Geeft denken zekerheid of vrijheid?
Kritiek
Europese
waarden
Hoezo ?
Plots lijkt het vergeten, dat verhaal van de Verlichtingswaarden en spreekt men om allerlei redenen die onderzocht moeten worden, over Europese waarden. Alsof de universele waarde van die Europese inzichten over individu en samenleving, over de staat en het recht plots alleen maar geldig zijn in onze contreien. Vergeten we niet dat er een Verklaring van Caïro bestaat, die stipuleert dat de Europese ofwel de Waarden van de Verlichting net niet universeel geldig zijn – vooral niet de vrouwenrechten. Maar leg het dan eens uit, hoor ik dan. Een bescheiden poging.
Onze cultuur, een begrip dat voor sommigen al verdacht
lijkt, bestaat uit meerdere lagen en is geleidelijk tot stand gekomen, al is
een cultuur altijd wel volkomen, zonder perfect te zijn, want ze omvat altijd
alle gekende facetten van het leven van de groep. Daarbij denken we zowel aan de
invulling van basisbehoeften als gebruiken rond leven en dood, seksualiteit en
aannames over een opperwezen onder ogen moeten zien, dan wel de voortgang van
de wetenschappen. Vermits we het begrip cultuur niet helder kunnen definiëren,
omdat er zoveel rafelranden en elementen zijn die zich slechts in opsommingen
laten vaten, moeten we het ermee doen dat de cultuur als fenomeen alles
omvattend is als het gaat om de vormgeving van het persoonlijke en
gemeenschappelijke leven. Dat maakt cultuurkritiek altijd lastig omdat men niet
verder komt dan puntjes opsommen. Het laat wel toe te begrijpen dat als we aan
verbetering denken, dat we dat hoogstens stap voor stap kunnen doen.
Om maar iets te zeggen, het Christendom in Europa
heeft na de Romeinse tijd en de val van het West-Romeinse rijk eeuwen nodig
gehad om echt ingang te vinden door een bekering in de diepte. Dat begon pas
vanaf de twaalfde eeuw goed te werken, zo meende Ludo Milis, toen de oorbiecht
werd ingevoerd en ook de “gewone” mens bereikten. Tegelijk kwamen ook beter uitgewerkte
vormen van wat door de kerk Ketterij
werd genoemd opzetten, zoals Seger van Brabant, Lambert le Bègue – of de
stotteraar – en anderen die basisconcepten én de hiërarchie te kijk zetten. Ook
Van den Vos Reinaerde bevat duidelijke en uitgesproken kritiek aan het adres
van de kerk.
Tijdens de twaalfde, dertiende eeuw zal ook de
ketterij van de Albigenzen of katharen verspreiding kennen, die een soort Manicheïstische
geloofsopvatting onderschreven, waarbij de aarde, de samenleving het strijdperk
zou zijn van het goede – God – tegen het Kwade – Satan of Lucifer – en mensen
zich door zuivering konden vrijmaken van het kwaad. Nu had Augustinus, een autoriteit
zonder meer tijdens de middeleeuwen, net tegen het Manicheïsme van leer
getrokken in zijn geschriften en beschouwde de kerk dit wereldbeeld als
strijdig met de leer van de katholieke kerk.
Nu kan men zich natuurlijk afvragen wat de ontwikkelingen
van de katholieke orthodoxie, de juiste leer, nu te maken heeft met Europese
waarden, maar het is precies de Renaissance van de twaalfde eeuw dat de idee
van orthodoxie in de Westerse christenheid ook met harde hand werd gehandhaafd,
terwijl men er anderzijds niet omheen kan dat in die periode nieuwe kloosterorden
als de Franciscanen en de Dominicanen ontstonden maar ook meer exotische als de
Zakbroeders, die vooral in de steden aanwezig waren in tegenstelling tot de
abdijen, die de regel van Benedictus volgden, maar waar er ook na de spectaculaire
bloei van de orde van Cluny weerstand ontstond vanwege Bernard van Clairvaux
die een meer sobere levensstijl voorstond, de orde van Citeaux en intussen verzette
Bernard van Clairvaux zich zelf ook weer tegen heterodoxe inzichten. Wie de Veertiende
eeuw waanzinnig wil noemen, zou verbaasd staan van de evoluties voordien. Wel
is het ook wel zo dat in de veertiende eeuw de evoluties als het gaat om
gedeelde waarden een nieuw dynamiek kregen. Het schrift kende meer verspreiding
en de gravinnen Johanna van Constantinopel en Margareta van Vlaanderen, dochters
van de Keizer van Byzantium, Boudewijn IX, graaf van Vlaanderen en Henegouwen, wisten
dat kennis van het schrift en van belangrijke teksten nodig was om hun
vorstendommen te besturen. In die tijd nam ook de kennis van het recht en de
inzetbaarheid ervan om conflicten af te
handelen toe, waarbij niet alleen vorsten zich voor hun aanspraken gingen
bedienen van goed ingevoerde raadgevers, zoals Enguerrand de Marigny. Ook de
graven van Vlaanderen deden beroep op legisten, mensen die hun kennis van het
recht aan universiteiten hadden opgedaan, zoals de Sorbonne of anders in
Bologna. Opvallend is dat daar weinig over geschreven is geworden, wellicht
omdat het niet past bij ons beeld van een primitieve vorm van
machtsuitoefening, terwijl in de Vlaanderen de steden mee druk uitoefenden op
het beleid van de centrale instellingen en hun aanspraken niet alleen via straatgeweld
wisten hard te maken.
De ontwikkeling van bestuurlijke praktijken waarbij
met hoogtepunten en dieptepunten de ontwikkeling van het recht mee de
samenleving ging structuren en dat van Lissabon tot Scandinavië, zij het niet
altijd gelijktijdig, vormen een belangrijk aspect van onze cultuur, waarbij het
erom gaat dat men conflicten dan wel niet kan vermijden, maar steeds meer tot
onderhandelde oplossingen komen kan. De oorlog waarvan de slag bij Kortrijk in
1302 een episode is, werd vaker aan de onderhandelingstafel uitgevochten dan met
de wapens. Daarin toonde Filips IV zich zonder enige twijfel als een machtspoliticus,
maar of hij al zijn doelen bereikte, komt in de Vlaamse versie niet aan bod,
omdat die politiek, zoals enigszins geromantiseerd beschreven in “les Rois
Maudits” van Maurice Druon verhaald wordt op een fiasco van zijn dynastie is
uitgelopen. Mijn ergernis over de discussies rond “het verhaal van Vlaanderen”
is precies dat men episodes behandeld, zonder de nasleep ervan te behandelen. Zeker
als het over de ontwikkeling van een Europese cultuur gaat, zal men toch niet
spreken over het succes van de Scholastiek, zonder ook te verwijzen naar de
afbrokkeling ervan omdat men zich te zegezeker waande als theologen of
theologasters en omdat men dacht, aannam dat de macht van de kerk boven alle
twijfel verheven was. Maar net toen kwam een schriftgeleerde, in de beste zin
van het woord, de pret bederven door de bijbel te herstellen en kopieerfouten
en andere ingrepen weg te zuiveren, Erasmus dus. Maar hij was niet alleen, zijn
boeken werden gelezen en hoewel men wel eens de indruk geeft dat zijn vele
wrochten geen gevolgen had, kan men stellen dat zijn inzichten over de studie
van Latijn en Grieks wel gevolgen had. Willem van Oranje was de stichter van de
universiteit van Leiden, die weliswaar mee de Calvinistische theologie zou
schragen en de orthodoxie verdedigen, hoewel Utrecht hier een minstens even
belangrijke rol opeiste, maar de idee van Willem van Oranje was dubbel: bekwame
juristen en intellectuelen opleiden, zonder de bemoeienis van de RKK of de
protestantse organisaties. De religieuze vrijheid die Oranje vooropstelde was
van belang al bleek die doorheen zijn jarenlange strijd niet gemakkelijk te
handhaven viel. Ook in het prinsdom Orange, waar hij soeverein prins was, kon
hij die benadering van tolerantie maar zolang handhaven als Avignon waar de
Paus nog altijd alles te zeggen had – maar residerend in Rome natuurlijk – en de
Franse Koning dat toestonden. We kennen de ellende van de godsdienstoorlogen in
Frankrijk, de Duitse landen en ook in Engeland, maar Spanje ontsnapte eraan,
maar dat kwam met een hoge prijs, want Spanje werd intellectueel afgesloten van
de rest van Europa: geen boek mocht naar Spanje komen zonder toestemming van de
Inquisitie en niemand mocht in het buitenland gaan studeren. Voor de goede
orde, Vives leefde in Brugge, voor Filips II deze draconische maatregel nam,
namelijk geboren in Valencia in 1493 en overleden in Brugge in 1540, was
humanist en lange tijd bevriend met Erasmus,
ook al bekoelde die vriendschap, al vind ik geen oorzaken. Beide humanisten
waren wel tegen oorlog gekant en vonden dat Europa daarom minder door oorlog
geteisterd moest worden en dus in vrede leven. De visie op macht vanwege
vorsten maakte die wens moeilijk, maar toch zou dat humanisme wel doorwerken
omdat vorsten zich wel graag van die kennis bedienden.
“De visie op macht vanwege vorsten maakte die vredeswens
moeilijk, maar toch zou dat humanisme wel doorwerken, omdat vorsten zich wel
graag van die kennis bedienden.”
Cruciaal in de Europese discussies over legitimiteit
van macht en vorsten, werd de opstand in de Nederlanden, die met de Pacificatie
van Gent (1576), Het plakkaat van Verlatinge (1581) en de Deductie van Vranken
(1587) fundamentele argumenten gaf voor de opstandelingen waarom hun afwijzing
van Filips II legitiem was en men een republiek kon vormen zonder prins aan het
hoofd. Intussen schreef Jean Bodin t1530 – 1596) aan de fundamenten van het
vorstelijk absolutisme, waar Filips II al mee experimenteerde en dat door Louis
XIV vorm gegeven zou worden. Alleen schakelde die een belangrijk aspect uit, namelijk
de vereiste die Bodin voorop had gesteld dat zelfs de absolute monarch voor het
opleggen van belastingen het fiat van de onderdanen moet krijgen; Louis XIV had
meegekregen dat Richelieu en Mazarin de inbreng van die Staten-Generaal
overbodig achtten. Het zou onder Louis XV en XVI leiden tot een steeds hernieuwde
eis dat de vorst de Staten-Generaal bijeen zou roepen, zonder daarom de
monarchie ‘de droit’ divin’ te laten vallen.
De achttiende eeuw wordt vaak de couveuse van de
Verlichting genoemd, waar de Europese waarden tot stand zouden zijn gekomen,
maar met Immanuel Kant moeten we dan wel vaststellen dat er aan de Verlichting
geen vooraf gegeven waarheid of een gereveleerde waarheid ten grondslag kan
liggen, wel integendeel, de conclusies van ons denken zijn niet a priori
gegeven, want we kunnen geen beroep doen op onweerlegbare (goddelijke) wetten.
Voltaire – Jonathan Israel noemt hem niet als de vaandeldrager van de
Verlichting die anderen wel in hem zien, omdat hij niet genoeg afstand genomen
had van de religie – onderzocht tijdens en na zijn verblijf in Engeland in zijn
“Lettres Anglaises/philosophiques” naar andere verhoudingen tussen Kerk en
Staat, maar ook een andere plaats van de religie in de samenleving. Er is in de
Anglicaanse kerk geen paus, want de koning of koningin neemt de plaats als hoofd
van de Church of England op zich. Maar de religie is in de achttiende eeuw veel
meer een persoonlijke zaak geworden, achter de voordeur en kerkelijke riten
worden wel bijgewoond, maar de invloed op de politiek en op personen lijkt op
het eerste zicht minder fundamenteel, gewoon omdat de koning, zeker vanaf de
regering van William Pitt jr. nog minder in de pap te brokken zou hebben en de
Engelsen beter dan de Hollanders de les van de moord op Oldenbarnevelt en de
lynchpartij op Johan en Cornelis de Witt hadden begrepen: de overheid moet van
de burgers geen religieuze orthodoxie eisen, wel passend gedrag verwachten.
Willen we het hebben over Europese Waarden, dan beseffen
we pas, door proberen er de ontwikkeling van te zien, dat het geen eenduidig
verhaal is. Nadenken over de uitoefening van macht is er wel belangrijk facet
van, zoals Machiavelli, Thomas More, Erasmus en Spinoza naast vele anderen
beproefden. Daarnaast is er de ontwikkeling van het recht, het denken over Privaatrecht
en over Publiekrecht, dat de verhoudingen tussen overheid en burgers, tussen
overheidsinstellingen onderling vastlegt en waar ook het bestuursrecht toe
behoort. De Toeslagenaffaire in Nederland heeft laten zien dat wetgevers,
regeringen en de ambtenarij door bedrijfsblindheid mensen ongelooflijk kunnen treffen
en Ongehoord Onrecht bedrijven, in dit geval mensen zonder proces veroordelen
tot boetes en terugbetaling van toeslagen, louter omwille van het vermoeden van
fraude. Het bleek wel mogelijk door ernstig parlementair werk, vragen stellen
documenten opvragen en met de slachtoffers – in dit geval gepast als zodanig
aangeduid – de fouten van de administratie financiën en die van sociale zaken
bloot te leggen, maar het herstelbeleid om de mensen die soms zelfs hun
kinderen uit huis genomen zagen worden bleek maar moeilijk op gang te komen. En
Pieter Omtzigt, lid van een regeringspartij werd ongeveer geëxcommuniceerd,
maar wegens wel verkozen met veel voorkeurstemmen zetelt die nu als
onafhankelijk parlementslid.
Kunnen we dus iets zeggen over Europese Waarden of
Verlichtingswaarden, dan weten we ook dat we er ons niet altijd aan houden,
maar dat is het punt niet, want we zijn er allen van doordrongen dat de overheid
niet zomaar de vrije hand gegeven mag worden, al zijn er wel al een paar
stappen genomen, zoals de slimme camera, die ons tot voorzichtigheid moeten
aanmanen. De kwestie is dat we technologie noch medische vooruitgang in onze
denkschema’s hebben opgenomen of onderwijs, waarbij we niet alleen in
Vlaanderen maar in vele Europese landen ver uit de bocht zijn gegaan. Het veiligheidsbeleid waarbij
de overheden het maxime hanteren dat men liever voorkomt dan spijt te moeten belijden
is technisch duidelijk meer mogelijk, moeten we dan ook blijven toetsen aan de
waarden die we zeggen te delen.
“Het veiligheidsbeleid waarbij de overheden het maxime
hanteren dat men liever voorkomt dan spijt te moeten belijden is technisch
duidelijk meer mogelijk, moeten we dan ook blijven toetsen aan de waarden die
we zeggen te delen.”
Het gaat erom dat we de discussie over (persoonlijke)
vrijheid niet meer voeren en de vrees voor trauma’s als centrale punt voor de
neus geschoven hebben gekregen. In het onderwijs vertaalde zich dat in kansengelijkheid,
waarbij de individuele aanleg van leerlingen geen punt meer was. Ik dacht dat
onze samenleving een zekere mate van klassenloosheid had bereikt, maar in de
(progressieve) media worden ziekten, falen in het onderwijs, verslavingsproblematieken
fluks aan het behoren tot de lagere klassen gelinkt, net als het feit dat men
geen goed diploma heeft behaald tijdens de onderwijscarrière. Hier ligt geen
waarheidsvinding aan ten grondslag. Men hanteert eenvoudige schema’s die dan
ook nog eens “gecalqueerd” worden op andere domeinen. De open samenleving lijkt
daarmee op de helling te staan, waar mensen door eigen inzet en gesteund door
behoorlijk onderwijs een mooie loopbaan kunnen maken.
De Europese waarden, die we liever universele waarden
noemen, werden vaak als een wenselijke eindtoestand voorgesteld, waarbij
iedereen ad primum het rationele/logische denken tot in de puntjes zou
beheersen, ad secundum in cruciale vakken als wiskunde en talen zou uitblinken
en ook nog eens ad tertium in staat zou zijn zich te allen tijde te beheersen, dus
zoals Plato reeds stelde, gezegend met deugden als matigheid en zelfbeheersing, want men moet tevreden zijn
met wat men heeft. Edoch, in de waardenschaal die de Verlichting en de
bourgeoisie in Europese steden en staten voor zichzelf opstelden was eerder
ontevredenheid over de eigen mogelijkheden cruciaal en dat zorgde voor
dynamiek. Mensen, burgers, mannen en vaker dan we denken ook vrouwen wilden
zelf hun leven vorm geven, zoals Emilie du Châtelet, die wel wist welke sociale
inhibities ze diende te respecteren, zoals het zorgen voor een erfgenoom en reserve
voor de dynastie van haar man, maar haar onderzoek in de wis- en natuurkunde is
dezer dagen schier onbekend. Ze had de nodige vorming genoten via haar vader,
die haar intelligentie had gezien en wiskundigen had ingehuurd om haar te
scholen en vormen. Met Voltaire liet ze zich ook in met filosofie en ze
vertaalde de Principia Mathematica van Newton in het Frans. Dat is precies wat
de achttiende eeuw tekent, maar niet per se kenmerkt, dat mensen kansen zagen
om nieuwe wegen op te gaan en zich te ontplooien, wat voor mannen uit de
burgerij en adel iets gemakkelijker was dan voor vrouwen, maar het kon dus wel.
Wat wij Verlichtingswaarden noemen en waar we aan
hechten, zijn geen consistent stel waarden, want er zit ook wel wrijving tussen
en zelfs tegenspraak. Maar als men de magistrale idee van Kant, de Categorische
Imperatief die, in tegenstelling tot de hypothetische imperatief, waarbij we
als-dan redeneringen opzetten, uitgaat van de eigen menselijke vrijheid als bewustzijn impliceert van de
menselijke vrijheid van alle andere mensen; daarnaast moet deze leidraad los
staan van elke voorstelling van een te bereiken praktisch doel (Wikipedia geeft
hier een beknopte omschrijving) en het boeiende is dat deze categorische
imperatief voortkomt uit de ontmoeting van het (louter) zintuigelijke (het
materiële) met al zijn wetten, dus de natuurlijke causale verbanden en het
(louter) intellectuele. Hoe die ontmoeting eruit ziet, valt niet altijd vooraf
te bepalen, maar daarom ook definieert Kant de Aufklärung dan ook als “Aude Sapere!”,
Durf zelf te denken. En goed, wat is dat denken dan, waar leidt dat toe? Er zijn
er die menen dat elke denken over dezelfde kwestie en vanuit dezelfde
uitgangspunten tot dezelfde antwoorden moet leiden. Want goed rationeel denken
moet wel tot dezelfde oplossingen leiden. Maar net omdat de omstandigheden,
zoals Kant inzag, kunnen verschillen en omdat we niet altijd alle feiten op een
rijtje hebben, kan het zijn dat de logica ons wel naar andere paden leiden zal
en andere uitkomsten.
De wereld begrijpen door het denken, het is een oude
droom, waar zowel Thomas van Aquino als later Erasmus mee bezig waren, met dien
verstande dat Erasmus begreep dat de Scholastiek tot een onontwarbaar kluwen
was uitgegroeid, waar men hoofdzaken en bijzaken, nuances en nuances van
nuances niet meer kon begrijpen omdat de basisgedachte verloren was gegaan. Men
heeft van het denken van Kant op dezelfde manier een lappendeken gemaakt,
waarbij men al eens vergeet wat de basisbekommernis kon geweest zijn. De goede
intentie, het goede nastrevend moet men nog steeds denken en kijken of men het
doel dat men in gedachten heeft wel bereikt. In die zin kan men wel eens
vaststellen dat het rationalisme dat men zo hoog wil aanprijzen, nog wel
functioneert, net omdat men vergeet dat een goed plan maar tot goede resultaten
leiden kan, als men het doel voor ogen blijft houden en de middelen die men hanteert
ook aftoetst. Merken we ook op dat in diezelfde periode Adam Smith met zijn Morele
Onderzoekingen en zijn essay “The Wealth of Nation” ook een aardige bijdrage leverde
aan de (Schotse) Verlichting.
In de discussie over Europese waarden, ziet men dat
andere culturen wel vaak de technologische verworvenheden, die ook deel zijn
van de cultuur – ten overvloede moeten we daar toch de aandacht op vestigen – overnemen,
maar de hand lichten met ethische bekommernissen, zoals respect voor de
mensenrechten. Omdat wij het expliciete nadenken over macht en het hanteren van
macht als onethisch zijn gaan beschouwen, hebben we geen zicht meer op de
plaats daarvan in het door ons gekoesterde waardenstelsel, terwijl tijdens de
18de eeuw de legitimatie van de macht de Verlichting een dynamiek
gaf, net omdat we wel eens vergeten wat nu cruciaal is en wat van bijkomende
orde. De Preambule van de Amerikaanse Grondwet, De “Déclaration des droits de l’homme
et du citoyen » en ook wel de Verklaring van de rechten van de vrouw en de
burgeres, die Olympe de Gouges, die onder de guillotine terecht zou komen,
hadden uiteraard ook betrekking op het denken over macht.
Het besluit dat die uitkomst van de Verlichting, de
eis dat de Franse samenleving zou gezuiverd worden van mensen met verkeerde
gedachten, kwam voort uit een onwrikbaar geloof in de onkreukbaarheid van de
eigen positie en de doelen die men met het comité du Salut Publique wilde
bereiken. Zuivering van de samenleving als uitkomst zien van de Aufklärung? Toch
beroepen progressieve politici als Pierre-Yves Dermagne zich op diezelfde Robespierre
en de Terreur, die uiteindelijk ook de leden van het comité du Salut Publique
fataal zou zijn.
“Zuivering van de samenleving als uitkomst zien van de
Aufklärung? Toch beroepen progressieve politici als Pierre-Yves Dermagne zich
op diezelfde Robespierre en de Terreur, die uiteindelijk ook de leden van het
comité du Salut Publique fataal zou zijn.”
Theodore Adorno zag het zo, maar Maximilien de
Robespierre deed nu net wat Kant zag als onvergeeflijk, want in tegenspraak met
de Zedenwet. Die term alleen al,
herinner ik me uit het werk van Gerard Walschap en ook anderen dachten hierover
nog na, toen ik de literatuur en tijdschriften als Ons Erfdeel of Cultuurleven en
ook wel Streven, begon te lezen en begon te begrijpen dat men over complexe
zaken ook kan schrijven. In feite, zo begreep ik geleidelijk aan, blijft het
moeilijk te weten wat onze bestemming is en hoe we ons kunnen inzetten voor een
goed, zeg maar hoger doel. Dat zo een hoger doel kan verblinden is onlangs nog
gebleken, maar dan op wel zeer negatieve wijze, toen de teloorgang van Damiaan
Actie aan het licht kwam. Nu, veel discussie is er niet over gekomen, terwijl
het wel triestig is te zien dat zogenaamd objectieve en rationele behandeling, reorganisatie
van een Goed Doel zo een instituut helemaal ten onder kan doen gaan. Het valt
op dat we die denkfout wel vaker herhalen, net omdat we menen dat eenmaal het
goede doel gekozen, dat wil zeggen een doel dat we als goed beschouwen de
middelen het doel wel zullen heiligen. Niccolo Machiavelli vond het maar niets maar
wij hebben hem gezien als de heraut van de blinde machtswellust, terwijl hij
net met het portret van Cesare Borgia laat zien hoe heilloos zo een willekeurig
en harteloos beleid uiteindelijk wordt, voor de dader, maar zeker ook voor de
bevolking die ermee af te rekenen heeft.
Europese waarden, waarden van de Verlichting, hoeft
men niet voor gegeven van hoger hand te beschouwen, want dat is een onmogelijke
tegenspraak. Durven we werkelijk na te denken over wat we doen? Soms lijkt het
dat we een zekere onwetendheid voor lief nemen, maar wie met de Res Publica
begaan is, als burger of als politicus met een mandaat, kan nooit een eenduidige
benadering verkiezen boven het besef dat men met tegenspraak en confrontatie te
maken heeft. Net Europa heeft daar, niet zonder bloedvergieten interessante inzichten
uit gepuurd, die dan wel in de 18de eeuw via onder meer de Encyclopedie
van d’Alembert en Denis Diderot, Voltaire, ook in de vorm van Contes
Philosophiques, maar ook uiteraard Kant en Schelling, Fichte en Hegel – dan is
de 19de eeuw al begonnen – ontwikkeld zijn geworden, met nieuwe
mens- en wereldbeelden. We kunnen ons evenwel niet beroepen op deze filosofen
zonder er opnieuw kennis van te nemen en te begrijpen dat men wel degelijk kan
nadenken over het onderscheid tussen noodzakelijkheid – eenvoudige causale
verbanden – en vrijheid, waarbij we zelf kunnen kiezen, hetzij in een menu
hetzij gewoon creatief, zelf bedenkend wat mogelijk is – en nadien onmogelijk
zou kunnen blijken. Aan dat denken komt geen einde, maar waar we kunnen denken
om iets te begrijpen, kan men ook denken om alternatieve waarheden af te
wijzen, zoals leden van sekten of van politieke bewegingen – zoals eertijds de
Marxistisch-Leninistische Bond – plegen te doen. Wie goed ingevoerd is, wekt
dan de indruk op elke vraag of tegenwerping een antwoord of verklaring te
hebben. Over die vormen van denken, zou het wel eens meer mogen gaan in het
debat, zeker als men het over Europese waarden wil hebben en de waarden van de
Verlichting wil uitdragen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten