ode aan lokale politici




Dezer Dagen




14 oktober: doomsday?
Verkiezingen als ritueel en keuze



Schoolstraat in Waarschoot einde 19de eeuw. Een deel van de huizen
staat er nog steeds, andere werden vervangen. Ook de weg zelf werd
in de loop van de jaren gemoderniseerd, met voetpaden, rioleringen
en andere voorzieningen. Het tuinpad van mijn vader lag wat verder
(buiten beeld) maar het blijft altijd nog een herkenbaar zicht. Toch
zal Waarschoot ( bijna 8000 inwoners) zal opgaan in een grotere
fusiegemeente. Maar de bestuurlijke opdrachten blijven talrijk. Hoe
zal Waarschoot bediend worden in het nieuwe geheel? 
In een democratisch systeem met vertegenwoordiging via open en faire verkiezingen is dat fenomeen, de dag der verkiezingen een altijd weerkerend proces. Hoewel de media al vroeg aan de slag gingen met speculeren over mogelijke verschuivingen op het schaakbord, was het duidelijk moeilijk om deze keer een thema naar voor te halen. Het zou gaan om de verkiezingen in Gent en Antwerpen, terwijl de parking wel groter is en meer burgers telt. De cruciale vraag in het proces van verkiezingen blijft de vraag of en hoe burgers nog wel een idee hebben van wat er op het lokale schaakbord allemaal te bedisselen en beslissen valt, laat staan hoe de uitvoering verloopt. En waarom zouden burgers hun burgemeester en schepenen niet vertrouwen?

Het is goed dat men niet te vroeg kan deelnemen aan verkiezingen, voor men er zich rekenschap van geeft dat de burgemeester wel de baas is van het gemeentebestuur maar niet de baas is van de gemeente en dat men politieke mandatarissen geen heil mag verwachten, in die zin dat een politicus of een politiek lichaam, het college van Burgemeester en Schepenen, in Nederland (de niet verkozen) burgemeester en Wethouders, of de regering alles zou kunnen oplossen. Er zijn kwesties die persoonlijk blijken en er zijn er andere die inderdaad een maatschappelijke oplossing vergen. Daartussen licht een gebied waar de overheid nuttig werk heeft verricht, kan verrichten, maar waar we niet voldoende zicht op lijken te hebben, want was het anders, dan zou het gezeur over politici niet een eeuwige klaagzang lijken.

Het punt is dat een gemeente meer is dan het bestuur, maar zonder een bestuur dat aan regels en reglementen, wetten en controle is onderworpen, zou het bestuur volkomen willekeurig tot stand komen, zegt men. Neen, het zou vooral een kwestie zijn van het recht van de sterkste. En neen, dat kan ook tot goed bestuur leiden, maar het is lang niet zeker. Tegelijk zal men terecht kritisch blijven tegenover het zetelende bestuur want het is toch van belang dat politici hun beslissingen ook publiek argumenteren. Niet iedereen kan op de publieksbanken plaats nemen, maar het valt op dat (lokale) media niet meer afdoende aandacht besteden aan de gemeenteraad en verslagen van het college van Burgemeester en schepenen. Als het belangrijk is, krijgen we toch wel een bericht in de bus, maar tegelijk, er zijn ook belangrijke beslissingsdomeinen die ons niet direct raken, wel te maken hebben met hoe we bewegen in de gemeente en hoe we mobiliteit en rust kunnen verzoenen.

Men moet niet te ondankbaar zijn tegenover het gemeentebestuur, tegen de mandatarissen die er veel werk in steken, vaak ingewikkelde dossiers moeten behandelen en afdoen, zonder dat burgers daar veel weet van hebben. Het voorzien in woongelegenheid blijft een grote uitdaging, want de vraag om woningen valt niet stil. Maar nog meer open ruimte aansnijden gaat iedereen naar het hart en dus moeten keuzes gemaakt worden, al was het maar omdat we diverse belangen tegen elkaar afgewogen zien. Bovendien betekent het uittekenen van nieuwe verkavelingen meteen ook daaraan verbonden systemen en ook wel een aanbod aan winkels en diensten. Als we het goed bekijken, worden dergelijke projecten niet met een vloek en een zucht afgedaan en dus is het nuttig dat we ons wat kunnen verbeelden wat er allemaal van node is, onmiddellijk maar ook later. Veel wijken worden aangelegd zonder dat er echt oog is voor lokale winkels met voeding en eventueel kranten. Ook andere voorzieningen, zoals een kinderopvang vinden er best plaats, maar vaak zien we dat de nieuwe wijk slechts een functie kent.

Wat is voor een gemeente het belang van een bibliotheek, van voldoende horeca en sportaccomodatie? Het feit dat er nu in veel gemeenten een sportcentrum met een overdekte sporthal als kroonjuweel, ligt uiteraard aan een langjarig beleid van hogerhand, omdat men begreep dat voor jongeren en volwassenen de mogelijkheden om sport te doen bijdragen aan het welbevinden. Sportbeoefening is al sinds de jaren zeventig voor de overheid een belangrijke zorg, ook al omdat zo de gezondheid bevorderd kan worden, maar vooral, denk ik en toch zo vaak vergeten, levensvreugde, het plezier van te kunnen oefenen op de atletiekbaan, tennis dan wel voetbal of hockey spelen, judo, gymnastiek en zwemmen. Maar kon niet elke gemeente een eigen zwembad bouwen, dan blijkt het onderhoud en de regelmatige renovatie en aanpassingen aan nieuwe beschikbare technieken voor de gemeenten die al langer een zwembad uitbaten toch wel heel duur. Samenwerken met particuliere ondernemers, zoals Plopsaland lijkt dan een interessante oplossing, financieel, maar hebben burgers er baat bij? Daarover moeten dan afspraken gemaakt worden.

Ook cultuur is van belang, maar de gemeente kan best proberen wat kunst in de openbare ruimte aan te brengen, maar dat botst wel vaker op  soms onredelijke reacties, want als men iets niet mooi zou vinden, dan hoeft het nog niet te hinderen. Toch zien we dat de discussie zich vaak op dit discutabele criterium te concentreren, terwijl niemand absolute zin voor de juiste smaak kan claimen. Maar tolerantie is ver te zoeken. Overigens kan een gemeente maar best investeren in deeltijds kunstonderwijs, waarbij het doel zou moeten zijn jongeren de kans te geven zich ergens in te bekwamen, of het nu muziek, woordkunst of beeldende kunst is. De vraag of de gemeente of een andere overheid moet bepalen wat mooi is, of schoonheid vertegenwoordigt, als dat nog aan de orde is in de kunst, blijft daarmee onbeantwoord, omdat het nu eenmaal zo is dat een gemeente in de open ruimte kan ingrijpen en ook in de eigen gebouwen het leven aangenamer mag maken. Dan wordt de overheid wel partij en kan het gebeuren dat er al eens iets van mindere kwaliteit gekocht wordt. Is dat zo erg? Het is belastinggeld, natuurlijk, maar soms is de kunstenaar zijn of haar tijd vooruit, want later blijkt dat dit doek of dat beeld toch wel meer waard is dan de aankoopsom liet veronderstellen. Maar geen enkele overheid in een democratisch bestel mag zich als censor voorstellen of censuur onderhuids uitvoeren. Dat is een zaak voor de burgers die met elkaar hierover van gedachten wisselen en al eens scheldwoorden bij de hand hebben.

Als we dus nadenken over de verkiezingen, gaat het over de keuze voor een lokaal bestuur, met een aantal bevoegdheden, die ze  dus ook ter harte moeten nemen, maar geen enkel verkozen bestuursorgaan kan zonder ambtenaren om de zaken ook op het terrein uit te werken. Men ziet niet altijd de hoeveelheid werk die afgedaan moet worden en hoe politici door hun ambtenaren, in de eerste plaats de gemeentesecretaris, die een grote macht in handen heeft, die de hele administratie ook aanstuurt en opdrachten geeft om beleidsbeslissingen vorm te geven, maar vooral om beslist beleid te handhaven en op de sporen te houden. Van het innen van belastingen tot het uitvoeren van onderhoud aan de plantsoenen van de gemeente, van het uitbaten van al die voorzieningen tot het handhaven van de orde, via de politie en stadswachters of hoe ze ook genoemd worden.

Hoe complex het allemaal niet is, blijkt als de gemeente ook gastvrijheid wil uitstralen, via toerisme, maar ook naar ondernemers toe, waarbij de aanleg van industriële zones of ambachtelijke zones al net zo omvangrijk en betwistbaar is als de aanleg van nieuwe woonwijken. Vaak is er nog nauwelijks ruimte voor dergelijke zones, terwijl men om allerlei redenen van hogerhand de scheiding tussen woongebieden en (ambachtelijke) activiteit om redenen van hygiëne, overlast en veiligheid buiten de woonzone wil houden, wat eventueel aanleiding tot meer landgebruik dan strikt nodig kan leiden.

Men merkt dat besturen veel consideraties vergen die men dan in het besluitvormingsproces niet kan negeren, soms kan dat immers leiden tot nietigheid. Toch is een actieve overheid voor burgers van belang, opdat zo hun activiteiten gefaciliteerd kunnen worden. Maar een te dirigistische overheid kan dan weer frustrerend blijken voor actieve en ondernemende burgers of gewoon voor mensen die hun leven naar eigen inzicht willen leiden. Men kan zeggen dat de auto hinderlijk zou zijn en belastend voor de volksgezondheid en lelijk in het stadsbeeld. Dat is deels zo, maar als mensen in bepaalde stadsdelen nog nauwelijks hun auto kunnen gebruiken, omdat om de haverklap straten worden afgesloten ten behoeve van flanerende burgers, dan ontstaat toch een moeilijk op te lossen spanning tussen de verwachtingen en vrijheden van burgers en een invulling van het algemeen belang, dat niet per se gedragen wordt. Men heeft vijftig jaar geleden iedereen verteld dat ze voor hun vrijheid best een auto konden aanschaffen, nu zegt men dat we geen auto meer mogen gebruiken tenzij het niet anders kan, maar een toeristische trekpleister kan toch niet enkel op het openbaar vervoer rekenen? Maar dat openbaar vervoer moet ook handig en betrouwbaar zijn voor de eigen burgers.

Onze reflectie is verre van exhaustief, want we zouden het moeten hebben over de rioleringen, over de voorzieningen in elektriciteit en gas, distributie voor telecommunicatie, hoewel er ook daar weer veranderd, de overheid moet dan bedenken hoe men zendmasten voor onze smartphones zal organiseren en hoe men vervolgens zal kijken of mogelijke straling echt wel zo schadelijk is als sommige experten en burgers menen. Doe het dus maar eens, op een collegevergadering al die honderden items op de agenda erdoor nemen en vervolgens in de gemeenteraad nog eens alles bespreken met de leden van de gemeenteraad, vooral de oppositie dus. Het is hun verdomde plicht dat is waar, maar kan zo een lokaal politicus voldoende beslagen de technische discussies aangaan? In de media is men bang de techniciteit en complexiteit van beleidsdiscussies uit de doeken te doen. Samenwerking met de eigen ambtenaren en informatie inzamelen van wat op hogere niveaus ter tafel is gekomen en afgeklopt, men heeft er meer dan een dagtaak aan. Want zo een college van Burgemeester en schepenen mag geen (juridische) fouten maken, terwijl de voor- en nadelen zelden onmiddellijk aan het licht komt. De discussie in de media moet niet enkel gaan over meningsverschillen, maar over de zaak waarover men van mening verschilt en dat is de zaak van de media.



Bart Haers

Reacties

Populaire posts