Geschiedenis en het begrijpen der dingen


Recensie

Waarheidsvinding &
de gebeurtenissen begrijpen,
Begrijpelijk maken

Tony Judt, met Timothy Snijder, Denken over de twintigste eeuw, vertaling: Wijbrand Scheffer  Uitgeverij Contact 2011; pp. 488. Prijs: 55,- € pagina’s: 480
Oorspronkelijke titel: Thinking the twentieth century 

Al lang zeuren sommigen over het feit dat geschiedschrijving, academische geschiedschrijving geen wetenschappelijke activiteit zou zijn. Maar de vraag is of andere wetenschappen, behalve de wis- en natuurkunde altijd even sterk gericht moeten zijn op dat paradigma. In dit boek laten Timothy Snyder en Tony Judt zien hoe geschiedenis als bron van reflectie en debat verhelderen kan wat we zonder ernstige studie niet kunnen vatten. We kennen de werken van Tony Judt enigszins en we keken dan ook uit naar dit boek. Hoewel Snyder de eer laat aan de oudere historicus, op dat moment al opgezadeld met ALS om het boek te schragen, kan men dit geen interviewboek noemen. Het is veeleer het resultaat van gesprekken, waarbij de jongere historicus en kenner van Oost-Europa, Timothy Snyder na een introductie door Judt bedenkingen, aanvullingen of vragen op tafel legt en de ander daar al dan niet op in gaat of juist verder uitwerkt. Anders dan een journalistiek interview bestaat de rol van Snyder er volgens Judt zelf in dat hij mee het kader schept en de gedachten aandraagt om het te hebben over het interbellum, het verval van de ideologieën en het falen van politici maar ook over het loven van belangrijke daden te spreken. Stellen dat dit het lezen bemoeilijkt, lijkt mij overdreven, maar toegegeven, het is een aanpak die we niet gewoon zijn.

De twintigste eeuw in vele tinten verschijnt hier en het gaat ook over de strijd van en tegen het communisme, het fascisme en nazisme, maar ook over het feit dat na wereldoorlog II een periode van sterke economische ontwikkelingen, de uitbouw van de welvaartstaat en sterke democratisering van de cultuur. Daar kan men de voordelen van onderkennen, maar er zitten, volgens Judt en Snyder ook enkele duistere kanten aan. Voor de historici kan men niet om de complexiteit heen en soms kan dat betekenen dat we een ingewikkeld verhaal moeten brengen omdat de werkelijkheid nu eenmaal zo verdomde ingewikkeld is. De werkelijkheid reduceren om het toch maar begrijpelijk te maken is soms nodig, maar dan met oog voor de onderliggende complexiteit. Want geschiedschrijving is altijd ook waarheidsvinding, ook al komt die niet altijd te stade.

De discussie over het communisme en wat het betekende links te zijn, dat wil zeggen de sociaaldemocratische gedachten te delen en eraan mee te werken komt in dit boek mooi aan de orde, net omdat Judt hierbij zijn kritiek niet onder stoelen en banken steekt. Voor wat betreft de dertigjarige oorlog (1914 – 1945) was het zo dat de oorzaken en gevolgen van die oorlog veel sterker verweven zijn met het ideologische kader dan we doorgaans aannemen, waarbij excessief nationalisme niet moeilijk te vinden is. Maar nadat aan het einde van die oorlog de Russische Revolutie en de jaren van burgeroorlog in het Oosten aan de gang zijn en de hertekening van de Europese kaart in Versailles, Trianon… werd het Europese vasteland in hoge mate instabiel. Wat België betreft zou het tot 1925 duren voor de politieke situatie enigszins stabiel werd en ook sociaal, economisch was er nogal wat reuring. In Centraal- en Oost-Europa, met het nieuwe Polen, Tsjecho-Slowakije en Hongarije, dat zeer veel grondgebied aan Roemenië moest afstaan, een Oostenrijk dat nauwelijks nog iets voorstelde, vergeleken met de oude situatie van het grote Habsburgse rijk, kwam men nog minder aan stabiliteit toe. De wereld van gisteren was verdwenen en velen zochten die wereld te herstellen, zodat er een vorm van autoritarisme wortel kon schieten. Het punt was, zo blijkt uit dit boek dat men de samenleving, die al sterk aan verburgerlijking toe was, niet meer begreep. De hang naar hetzij het communisme, om het oude onrecht weg te vegen dan wel naar het fascisme, maar vooral het nazisme had er alles mee van doen dat de partijen noch de intellectuelen goed wisten hoe men diende te spreken, over het beleid, over de toekomst en de verwachtingen in de samenleving.

Waar voorheen de politiek in handen was geweest van een kleine elite, via cijnskiesrecht en andere maatregelen, maar ook omdat de scholingsgraad wel gestaag toenam, maar niet zo heel veel mensen bereikte, ontstond er in de politiek een communicatieprobleem. Noch Snyder noch Judt zetten dit centraal, wel wijst Judt op het probleem van de massasamenleving die men niet vatten kon en waarop men ook geen antwoord had. Daarom waardeer ik zeer de discussie over de rol van de intellectuelen in dit boek  want ik begrijp eruit dat het zeer moeilijk is, in het interbellum maar ook vandaag, anno 2012, voor intellectuelen om een “J’accuse” á la Zola in de nieuwe omstandigheden over te doen. Maar dan blijkt, volgens Judt en zijn gesprekspartner, ook die tekst redelijk onleesbaar, als het om de snelle (intellectuele) hap gaat. Zola legde namelijk uit waarom hij de militaire rechtbank en de Franse staat in gebreke stelde en vond dat Dreyfuss geen eerlijke behandeling te beurt was gevallen. Vandaag maken we het mee dat beschuldigden onmiddellijk een advocaat krijgen en dat die dan maar zijn cliënt aanraden zal er volkomen mutisme op na te houden, opdat zijn positie niet moeilijker worden zou. De dader van een feit, die op heterdaad betrapt wordt heeft recht op een advocaat, maar is het in zo een gevallen werkelijk nodig dat een advocaat bij het eerste verhoor al aanwezig is? We hebben niet over ingewikkelde zaken. In feite ontneemt de burger nog meer het besef dat recht zal geschieden. Toch wordt die maatregel gezien als een versterking van de juridische positie van de burger en dus van de mensenrechten. Maar is dit niet excessief? Hierover kan men discussiëren, maar zonder een omstandig betoog gaat het niet. En de auteurs geven op verschillende plaatsen aan dat het bijzonder moeilijk is zomaar over goed of fout te spreken, zonder kennis van zaken, waarna het vaak bijna onmogelijk wordt. Er zijn uitzonderingen, want over Stalin of Hitler…

Het verhaal van Tony Judt, zijn afkomst van Oost-Europese Joden die via Antwerpen in Londen terecht kwamen en er bleven, die ook mee het gedachtegoed van links hadden overgenomen als een manier om hun eigen leven vorm te geven, kennen we al uit “de Geheugenhut” maar in deze gesprekken wordt wel duidelijker hoe cruciaal het voor Judt uitpakte, de mogelijkheid om naar Cambridge te gaan en geschiedenis te studeren en waarom hij afhaakte van de vrienden in de Kiboets waar hij drie jaar had doorgebracht tijdens de vakanties. Net omdat hij begreep dat hij de enige was die voor zo een keuze verantwoordelijk was, kon hij het niet hebben dat anderen dan zijn ouders, de mensen van de Kiboets hierover het laatste woord zouden hebben. Het liet hem ook toe in te zien, zoals Hannah Arendt voor hem dat het Zionisme van een bevrijdend concept tot een harnas, een kluister kon worden. In de VSA merkt hij dat vele joodse intellectuelen er niet in slagen de problematiek die het (neo-)zionisme oproept, anders dan dat van Herzen, beruste op het bestaan van de staat Israël en de misvattingen over wat goed is voor Israël en de burgers van Israël, wat hem ook dan weer tot een buitenstaander maakt. Ook inzake de betekenis van de genocide die Duitsland in Europa en dan vooral het Oosten uitvoerde, heeft hij zo zijn twijfels. Hij verwijt velen dat ze de Holocaust en de slachtoffers ervan misbruiken voor politiek, in Israël maar ook in Europa en de VSA. De Holocaust is een gebeuren met vele aspecten, waarbij het volgens Judt onloochenbaar zo was dat er reeds voor Hitler een sterk anti-Joods ressentiment bestond en dat niet enkel bij rechtse bourgeois, maar ook bij linkse intellectuelen. De haat tegen Lëon Blum, Fransman en intellectueel was links niet minder dan rechts, maar we blijken sommige aspecten van de geschiedenis graag te vergeten.

Uitgebreid komt de vraag aan de orde hoe die strijd tussen links en rechts, vooral communisme en fascisme in Europa is verlopen, maar wat ons verrast is dat het falen van de burgerlijke partijen en na 1919 hoort ook de socialistische partij in meerdere landen tot die grote partijen, in wezen niet zo sterk zo uit de verf komen. Tony Judt heeft zich intens bezig gehouden met de ontwikkelingen in Frankrijk, de ideeëngeschiedenis tijdens het interbellum voorop. Hij legt ook de schakeling bloot van linkse intellectuelen naar de stromingen die na WO II het mooie weer zullen maken, zoals het existentialisme van Sartre en anderen. Zo blijkt Sartre tot 1945 in wezen een apolitieke filosoof te zijn geweest. Maar net als Althusser zou hij niet echt afstand nemen tegen de politiek van Stalin en Stalin zelf. De discussie over het Stalinisme in dit boek is wel prominent omdat het in Europa voor heel wat ontwikkelingen heeft gezorgd, ook lang na de dood van Stalin. Maar toch, de rol van de Cambridge Five – Vier zijn er met zekerheid bekend – die voor Stalin spioneerden en militaire geheimen doorgaven geeft een aardig inzicht in het denken van Westerse intellectuelen. De vier waren getalenteerde studenten van Cambridge en bekeerden zich tijdens hun studie tot het communisme, of moeten we schrijven dat ze communist werden, anders lijkt het zo religieus? Het punt is, volgens Tony Judt dat die aanname dat ze het communisme kritiekloos zouden hebben omarmd en ook nog eens blind zouden geweest zijn voor de wreedheid van het Stalinisme, kwam voort uit het geloof dat Stalin nodig was in de strijd tegen het fascisme en dat – ook hier weer – het geloof dat het politieke gebeuren in het UK op termijn voor echte oplossingen zou zorgen, geen grond meer vond. Ook hier speelde onvrede met de massasamenleving een grote rol.

Belangrijker nog vinden we de discussie over John Meynard Keynes, de planeconomie en Friedrich von Hayek. Men heeft in Europa vele vormen van de planeconomie gerealiseerd, waarbij behalve in Frankrijk nationalisaties van banken en andere bedrijven niet de belangrijkste kenmerken waren. Ook in België kenden we het Plan de Man, dat een mobilisatie wilde bereiken en de werkgelegenheid en welvaart bevorderen. Maar het blijkt nog maar eens dat achteloos hanteren van termen en begrippen tot grote misverstanden kunnen leiden. Feit is dat na de crisis van 1929 een klimaat ontstond waarin de oude economische inzichten, over de ‘small state’ bijvoorbeeld, niet werkbaar waren. De inzichten van Keynes, die voorstelde het functioneren van de economie in termen van stabiliteit en crisis anders te bekijken, kon overheden overtuigen anticyclisch beleid te voeren. De vraag blijft ook vandaag of stabiliteit de normale situatie is van een economie, dan wel crisis. En hoe de markten het beste bijdragen tot het algemeen welzijn. Het zal niemand verbazen dat deze historici wel een paar vraagtekens zetten bij de inzichten van von Hayek, door liberalen hier te lande hoog in het vaandel gevoerd. Maar zegt Snyder, Von Hayek schreef zijn essay, on the road to slavery, zogezegd met een verwijzing naar het Oostenrijk van de jaren ’30 en wat blijkt? De bewindvoerders onder de Republiek, Dolfuss en anderen voerden integendeel een zeer restrictieve politiek, waarbij de staat zo min mogelijk optrad in de samenleving. Nu koesterde Dolfuss wel corporatistische inzichten, was hij autoritair ingesteld, maar een beleid met veel en voluntaristisch optreden van de staat was niet zijn ding. Overigens meen ik gelezen te hebben dat in Wenen een deel van de nieuwe stad, in de jaren twintig opgebouwd ten behoeve van de arbeiders steen voor steen werd afgebroken.

Wie zich dus beroept op von Hayek moet dus maar eens goed kijken of de man wel correct de economische en algemene omstandigheden had gelezen. Het valt mij alvast op dat men wel vaker roept om een staat met kleine handelingsvrijheid, maar dat bij het minste probleem het wel de staat blijkt te zijn die moet optreden. Het komt er volgens de historici Judt en Snyder ook op aan, vandaag aan de meelopers van het neoliberalisme en anarcholiberalisme die de staat zo mogelijk zouden willen afschaffen, uit te leggen dat de staat an sich de consequentie van het samenleven vormt en dat het erop aan komt na te gaan of en hoe die staat het beste het algemeen belang kan dienen.
In die zin kunnen we het ook wel waarderen dat zij, Judt en Snyder nadenken over de rol van intellectuelen en niet te beroerd zijn vast te stellen dat een intellectueel die niet ingebed is in een concrete samenleving en het reilen en zeilen ervan te onderzoeken, misschien minder te vertellen heeft naarmate hij of zij een meer kosmopolitische positie kiest. Het is van belang vast te stellen dat het mondiale gebeuren en het handelen van staten, c.q. regeringen en andere actoren, geen enkele intellectueel onberoerd kan laten, maar het leven in eigen land of regio achterwege laten wegens te beperkt of beperkend kan een intellectueel ook niet maken. Judt noemt dit een noodzakelijke paradox.

Maar zelfs dan, aldus deze denkers, kan men zich ook afvragen of en hoe iemand als John Rawls, die zijn theorie of justice schreef waarop logisch en qua argumentatie niet zo heel veel aan te merken valt, toch niet lijdt aan het euvel dat die theorie met de aardse uitdagingen niet zo veel contact heeft. In die paragrafen komt overigens pas duidelijk aan het licht hoe anders men in de Amerikaanse context het woord Liberaal inkleurt dan het hier het geval is.

De gebeurtenissen van 11 september 2001 en de gevolgen, de leugens over de oorlog in Irak en die in Afganistan komt ook uitgebreid aan bod, onder meer omdat Tony Judt net op grond van de (vervalste) aannames en het gebrek aan werkelijke kennis van Irak een zeer afwijkend standpunt ingenomen heeft en dat ook behoorlijk laten horen heeft. Ignatieff om maar iemand te noemen steunde de oorlogsintenties van de toenmalige regering Busch en wist daarbij overigens behoorlijk blijk te geven van een totaal gebrek aan terreinkennis. Het komt mij voor, nu de Republikeinen strijden voor de nominatie om tegen Obama op te komen, nog steeds de leugens over Irak niet verwerkt hebben en er ook niets mee kunnen aanvangen. We merken in dit boek wel de ontgoocheling bij Tony Judt over Obama, maar zelf heb ik de indruk dat die nu net wel erin slaagt een onmogelijke klus te klaren. Maar ik ben geen Amerikaan en ik woon er niet. Wel is het van belang dat de VSA opnieuw aansluiting vinden bij de waarden die de VS in het verleden hebben gekenmerkt en die mee ertoe leiden dat het land economisch, politiek en cultureel een stempel kon drukken op de eigen tijd. Wat ons opvalt, ook weer bij het lezen van dit boek is dat de twee kampen in de VS elkaar bevechten zonder genade, maar dat niemand erin slaagt de middenklasse nog echt te overtuigen. Mijn indruk is dat Tony Judt dit inziet en vreest voor een verder ontaarden van de situatie. Neem Irak, dat sinds de machtsgreep van de Ba’athpartij een seculiere staat was en Sadam uiteraard geen doetje was, maar dat de oorlog hoogstens, mijn indruk, moest dienen om Iran onder druk te zetten. Men wist ook, natuurlijk, dat de Russen vergeefs hadden gevochten tegen de krijgsheren in Afghanistan land en er nooit uit geraakt waren.

Wie dus, zoals  ik, interesse heeft voor de ontwikkeling van denkbeelden kan dit boek niet naast zich neerleggen. Ik denk Timothy Snyder op een bijzonder doordachte wijze het gesprek met de oudere, zieker wordende historicus Tony Judt heeft gevoerd en de teksten goed geredigeerd aan de lezer heeft bezorgd. Er zijn vele aspecten van het boek dat we niet hebben belicht, omdat we er al over gesproken hebben in de recensies over de geheugenhut, De vergeten twintigste eeuw en “Ill Fares the land”. Ook dit boek biedt vooral een kader om opnieuw zindelijk over de staat en de betekenis van de overheid na te denken. Wie na een storm de brandweer en de civiele bescherming nodig heeft – vandaag woede een zware storm over Europa – zal het waarderen dat die diensten die de schade niet opruimen, wel het gevaar en de overlast, een omgewaaide boom verzagen, een kelder uitzetten… natuurlijk werken die mensen op kosten van de gemeenschap en soms zullen ze de verveling wel eens vervloeken als er een nacht lang niets gaande is, maar zij zijn er als we ze nodig hebben. De privatisering van het openbaar vervoer in Engeland heeft er mee toe bijgedragen dat het leven voor de middenklasse er niet aangenamer op is geworden. En vooral de snode idee dat onderwijs niet meer dienen zou om mensen hun talent te laten ontwikkelen, maar als een herverdeling van kansen zou zijn, waardoor niemand echt meer goed leert studeren, vaardigheden onder de knie krijgt en dit als liberalisme in Amerikaanse zin afdoet. Men weet zeer goed dat wie in Europa het onderwijs van de lidstaten vergelijkt, zal merken dat in Vlaanderen nog altijd de grootste kans bestaat dat een leerling een vakkundig leerkracht voor zich krijgt en die ook nog de motivatie heeft goede en andere leerlingen de nodige zorgen te bieden opdat ze inderdaad vaardiger worden in lezen en schrijven.

Tony Judt heeft ook elders al aangegeven hoezeer links en rechts elkaar al te vaak vonden om bepaalde ontwikkelen op gang te brengen en/of te versterken die niet tot nut van het algemeen erkend kunnen worden. Ook hier kan men zijn bij tijd en wijle bijtende kritiek op de linkse intellectueel aantreffen, vooral als ze eindelijk het humane uit het oog verliezen. Ik hoop dat ook anderen dit boek ter harte zullen nemen, maar opvallend stil blijft het intussen wel.

Bart Haers
5 januari 2012

Reacties

  1. Bedankt voor deze oefening, het lezen en weergeven van interessante zaken uit dit essay. Ik kijk uit naar volgende bijdragen op je blog, via mijn e-mailbox.
    Stefaan Hublou Solfrian

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Graag gedaan. Het lezen van dit boek was werkelijk een intellectueel plezier. Ik stelde tot mijn stomme verbazing vast dat Joël de Ceulaer dit boek niet echt wist te waarderen. Maar goed, zo gaat het als je doordachte dingen te lezen krijgt.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts