Afrika, Congo begrepen met Machiavelli ?




Dezer Dagen



Afrikaanse Toekomst
Vrij naar Niccolo Machiavelli




Universieit, Lovanium, gesticht in 1954 was
een late poging universitair onderwijs in de kolonie
in te richten. Onder Mobutu werd ze gezaïriseerd en
verloor ze die autonomie die nodig is om
academische vrijheid te garanderen. 
Hoe zit dat nu met Afrika, hoorde ik iemand zeggen, op een terras in de stad. Zij vond dat het alleen maar om dictators gaat en om valse verkiezingen, maar niemand lijkt zich echt om het leven van burgers te bekommeren. Waarom verliest Europa aan invloed en waarom zouden we invloed moeten willen hebben? Omdat een welvarend Afrika voor ons wellicht gunstige gevolgen zou hebben.

Het punt is dat het verleden niet veranderd wordt door er allerlei oordelen over te vellen. Afrika nu leeft volgens sommigen aan de rand van een   hotspot waar een vulkaanuitbarsting heel erg vernietigend zou uitpakken. Demografisch groeit Afrika door het dak terwijl de economische groei niet kan volgen, in delen van het continent. Politiek is het continent ten prooi aan leiders die zichzelf graag verrijken, zoals Joseph Kabila, die met zijn clan heel wat middelen afroomt voor de eigen clan.

Het zijn roofridders gebleken waarbij men als burger alleen op  een beter lot kon en kan rekenen als men hand en spandiensten gaat verlenen aan leden van de regerende clan. Het besef van wat het algemeen belang van node heeft, blijft zo te zien achterwege en dat ligt aan de bestuurscultuur die zich in vele van die landen heeft geïnstalleerd. Het kan best  niet toegeschreven worden aan etnische inzichten, over de rol van de chef die er zou vigeren. Het zal wel te maken hebben met een zeker gevoel van revanche ten aanzien van voormalige koloniale regimes, waarvan men zegde dat die het betrokken land hadden uitgekleed en uitgeleefd.

Afgezien van het feit dat België in 1955 noch in 1960 een idee had van wat onafhankelijkheid zou betekenen, kan men de regeringen van toen wel euvel duiden dat er heel weinig aan opleiding werd gedaan. Er was wel een soort praktische opleiding waarbij men mannen rekruteerde voor de koloniale administratie, in subalterne jobs, klerken en zo, die qua levensstijl een bestaan als “évolués” konden leiden en zich duidelijke normen hadden te houden. Aan de andere kant lijkt het er sterk op dat het koloniale beleid veel aandacht had voor de ontwikkeling van de infrastructuur, met spoorwegen, stuwdammen en beter georganiseerd verkeer op de Congostroom en andere rivieren. Ook voor luchthavens werd het nodige gedaan. Maar dit alles, het kan niet verbazen, kwam niet zozeer de brave Congolees ten goede. Zij werden nog altijd als behoeftig en soms als achterlijk voorgesteld. Dat moest dan weer de industrie van giften aan paters en nonnen op gang houden, die wel bijvoorbeeld de gezondheidszorg verbeterden en daarmee de demografische boom op gang hielpen komen. Ook latere ontwikkelingswerkers spanden op die manier het paard voor de wagen, want als men niet voldoende economisch draagvlak heeft, leidt een gezondheidsbeleid tot onderdrukking en armoede, Verellendung, maar niet door uitbuiting door industrie en financiers.

Ik spreek nu wel over Afrika, maar alle informatie die ik heb, gaat vooral over Congo, waar een en ander gerealiseerd werd, maar evengoed veel mismeesterd is geworden. Het heeft te maken met wat reeds Adam Smith te berde had gebracht, dat koloniale regimes voor het gekoloniseerde volk een zware last vormt en een belemmering voor endogene groei. Het zou nuttig zijn na te gaan of de vele decennia ontwikkelingssamenwerking ons meer dan een goed geweten hebben opgeleverd, maar in feite evenzeer nefast moet heten voor de endogene ontwikkelingen.

Vaak klinkt het, nogal verbazend, dat in Afrika de democratie (nog) niet tot stand gebracht kan worden, omdat de geesten nog niet rijp zijn. Dictators en anderen hebben gedurende decennia hun zonen en dochters in Europa laten studeren, maar als er al eens eentje met oorspronkelijke ideeën afkwam, werd de appetijt algauw gefnuikt. Beseffende dat Europa een zeer lang traject naar een werkbare democratische ordening heeft afgelegd, kan men tegelijk ook de vraag stellen of men er goed aan doet voortdurend te focussen op de instelling van open en vrije verkiezingen, als de burgers noch de regeerders er enig idee van hebben wat burgerschap en de verantwoordelijkheid van bestuurders nu wel zou moeten inhouden.

Overigens, als onze regeringsleden, zoals indertijd Leo Tindemans aan de dis ging zitten met Mobutu sese Seko en zich daar vlomse liedjes lied toezingen, dan wist Mobutu goed genoeg dat Tindemans en minister Willy De Clercq, die ook nog eens in Roemenië ging aanschuiven, zich daarvoor wel schaamden, maar dat zij zijn politiek of gebrek aan beleid wel konden aanwrijven, maar niet veranderen. België was te tuk op handelsakkoorden, voor de schatten van Katanga en andere voordelen, maar durfde geen grootse projecten meer aanreiken, wat de Chinezen al deden in landen als Rwanda. Bedenken we dan wel dat Mobutu graag inging op voorstellen van Belgische financiële instellingen om in het land allerlei grootschalige projecten op te zetten. Manu Ruys noemde het Witte Olifanten, maar kort na opleveringen gingen ze al een ruïne lijken.

Het falen van regeringen in meerdere landen van het continent heeft ons zo te zien zelden echt beroerd om de juiste redenen, namelijk dat burgers verstoken waren van faire rechtsstatelijke verhoudingen. Alleen Jef van Bilzen had in de jaren vijftig de idee gekoesterd en verbreid, maar zonder gevolg, dat men zowel burgerlijke als militaire en politionele elites moest vormen, maar, zoals Machiavelli wist, wilde men er niet aan, want dan zouden die mannen toch maar zelf baas gaan spelen. Dat lukte ook al vrij snel, want die “mannen”, waren ambitieus genoeg om met hun ogen te stelen, zoals Patrice Lumumba. Of hij aan de verleiding van de vlees- en goudpotten was kunnen ontkomen, blijft een niet te beantwoorden vraag, maar dat hij de moed had de situatie in zijn land te benoemen, zal de toenmalige regeringsleider Gaston Eyskens wel niet fijn gevonden hebben, de regering was mee verantwoordelijk, zeker door het al te snelle toegeven aan de onafhankelijkheidseisen, zonder er zich rekenschap van te geven dat er geen politieke cultuur was ontwikkeld geworden. Dat laatste lag wel in de tijd, want de VS hielpen die landen maar wat graag hun onafhankelijkheid verwerven, al was dat niet altijd met nobele bedoelingen, wel met het oog op het via verlenen van protectie post-koloniaal exploiteren van de rijkdommen, waarbij opnieuw de bevolking de dupe zou worden van de machtsstrijd. Voeg er nog een scheutje Koude oorlog aan toe en een recept voor zwak bestuur was zo klaar.

Men zegt dat we in Europa en zeker in België in ons onderwijs weinig aandacht besteden aan die koloniale tijd en dat klopt slechts gedeeltelijk, want goed opgeleide historici in het onderwijs doen wel het nodige. Alleen, als je nog nooit mensen uit Afrika hebt gezien, zoals wij in onze collegetijd, al doken ze wel eens op, in Brussel of elders, dan valt het moeilijk zich van die onderneming iets voor te stellen. Toch waren er leraren die het van belang vonden het koloniale verhaal te vertellen en de gevolgen ervan te beschrijven, voor zover mogelijk. De boodschap was niet a priori moralistisch, wel vonden die leraren het nodig dat we zouden weten hoe vanaf de zeventiende eeuw de koloniale ontwikkelingen ook in Europa hun weerslag zouden hebben. Ook literair was er maar weinig animo om iets over “de Conog” te vertellen tot “Black Venus” van Jef Geeraerts, al had Gerard Walschap ook al een poging ondernomen en had Jef van Bilzen al een en ander het publiek onder ogen gebracht. We kregen zelfs te horen – en dat was wel moralistisch – dat we er niet het beste van onze beschaving hadden gebracht. België zond zijn zonen uit, maar het kon wel eens fout gaan.

Echter, voor de burgers van Congo zou dat weinig veranderen aan het kwalijke beleid, al zou men toch moeten gaan kijken hoe aan de basis er wel gunstige ontwikkelingen op gang gekomen zijn. Het probleem is dat men nog steeds geen aanstalten maakt om een moderne staat op poten te zetten en dat kan men België wel gedeeltelijk verwijten, maar komt vooral op het conto van Mobutu en de Kabila’s, maar ook de oppositie slaagt er niet in een behoorlijk bestuurlijk alternatief voor te stellen.

Is het dan te verwonderen dat regeringsleiders als Kabila maar ook andere zich als de ideale nazaten van Lorenzo de Medici of Cesare Borgia gedragen? Idi Amin Dada en al die andere hoogwaardigheidsbekleders, de Bokassa’s van Afrika, ze waren er en blijven onder andere namen verder hun eigen volk ellende bezorgen, omdat dit volk hen geenszins interesseert. Hoe ze macht behouden, wordt evenwel slechts zelden uitgelicht, waardoor we geen zicht krijgen op wat men kan doen, met kleine, doch doorslaggevende hervormingen de boel op orde te krijgen. De politici weten perfect hoe ze hun achterban moeten mobiliseren om de macht te behouden en af en toe gaat het fout, maar toch blijven ze opmerkelijk lang op hun troon zitten, omdat er genoeg partijen voordeel bij hebben. Ooit werd Bemba, een rebellenleider in Den Haag veroordeeld, maar later bleek dat niet alle getuigenissen volstonden om tot een sluitend oordeel inzake de schending van mensenrechten en het moderne oorlogsrecht te komen. Maar zal die man zijn provincies anders gaan organiseren, de belastingen op een eerlijke manier laten vaststellen en innen? Zal men een onafhankelijke justitie inrichten en de staat dwingen zich te houden aan de regels van het spel, van de rechtsstaat?

Kunnen wij daar iets aan doen, zonder ons te laten verleiden tot kwalijke neokoloniale misbruiken? Het verwijt zal misschien gebruikt worden, maar wellicht zal men goed onderwijs moeten inrichten, door kweekscholen voor leraren en leraressen op te zetten, universiteiten inrichten en de studaxen een kans geven hier of in andere lanen de praktijk van bestuur beter te leren kennen. De verleiding zal groot zijn die opleidingen voor eigen gewin aan te wenden, maar daar is weinig mis mee. Het kapitalisme en de liberale democratie heeft men tot nog toe in een verminkte vorm laten functioneren en daar zijn de burgers die geen opleiding kregen het slachtoffer van. Aansluiten bij rebellengroepen kan dan wel het eigen lot verbeteren. Daarover moet nu eindelijk eens gaan. En over bijvoorbeeld verantwoord ouderschap.

In feite dus, moeten we ons afvragen of er aan een beleid gewerkt kan worden ten aanzien van de burgers, zodat zij hun burgerschap gaan opeisen, niet door rebellie, want dat levert alleen meer van hetzelfde op, maar wel door zich als burgers de staatsmacht geleidelijk toe te eigenen. De leiders in Afrika gedragen zich als vadsige koningen, die zich te goed doen aan de rijkdommen, zonder zich om het volk te bekommeren. Dat is niet etnisch bepaald, wel eigen aan de ontoereikende opvattingen over macht, die doorgaans tijd nodig hebben om te rijpen. We kunnen ons daarom niet superieur wanen in Europa, omdat het verhaal dat onze voorzaten schreven, zoals Machiavelli uitlegde, langer heeft standgehouden, maar de burgers konden zich wapenen, ook tegen absolutistische vorsten. Dat hebben we om evidente redenen nagelaten toen we er de kans toe hadden en het zal ons nog veel meer invloed in Afrika kosten, waar China goede sier maakt. De schuld kunnen we niet wegwerken, inspireren zal nog wel lukken, als we ten minste ophouden die mensen te zien als behoeftigen die niet zonder onze welwillendheid kunnen.


Bart Haers





Reacties

Populaire posts