ode aan lokale politici
Dezer
Dagen
14 oktober: doomsday?
Verkiezingen als ritueel en keuze
In een
democratisch systeem met vertegenwoordiging via open en faire verkiezingen is
dat fenomeen, de dag der verkiezingen een altijd weerkerend proces. Hoewel de
media al vroeg aan de slag gingen met speculeren over mogelijke verschuivingen
op het schaakbord, was het duidelijk moeilijk om deze keer een thema naar voor
te halen. Het zou gaan om de verkiezingen in Gent en Antwerpen, terwijl de
parking wel groter is en meer burgers telt. De cruciale vraag in het proces van
verkiezingen blijft de vraag of en hoe burgers nog wel een idee hebben van wat er
op het lokale schaakbord allemaal te bedisselen en beslissen valt, laat staan
hoe de uitvoering verloopt. En waarom zouden burgers hun burgemeester en
schepenen niet vertrouwen?
Het is
goed dat men niet te vroeg kan deelnemen aan verkiezingen, voor men er zich
rekenschap van geeft dat de burgemeester wel de baas is van het gemeentebestuur
maar niet de baas is van de gemeente en dat men politieke mandatarissen geen
heil mag verwachten, in die zin dat een politicus of een politiek lichaam, het
college van Burgemeester en Schepenen, in Nederland (de niet verkozen)
burgemeester en Wethouders, of de regering alles zou kunnen oplossen. Er zijn
kwesties die persoonlijk blijken en er zijn er andere die inderdaad een maatschappelijke
oplossing vergen. Daartussen licht een gebied waar de overheid nuttig werk
heeft verricht, kan verrichten, maar waar we niet voldoende zicht op lijken te
hebben, want was het anders, dan zou het gezeur over politici niet een eeuwige
klaagzang lijken.
Het
punt is dat een gemeente meer is dan het bestuur, maar zonder een bestuur dat
aan regels en reglementen, wetten en controle is onderworpen, zou het bestuur
volkomen willekeurig tot stand komen, zegt men. Neen, het zou vooral een
kwestie zijn van het recht van de sterkste. En neen, dat kan ook tot goed
bestuur leiden, maar het is lang niet zeker. Tegelijk zal men terecht kritisch
blijven tegenover het zetelende bestuur want het is toch van belang dat politici
hun beslissingen ook publiek argumenteren. Niet iedereen kan op de
publieksbanken plaats nemen, maar het valt op dat (lokale) media niet meer afdoende
aandacht besteden aan de gemeenteraad en verslagen van het college van
Burgemeester en schepenen. Als het belangrijk is, krijgen we toch wel een
bericht in de bus, maar tegelijk, er zijn ook belangrijke beslissingsdomeinen
die ons niet direct raken, wel te maken hebben met hoe we bewegen in de
gemeente en hoe we mobiliteit en rust kunnen verzoenen.
Men
moet niet te ondankbaar zijn tegenover het gemeentebestuur, tegen de
mandatarissen die er veel werk in steken, vaak ingewikkelde dossiers moeten
behandelen en afdoen, zonder dat burgers daar veel weet van hebben. Het
voorzien in woongelegenheid blijft een grote uitdaging, want de vraag om
woningen valt niet stil. Maar nog meer open ruimte aansnijden gaat iedereen
naar het hart en dus moeten keuzes gemaakt worden, al was het maar omdat we
diverse belangen tegen elkaar afgewogen zien. Bovendien betekent het uittekenen
van nieuwe verkavelingen meteen ook daaraan verbonden systemen en ook wel een
aanbod aan winkels en diensten. Als we het goed bekijken, worden dergelijke
projecten niet met een vloek en een zucht afgedaan en dus is het nuttig dat we
ons wat kunnen verbeelden wat er allemaal van node is, onmiddellijk maar ook
later. Veel wijken worden aangelegd zonder dat er echt oog is voor lokale
winkels met voeding en eventueel kranten. Ook andere voorzieningen, zoals een
kinderopvang vinden er best plaats, maar vaak zien we dat de nieuwe wijk
slechts een functie kent.
Wat is
voor een gemeente het belang van een bibliotheek, van voldoende horeca en
sportaccomodatie? Het feit dat er nu in veel gemeenten een sportcentrum met een
overdekte sporthal als kroonjuweel, ligt uiteraard aan een langjarig beleid van
hogerhand, omdat men begreep dat voor jongeren en volwassenen de mogelijkheden
om sport te doen bijdragen aan het welbevinden. Sportbeoefening is al sinds de
jaren zeventig voor de overheid een belangrijke zorg, ook al omdat zo de
gezondheid bevorderd kan worden, maar vooral, denk ik en toch zo vaak vergeten,
levensvreugde, het plezier van te kunnen oefenen op de atletiekbaan, tennis dan
wel voetbal of hockey spelen, judo, gymnastiek en zwemmen. Maar kon niet elke
gemeente een eigen zwembad bouwen, dan blijkt het onderhoud en de regelmatige renovatie
en aanpassingen aan nieuwe beschikbare technieken voor de gemeenten die al
langer een zwembad uitbaten toch wel heel duur. Samenwerken met particuliere
ondernemers, zoals Plopsaland lijkt dan een interessante oplossing, financieel,
maar hebben burgers er baat bij? Daarover moeten dan afspraken gemaakt worden.
