De ijzeren wil van een gedreven politicus
Recensie
Johan Rudolf Thorbecke,
Staatsman
en heerszuchtig heerschap
(1798 –
1872)
Remieg
Aerts. Thorbecke wil het. Uitgeverij Prometheus (Bert Bakker) 2018. pp 886. € 49,99
Het
belang van biografieën kan men gemakkelijk nuanceren, onder meer omdat via een
persoon nauwelijks informatie aan de orde kan komen die niet met het beeld van
de auteur over zijn onderwerp zou stroken. Laten we wel wezen, het gaat dan
niet om hagiografieën en andere loftuitingen, maar om een poging een
belangrijke figuur in zijn of haar tijd en het historische gebeuren te
plaatsen. Johan Rudolf Thorbecke intrigeerde me al langer, maar men botst vaak
op te beknopte benaderingen, terwijl de figuur heel duidelijk een eigen weg is
gegaan – dat wist ik dus al voor het lezen van deze biografie – maar hoe hij in
het grotere geheel stond van de Nederlandse politiek, viel moeilijk helder te
maken. Over het wezen van de biografie en van deze biografie moet het dus gaan.
Geboren
in 1798 in Zwolle in een familie van redelijk welgestelde handelslui, die zowel
in Zwolle als in Osnabrück gesetteld waren, met een uitzondering dan, dat de
vader Thorbecke niet echt voet aan de grond kreeg en onder de restauratie om
aanstellingen bedelde, tot ergernis van Johan R. Thorbecke, al bleef die zijn
vader trouw en loyaal steunen. Dat hij van jongs af aan het project werd dat
zijn vader in gedachten had, zal hij wel hebben leren beseffen, maar dat paste
blijkbaar wel bij zijn aard en ingesteldheid. Het onderwijssysteem zat toen wel
enigszins anders in elkaar Thorbecke zou
aan het onderwijsbestel een grote bijdrage leveren – maar toch kon hij in
Amsterdam naar het Atheneum Illustre, waarvoor hij opgenomen werd in het gezin
van een dominee Sartorius, waar hij zich geleidelijk wel bij ging bevinden. Onder
meer bij David Jacob van Lennep, volgde hij lessen, waarbij hij al vlug zelfstandig
onderzoek ging verrichten, onder meer voor een prijsvraag. David Jacob van
Lennep was dan ook verguld met het feit dat
de jonge Thorbecke een gouden penning won voor zijn inzending op een prijsvraag
die uit was gegaan van Leiden, over de
moraal bij Cicero en hoe dat in zijn werk na te speuren. Hij stuurde het werk
in, waarmee hij zich bewees als denker over de Oudheid, een onderwerp dat aan
de Nederlandse universiteiten nog steeds vrij belangrijk was en waardoor men de
ontwikkelingen in Duitsland, het idealisme volkomen mis bleek te lopen. Ook
zijn andere werken in die tijd waren in hoofdzaak gelinkt aan de klassieke
studies en leefde dus in een sfeer die weinig ophad met de kwesties van de eigen
tijd. Na zijn promotie in de Letteren reist hij met een stipendium naar
Göttingen, Giessen en Dresden, maar ook München en Berlijn, om de Duitse
academische bibliotheken te bestuderen. Hij zou er vier jaar min of meer op
eigen gezag verder studeren, onder meer in Dresden, waar hij een warm onthaal
vond. Terecht wijs de biograaf erop dat Thorbecke blijk gaf van een grote
academische autonomie, iets we vandaag misschien meer aandacht zouden mogen
schenken.
Die
jaren waren wel vormend en al vreesde hij dat hij niet voldoende steun zou
vinden om een ernstige aanstelling te krijgen, hij onderzocht de idealistische
filosofie en hield zich bezig met vragen over de gang der geschiedenis, waarbij
hij het organische doorwerken van evoluties ging begrijpen als cruciaal voor de
op het oog chaotische gang van zaken. Ontwikkelingen komen niet op gang binnen
gesloten systemen, zoals men tijdvakken, bijvoorbeeld de Middeleeuwen graag
voorstelt, want er zit dan wel een ordenend principe in de benadering, de jonge
Thorbecke vond dat daarmee niets gezegd wordt over wat er zich afspeelt in de
tijd, omdat men het diachronische vatten van een tijdperk uit het oog verliest.
Men kan een tijdperk willen vatten in enkele termen, uiteindelijk wordt het een
dooie boel. Opgemerkt mag wel worden dat Thorbecke zelf, ondanks het beperkte
netwerk van zijn familie, wel degelijk kon steunen op enkele figuren, zoals de hoogleraar theologie, Johannes van
Voorst.
Wanneer
Thorbecke op voorspraak van Falck, de minister van onderwijs van koning Willem
I buitengewoon hoogleraar wordt in Gent, zal hij er algauw enkele nieuwe
leergangen op stapel zetten en er tegelijk zijn ogen de kost geven, want de
industrialisatie van Gent leidde hem tot vragen over de verdienmodellen van de
ondernemers en het gebrek aan rechten van de werknemers. Daarom zal hij later
de industrialisatie in Twente volgen en zich wel eens terug trekken in
Enschede, wanneer de druk in den Haag groot wordt. Hij kant zich niet tegen de
industrie, maar heeft (proto-)marxistische vragen omtrent de ongebreidelde
industrialisatie en inzet van mensen tegen te lage lonen.
In
Gent doceert Johan Rudolf Thorbecke overigens onder meer diplomatieke
geschiedenis, economische analyse en statistiek en bereikt meer studenten dan
zijn collegae graag zien. Omdat hoogleraren betaald worden voor het aantal
studenten dat zich bij hen inschrijft en ook voor het aantal afgelegde examens,
kan Thorbecke een redelijk inkomen verwerven en hem, naar hij hoopt, definitief
uit de situatie van afhankelijkheid die zijn vader tot hoge leeftijd moest
dulden, halen. Waar zijn vader hoopt op de voorzienigheid, zal Rudolf, zoals
hij dan nog aangesproken wordt, de voorzienigheid bij voorkeur een handje
helpen.
In
Nederland is de Lutheraanse gezindte niet prominent aanwezig, terwijl de Thorbeckes
in Osnabrück wel degelijk Lutheranen zijn, maar J.R. Thorbecke zal zich in de
loop van zijn leven een a-klerikale religiositeit eigen maken: geen lid van
enige kerk, club, maar wel aandachtig voor ethische vragen en op de een of
andere manier oprecht gelovend in een leven na de dood. Anders dan zijn vader
zal hij ook niet trouwen/kindjes verwekken voor hij goed in de slappe zat. Hij
wil op de een of andere manier zijn kinderen besparen wat hij als zoon heeft
meegemaakt. Anderzijds zal hij wel zijn broer ten volle steunen, die opgeleid
wordt tot arts, terwijl zijn zus, die niet direct haar weg kan vinden en toch
over alles en iedereen klaagt zal hij terzijde laten. Die zus zal jaren van het
ene gezin naar het andere trekken, maar nauwelijks steun krijgen. Had zij echt
een kans? Of was zij teveel de dochter van haar ouders, afwachtend, verlangend
maar zonder eigen initiatief. Zo leren we Johan Thorbecke wel kennen.
Aan
die familiale omstandigheden, de afhankelijkheid van niet af te betalen
leningen, houdt Thorbecke wel een belangrijk agendapunt over en dat is ertoe
bijdragen dat mensen die goed zijn maar niet tot de grote netwerken behoren,
zoals de eerste côterie van Amsterdam, waartoe de Van Lenneps behoren – en hij
weet hoeveel steun hij kreeg van de hoogleraar David Jacob van Lennep – toch billijke
kansen te geven om het professioneel te maken. Kenmerkend lijkt te zijn voor de
man Thorbecke dat hij vrienden niet altijd in ere lijkt te houden, maar
wellicht gaat het om een soort passages in zijn leven. Na 1830, 1831 en zijn
vertrek uit Gent, zal hij na enig zoeken een aanstelling krijgen in Leiden,
waarna de contacten met Gent verwateren. Zal hij in Leiden enkele vrienden,
zoals van Assen maken, dan zal dat op zeker ogenblik, naarmate hij meer en meer
met Haagse zaken te maken krijgt, ook loslaten. Een trouwe vriend, toeverlaat
en zelfs geldschieter, Schimmelpenninck van Oye, zal in latere jaren een
stevige opposant worden. De noodwendigheden van de politiek, dus.
Johan
Thorbecke zal zowel in Gent en de vele jaren in Leiden een grote invloed
uitoefenen op zijn studenten, wellicht door de ijver die hij aan de dag legt om
zijn studenten ook werkelijk iets bij te brengen, wat hem onder zijn collegae
niet geliefd maakt. Zijn cursussen worden gevolgd, ook al slaagt men erin voor
enkele cursussen in de studenten te laten volstaan met een getuigschrift, maar
hij gaat koppig door en slaagt erin als hoogleraar een grote groep studenten
rond zich te verzamelen en hen ook te zien promoveren. Toch ontwikkeld hij ook
dat zijn visie op het mank lopende universitair onderwijs en het gebrekkige
middelbaar onderwijs. Discussies over het toekennen van het judicium,
voldoende, onderscheiding, grote onderscheiding – grootste onderscheiding
blijkt niet voorzien – ontstaan reeds tijdens zijn periode als hoogleraar en
als rector magnificus van Leiden.
In
zijn hoedanigheid als hoogleraar worden hem vanuit den Haag ook wel vaker
adviezen, beleidsadviezen gevraagd en begrijpt hij dat er aan het politieke
stelsel met persoonlijk bewind van de koning, een einde gesteld diende te
worden. Willem I had dat persoonlijke bewind in de “toegestane” constitutie van
1813 zo uitgewerkt en tot in de jaren 1840 bleef daarover discussie bestaan,
dat wil zeggen, de regerende groep van tevreden conservatieven, hebben geen
problemen met de gang van zaken en voeren een bewind dat geen grote emoties
oproept, bij de elites. Intussen merken mensen als Thorbecke en in een aantal
opzichten ook Jacob van Lennep dat Nederland achterop hinkt, zoals inzake
industraliatie. Ook inzake de spoorwegen, die Thorbecke kent van zijn reizen in
Duitsland en België willen meerdere groepen in de samenleving er eindelijk eens
werk van maken. En dan is er nog het gebrekkige beheer van de waterweringen,
waardoor er nog regelmatig overstromingen voorkomen in het land.
Tijdens
zijn jaren in Leiden zal Thorbecke geleidelijk een agenda ontwikkelen die hij,
eens actief in den Haag en dan vooral als minister van Binnenlandse Zaken zal aanwenden
om beleid te voeren. Eerst dient evenwel de constitutionele hervorming
doorgevoerd worden. De auteur, Remieg Aerts laat zien hoe betrokken Thorbecke
is bij die grondwetswijziging van 1848, maar tegelijk is hem duidelijk dat de
finale afwikkeling ervan berust op een voldoende consensus in Den Haag om na
voorlopige en andere wijzigingen goed door te tasten en onder meer de
ministeriële verantwoordelijkheid door te voeren, waardoor het principe van het
persoonlijke bewind sterk ingeperkt kan worden. Ook versterkt de constitutie de
feitelijke macht van het parlement, maar hier hanteert hij niet de idee van
volkssoevereiniteit, eerder huldigt hij de idee dat de grondwet soeverein is,
want als men het volk macht geeft, zonder een idee van verantwoord burgerschap
eraan te verbinden, dan komen onzalige revolutionaire tijden terug. Juist,
Thorbecke heeft in Gent en Leiden uitgebreid nagedacht over de Revolutie, de
Franse, maar bijvoorbeeld de patriottenstrijd in Nederland, die in 1798 in de
staatsregeling vorm had gekregen. Toch zou ook hij pleiten voor een
rechtstreekse verkiezing van de Tweede kamer en toch een censuskieststelsel
aanhouden, maar liefst met een zo laag mogelijk tarief. Ook was er sprake van
een capaciteitsstemrecht, waarbij mensen met een universitair diploma sowieso
stemrecht kregen.
Thorbecke
heeft dus mee de grondwet vorm gegeven, onder meer als lid van een ad
hoc-commissie die daartoe was ingesteld en waardoor hij voor het eerst de
Tweede Kamer betrad. Na vele lezenswaardige peripetieën werd de grondwet in
1848 aanvaard, ook door de koning en begon er in Nederland een nieuwe era. De
eerste regering met Thorbecke zou vervolgens moeten leiden tot een uitwerking
van een uitgebreide wetgeving, die tot dan toe achterwege was gebleven en op
alle terreinen van het maatschappelijke leven invloed zou hebben. Zo werd het
onderscheid tussen publiekrechtelijke aangelegenheden, de staat, de provincie,
de gemeente en ook de burger helder gedefinieerd, maar bleek de godsdienst niet
meer een zaak van de staat, wel diende de staat het kader te scheppen waarin
religies hun eigen zaken konden regelen in privaatrechtelijke structuren,
verenigingen. De religie, geen gezindte kon nog als staatsgodsdienst gelden.
Het gevolg was een grote discussie over de plaats van de Hervormde kerk, die
zich nog steeds als staatsgodsdienst zag en vooral de plaats die de RKK dreigde
te verwerven. Voor Thorbecke was de kerkelijke organisatie, geen zaak van de
overheid en mocht die overheid geen enkele kerk van voorrechten voorzien. Men
begrijpt dat de discussie wel heel hevig zou oplaaien, omdat zijn vijanden er
een ideale gelegenheid in zagen Thorbecke de poten onder de stoel weg te zagen.
Even
opvallend en hard werd de discussie gevoerd over de aanstelling van de
commissaris van de koning, onze gouverneur, benoemd niet langer door de koning,
maar door de minister van Binnenlandse Zaken en deze liet zich gelden.
Verschillende commissarissen zagen zich uit hun ambt gezet en zochten de koning
om de zaken terug te draaien. Van 1849 tot 1872, toen Thorbecke stierf zou
Thorbecke als minister grote conflicten niet uit de weg gaan, maar eens in de
oppositie zou hij zijn tegenstanders geen succes gunnen en het principe van de
parlementaire oppositie in de praktijk brengen. Remieg Aerts laat zien dat hij,
Thorbecke een stap niet kon en wilde nemen, dat was de vorming van een partij
annex fractie die in de Tweede Kamer als
meerderheid zou ageren. Toch werd tijdens zijn politieke loopbaan in de jaren
1866-1868 duidelijk dat regeren zonder een parlementaire meerderheid niet meer
kon. Thorbecke was dus ook actief betrokken bij een belangrijk aspect van het
politieke bedrijf, zelfs vanuit de oppositie bestond hij het er belangrijke
wetgeving door te krijgen – en al helemaal vanuit de meerderheid, als
regeringsleider. Hij was het ook die het Torentje als werkkamer van de premier
in gebruik nam en afsnoepte van een hogere ambtenaar.
Deze
biografie van Thorbecke, geschreven door Remieg Aerts, laat ons als lezer toe in
een bijzonder woelige periode in de geschiedenis van Nederland – en van Europa
– binnen te treden en er de vele facetten van onder ogen te krijgen. Het
informele bestuur, met netwerken van nobele heren in een voor het overige
onmondig Nederland volstond niet meer, omdat de samenleving achterop dreigde te
hinken en omdat volgens Thorbecke de Grondwet noch het beleid de kansen van wie
niet tot de netwerken behoorde ten volle honoreren konden. Formele regels,
spelregels zijn nodig om feitelijke voorrechten onderuit te halen en een
grotere dynamiek in de samenleving te krijgen. We zien hoe Nederland
uiteindelijk toch mee gaat inzetten op industrie, het paternalisme begint los
te laten en de koning een kans ontneemt nog zelf beleid te voeren; altijd
evenwel moet alles afgedwongen worden en ook binnen de liberale groep van
Thorbeckianen, ontstaan er spanningen, naarmate de man meer macht krijgt en
gezag incarneert. De auteur laat overtuigend zien hoe de strijd die Thorbecke
aangaat voor een ander soort bestuur, maar met aandacht voor de onderscheiden
posities op het schaakbord ook de andere politici geleidelijk heeft overtuigd
mee te denken in dat nieuwe bestel. Hoe moeilijk sommige stappen ook te nemen
waren, hij slaagde er doorgaans in de essentie van zijn wetgeving erdoor te
krijgen, dus ook inzake onderwijs en de militaire organisatie, hoewel dat
helemaal liep niet als gepland. Want hij wilde het zo.
Voor
ons is de negentiende eeuw opvallend onbekend terrein, zeker wat de politieke
geschiedenis van Europa aangaat, waarbij we vele losse stukjes in handen
hebben, bijvoorbeeld over de Juli-monarchie in Frankrijk, het Tweede
Keizerrijk, maar zelfs voor het eigen land, met de rol van figuren als Charles
Rogier kunnen we niet goed uit de voeten. De rol van Bismarck, de oorlogen
tegen Denemarken, Oostenrijk en vooral Frankrijk, met de “Reichsgrundung” en de
positie van Luxemburg en Limburg in de Duitse Bond, het zijn alle kwesties waar
we bijzonder weinig over horen en weten. Thorbecke zat dus zijn regeringen voor
tijdens bijzonder woelige tijden, maar onder meer de secretaris van Leopold I,
Conway had hij lange tijd goede contacten, zodat hij op internationaal vlak wel
enkele voelsprieten had, want ook in Duitsland had hij nog wel enkele
kennissen, zoals Henriëtte Solger, die Thorbecke ontmoet had tijdens zijn
verblijf in Dresden, in de kring van de schrijver Tieck in de jaren van zijn
Duitse verblijf. Henriëtte was wel ouder dan hij, maar als jonge weduwe met
vier kinderen, vond ze in hem een vriend en tot in 1837 zou er briefwisseling
gevoerd worden, waarbij hij duidelijk uitging van de reële mogelijkheden. Toen
hij eenmaal prof was in Leiden en er financieel goed voor zat, ging hij terug
naar Dresden en begon de relatie met de dochter van Henriëtte, Adelheid Solger,
die hij als jongeman had gekend, een vierjarig meisje, dat toen al zeer op hem
gesteld was geweest.
Zoals
Abigail Smith het belangrijkste klankbord was voor John Adams, zo was Adelheid
Thorbecke de spilfiguur in het huis, maar nadat ze Nederlands leerde en mee in
den Haag ging resideren, werd ze ook zijn radar in de hofkringen en een goede
vriendin van koningin Sophie, die min of meer gescheiden leefde van haar
gemaal, koning Willem III. Ze had ook contacten in de politieke zin en kon zo
de soms wat contactarme Thorbecke informeren over wat er speelde rondom het
binnenhof. Twee zonen die ze kregen zouden sterven in de Oost, een jongere zoon
Willem werd zijn steun, maar zou niet in de politiek gaan. De twee dochters
kregen ook een goede vorming maar huwden niet Het bleek niet altijd
gemakkelijk, zeker niet voor meisjes uit goede families maar zonder stevig
patrimonium om op stand te huwen. De Thorbeckes waren niet arm, maar een groot
fortuin had hij niet om er voor bruidschatten uit te putten. Wel waren zijn
dochters ook deels in Dresden geschoold geworden, speelden ze muziek en hadden
ze een degelijke algemene cultuur meegekregen. Zou het kunnen dat ze bewust een
leven afwezen dat hen in onderdanigheid zou dwingen. Had Johan zijn Adelheid
aanbeden en zijn dochters behoorlijk onderwijs laten genieten, dan wisten zij
dat vele mannen van stand nog behoorlijk paternalistisch vonden en vrouwen maar
twee functies hadden: nageslacht verzekeren en het huishouden bestieren.
Thorbecke
een conservatief noemen is wel erg kort door de bocht, omdat hij in
verschillende domeinen, zowel als wetenschapper als in de hoedanigheid van
politicus en man van de wereld niet zomaar meedreef op de stromingen van de
tijd. Was hij inzake religie eerder een gelovige zonder kerkgenootschap, dan
ook omdat hij merkte hoe al die kerken bronnen waren van macht en misbruik van
die macht. Conservatief? Hoe zou hij dan de gedachte genegen kunnen zijn dat
jonge vrouwen niet op goede gronden studies ontzegd konden worden, dus ook de
universitaire studies, omdat ze vrouw waren. Zo kon dr. Alette Jacobs
geneeskunde gaan studeren, al moest de vader dat dan weer expliciet vragen aan
de bevoegde minister Thorbecke. Maar Jacobs zou de Nederlandse samenleving zelf
op haar beurt verder op de weg naar moderniteit zitten. Een andere minister had
haar die vrijbrief niet gegeven. Een eerbetoon aan Anton Falck, zijn voorhanger
op onderwijs?
Het
valt op dat Thorbecke in zijn kringen tot het einde is blijven botsen tegen opvattingen
over standbewustzijn, over paternalisme en over een gebrek aan (economische)
durf, zaken waar hij blijkbaar een aversie tegenover koesterde. De hervorming
en organisatie van universiteit en middelbaar onderwijs die hij in de jaren
1850 op de rails zette, zou de tijden in zekere zin overleven, maar vooral
ertoe bijdragen dat bekwame jongeren een kans kregen er het beste van te maken.
Toch
bleef Johan Rudolf Thorbecke beducht om zomaar de moderniteit na te streven,
want wat hem voor ogen stond en wat hij aanvatte op politiek vlak was een
beleid dat faciliteerde, op lokaal, provinciaal en nationaal vlak, waarbij het
mensen zelf is om te doen wat ze denken te moeten doen. Bij Thorbecke vindt men
ook geen overdreven beroep op de rede, wel wilde hij kennis inzetten, om
problemen op te lossen, al was het niet aan de politiek om bijvoorbeeld goede
smaak in de kunsten te decreteren. De biografie van Remieg Aerts biedt nog heel
wat stof om over te na denken, die we lang niet allemaal hebben aangeraakt,
want zowel over zijn academische activiteiten als zijn politieke drijverijen
valt nog heel wat in overweging te nemen. Een werk van meer dan 700 pagina’s
verdient een uitgebreide recensie, maar het kan moeilijk verder gaan dan het
aanstippen van belangrijke of in het oog springende gebeurtenissen. Toch denk
ik dat het werk in het kader van het
begrijpen van de Europese geschiedenis toch wel van belang is. Een goede
biografie verleent ons wel toegang tot een verleden werkelijkheid, waarvan we
juist door de benadering vanwege de auteur meer meekrijgen dan enkele losse puzzelstukjes.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten