Wonen in onze moedertaal














Nederlands als cultuurtaal



Guido Gezelle, taalparticularist en taalminnaar
“De Vlaamse taal is wonderzoet voor wie heur geen geweld aandoet”, dichtte Guido Gezelle, in een tijd dat de Verfransing van Vlaanderen niet of met moeite kon gekeerd worden, door zowel liberale als katholieke voorlopers, onder wie Georg Bergmann en Jan Frans Willems. Gezelle zou een exponent blijven van het (West-Vlaams) particularisme, maar zou tegelijk mee de aanvaarding van het Vlaams in België en Vlaanderen bevorderen. Vandaag zijn het Vlamingen en Nederlanders die het Nederlands als cultuurtaal minderwaardig vinden. Argumenten hoort men zelden, neerbuigende zelfhaat des te meer.

We zouden ook naar Anton van Wilderode kunnen verwijzen die in zijn taal kon wonen, maar ten gronde laat het onderwijsbeleid zien dat aandacht voor een vlot omgaan met het Nederlands niet meer op de agenda staat. Onder invloed van onder meer Pierre Bourdieu werd de cultuurtaal, oftewel standaardtaal een vorm van burgerlijk elitarisme, want alleen wie goed Nederlands sprak en schreef kon zich sociaal waarmaken. Mediocre mensen, heette het in de jaren toen ik studeerde, spreken dan wel schoon Vlaams, verkavelingsvlaams, maar het is schrikwekkend houterig en soms leveren hun uit- en toespraken het bewijs van onbenulligheid en gebrek aan kennis en cultuur, maar als ik nu naar die mensen kijk, dan merkte ik en merk ik dat zij, wat hun afkomst ook was, juist wel goed Nederlands spraken en er zelfs een eigen pigment aan wisten te geven. Of al die mensen mediocre waren, laat ik voor de rekening van die brave mensen die heulden met Bourdieu en er geen moer om gaven het Nederlands naar behoren te spreken.

Het ging immers om sociaal en cultureel kapitaal dat arme lui niet konden verwerven, waardoor ze geen netwerk konden opbouwen noch zich echt geloofwaardig bewegen in de betere middens. Dat zorgde voor exclusie en dus voor onrecht, terwijl het wel zo was, bewijst onder meer de filosofe Alicia Gescinska – van Poolse afkomst, 7 jaar oud in 1988 met haar ouders hierheen gekomen en een taalvirtuose – dat wie het Nederlands goed wilde leren er ook de kans toe moest krijgen. Zij tekende op dat zij op zeker ogenblik de jaloersheid van haar medeleerlingen opwekte omdat ze het Nederlands goed beheerste. Ook was haar na de lagere school aanbevolen een opleiding haartooi of snit- en naald te volgen, want ze was ten slotte een migrant. Ook kan men vaststellen hoe jongelui met een migratieachtergrond zich wel meer dan behoorlijk van het Nederlands bedienen. Anderen, Adil de regisseur op kop, pakken graag uit met hun straattaal als eremerk, maar goed, een randje Brussel, wat Antwerps en men kan uit de voeten als men iets goed kan.

In feite hebben de tegenstanders van immigratie en de voorstanders van onvoorwaardelijke inclusie hier een objectief bondgenootschap opgezet, waarbij de ene kan zeggen dat de integratie mislukt, ondanks de vele mensen die het wel lukt, omdat “ze”, de kinderen en kleinkinderen van de immigratie geen gebenedijd Nederlands zouden kennen en de voorstanders van de inclusie vinden weer dat we hen er niet op mogen aanspreken. Dus hoeft niemand nog behoorlijk met de cultuurtaal om te kunnen.

Spelling? Hoeft niet meer op de letter, waarbij men zonder scrupules mensen de handvaten ontneemt om zich behoorlijk en zonder schroom uit te drukken, met de nodige zelfzekerheid van pen en papier, of digitale middelen te bedienen. Spelling is niet enkel een middel om zich te onderscheiden, het was, in het Frankrijk van de onderwijswetten (rond 1900) een onderscheidend middel van de linkse elite om alle kinderen behoorlijk basisonderwijs aan te bieden. Ook in Nederland heeft men moeten vaststellen dat de spelling van De Vries en Te Winkel best ingevoerd kon worden, maar dat heeft langer geaarzeld om de standaardisering van de spelling erdoor te krijgen, in België in 1864 en in Nederland in 1883. Het is van belang te begrijpen dat aan een uniformiseren van de spelling belangwekkende ideologische en ook wel economische overwegingen en aannames vooraf gaan en ook de kritiek was zelden vrijblijvend. Maar de cultuurtaal was een noodzakelijk instrument van de liberale democratische samenleving, want als het erop aan kwam, was het moeilijk onderwijs verstrekken, zeker taalonderwijs als er over woordenschat en grammatica geen overeenstemming bestond.

Het Nederlands wordt zelden als een cultuurtaal voorgesteld, ook en zeker niet door prominente “native speakers” waarbij men dan naar de vlotheid of eenvoud van andere talen, Engels voorop, verwijst. Ik vind behoorlijk het Engels beheersen niet zo vanzelfsprekend en huiver altijd als mensen in het Engels een lezing moeten geven die de taal maar van verre beheersen, want dan volgt de prosodie de gedachten niet. Het Nederlands, zoals een Godfried Bomans dat sprak, zo ervoer ik als jongeling, vond ik wel aantrekkelijk, maar ik heb altijd wel van talen gehouden, het studeren liet ik vaak wat waaien, maar uiteindelijk kwam er wel het begrip dat je een taal niet naar de letter hoeft te spreken, als je vooral de mogelijkheden onder de knie hebt en het publiek kan volgen.

Wie ligt er nu wakker van grammaticale discussies, terwijl het wel boeiend kan blijken en leerrijk om bepaalde redeneringen over wat het nu zou moeten zijn, best het taalgevoel aanscherpen. Wie Latijn studeerde leerde ras hoe complex het begrip “meewerkend voorwerp” wel niet kan zijn en tegelijk hoe het helpen kan om in het Nederlands met de finesses zelf te gaan spelen, soms wat precieus. Het Nederlands, zo hoort men wel eens, is verre van precieus, maar dat hangt van de spreker/schrijver v/m af en van degene die toehoort of leest. Het valt me op dat er maar weinig mensen hun moedertaal zo neerbuigend bejegenen als wij dat gemeenzaam plegen te doen. Ik woon graag in deze taal en ontdek voortdurend nog mooie kanten ervan.

Natuurlijk is burgerschap van belang, maar mij ontgaat het waarom men dat niet via allerlei vakken, literaire en andere zou kunnen aanleren, enfin, belichten. Het belang van burgerschap ontwikkelen en tot autonome burgers uitgroeien van jongeren kan moeilijk overschat worden, maar het is wel zo dat Burgerschap veelomvattend is en bijvoorbeeld over ethiek gaat, maar ook over hoe met ethiek de vloer aangeveegd is geworden; het gaat ook om een bepaald mens- en maatschappijbeeld en daar komt men niet met een objectieve bejegening aan toe. Het gaat ook om een begrijpen welke weg we met de techniek en economische verhoudingen heen gaan en dan zou men toch kunnen argumenteren dat het onderwijs nu net de vorming tot oplettende en waakzame, aandachtige en toegewijde burgers als programma heeft. Moet men dan een uurtje Nederlands opgeven? Wel integendeel, want pas wie de taal behoorlijk beheerst, kan op een zinvolle manier denken – al zijn er hiervoor ook tegenvoorbeelden en dat in beide richtingen. Burgerschap is evenwel iets vreemd, zo lijkt het wel en dat is even betreurenswaardig als een onbesmuikt minachten van het Nederlands als cultuurtaal.



Bart Haers

Reacties

Populaire posts