Waarom we alweer over de aard van de wetenschap schrijven
Lezersbrief
Literatuur
&
het
onvermogen te begrijpen
![]() |
Wetenschappers zijn met meer bezig dan met hun discipline alleen. Minnaer schreef boeken voor de jeugd: Wetenschap in het vrije veld |
De discussie die Joël de Ceulaer op gang
bracht, waarbij de literatuur van elke zin verstoken lijkt te zijn, terwijl de
wetenschap per definitie waarheid en werkelijk inzicht brengen, blijft voor
reuring zorgen. Het is weer eens ja of nee. En dus zint de discussie me niet.
Zou Aspe ons echt inzicht brengen in de geest en de drijfveren van de
misdadigers of van Pieter van Inn? Niet echt dus, want een thriller,
misdaadreeks kan misschien wel aangenaam weg lezen zonder dat het iets
bijbrengt, maar ja, mag men Aspe literatuur noemen? Of, nog moeilijker, kan men
Brusselmans literatuur noemen? Aangezien er geen definities te geven zijn van
wat literaire schrijverij mag heten, aangezien de literatuurwetenschappelijke
discussie nooit tot het einde kan gevoerd worden, zitten we daar echt met een
probleem.
Of toch niet, want er valt wel degelijk
onderscheid te maken, niet met wetenschappelijke zekerheid, maar wel goed
beargumenteerd, rationeel bedacht. Het is overigens niet omdat ik niet zo veel
op heb met Brusselmans dat ik het geen literatuur zou vinden. Maar als Mr Magnette
De helaasheid der dingen de grootste Vlaamse roman van de laatste tijd vindt,
dan denk ik dat een socialist toch eens Joris Note zou mogen lezen, tegen het
Einde, maar dat werk werd nauwelijks onder de aandacht gebracht, terwijl de
discussie over de vraag wat een leraar moet aanvangen met Robespierre in het
onderwijs, met de rol van politici in de samenleving best pertinent uitpakt,
dan denk ik dat dit meer uit het leven gegrepen is dan vier dronken broers uit
Reetveerdegem.
Een goede roman, of een goed toneelstuk, essay
brengt ons op gedachten die de moeite waard blijken en waar we zelf niet op
waren gekomen. Het punt is namelijk dat een roman, een novelle of kortverhaal
erin slaagt het handelen van mensen
begrijpelijk te maken of juist het onbegrijpelijke onder de aandacht te
brengen. Neem nu het verhaal van Richard Powers van een Algerijnse vrouw die in
een schrijfklas terecht komt waar een wat gedesillusioneerde leerkracht de
studenten creatief schrijven bijbrengt. Haar optreden zorgt voor consternatie,
niet omdat ze exceptioneel zus of zo zou wezen, maar gewoon ze: straalt geluk
uit en deelt het ook mee. Aan de andere kant staat een ondernemer-wetenschapper
die op zoek is naar het gen voor geluk. Ik hoor het sommigen al verzuchten, een
meer karikaturale voorstelling van zaken is nauwelijks denkbaar. En toch is het
dat wat hij, de auteur niet doet, want de echte wetenschapper, de journaliste
ook die zowel met de Gelukzalige als met de wetenschapper in contact komt, voelen
zich misbruikt door de ondernemer. Aan het eind van het verhaal verdwijnt die
Algerijnse en in een ultiem gesprek ontdekt de journaliste dat het niet
eenvoudig blijkt gelukkig te zijn omdat men er eenvoudig is in een wereld die
zo overbevragend optreedt.
Er zijn meerdere protagonisten in deze roman,
natuurlijk is er voor een bepaalde vorm gekozen en wordt de chronologie wel
eens doorbroken. Zo herinneren we ons berichten over een grote stroompanne in
het Noord-Oosten en Chicago als gevolg van een ijsregenstorm, maar ook
herkennen we de wetenschapper die het genoom met commerciële oogmerk wil
ontrafelen en de geleerde die zich daar pas laat van bewust wordt.
Nu wil het geval dat men wetenschappen vandaag
nogal eens vooral benadert als iets dat bij voorbaat nuttige kennis moet
opleveren, maar daar heeft Joël de Ceulaer het niet over. Het gaat, hopen we
althans, om de zuivere kennis die ons een helder beeld van de samenleving en
van fysische wereld presenteert waarvan we alle aspecten kunnen overzien. Ik
herinner mij een reeks gesprekken bij de Buren, het Vlaams-Nederlands Huis, in
Flagey met verschillende filosofen en andere geleerden over Darwin. De
hardnekkigheid waarmee De Ceulaer aangaf dat hij het had voor de harde
wetenschap en zeker voor de evolutietheorie, vond ik bij momenten wel
verbazingwekkend, omdat er geen alternatieven zijn voor de visie die Darwin als
eerste ontwikkelde. Maar het blijft evengoed zo dat Darwin daarmee niets gezegd
wilde hebben over het feit dat soorten soms onverwachte sprongen kunnen kennen,
of bijvoorbeeld dat door omstandigheden dwerggroei kon voorkomen, zoals op het eiland
Flores het geval zou zijn geweest. De ontwikkeling die Darwin beschrijft gaat
over aanpassingsvermogen, over diversiteit binnen de soort en over de
ontwikkeling van de soort, niet over individuele specimina. Het komt me vreemd
voor dat men hieruit het hele plaatje zou willen afleiden. Overigens, zonder de
erfelijkheidswetten van die Oostenrijkse monnik, Mendel was men ook nog niet
veel verder. Zoals men in de natuurwetenschappen zeer veel moeite heeft om een
theorie te ontwikkelen over de vier krachten, waardoor het niet altijd
eenvoudig is helder voor te stellen hoe de energie in ons universum zich
beweegt, zo is het ook moeilijk om de aan de hand van Mendel en Darwin een
volkomen afgerond verhaal te vertellen over de vraag waarom de Indianen niet in
staat gebleken zijn zich afdoende aan te passen aan de vereisten van de moderne
samenleving. Dat zijn niet enkel verhalen van list en bedrog, want bijvoorbeeld
Russell Shorto geeft aan dat in de Hollandse tijd de native Americans vrij
gemakkelijk contact hielden met de kolonisten in Nieuw-Amsterdam, nu New York.
Pas toen een bevelhebber probeerde hen als zondebok met alle problemen van de
kolonie op te zadelen begon de onderlinge spanning tot moorddadigheid van beide
zijden te leiden.
Kortom, op enig moment moet men van de biologie
naar de verhalen overstappen en nagaan of de verhaalde wereld met de
werkelijkheid overeen kan stemmen. Maar ook de wetenschappelijke benadering kan
nooit het bijzondere geval in kaart brengen en al helemaal niet de specifieke
aspecten van het individuele, omdat de wetenschap per definitie het algemene aan
het licht brengt. Uitzondering is dan wel de geneeskunde of zijn de ingenieurs,
want in beide gevallen is het bijzondere het werkterrein, in die zin dat ze
algemene inzichten en kennis voor een specifiek doel of een specifiek geval
onderzoeken en verwerken moeten. Het bouwen van een zeedijk aan de Middellandse
zee of een zeedijk aan de Noordzeekust vergt bijzondere kennis van stromingen,
golfslag en winden. Kortom er is veel afzonderlijke kennis nodig om een project
goed op te leveren. Ook de arts, zoals in het geval van de
gezichtstransplantatie is een bijzonder veelzijdige kennis nodig, naast ook een
grote vaardigheid, die in het ultieme en sublieme ambachtelijk mag heten.
Bijgevolg denk ik dat het nogal absurd is zo
over het wetenschappelijke te spreken als Joël de Ceulaer, maar ook sommige
wetenschapsfilosofen doen, want dan zou men het wetenschappelijke bedrijf ook
niet meer kritisch bejegenen. Zoals Magda Michielsens schreef en zegde, er is
een behoorlijk probleem wat het begrip “kritiek” betreft, omdat het bijna van
zin verstoken lijkt. Ik weet dat ik in het andere stuk over wetenschap versus
literatuur ook al op dit punt ben ingegaan, maar het blijft opvallend vast te
stellen hoe betreurenswaardig eenvoudig men de kennis van de wetenschappen
wenst voor te stellen. De kennis nodig om een niet op uranium werkende
nucleaire centrale is er, maar daar wordt zelden onder de publieke aandacht
gebracht. Maar goed, het blijft wel opvallend dat we het verhaal van de
wetenschappen, die jongeren aan het dromen kan zetten niet meer vertellen. En
bovendien, als we het verhaal van sommigen mogen geloven, komt het verhaal van
mensen, de mens als individu en als gemeenschap niet meer aan de orde. Want laten we wel wezen, nog maar eens, dat
als men de kennis die de ontwikkelingen van de neurologie met zich zullen
brengen, of die voldoende zal zijn om ons bestaan als mens te duiden en voor
onszelf begrijpelijk te maken, het blijft maar de vraag.
Een bijzonder boek over de ontwikkeling van de
lichtspectrumanalyse en een wetenschapper die daar op enig moment bij betrokken
raakte, de Rok van het Universum, laat zien dat ook wetenschappers soms andere
dan zuiver wetenschappelijke aangelegenheden ter harte nemen. Marcel Minnaert,
want over hem gaat het hier, was opgeleid tot bioloog aan de Rijksuniversiteit
Gent voor WO I en zou zich aan de Vernederlandsing van de Universiteit
verbranden. Daarom ging hij in 1918 naar Nederland waar hij in Utrecht als
factotum een baantje vond aan de universiteit. Daar schoolde hij zich om tot
fysicus, gespecialiseerd in de zonnefysica zoals het toen heette en werd hij
uiteindelijk hoogleraar in die discipline. Maar behalve met de Vlaamse
beweging, waar hij afstand van nam toen sommigen leidinggevende figuren te veel
het oor lieten hangen naar Berlijn, schreef hij ook enkele boekjes “Wetenschap
in het vrije veld” waarin hij jongeren liet kennis maken met de rijke realiteit
achter de zichtbare fenomenen. Tijdens WO II werd hij als gijzelaar in Vucht
gevangen gezet, onder meer omdat hij de vervolging van zijn Joodse collegae
niet kon aanvaarden. Na de oorlog bleek
hij een groot voorstander van een sterke democratisering van het onderwijs,
zonder de nivellering voor lief te nemen.
En dan blijft er nog de vraag of we alles
kunnen doen wat wetenschappelijk mogelijk lijkt. Sommigen menen dat
wetenschappelijk onderzoek vrij van ideologische en andere randvoorwaarden
dient te gebeuren, al blijkt de kostprijs dan wel eens een opvallende hinderpaal
te zijn, maar of we sociale experimenten kunnen uitvoeren, laat staan
psychologische, dus in wezen ook neurologische, die afbreuk doen aan de
waardigheid van de persoon, zal toch wel altijd botsen op menselijk aanvoelen.
Hoe hatelijk het regime ook was, maar soms moet men de mensheid gelukkig
prijzen dat het Naziregime er gekomen is in een vroeg stadium van de
wetenschappelijke revolutie van de twintigste eeuw. En dan mag niemand ook
vergeten dat er niet enkel daar experimenten zijn verricht die humanisten toch
grijze haren kunnen bezorgen, ook in VS werden experimenten opgezet die vragen
oproepen, zoals het Milgram-experiment. Het valt me op dat kritiek in die zin
van het wetenschappelijke bedrijf vandaag vrijwel onmogelijk blijkt. Dat men
een aardappelproefveld waar transgene technologie toegepast wordt, aanvalt en
probeert te vernietigen, komt een wetenschapster duur te staan, maar het blijft
maar de vraag of dit onderzoek, dat deels voor rekening van een chemisch
bedrijf werd uitgevoerd, echt niet zou kunnen, moeten we toch eerst maar eens
onderzoeken. Soms komt het mij voor dat men eerder transhumane toepassingen zou
accepteren dan transgene wijziging van gewassen.
We voeren deze discussie met enige
hardnekkigheid, omdat de wijze waarop de Ceulaer, maar ook Boudry, Braeckman,
van de wetenschappen ophangen in vele opzichten ter discussie staan. Het werk
van wetenschapsfilosofen is bijzonder belangwekkend, maar blijkbaar verdient
het ook aanbeveling dat hun werk grondig onderzocht wordt. Belangrijk is niet
de consensus, wel het feit dat het debat gevoerd wordt met oog voor wat er aan
de hand is en wat kennelijk begrijpelijk te maken valt. Want dat is een punt
dat deze heren uit het oog verliezen, dat men wetenschap ook begrijpelijk maken
moet, maar dat de ontvanger van de boodschap ook bereid moet zijn de nodige
inspanningen moet leveren te begrijpen waar het om gaat.
Het komt er dus maar op aan dat wetenschappers
een goede vorm vinden om hun inzichten aan het publiek kond te maken, een
behoorlijk geschoold publiek overigens dat best wel weet dat vele aspecten van
de astrofysica of over bosonen in de sfeer van de elementaire deeltjes echt wel
moeilijk te vatten zijn. Daarom geeft het ook geen pas te beweren dat
wetenschappelijke inzichten een aantrekkelijke eenvoud ten toon spreiden. De
formulering kan eenvoudig ogen, de werkelijkheid erachter is het vaak niet. En
dan blijft het andere element dat wetenschappelijke kennis niet per se alleen
over universele fenomenen gaat waar men een universeel geldend inzicht over kan
geven. Soms, zeker op het niveau van toegepaste wetenschap is de casuïstiek
minstens zo belangrijk en dan te beweren dat dit niet wetenschappelijk zou
wezen, komt mij verbazingwekkend voor. Het valt ook op dat die benadering van
de wetenschappen zeer sterk is in het afwijzen van inzichten die niet
beantwoorden aan bepaalde wetenschappelijk geachte criteria, terwijl binnen de
wetenschappen de methodes en ontwikkelingen vaak langs zeer verschillende wegen
verlopen. Chemie lijkt vaak niet op natuurkunde en heeft ook op zijn minst
andere formuleringsvormen die, voor de buitenstaander, wel eens alchemie
lijken. Kortom, we genieten graag van sprekers of auteurs die ons op een
boeiende manier de complexiteit van deze wereld laten zien en niet doen alsof
een eenvoudige verklaring die complexiteit te niet zou doen. De eenvoudige, of
beter, elegante verklaring draagt bij tot inzicht in het complexe, door er
helder licht op te laten schijnen.
Bart Haers
Wetenschap brengt ongetwijfeld meer inzicht in de werkelijkheid dan kunst in het algemeen en literatuur in het bijzonder. Je moet eigenlijk stekeblind zijn om zulks niet in te zien. Het is niet het schrijven van romans, het maken van schilder- of beeldhouwwerken enz. die het menselijk inzicht in de werkelijkheid hebben vooruit geholpen. Het is niet de prachtige maanpoëzie die de mens op de maan bracht; het is niet de schilderkunst van Michelangelo die ons inzicht gaf in de anatomie, met al zijn gevolgen enz… U begrijpt wel wat ik bedoel. Gooi ik daarmee kunst (in al zijn verschijningsvormen) in de vuilbak? Geenszins ! Maar wetenschap en kunst vervullen een verschillende behoefte van de mens. Niemand beweert dat een roman van Murai of een schilderij van Permeke de condition humaine niet mooi zouden vertolken, maar zonder het wetenschappelijk onderzoek zou dit stagnatie betekenen in de zoektocht van de mens naar inzicht in de werkelijkheid.
BeantwoordenVerwijderenHet is geen of/of verhaal, maar een en/en verhaal, alleen, en dat is het punt ! : er is een rangorde !. Primum vivere, weet je wel. De literatuur, de schilderkunst enz. kennen hun perioden van opkomst en vergetelheid. Maar de verworvenheden van de positieve wetenschappen bouwen steeds verder op eerdere inzichten (en jawel hoor met trial and error! ), maar steeds verder. Zoiets kan niet worden gezegd van kunst. De romans van Jules Verne brengen ons niet naar de maan. De schilderijen van Appel dragen niet bij tot een levensreddende levertransplantatie.
Geef aan de kunsten wat aan de kunsten behoort en geef aan de wetenschap wat aan de wetenschap behoort.
Dit gezegd zijnde, toch even terug naar uw tekst waaruit ik citeer:
“We voeren deze discussie met enige hardnekkigheid, omdat de wijze waarop de Ceulaer, maar ook Boudry, Braeckman, van de wetenschappen ophangen in vele opzichten ter discussie staan. Het werk van wetenschapsfilosofen is bijzonder belangwekkend, maar blijkbaar verdient het ook aanbeveling dat hun werk grondig onderzocht wordt. Belangrijk is niet de consensus, wel het feit dat het debat gevoerd wordt met oog voor wat er aan de hand is en wat kennelijk begrijpelijk te maken valt. Want dat is een punt dat deze heren uit het oog verliezen, dat men wetenschap ook begrijpelijk maken moet, maar dat de ontvanger van de boodschap ook bereid moet zijn de nodige inspanningen moet leveren te begrijpen waar het om gaat”.
1. De eerste zin is onbegrijpelijk bij gebrek aan correct vervoegd werkwoord. Het is overigens een totaal gratuite bewering dat deze wijze in vele opzichten ter discussie zou staan, althans bij ernstige lieden.
2.Dat het aanbeveling verdient het werk van wetenschapsfilosofen grondig te onderzoeken. Tja wie zal je daarin tegenspreken. Pretendeer jij dat onderzoek te voeren misschien ?
3.Belangrijk is …enz. Sorry hoor maar aan dergelijke bladvulling kan ik noch kop noch staart krijgen.
4.Hoezo, waar toont u aan dat deze heren dat punt uit het oog zouden verliezen? U pretendeert dat, niets meer.
Zoals meestal dus , veel wollige volzinnen die bij afzonderlijke herlezing een kritische analyse niet doorstaan.
Ik citeer uw laatste zin: “De eenvoudige, of beter, elegante verklaring draagt bij tot inzicht in het complexe, door er helder licht op te laten schijnen.”
Inderdaad gelijk hebt u, alleen niet u, maar de door u verguisde heren doen dat !
Vriendelijke groet, en ja anoniem. Is mij identiteit dan zoveel meer belangrijk dan mijn argumenten?
IK ben geneigd uw anonieme boodschap terzijde te schuiven want u maakt er een potje van. Een, ik verguis noch Thales van Milete, noch Niels Bohr of Vesalius en al die andere wetenschappers. Twee, een rangorde vooropstellen? Het wetenschappelijke bedrijf, zoals wij dat nu kennen, is ondenkbaar zonder de verhalenvertellers, romans en andere niet nuttige activiteiten die de mens steeds weer bezig hebben gehouden. Drie, De eerste zin klopt wel: voor reuring zorgen is een uitstekend werkwoordgroep. Vier, de argumenten? Als u mij al toevoegt dat ik de wetenschappers zou verguizen? Waarom denkt u dat ik het betreur dat men geen of onvoldoende aandacht heeft voor de geliefde vriend van Voltaire, Emilie le Tonellier de Breteuil, marquise de Châtelet of voor Marcel Minnaert? Wat Wtenschapsfilosofen aangaat, had ik het inderdaad over onder andere Jean-Paul van Bendegem, waarover ik het in het vorige stuk had en over het boek "Het wereldbeeld van de Wetenschappen" van Philip Van Loocke, uitgegeven bij Garant, maar waar nooit zoveel reuring voor heeft bestaan laat staan enthousiasme als voor "de ongelovige Thomas heeft een punt". Als u het bladvulling vindt, overigens, begrijp ik niet dat u de inspanningen doet om ze telkens weer af te doen als wollige onzin. It's in the eye of the beholder, I'm afraid.
BeantwoordenVerwijderen