Ook
cultuur is van belang, maar de gemeente kan best proberen wat kunst in de
openbare ruimte aan te brengen, maar dat botst wel vaker op soms onredelijke reacties, want als men iets
niet mooi zou vinden, dan hoeft het nog niet te hinderen. Toch zien we dat de
discussie zich vaak op dit discutabele criterium te concentreren, terwijl niemand
absolute zin voor de juiste smaak kan claimen. Maar tolerantie is ver te
zoeken. Overigens kan een gemeente maar best investeren in deeltijds
kunstonderwijs, waarbij het doel zou moeten zijn jongeren de kans te geven zich
ergens in te bekwamen, of het nu muziek, woordkunst of beeldende kunst is. De
vraag of de gemeente of een andere overheid moet bepalen wat mooi is, of
schoonheid vertegenwoordigt, als dat nog aan de orde is in de kunst, blijft
daarmee onbeantwoord, omdat het nu eenmaal zo is dat een gemeente in de open
ruimte kan ingrijpen en ook in de eigen gebouwen het leven aangenamer mag
maken. Dan wordt de overheid wel partij en kan het gebeuren dat er al eens iets
van mindere kwaliteit gekocht wordt. Is dat zo erg? Het is belastinggeld,
natuurlijk, maar soms is de kunstenaar zijn of haar tijd vooruit, want later
blijkt dat dit doek of dat beeld toch wel meer waard is dan de aankoopsom liet
veronderstellen. Maar geen enkele overheid in een democratisch bestel mag zich
als censor voorstellen of censuur onderhuids uitvoeren. Dat is een zaak voor de
burgers die met elkaar hierover van gedachten wisselen en al eens scheldwoorden
bij de hand hebben.
Als we
dus nadenken over de verkiezingen, gaat het over de keuze voor een lokaal
bestuur, met een aantal bevoegdheden, die ze
dus ook ter harte moeten nemen, maar geen enkel verkozen bestuursorgaan
kan zonder ambtenaren om de zaken ook op het terrein uit te werken. Men ziet
niet altijd de hoeveelheid werk die afgedaan moet worden en hoe politici door hun
ambtenaren, in de eerste plaats de gemeentesecretaris, die een grote macht in
handen heeft, die de hele administratie ook aanstuurt en opdrachten geeft om
beleidsbeslissingen vorm te geven, maar vooral om beslist beleid te handhaven
en op de sporen te houden. Van het innen van belastingen tot het uitvoeren van onderhoud
aan de plantsoenen van de gemeente, van het uitbaten van al die voorzieningen
tot het handhaven van de orde, via de politie en stadswachters of hoe ze ook
genoemd worden.
Hoe
complex het allemaal niet is, blijkt als de gemeente ook gastvrijheid wil
uitstralen, via toerisme, maar ook naar ondernemers toe, waarbij de aanleg van
industriële zones of ambachtelijke zones al net zo omvangrijk en betwistbaar is
als de aanleg van nieuwe woonwijken. Vaak is er nog nauwelijks ruimte voor
dergelijke zones, terwijl men om allerlei redenen van hogerhand de scheiding
tussen woongebieden en (ambachtelijke) activiteit om redenen van hygiëne,
overlast en veiligheid buiten de woonzone wil houden, wat eventueel aanleiding
tot meer landgebruik dan strikt nodig kan leiden.
Men
merkt dat besturen veel consideraties vergen die men dan in het besluitvormingsproces
niet kan negeren, soms kan dat immers leiden tot nietigheid. Toch is een
actieve overheid voor burgers van belang, opdat zo hun activiteiten gefaciliteerd
kunnen worden. Maar een te dirigistische overheid kan dan weer frustrerend
blijken voor actieve en ondernemende burgers of gewoon voor mensen die hun
leven naar eigen inzicht willen leiden. Men kan zeggen dat de auto hinderlijk
zou zijn en belastend voor de volksgezondheid en lelijk in het stadsbeeld. Dat
is deels zo, maar als mensen in bepaalde stadsdelen nog nauwelijks hun auto kunnen
gebruiken, omdat om de haverklap straten worden afgesloten ten behoeve van flanerende
burgers, dan ontstaat toch een moeilijk op te lossen spanning tussen de
verwachtingen en vrijheden van burgers en een invulling van het algemeen
belang, dat niet per se gedragen wordt. Men heeft vijftig jaar geleden iedereen
verteld dat ze voor hun vrijheid best een auto konden aanschaffen, nu zegt men
dat we geen auto meer mogen gebruiken tenzij het niet anders kan, maar een
toeristische trekpleister kan toch niet enkel op het openbaar vervoer rekenen? Maar
dat openbaar vervoer moet ook handig en betrouwbaar zijn voor de eigen burgers.
Onze
reflectie is verre van exhaustief, want we zouden het moeten hebben over de
rioleringen, over de voorzieningen in elektriciteit en gas, distributie voor
telecommunicatie, hoewel er ook daar weer veranderd, de overheid moet dan
bedenken hoe men zendmasten voor onze smartphones zal organiseren en hoe men
vervolgens zal kijken of mogelijke straling echt wel zo schadelijk is als
sommige experten en burgers menen. Doe het dus maar eens, op een
collegevergadering al die honderden items op de agenda erdoor nemen en
vervolgens in de gemeenteraad nog eens alles bespreken met de leden van de
gemeenteraad, vooral de oppositie dus. Het is hun verdomde plicht dat is waar, maar
kan zo een lokaal politicus voldoende beslagen de technische discussies aangaan?
In de media is men bang de techniciteit en complexiteit van beleidsdiscussies
uit de doeken te doen. Samenwerking met de eigen ambtenaren en informatie
inzamelen van wat op hogere niveaus ter tafel is gekomen en afgeklopt, men heeft
er meer dan een dagtaak aan. Want zo een college van Burgemeester en schepenen
mag geen (juridische) fouten maken, terwijl de voor- en nadelen zelden
onmiddellijk aan het licht komt. De discussie in de media moet niet enkel gaan
over meningsverschillen, maar over de zaak waarover men van mening verschilt en
dat is de zaak van de media.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten