Hoeveel bestuursniveaus?


Politiek & Samenleving

De provincie, een groot verleden
Maar de toekomst?

Welke functie voor dit
Provinciaal Hof te Brugge?
Er zijn mogelijkheden
te over. 
Al sinds de federalisering van dit land heeft men de provincie in vraag gesteld, maar instellingen leiden een taai bestaan en de opheffing ervan roept weerstand op. Uiteraard zou men kunnen zeggen, maar de vraag hoe we de politieke orde van onze samenleving overzichtelijk houden is minstens even gewettigd. 

Nu weten we het wel, in het taalgebruik zal men die van het Westen, de West-Vlamingen en de Limburgers altijd een beetje buitenissig vinden. De een spreekt plat en de ander zingt traag, maar het blijven clichés, die wel eens bevestigd worden, maar even vaak ontkracht en het heeft niets met de politieke instellingen te maken. 

Voor de opheffing van de provincies geldt nu eenmaal wat er toe geleid heeft dat ze in 1796 als departementen werden opgericht. In de tijd van de postkoets werden de oude structuren van het Ancien Regime die op het oog grilliger waren, vervangen door bestuurlijke omschrijvingen die een geografische, economische samenhang vertoonden en net groot genoeg waren voor de bestuurders om overal binnen een dagreis te geraken en voor de burgers om in een dagreis naar de hoofdstad van het departement te kunnen reizen om een request af te leveren bij de bestuurlijke overheid. Overigens werd het gerecht ook in dergelijke omschrijvingen opgebouwd. Het was dus ook zo dat je in de Franse tijd de Prefecture had als hoofd van het departement en de sous-prefectures als de kleinere omschrijvingen, de arrondissementen en arrondissementscommissarissen. Kende het departement een eigen raad en een uitvoerend orgaan, dan was de prefect aangeduid door het centrale bestuur in Parijs. In de Hollandse tijd en onder de Belgische grondwet bleef de provincie een belangrijke bouwsteen van het bestuurlijke systeem. Maar provincieraadsleden vergaderden slechts enkele dagen per jaar om over de begroting te discussiëren en hangende problemen te behanden. De permanente deputatie was uiteraard permanent aan de slag en altijd aanspreekbaar, maar de gouverneur was de verbindingsofficier tussen het centrale bestuur, Brussel en de ondergeschikte besturen. 

Intussen is Frankrijk begonnen met het uitwerken van een nieuw bestuursniveau - sinds 1983 -, de “Region” die meer autonoom van Parijs zou moeten kunnen werken en daarmee wordt een beleid beoogt dat de regionale belangen, van Le Nord of Rhône-Alpes, respectievelijk het gebied dat aansluit bij de Noordzee en de Vlaamse grens en op Rijsel gericht is, anderzijds de regio gericht op Lyon en waar telkens zo vier tot 6 miljoen inwoners wonen en werken en functioneert volgens een eigen economische en bestuurlijke logica. De departementen werden niet afgeschaft, maar sommige bestuursdeskundigen lijken nu meer en meer geneigd de departementen te willen afbouwen tot administratieve eenheden zonder politieke implicaties of mandaten. Dus zou de politieke bestuurlijke structuur naar het niveau van de departementen naar de regio verhuizen. 

Het volstaat niet te beweren dat de provincie uit de tijd is. Het is wel van belang te begrijpen dat de omstandigheden die noopten tot het instellen van de provincie niet meer van tel blijken. Er is de telecommunicatie in plaats van de postkoets en er zijn treinen en autowegen die het vervoer van personen en stukken enorm versneld. Zodat we ons moeten afvragen wat de passende omvang van een bestuur kan zijn. In feite worstelen we nog steeds met de idee dat bestuur nabij moet zijn, maar de instellingen van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest laten zien dat het werken met buitenposten de relatie tussen burger en ambtelijk bestuur best zonder het tussenniveau van de provincie kan functioneren. De democratische legitimiteit van die instellingen ligt in het Vlaams Parlement en de Vlaamse regering, die via de onderscheiden ministeries of agentschappen het gezag delegeren voor hun optreden. 

Maar, horen we dan telkens weer, het werk van de provincie is best omvangrijk. We weten dat de provinciale overheden in het verleden onderwijs hebben georganiseerd maar dit kan zonder veel discussie als onderwijs van de overheid bij het Gemeenschapsonderwijs worden ondergebracht en dat is bij mijn weten ook het geval geweest. De visserijschool in West-Vlaanderen levert nu vooral het personeel voor de baggerbedrijven. Er is dus wel degelijk een specifieke nood aan dit onderwijs, maar wie het inricht, is van bijkomend belang. 

Laten we verder vaststellen dat de provinciebesturen - zoals in West-Vlaanderen actief zijn in de sfeer van de documentatie en informatie over de cultuur en geschiedenis van de provincie. Maar we beschikken nu over Faro en het is inderdaad nuttig dat er een depot is waar documentatie over de gemeenten en het geheel van de bestaande provincies ontsloten wordt en ter beschikking staat van de geinteresseerden, maar via Faro kan men per provincie zo een instellingen wel in stand houden. 

De grote vraag is of men de vele taken die de provincie, meestal terecht, op zich genomen heeft, niet kan herverdelen. Bovendien blijven we met het probleem worstelen, zeker rond Gent en Antwerpen, maar ook voor Brugge geldt dit, dat de gemeente diensten aanbiedt die ook door inwoners uit de rand van die gemeenten gebruikt worden. Misschien is het nuttig in overweging te nemen hoe die culturele en andere instellingen, ook mee door het ommeland gefinancierd zouden kunnen worden, terwijl er anderzijds de Vlaamse gemeenschap is die wat sport en cultuur aangaan, zorgen voor de financiële ondersteuning. Die dubbele link maakt dat er soms onduidelijkheid is over wie die instellingen in leven moet houden, dan wel ondersteunen. 

Mocht dus de provincie wegvallen als bestuursniveau, dan zou er geen reden hoeven te zijn om te vrezen dat de taken van de provincie niet meer uitgevoerd zouden worden. Maar waarom zou dit bestuursniveau moeten verdwijnen. Het kan, dat is dus het punt niet, maar of het obligaat zou zijn, moet wel beantwoord worden. 

Men kan het hebben over gebuisde stemmenkanonnen, maar dat lijkt mij geen passend argument. Belangrijker is het vast te stellen dat het bestuur op provinciaal niveau door de mogelijkheden tot schaalvergroting inderdaad overtollig wordt, maar vooral dat het wat te onzichtbaar is opdat de mandatarissen, leden van de raad en de bestendig-afgevaardigden in wezen geen verantwoording afleggen. De gouverneur bovendien draagt twee petjes, een steeds kleiner federaal en een steeds groter gewestelijk. In geval van het optreden bij natuur- en andere rampen zou men het niveau van de gouverneur kunnen zien als een nuttige as voor communicatie omhoog en omlaag en voor coördinatie van de hulpdiensten. Die aspecten van de bestuurspraktijk moet goed onderzocht worden. Maar goed, waarom men de civiele bescherming en de brandweer niet toewijst aan de gewesten en gemeenschappen blijft wel een moeilijk acceptabel te maken overweging. De brandweer kan perfect aan de deelstaten toegewezen worden en ook de civiele bescherming hoeft niet langer federaal ondersteund te worden. 

Vinden we dus dat er voor de provincie geen noodzakelijke bestaansreden meer is, dan denken we dat het beperken van politieke mandaten de democratie ten goede kan komen. Alles bij elkaar kennen we nu een gemeentelijk, provinciaal, deelstatelijk en federaal niveau en daarboven staat er ook nog eens een Europees niveau, om nog te zwijgen van enerzijds intercommunales en anderzijds samenwerkingsverbanden tussen Europese regio’s, zoals de beide Limburgen, Aken en Luik, Lille-Kortrijk-Tournai région Métropolitaine… zodat we moeten vaststellen dat er wel degelijk bestuurlijke samenwerking is. Zou die regio waaraan Limburg participeert, verdwijnen? Te vrezen valt dat de provincie alles zal doen om de eigen relevantie te verankeren. Maar hoe zwaar het allemaal moet wegen, die discussies moet wel degelijk gevoerd worden. 

Zelden ben ik onder de indruk van het gerucht over postjespakkers, als het om politici en partijen gaat, want ambten kunnen vooralsnog niet door robots ingevuld worden. Maar de provincie kan in de politieke ordening, zoals Francis Fukuyama het stelt misschien wel gelden als een vorm van patrimonialisering van ambten en van inkomsten uit de politiek. Patrimonialisering betekent letterlijk dat families politieke ambten verwerven en telkens doorgeven aan de volgende generaties. In het geval van de politiek zijn het partijen die de provincieraden in handen hebben en houden om er een soort wachtkamers van te maken. Was er een tijd dat een mandaat op het niveau van de provincie best een plaats kon hebben in de cursus honorum, de “ideale” loopbaan van politici, dan kan men zich afvragen of die rol nu nog is weg gelegd voor de provincie. Het geval wil namelijk dat het Europese niveau erbij is gekomen en hoewel velen geroepen zijn, blijken er maar enkele uitverkorenen een rol van betekenis te vervullen. De provincie is daardoor een stap die men best kan overslaan om in het Vlaams parlement of federaal een loopbaan te maken. En daarbij kan men ook vaststellen dat de senaat wellicht ook blijk geeft van een grote overtolligheid. Nu het systeem in strikte zin niet meer bicameraal genoemd kan worden, zal de politiek om de schijn van patrimonialisering en postjespakkerij verre van zich af te duwen, best overbodige assemblees opheffen en dan valt de provincieraad en de deputatie daaraan ten offer. Sommigen, ook in partijen die weten hoe zwaarwichtig de provincies zich wensen voor te doen, ook al blijkt het vaker om schijn te gaan, wensen die deputatie en raad in stand te houden. Maar of het algemeen belang ermee gediend is? 

 Bart Haers
15 januari 2012

Reacties

Populaire posts