijd tegelijk zeer bewogen door nieuwe trouvailles of hernemingen
van een paar generaties tot stand was gebracht. Grote namen op de actuele Parnassus,
konden vergeten raken en 120 jaar weer tot bloei komen. Maar precies Bach werd
onder musici, zoals Mozart en Beethoven bestudeerd met het doel hun eigen kunnen
uit te breiden en nieuwe wegen in te slaan. Pas Mendelssohn zou J.S. Bach
opnieuw bij het publiek brengen en zo ook het begrip bij het publiek
uitbreiden. Belangrijk bij Bachs religieuze werken waren de cantates, oratoria
en uiteraard de Matthaeus- en Johannespassies, een aantal missen ook die naast
het seculiere werd, de wereldse muziek het publiek en componisten de weg weest en
wijst naar onvermoede mogelijkheden. Toch willen we hier allerminst de idee
voedsel geven dat Bach het alfa en de omega van de Europese muziek zou zijn,
alleen heeft hij met zijn uitgebreide oeuvre andere componisten geïnspireerd,
ook tot stoutmoedigheid. In zijn tijd en later kwamen er dan weer anderen die
eigen bijdragen leverden, zoals Haendel, in Frankrijk was Jean-Baptiste Lully
een bron voor Franse componisten, naast Rameau. Ondanks de verschillen kan men
ook wel vaststellen dat zowel de religieuze muziek als de wereldse muziek in
Europa en waar Europeanen zich metterwoon hadden gevestigd beantwoordde aan dezelfde
regels van harmonie en contrapunt, al kon niet iedereen er evenveel eigen
creativiteit aan toevoegen.
In de zalen van Flagey kan men bovendien ook jazz
horen en andere muziekgenres, soms kan men er ondergedompeld worden in de muziek
van andere culturen – jazz ervaren we vaak als eigen, ondanks de geschiedenis ervan
en de ontwikkelingen in de afgelopen decennia – die ons meenemen naar oorden
die we als exotisch bestempelen, maar waar we niet zomaar heen gaan. Arabische
muziek, de virtuozen op de Ud of Oed dan wel Oud, die we wel eens horen op Klara.
De relatie tussen de verschillende muziekculturen aan deze en gene zijde van de
Middellandse zee kan op men op verschillende manieren beschrijven, maar de oed
of ud is wel de voorloper van de luit en dus ook van de gitaar. Hierover
nadenkend kan men zich afvragen waarom de Koran stelt dat muziek haram zou zijn,
want blijkbaar zegt de Islam er weinig over of zelfs nog minder, maar de Hadith,
de overlevering van uitspraken van de profeet handelen er meer over. Nu weten we
niet wat de muziekpraktijk in de Arabische wereld precies inhield, maar dat tot
nu theologen en juristen in de Arabische wereld nog altijd twisten over die vraag
of muziek spelen, zingen en beluisteren haram zou zijn, is wel opvallend en
maakt het minder onoverkomelijk kinderen met muziek en koorzang in verband te
brengen, tenzij ze zelf al te goed weten dat het niet oogt, omdat de ouders een
strenge opvatting huldigen. Wie zal hen dan van het tegendeel overtuigen?
Het is in deze context opvallend dat koorzang van
studenten nogal eens wat ongeregeld verloopt, maar zingen in een koor
discipline vergt en goed horen hoe men tot samen zingen komt. Het verloop van een recital van een koor laat
vaak verschillende aspecten van het koor en de koormuziek horen, waarbij wel
eens gekeken wordt hoe men het publiek kan beroeren, een publiek dat doorgaans
wel weet dat er aan het optreden vele repetities vooraf zijn gegaan. En die
repetities schenken vaak vreugde aan de koorleden, als men een paar keer, na
hernemingen eens goed kan doorzingen, waarbij de dirigent v/m aan het einde
opgetogen iedereen bedankt.
Anders gezegd, wie deelneemt aan een koor, deel geeft
aan het gedeelde project, wordt ook deel van die stemmen die samen muziek ten gehore
kunnen brengen en dat vraag, zoals Alicja Gescinska schreef in “Thuis in Muziek”
volle overgave. Het kan dus interessant zijn zich af te vragen hoe men jongeren
en ook wel volwassenen kan bewegen, ondanks mogelijke weerstanden om religieuze
overwegingen, toch lid te worden van een koor. Gilles Ledure zette vanuit
Flagey de Flagey Academy op: koren die rekruteren in verschillende
culturen die in Brussel leven. Net omdat koorzingen zelfvertrouwen brengt, want
men boort onvermoede talenten aan en leert een wereld kennen, die we doorgaans
niet kennen, tenzij we, zoals Pierre Bourdieu zegde, over heel wat sociaal
kapitaal beschikken, tenzij dus de ouders zelf ook deel hebben aan wat men een
hogere cultuur pleegt te noemen. Wellicht kan men Bourdieu wel volgen, zeker na
de ontwikkelingen van radio, televisie en singeltjes, dat een populaire cultuur
plots voor iedereen voorhanden was en binnen handbereik, maar die media hebben
op zeker moment, onder invloed van Bourdieu en anderen hun geloof verloren in
de emanciperende kracht van cultuur.
We moeten er wel rekening mee houden dat mensen niet
zomaar buiten de eigen leefwereld treden, terwijl pedagogen wel eens beweren
dat kinderen binnen hun leefwereld het beste zijn. In Onderwijsdebatten en ook
wel als het over muziekleven gaat, ziet men dat mensen niets mag opdringen,
want Queen is niet beter dan Ludwig von Beethoven, of was het omgekeerd. Toegang
verlenen voor wat onze cultuur te bieden heeft, kan mensen meenemen naar andere
facetten. Maar goed, de discussie over assimilatie versus integratie gaat
uiteraard tegen de idee in dat de ene cultuur niet boven de andere kan staan.
Afgezien van het feit dat er zoiets als een globaal referentiekader lijkt te
bestaan, op verschillende niveaus, van bedrijfsleiding tot onderwijs en
cultuur, vooral Amerikaanse ontspanningscultuur kan men er ook niet aan voorbij
dat we met elkaar opgescheept zitten. In het onderwijs, kleuter- en basisschool
wilde men een plaats geven aan de thuisschool, maar de ouders, in dat geval
Turkse ouders, wilden expliciet onderwijs in het Nederlands om hun kinderen een
eerlijke kans te geven. De Koerden waren er ook tegen, omdat men vreesde voor
ideologische besmetting.
De kerkkoren van weleer zijn hoe dan ook niet meer tot
leven te wekken, niet omdat het vaak oudere mensen zijn, maar omdat het knapenkoor
geen aanzien meer heeft. Het valt dan ook met sympathie vast te stellen dat men
in Brussel vanuit Flagey verschillende initiatieven steunt met ook een koor
academie waar goede zangers extra kansen krijgen. Het komt mij voor dat men het
cultuurrelativisme van de jaren zeventig heeft laten verzanden, terwijl men nu
met een sterk verwijt komt, dat de Europese cultuur, als een geheel
verantwoordelijk is voor de ellende in wereld. Het klopt domweg niet, maar heel
erg proper was het ook niet. Het punt is dat Gilles Ledure en zijn team een
idee hebben om jongeren samen te laten zingen en zo aan cultuuroverdracht te
doen. Overigens, wie komt nog in contact met jeugdkoren, zeker nu Klara “Het
koorleven in Vlaanderen” al even geschrapt heeft. Als er bezwaren zijn tegen
die idee van cultuuroverdracht, dan gaat het over een herhaling van het oude
verwijt van kolonialisme en imperialisme, terwijl het ook kan gaan om het vormen
van een samenleving met een breed cultureel kapitaal. Integratie zal niet
lukken zonder metissage, zonder vermenging, maar net daar zien sommigen
problemen. Hoe Vlaams kan Vlaanderen zijn, van vreemde smetten vrij? Ook Leon
Degrelle vond dat een hoofdpunt, net als de Action Française, al ken men even
goed zeggen dat Frankrijk en zeker Parijs veel van de aantrekkingskracht won
uit mensen die vanuit alle hoeken van Europa en de wereld hun ding konden doen,
van Josephine Baker over Hannah Arendt en Klaus Mann, maar ook Picasso en wie
al niet. De zuiverheid van een cultuur
willen behouden, is erger dan een Sisyphusopdracht, omdat het gewoon blijkbaar
niet tot hen doordringt dat ze mee de cultuur vorm geven. Rond 1900 schreef Houston
Stewart Chamberlain “Die Grundlagen des XIX Jahrhunderts in 2 volumes. In
Frankrijk was er Lavisse en ook elders zocht men naar de oorsprong van … het nare
tijdgewricht waarin men zich geplaatst zag. De grootsheid van de Natie in het
licht stellen, het was in de burgerlijke staten na de Napoleontische oorlogen een
poging om de staten als naties gelegitimeerd te zien, maar de culturen in Europa
verschilden op vele vlakken niet zo gek veel van elkaar. Robert Schumann schreef,
onwetend, Sonntags am Rhein, en dat, tja maakt het toch allemaal wat verdacht.
Toch heeft Sonntags am Rhein weinig met “Wacht am Rhein” dat dan weer voor de
Zuid-Duitse lidstaten beter paste dan “Heil dir im Siegerkranz” dat het
volkslied werd van het Duitse Keizerrijk. Zingen zullen we, heet het en dan is
het passend dat we de muziek in alle facetten leren kennen. Hopelijk kan Flagey
een en ander in Beweging zetten.
Koormuziek kan dus een aanzet geven tot het verkennen
van de cultuur, want we hebben dat allemaal nodig onderweg, waarbij het afhangt
van mentoren, leraren, koordirigenten wat men aangeboden krijgt. Daarom lijkt
de uitdaging die Flagey zich stelt best wel meer aandacht te verdienen. Leren
was voor Erasmus en ook voor latere studenten naast de moedertaal ook een
vadertaal leren. Het Algemeen Nederlands als standaardtaal afwijzen wegens
artificieel, staat individuele cultuurverwerving en emancipatie in de weg. En
dat is zo te zien ook een heilzame weg voor de vorming van een bloeiende
samenleving, waar ook nieuwkomers volop deel aan kunnen hebben. Wie kan daar
bezwaar tegen hebben?
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten