Levenskunst en vrijheid
Recensie
Over
vrijheid, grenzen en mogelijkheden
Pleidooi voor positieve
vrijheid
& voor
verschilligheid
(met dank aan de VARA)
Alicja Gescinska. De verovering van de
vrijheid. Van luie mensen, de dingen die
voorbij gaan. Lemniscaat 2011; Prijs: 19,50 € paperback 220 pp. ISBN
978047703549
Een filosofisch boek dat mij boeide en waar ik
veel in vond waar ik zelf over aan het denken was. Ook kwam ik oude bekenden
tegen als Martha Nussbaum, Erich Fromm en andere mensen van stand, zelfs Karol
Wojtyla, beter bekend als paus Johannes-Paulus II. Sartre krijgt in dit boek
ook aandacht maar of de man dan wel zijn aanhangers er opgetogen over zijn,
valt te betwijfelen.
Het verhaal begint bij Oblomov, de tragische
held die vond dat niets doen het beste is wat hij kon doen, want zelfs aan iets
beginnen, heeft geen betekenis. Het volstrekte nihilisme van dat boek was
inderdaad een schok, toen ik de roman voor het eerst las, want dat kan men toch
niet willen, niets willen dus. Maar tegelijk was het wel zo dat het voortdurend
razen in een ratrace en de dwang om te presteren en dan nog het liefste
perfect, ook geen optie.
Maar de auteur biedt ook een andere ingang tot
haar onderzoek, een zeer persoonlijke. Het gaat erom dat ze verteld hoe ze haar
vader zag, die als ingenieur in het Polen van Jaruzelski geen toekomst meer zag
en in 1988 naar België kwam, terwijl de regimes in Oost-Europa en Rusland alle
moeite hadden om overeind te blijven. Maar de gedachte dat het “systeem” kon
falen kwam bij niemand op. Ook uit Oost-Duitsland en Hongarije vertrokken toen
blijkbaar volop mensen. Men stemde met de voeten. Eerst in het Klein Kasteeltje
als asielzoekers en vervolgens in Lede, bij Aalst begon voor Alicja een nieuw
leven, 8 jaar oud. De vrijheid, zo bleek haar in een speelgoedwinkel, om te
kopen uit de overvloed is sneu als je er het geld niet toe hebt. Of ze toen al
dacht over positieve vrijheid, vraagt ze zich ook wel af, maar feit is dat ze
vooral voelde dat ze die vrijheid die haar voorgespiegeld was, niet begreep,
want ze kon weinig doen.
Een ander probleem dat ze verknoopt, het
verhaal van de luiheid en het niet te bewegen zijn tot handelen, want het lijkt
ook een vorm van vrijheid te zijn, maar in wezen blijkt luiheid autodestructief.
Ook hier verschijnt haar vader, die in 2010 overleed, omdat zij, de dochter
zich vaak geërgerd had aan zijn gedrag van uitstellen en lethargie. Zaraz, ik
doe het wel als ik even vijf minuten tijd heb. Het uitstel- en afstelgedrag
blijkt een vorm te zijn van onvoldoende oog te hebben voor wat men moet doen om
een goed leven te hebben. Het verhaal over haar vader komt doorheen het boek
aan bod en laat zien hoe in het aanschijn van de dood een persoon dat
lethargische kan laten vallen.
Is het filosofisch van betekenis dat een
denker, wijsgeer vertrekt vanuit persoonlijke ervaringen? Net na het lezen van
“denken over de 20ste eeuw” van Tony Judt en Timothy Snyder, waarbij
de eerste ervoor pleit dat je als historicus wel degelijk een mens- en
wereldbeeld hebt en dat dit kan doorklinken in wat je schrijft, maar je moet
altijd blijven zoeken naar wat kenbaar is en de waarheid mag genoemd worden,
vind ik het inderdaad een zaak van belang dat de dame niet in het ijle over
vrijheid spreekt, maar de betekenis van de vrijheid in het bestaan van mensen
weet aan te duiden.
Voor we het debat over negatieve en positieve
vrijheid bekijken, nog even iets over wat Alicja Gescinska vertelt over de
luiheid. Zij wijst de lofredes aan de luiheid af, die sommige filosofen hebben
gehouden, onder andere in de jaren 1960 want ze vindt dat die filosofen en
schrijvers nu net zelf alles behalve lui in de zetel zaten, maar heel hard
werkten. De luiheid lijkt mij nu net dat wat Dalrymple op tafel gooit als
oorzaak van sociaal wangedrag. De oorzaak daarvan, ligt volgens Dalrymple bij
een discours dat zeker ook in populaire bladen is verkocht als de grote
waarheid van de moderne samenleving: mensen doen wat ze willen en niets hen mag
belemmeren. Het is juist dat Theodore Dalrymple ook niet goed weet wat eraan te
doen is, maar het feit dat hij een link
legt tussen libertaire boodschappen in de media en vanwege politici en het
onmogelijke leven van tallozen in Londen en andere Britse steden, lijkt niet
iedereen te waarderen. Ik denk dat het belang van Dalrymple er precies in lag
dat hij de vrijbrief tot luiheid die een pseudo-filosofietje voortdurend
voorkauwde, net als het ontbreken van vaderlijke begrenzing, heeft aangeduid.
Maar om er oplossingen voor te bieden, zal men bepaalde mantra’s moeten
opgeven. Nu wil het geval dat Alicja Gescinska net enkele van die matra’s onder
de loep neemt en afserveert.
Want haar kritiek op het promoten van de
vrijheid als een situatie waarin mensen niet gehinderd mogen worden door
begrenzingen, terwijl men met die negatieve vrijheid nergens komt, moet wel
aankomen. “People do what they want…” hoorde ik eens een meisje van een jaar of
zes doodernstig tegen haar vader zeggen. Niemand kan hen tegenhouden, maar de
vraag is maar of dat zoveel oplevert, of we er iets mee kunnen aanvangen.
Het gaat dan ook om iets anders, zo heeft de
filosofe ervaren, eerst in de speelgoedwinkel die ze in Polen nooit had gekend,
later op school toen ze een aardje naar d’r vaartje leek te hebben, tot ze
plots ontdekte dat studeren ook wel iets heeft. Hoe men tegen de positieve
vrijheid aankijkt? De auteur heeft bedenkingen over de houding van wie meent dat
de vrijheid van de een eindigt waar die van de ander begint, die meent dat men
iemand die naar de verdoemenis gaat, niet op de vingers getikt mag worden, want
het is zijn of haar verdomde vrijheid zich naar de verdommenis te eten, te
drinken, te … u vult het zelf wel in. In die zin sluit de positieve vrijheid
aan bij wat Joep Dohmen al beschreef, levenskunst en Alicja Gescinska vooral
ook meesterschap wil noemen. Uit angst voor een vrijheid die verder niet
ingevuld mag noch kan worden, kiezen mensen wel eens voor slavernij, zoals
Erich Fromm al wist te vertellen en de zelfstandige mens, die hij ons voorhoudt
is inderdaad meester over de dingen en het eigen leven en betracht dat telkens weer. Want dat is
natuurlijk ook wel het wondermooie van dit boek dat het ons in herinnering
brengt dat we niet zomaar vrij worden, maar dat we telkens weer onze vrijheid
moeten veroveren. En meesterschap, zo vernam ik van Richard Sennett heeft ook
weer met veroveren, telkens weer, zij het gestaald en gesterkt door de
ervaringen van vroeger, door het inslijten van de gewoonten, maar toch, telkens
weer opnieuw veroveren van de materie, de handelingen. Vrijheid veroveren is
een ambachtelijke bezigheid.
In die zin valt het me wel op dat Peter Bieri
niet aan bod komt in dit essay, terwijl hij een werk schreef, “het handwerk van
de vrijheid”. Maar een opmerking als deze is niet helemaal eerlijk, want de
auteur kan in knap 220 bladzijden het best voor haar eigen verhaal gaan. Zou ik
dan toch te mild zijn voor ernstige kritiek? Ik denk dat ik mij in de eerste
plaats geroepen weet dit boek onder de aandacht te brengen en er enkele
kanttekeningen aan te besteden. Het boek levert namelijk een visie die ik wel
kan onderschrijven. Zoals Judt schrijft in zijn gesprekken met Timothy Snyder,
kan je kritiek brengen door te loven. Of liever, als je tot een positieve kijk
op een werk hebt, dan mag je niet te beroerd zijn dat je dat weet te waarderen.
Daarom zouden de media dit boek toch echt meer
onder de aandacht mogen brengen, omdat het aantoont hoe op het vlak van de
seksuele vrijheid wel de remmen zijn weggenomen en in hoge mate kan men dat
toejuichen, maar dat tegelijk de beleving van de seksualiteit niet echt
opgeschoten is. Aan de ene kant is er de pornoficatie van de samenleving, maar
belangrijker is nog dat het beleven van zinnelijk genoegen door de normen van
de pornografie lijkt gestuurd. Het gaat echter niet enkel om het fysieke, of
liever, het fysieke beleven zal wel iets brengen, maar, post coïtum omne animal
triste. Bij het lezen van deze passage dacht ik bij mezelf enige verbazing waar
te nemen, dat deze dame zo rustig over dit onderwerp, waar we allemaal
ervaringsdeskundigen zijn, maar vaak meesterschap in ontberen, schrijft. Want
het gaat dan om het verlangen en het verwerkelijken van iets dat we liefde
noemen, maar al eens reduceren tot bevrediging. Er is inderdaad weinig
geïnvesteerd in een levenskunst die ook dit facet van het leven weet te
ontwikkelen. Dit is een algemene stelregel, maar als je met anderen tot een
goed gesprek kan komen, blijkt dat velen wel degelijk heel wat investeren in
het beleven van de goede dingen, zij het dat ze daar voor derden doorgaans
weinig blijk van willen geven. Wat overigens met de zogenaamde seksenquêtes in
bladen als Flair of Humo? Zetten die aan tot meer seks of tot betere beleving
van de seksualiteit en heeft men aandacht voor het welbevinden van de ander?
De grote vraag die dit boek oproept en de
receptie ervan tot nog toe, blijft wat mij betreft ondermaats en de verklaring
is eenvoudig dat men dit niets meer of niets minder dan een onwelkome waarheid vindt.
Wie de negatieve vrijheid boven alles stelt, gaat tegen de opvatting van
positieve vrijheid het totalitarian argument
in het geweer brengen, men zal zeggen dat Stalin of Pol Pot zulke positieve
vrijheid hadden opgelegd, maar de auteur brengt ons bij dat positieve vrijheid
uiteindelijk niet kan zonder de autonomie van de persoon en dus helemaal geen
autoritair gedrag veronderstelt. Ad Verbrugge schreef enkele jaren geleden een interessant
essay over het onbehagen in onze cultuur en stelde ook vast dat het
vrijheidsconcept een goede relatie tussen leerling en meester in de weg staat.
Ook anderen hebben erop gewezen dat het ontwikkelen van een persoon tot iemand
die in staat de vrijheid te veroveren niet kan zonder leiding. Zelf had ik ooit
les van een pater jezuïet die ons op een woensdag in de les godsdienst
voorhield dat vrijheid een appel inhoud tot het goede. “Zeg maar ja tegen het
leven”? het klinkt melig, maar ik denk dat het er inderdaad om te doen is dat
we formele handelingsvrijheid hebben, de wetten mogen onze vrijheden niet
zonder goede redenen beteugelen, maar dat eens dat gerealiseerd elk van ons de
mogelijkheid heeft aan het leven inhoud te geven. Het is de vraag en blijft de
vraag hoe we dat realiseren, als er geen voorbeelden, geen school- en andere
meesters zijn. Helaas ziet men het nut van goed onderwijs voor juist die mensen
die het niet van thuis hebben meegekregen, niet afdoende in. Men wil via
taakleraren en andere ondersteuning mensen op het niveau van de besten krijgen,
maar vaak is het zo dat dit in de lagere school nog wel lukt, maar net omdat
kinderen dan de vrijheid ontdekken maar niet de mogelijkheid zien om
bijvoorbeeld in het schoolse hun ding te doen, loopt het in het middelbaar
fout. Daarom stemt het wel wat treurig dat men zo weinig aandacht besteedt aan
het concept van het meesterschap en de levenskunst, die in het humanisme besloten liggen. Want bij nader overwegen kan men zich echt
wel afvragen of we het humanisme kunnen bepalen tot die negatieve vrijheid.
Alicja Gescinksa meent dat in een aantal opzichten de negatieve vrijheid een
wrede vrijheid kan zijn, zeker als het erom kinderen te laten weten dat ze “het”
zelf mogen uitzoeken, dat wie zich in coma zuipt of tegen onbehoorlijk grote
snelheid tegen een boom te pletter rijdt, dat men hen niet mag aanspreken.
Overigens, waarom voert men dan wel wetten in ter bevordering van de
verkeersveiligheid? Het is een paradox die ik in dit boek niet behandeld vind,
maar wel geeft de auteur aan dat de staat inderdaad gerechtigd is bijzonder
schadelijk gedrag aan banden te leggen. Ik had er al eens iets van gehoord, van
een dame die onbetamelijk zwaarlijvig was en op zeker ogenblik besloot van die
zwaarlijvigheid haar handelsmerk te maken. Inderdaad, degoutant als men daar
het argument van de persoonlijke vrijheid inroept ter harer verdediging.
Ik hoop hiermee uw nieuwsgierigheid op te
wekken voor dit boek, want het komt me voor dat er in de Vlaamse media wel al
aandacht was voor Alicja Gescinska, maar over haar boek en vooral het concept
van de positieve vrijheid heeft men het nog niet zo vaak gehad. De vele
benaderingen die zij tegen het licht houdt, de zin voor nuance en tegelijk de
besliste toon over de kern van de zaak, de kritiek ten aanzien van het werk van
John Stuart Mill, Sartre en anderen, de aandacht ook voor schrijvers en denkers
die niet zo vaak geciteerd of besproken worden, zoals Karol Wojtylla, Scheler
en Fromm naast anderen, biedt een perspectief waarin de kwestie stof had kunnen
of nog kan worden voor een goed debat.
En ja, de persoonlijke aspecten, over zichzelf, haar ouders, Polen en België,
het komt wel belangwekkend over. En wie het over de heimweepremie – in plaats
van de oprotpremie – wil hebben kan hier ook wel inspiratie vinden om te
beseffen dat vrijheid van meningsuiting van belang is, maar dat men soms
bijzonder pijnlijk uit de hoek kan komen. Maar goed, boeken over levenskunst
zoals dit lijken bij de opiniemakers niet zo goed te liggen. Zelfhulpboeken
zonder diepgaande vragen bij de vleet, maar reflecties over de vraag waarom we
niet gelukkig willen zijn en waarom de vrijheid voor velen beklemend lijkt, dat
moet men toch niet buiten de ivoren toren op de Blandijn brengen.
Dit boek is een aanzet te meer het over de
gedachte te hebben dat we wellicht geboren worden zonder bijzonder doel, maar
dat het aan ons is, dat bestaan vorm te geven. Ik kan het echt niet nalaten
meesmuilend te beamen dat Jean-Jacques Rousseau bedacht had dat het kind vrij
geboren worden maar door maatschappelijke verhoudingen, de cultuur wordt het
onvrij. Met Alicja Gesinska ben ik de gedachte toegedaan dat juist opgroeien in
een sfeer van humanisme ons de kans tot Bildung biedt en dus de mogelijkheden
aanreikt om van de vrijheid te genieten, die dan pas tot stand komt, maar die
we ook telkens weer moeten bevechten. ’t Leven een last? Eerder een lust, want de
vrijheid lonkt.
Bart Haers
6 januari 2012, Epifanie
Van alle woorden is vrijheid de grootste hoer.
BeantwoordenVerwijderenNet sprak ik nog met iemand die in de buurt van Weimar, Thuringen is opgegroeid en in 1988 vertrokken is naar Brugge. Zij begreep mijn bekommernis om aan de vrijheid nu net die betekenis terug te geven die de aanhangers van de negatieve vrijheid, i.e. zonder grenzen en/of belemmeringen zijn ding te kunnen doen, opnieuw die zinvolle betekenis te geven die mevrouw Alicja Gescinska eraan geeft. Daarom besteedt ik aandacht aan dit boek. Want de pers... vindt het een vrome wens.
BeantwoordenVerwijderen