Vlaamse geschiedschrijving? Niets beschamends aan
Dezer Dagen
Schaamtelijke
geschiedenis
Van Vlaanderen ?
![]() |
Johan Dambruyne, Corporatieve middengroepen. aspiraties, relaties en
transformaties in de 16de-eeuwse Gentse ambachtswereld. Academia Press 2002
In de weekendkrant stond een interview met Jan
Dumolyn, historicus aan de universiteit Gent, die onder meer over de
gebeurtenissen van de strijd tussen Graaf van Vlaanderen en Koning Filips IV.
Hoewel hij ook nog vooral keek naar de positie van de grafelijke familie, de steden
en de rol van kleine luyden als Pieter de Coninck, toont hij wel aan dat het
jaar 1302 langdurige gevolgen heeft gehad.
Toch kan men niet om de ambities van koning Filips IV heen,
die zijn kroondomein wenste te stabiliseren en uit te breiden. In de Europese
context van toen, was het oude graafschap een belangrijke economische en
politieke entiteit. Brabant en ook het complex Henegouwen-Zeeland-Holland kregen
steeds meer belang. Geschiedschrijving is boeiend, maar zelden eenduidig.
Opinieboeren komen ons graag vertellen dat wie zich
over de geschiedenis van Vlaanderen buigt en interesse opbrengt voor hoe deze
regio zo snel is kunnen groeien en bloeien, demografisch en economisch, maar
politiek botste op stedelijk particularisme, aan navelstaarderij doet. Dat is
niet het geval, want men moet bijvoorbeeld minstens kunnen begrijpen waarom in
Vlaanderen en Brabant zoveel – ooit – grote steden te vinden zijn en hoe de
landbouw en (huis-)nijverheid, bijvoorbeeld tijdens de zeventiende en achttiende
eeuw zorgde voor relatieve welvaart. Maar dan blijkt ook nog eens dat in de
collectieve herinnering weinig aandacht is voor de gevolgen van de Opstand, want
we weten iets over de Stroppendragers en iets over de Pacificatie van Gent,
maar verder…
Heeft Karel V Gent zwaar gestraft in 1540? Men kan zich
daar geen idee van vormen, als men voorbij de weemakende sentimentaliteit van
de status als geboortestad voor de keizer, niet nagaat hoe hij niet eens
haastje-repje vanuit Valladolid maar doorheen Frankrijk – op uitnodiging van
François Ier – reisde - met veel feesten onderweg, onder meer in
Amboise en Fontainebleau - en uiteindelijk niet enkel bestrafte maar betrachtte
de spaak lopende besluitvorming in Gent op te knappen en zoals de historicus
Johan Dambruyne schreef, lukte het Gent tot 1576 opnieuw economische vaart mee
te geven. Een vorst mag niet met zich laten spotten, want dan komen anderen in
het geweer, maar ja, hebben wij ueberhaupt enige interesse voor de wijze waarop
Karel V zijn Spaanse landen bestierde, Castilië en Aragon, of zijn belangen in de
Duitse landen, de Italiaanse affaires of wat later het Nieuwe Koninkrijk Granada
– onder Filips II – zou worden. Men kan het ook hebben over de rol van leden van de Raad van State, de Raad van
Financiën en de Geheime raad, de Collaterale Raden dus. Maar dan moet het ook
gaan over de Rijksdagen, waar in 1521 in Worms en hoe de keizer aarzelde de
pauselijke ban tegen Luther te bekrachtigen. En dan zal men ook het va et vient
van de rijksgroten en andere leden van de vergaderingen, de
achterkamertjespolitiek mee in het vizier nemen. Boeiend toch. En ja, daar
speelden tot het uitvaardigen van de Transactie van Augsburg in 1548 de
Nederlandse, dan wel Vlaamse hoge heren hun rol. In 1548 werden de Zeventien
Provinciën losgemaakt uit het Duitse Rijk en als een en onverbrekelijk erfdeel –
naast andere – van Karel V onttrokken aan mogelijke verdelingen bij nieuwe
erfopvolgingen, zoals ook in de Pragmatieke Sanctie werden enerzijds de zoon,
Filips II en anderzijds Ferdinand van Habsburg delen van het rijk toegezegd,
maar hierop verder ingaan zou vele bladzijden vergen.
Men kan me nu voor de voeten werpen dat ik aan
naampjes noemen doe, maar het zijn zaken die tot parate kennis zou moeten
behoren van wie hogere studies aanvat. Dat is kenmerkend voor omgaan met geschiedenis,
dat men algauw in een bos dan wel woud van data en gebeurtenissen, ambten en
geografische entiteiten, terecht komt, zodat het niet altijd vanzelfsprekend
blijkt alles bij te houden en de verhoudingen te blijven zien. Daarom zijn syntheses
van belang en een canon kan, zonder exhaustief te zijn wel degelijk ad usum scholarum
handvaten aanreiken. Maar er ligt voorbij de domeinen die de canon bestrijken
kan – die was er immers al in mijn jeugd en jonge jaren – nog een oneindig
territorium dat vaak als terra incognita geldt, ook voor wie zich wel met
geschiedenis bezighoudt, maar niet met dat gebied, een mediëvist die zich even
met de fascinatie voor de Kerels van Vlaanderen wil inlaten in de negentiende
eeuw.
Historici werken met bronnen die soms overvloedig
aanwezig zijn, maar vaak niet altijd direct te vatten want ontstaan voor andere
doelen bijvoorbeeld, zoals de archieven van de Heilige Geesttafels of andere
instellingen die zich bezighouden met wezen, waar men aan de hand van
erfenissen en vooral staten van goed – inventarissen van huisraad en
beroepsmateriaal, zoals weefgetouwen of landbouwalaam – de welvaart dan wel
armoede kan bestuderen. Omdat zelfs prinsjes en prinsesjes stierven aan
tuberculose en andere ziekten, kon men via die staten van goed vaak een goed
beeld krijgen van de welvaart in het ambtsgebied van de ene Heilige geesttafel,
maar ook kon men de data bij elkaar brengen voor bijvoorbeeld het graafschap
dan wel het hertogdom Brabant. Kan men dit
onderzoek van de trage ontwikkelingen dan laten schieten, die bronnen ongebruikt
laten omdat het Vlaamse bronnen zijn? Men stelt evengoed vast dat
historiografie over ontwikkelingen op Europese schaal vaak de specifieke
ontwikkelingen in de Spaanse en later de Oostenrijkse Nederlanden terzijde
laten, maar zelfs de Nederlandse historici moeten al eens vaststellen dat de
geschiedenis van de Republiek en structurele ontwikkelingen, al eens over het
hoofd gezien worden als men een Europees verhaal wil vertellen. Over de Zeeoorlogen
moet men wel spreken, maar over de bemanningen van de vloten van Piet Hein, Michiel
de Ruyter of Maarten Trump valt het moeilijker deugdelijke info te vinden, ook
al omdat de Republiek tijdens de zeventiende eeuw veel migranten aantrok en die
konden na zo een zeereis wel een paar stappen omhoog op de maatschappelijke
ladder. Of ze vonden emplooi in de ijzergieterijen dan wel de scheepswerven bij
Amsterdam…
Want het blijf altijd nog de vraag wat men bedoelt met
geschiedschrijving en hoe die tot stand komt en wat die bijdragen kan aan een
beter begrip van onze leefomgeving en levensomstandigheden. Er zijn de
instrumenten, zoals paleografie, diplomatiek of oorkondenleer, numismatiek en
zegelkunde etc. Historische kritiek bedient zich van deze instrumenten om
bronnen te “mijnen” en er nuttige en andere informatie uit te halen. Refererend
aan de staten van goed, vrouwen komen in bronnen zelden aan bod, nemen we grif
aan, toch moeten er nog altijd archieven van conventen en kloosterscholen
bestaan, die vertellen hoe meisjes er binnenkwamen, gesanctioneerd werden en eventueel
voor een huwelijk alsnog vertrokken. Nu kan men zeggen dat die vrouwen bij
uitstek een passieve rol krijgen, maar dat zou men beter kunnen bekijken, want
zowel de feministische geschiedschrijving als de patriarchistische spiegelen
het verhaal van de vrouwen in de geschiedenis aan wat men denkt te weten hoe dat
verhaal liep en merkwaardig genoeg, sporen beide meer dan aannemelijk is. Er zijn,
zegt men, weinig vrouwelijke helden, maar Kenau Simonsdochter Hasselaar was
actief in handel en tijdens het beleg van Haarlem ook, zegt de mythe,
strijdbaar en bereidheid mee met de mannen tegen de Spanjaarden te vechten.
Sommige bronnen, in de late 16de een 17de eeuw tot stand
gekomen verhalen werd haar rol dik in de verf gezet. Maar ook werd ze voor toverkol
en manwijf uitgescholden. En ze procedeerde veelvuldig. Maar toch blijft men
omdat contemporaine bronnen over haar zwijgen – behalve over leveringen van
hout die pas na haar dood werden vergoed aan de erfgenamen – in het ongewisse
over haar rol en die van andere vrouwen.
Men kan tot slot dus niet beweren dat uitgebreide
aandacht voor de geschiedenis van onze contreien zinloos zou zijn of getuigen
van abjecte politieke inzichten, nationalistische dus. Zoals Lode Wils betoogde
is de geschiedschrijving in Vlaanderen en over Vlaanderen deels ontstaan als
een requisitoir tegen de Belgische staat, maar ook Belgische geschiedschrijving
over België en dus ook over Vlaanderen ontstond uit de noodzaak die nieuwe
staat te legitimeren. Hendrik Conscience droeg daar op zijn manier toe bij, met
onder historische romans over de Boerenkrijg, Artevelde en uiteraard Machteld
van Vlaanderen. Kan men dan Sir Walter Scott en dan vooral Robin Hood of
Ivanhoe wel velen en Conscience niet? Men weet dat Conscience geen geschiedenis
schreef, maar wel de geschiedenis – van België – toelichtte bij het publiek om
een Belgisch Nationaal Gevoel te laten ontkiemen en opbloeien. In Nederland was
Jacob van Lennep ook doende naar het voorbeeld van Scott de nationale
geschiedenis onder de publieke belangstelling te brengen. Hij werd ook lid van
de Tweede Kamer, maar botste blijkbaar met figuren als Thorbecke. Daar staat
tegenover dat Pirenne de eerste wetenschappelijk verantwoorde bronnenuitgaven verzorgde,
die bijdroegen aan de studie over en onze kennis van België, maar tot de
vijftiende eeuw toch vooral Vlaanderen en in tweede instantie het Prinsbisdom
Luik, want in beide gebieden waren er voldoende bronnen aanwezig om tot een
beter beeld van het verleden te komen.
Laat men de geschiedenis van Vlaanderen aanvangen tijdens
de ijstijd, zowat 34.000 jaar geleden, dan is het wel net zo interessant om te
zien hoe of te proberen te zien hoe deze regio en grote delen van Europa weinig
bevolkt waren. Maar de geschiedenis begint dan, of beter de protohistorie
begint dan met de verslaggeving van Julius Caesar, bekend als “Commentarii de
bello Gallico. Juist, ja met de uitspraak dat de Belgae de dappersten aller Galliërs
zouden zijn. We kijken uit naar wat de reeks brengen zal en hoe de canon eruit
zal zien. Al bij al getuigt het van barbaars populisme geen interesse te hebben
voor wat leeft in deze regio en hoe het er in het (verre) verleden aan toeging.
Aan die interesse is niets beschamend en men kan tegelijk voor de geschiedenis
van Europa en bijvoorbeeld, ik zeg maar iets, Afrika of Azië, de wereld
aandacht hebben, over migraties, hoogtepunten en helaas ook dieptepunten aandacht
opbrengen. Evident? Ik hoop het van ganser harte.
Bart Haers
alvast proficiat, Bart, met deze gestoffeerde mening over het belang van geschiedschrijving in het algemeen, en de canon in het bijzonder. Links en rechts wat delen, doe ik graag! Dank!!
BeantwoordenVerwijderen