De zege van marathonman, van zeilster en zevenkampster...




Dezer Dagen



Sportbeleid en persoonlijke ontplooiing



foto Mario Meuleman
Gella Vandekaveye in haar glorietijd. 
Waren de European Championships nu een succes of net niet? Er wordt over geredetwist, er wordt geklaagd en anderen hemelen het beleid op. In andere landen lijkt het ook niet altijd vanzelf te gaan, lijken de Nederlanders wat ontevreden, ondanks Papendal, waar alle topsporters elkaar vinden en zich voorbereiden op topprestaties. De kern is: kan men succes maken, vanuit het beleid, of is er meer nodig?

De kwestie is of een overheid zich met sportbeleid moet inlaten en hoe dat dan zou kunnen met het beste resultaat. Voor wie? Men vindt vaak dat men vooral moet inzetten op topsport, maar niemand komt daartoe zonder een degelijke initiatie, voldoende om er plezier in te krijgen en de vaardigheid verder te ontwikkelen. Talent is een gave en soms komt die niet aan het licht omdat er geen mogelijkheid is voor de persoon in kwestie dat talent aan te boren. Talent alleen is niet voldoende, zal ook de gewezen judocoach Jean-Marie Dedecker weten te vertellen. Het komt immers aan op andere aspecten, zoals vasthoudendheid, gedrevenheid, inzet en geloof in eigen kunnen. We weten ook hoe fout een te grote focus op het presteren kan uitpakken, maar dan moeten we toch nog eens de passerellen tussen topsport en amateursport gaan bekijken.

Alles start met de initiatie en de wijze waarop een kind of jongere tijd krijgt zich de sport eigen te maken. De kwaliteit van de initiatie ligt vaak in wijze waarop een sport georganiseerd is. Eerder schreef ik al over een judo-trainer, Marcel de Paepe, in Waarschoot, hij is overleden, iets in de tachtig, maar hij stond tot de vooravond van zijn overlijden op de tatamis. Hij leerde ons wat fair play is en dat je wel moet afzien, zweten om iets te bereiken in de sport. Judo is een sport met complexe handen-voetencoördinatie, het leren voorzien ook wat de ander gaat doen. Je hebt de hele rits van worpen en houdgrepen, klemmen en worggrepen, die je geleidelijk leert, vanaf witte gordel en je hebt de ideale uitvoering ervan, maar ook de wedstrijd waar je de greep moet vinden en de bewegingen op de vloer om de tegenstander op de grond te krijgen. Judo is dan ook gestructureerd rond het leerproces, met telkens een bevestiging van het kunnen als je een volgende etappe bereikt en een nieuwe gordel krijgt. Zelfs in de perfectie zijn er nog gradaties, want ook als je eenmaal zwarte gordel haalt, kan je nog promotie maken, een hogere dan verwerven.

Een tijd lang had Vlaanderen een aantal topsporters, Robert van de Walle en later ook Ingrid Bergmans. Later kwamen Gella Vandecaveye en Ulla Werbrouck, die ook niet onmiddellijk schitterden, maar wel een schitterend carrière kenden. Het ligt meer dan men wil toegeven aan de band die een trainer en een poulain ontwikkelen kan en aan de bereidheid te lijden voor men het hoogste schavotje mag betreden. Ook in andere sporten loopt de weg naar het succes niet over rozen en dat kan moeilijk anders, want er zijn altijd ook tegenstanders die men moet overtroeven.

Als we bekijken hoe het sportleven in Vlaanderen georganiseerd is, dan hoort men vaak kritiek op het gebrek aan samenhang en continuïteit op het terrein. Vaak zijn er bobo’s die zich niet altijd meer vergewissen van het ploeteren op het terrein. Veredelde reisbureaus noemt Dedecker het en toch, was het niet Philippe Muyters die de vermolmde structuren die sommige federaties zijn, heeft aangepakt? Heeft men niet ook gekeken naar de kwaliteit van coaches? Sommige kunnen onnodig hard blijken, wat ook het presteren niet bevordert of te oneerlijk om een vertrouwensband op te bouwen. En ja, in het Judo was er ook een verhaal van seksuele intimatie en zelfs misbruik. Zo is het leven, zou men stilaan moeten weten. Net omdat in sport het lichaam een niet te verwaarlozen rol te vervullen heeft, komen de contacten tussen trainer en pupil wel eens dicht bij het zinnenprikkelende, zonder dat daar a priori een schandaal van gemaakt moet worden. Net als het gezocht wordt, als de intimiteit afgedwongen wordt, moeten er alarmbellen afgaan… maar de pupil wil scoren op het volgende toernooi, wil de beste worden en weet dat de trainer de beste is. Dan wordt het moeilijk om klacht in te dienen.

Als we in België, voor zover ik weet nooit veel maar wel heel vaak opmerkelijke hoogvliegers hebben gehad, van Merkx in het Wielrennen of Miel Puttemans in de atletiek en Paul Van Himst in het voetbal herinner ik me nog heel wat, maar er was bijvoorbeeld een Staf Versluys in het zeilen en er waren ook anderen, die in hun sport uitblonken, voor wie men vanzelf respect opbracht. Het is maar in de kranten dat men sportlui te vroeg ophemelen zal of te hardhandig afserveren, zonder wel goed te weten waar iemand staat in zijn of haar carrière, want wie herstelt van een zware blessure – nekwervels geraakt en toch niet in rolstoel – dan beseft men dat die medaille minstens ook persoonlijk een gigantische betekenis heeft. Men kan wel eens een wij-gevoel creëren rond een sportgebeurtenis, maar vaker dan nodig ziet men hoe moeilijk het is voor journalisten sportlui, topsporters eerlijk te bejegenen, bij succes, maar nog veel meer als ze falen.

Sinds de oude Grieken hebben steden en naties aan sportprestaties een ongezonde prestigestrijd gekoppeld aan het sportieve kunnen van hun burgers/onderdanen. De USSR en DDR, Roemenië en soms ook westerse landen hebben in die strijd veel geïnvesteerd, waarbij niet het welbevinden van de atleet centraal stond, wel de roem en glorie van de natie. Ook zette men nog eens ongeoorloofde middelen in om succes te behalen, zoals de dopingprogramma’s van de DDR in het zwemmen en zelfs schaatsen. Sport gaat nu eenmaal over kracht en uithouding en men die kwaliteiten versterken met allerlei middelen. Men gaat evenwel voorbij aan de regels van  fair play, als men doping gaat het gebruiken, waarbij intussen ook duidelijk is, dat er toch wel een grijze zone blijkt te bestaan. Kan men het ook nog ethisch voor zichzelf verantwoorden als men zelf als sporter naar die middelen grijpt of als men de pupillen volspuit? Van die judotrainer leerde ik dat ethiek iets is waar je jezelf aan spiegelt, niet anderen mee om de oren slaat.

Het was mooi om te zien hoe Nafi Tiam weer eens de tegenstand kon weerstaan, hoe twee broers een onverhoopte medaille in de wacht konden slepen en een gymnaste op twee oefeningen goud en zilver haalde. Maar het is als in de muziek, soms kan iemand van de bestaande structuren gebruik maken en goed bediend worden om zo de hoogste treden te halen, dan weer heb je anderen die het in hoge mate op eigen kracht toch halen, zoals Koen Naert, de marathonman.

Het is inderdaad niet alleen een kwestie van geld, zoals de gewezen politicus Jean-Marie Dedecker zegt en gelijk heeft hij, want het gaat evenzeer om de allocatie van die middelen en dan kan blijken dat men te zeer in structuren investeert en vergeet dat sportbeoefening, zeker topsport ook een persoonlijke aangelegenheid is, omdat inzet, vertrouwen, durf zo belangrijk zijn. Op dat terrein kan een minister van sport niet tussenkomen, want dat is de uitvoering. Wel dient men, zonder overdreven zware administratie belasting de zaken voor de beoefenaars en voor de coaches in te richten of nog, de overheid kan voor de omgevingsfactoren die een sleutel voor succes vormen, zorgen, maar de successen ligt in handen van de betrokkenen. Daarom moet men ook niet om de haverklap verantwoording vragen aan verantwoordelijken in een topdiscipline, want als de successen er zijn en duurzaam blijken, dan wordt er goed gewerkt. Gaat het minder, zoals nu in de judofederatie het geval lijkt, zal men toch, niet vanuit het ministerie of het kabinet, maar vanuit de federatie alle elementen op tafel leggen om na te gaan waarom de prestaties twintig jaar geleden zo goed waren en nu niet meer gehaald worden.

Het kan geen kwaad  wanneer de minister een paar pluimen op zijn hoed steekt, als maar duidelijk is dat aan de basis jongeren vlot toegang krijgen tot allerlei sporten en dan, moeten we erkennen, is het aan de die jongeren en aan de verantwoordelijken om er iets van te bakken. Mijn hart gaat echt niet sneller kloppen als ik de Brabançonne hoor, wel als die marathonloper de tranen zie verbijten, dan ik me daar wel iets bij voorstellen. Het is en blijft evenwel zijn succes. Ook de zeilster Emma Plasschaert zij geprezen, maar het is haar prestatie. Vooral in de media lijkt men het daar moeilijk mee te hebben, met het mijn en dijn in de sport.

Het gaat in de sport en in de samenleving dan ook soms raar aan toe, want wint een sportieveling goud, dan is men blij genoeg, maar het mag dan niet zo zijn dat als iemand een volgende keer in het zand moet bijten, dan men dan alles in vraag moet stellen. Dat bedrijven, hoogleraren en zelfs politici nu eens de beste zouden zijn en vervolgens door het ijs zakken, het is een benadering die ik als burger niet zo graag lees en het klopt domweg ook niet. Zoals een sporter weet dat zijn succes wel duurzaam is, wegens goed voorbereid etc. maar toch ook de nodige snuifjes geluk mee had, zo gaat het in het leven. En ja, het is vaak nuttig oog te hebben voor de omgeving van een sporter, zeker als er hem of haar iets halsbrekends overkomt, zoals Gella Vandekaveye het mocht beleven.

Mens sana? Soms zou je eerder denken aan zieke geesten, die alles opofferen voor een medaille en al eens zwaar verwond raken in een “bedrijfsongeval”. Wie dan terugkomt is een superheld(in). Maar juist dan blijkt vaak dat persoonlijke inzet en persoonlijke banden in het eigen vertrouwde milieu zo belangrijk zijn. De minister van Sport mag zeggen dat hij de sporters geluk wenst en hen zelfs bedanken; hij kan ook betogen dat een deel van het beleid goed werkt. Maar hij mag ook toegeven dat niet hij maar zij de prestaties leveren en dat weet de heer Muyters donders goed. Hij sleutelde aan de werking van sportfederaties, kan echter ook niet in hun plaats treden en kan wel via subsidies foute praktijken bestraffen of goede belonen, maar verder is het aan mensen die vaak in hun vrije tijd veel tijd en energie in hun hobby steken. Of volkomen professionalisme altijd beter is, valt nog te bezien. De rol van ouders in het succes? Soms kunnen die al te veeleisend zijn, soms al te dwingend, maar uiteindelijk zal blijken – bij succes – dat zij hun zoon/dochter wel degelijk gesteund hebben en niet die kinderen zagen als een betere versie van zichzelf die dan ook boven alles hadden en hebben te presteren. Sportbeleid is niets meer dan het aanbieden van mogelijkheden en hopen dat op het terrein een en ander mogelijk blijkt. Ondersteunend dus, voor de beginnertjes en amateurs en zeer zeker ook voor de professionals.

Bart Haers

Reacties

Populaire posts