De waarheid met het oog op de horizon


Recensie

De waarheid behekst niet
Waarom discussies stokken

Ignaas Devisch. LIGT DE WAARHEID IN HET MIDDEN? Nadenken in Wolkenkoekoeksoord
 Imprint Humanismen. ASP VUB PRESS. 168 pp. Prijs : 17,95 €

Soms komt het lezen van een boek echt wel van pas, want de onvoorstelbaar knullige discussie over de opvang van dakloze asielzoekers laat zien dat feiten best wel te recupereren zijn voor verschillende zienswijzen en dat de vraag of elkeen de feiten wel naar waarheid aan komt dragen, schreeuwt om duiding. Het blijft hangen en zoemen door de lucht: Wie deed of liet na te doen wat nodig was om de zaak tijdig en zonder veel trammelant op te lossen? Nergens vonden we tot hiertoe een behoorlijk en acceptabel antwoord en te vrezen valt dat we het met stukken en brokken zullen vernemen. Het is zoals Tjeve, de melkboer die twee tegengestelde opinies hoort op een markt in Oekraïne en eerst de eerste om vervolgens de tweede spreker toe te juichen. Een oplettende derde vraagt hem hoe dat mogelijk is en Tjeve antwoord simpelweg dat ook, hij die op hem lette gelijk heeft. Niet dat alles mogelijk is, zeggen rabbijnen, maar je kan een waarheid linksom of rechtsom juist of minstens overtuigend voorstellen. En de waarheid? Die komt niet altijd aan bod.

Wie de kritiek bekijkt op het regeringsbeleid van de afgelopen jaren over de migratie via het asielrecht, maar ook via het recht op gezinshereniging zal merken dat wie vragen stelt bij de toepassing van die rechten gemakkelijk in een ongemakkelijke positie gemanoeuvreerd wordt, dat wil zeggen dat de betrokkenen eindelijk een onbetamelijke visie zouden verdedigen. Maar helaas blijken vele burgers die onbetamelijke visie te delen, zodat de kritiek op een terughoudender visie paternalistisch gaat klinken. Feit is dat de opinies hopeloos gepolariseerd zijn en dat de waarheid niet tussen hen zit, maar buiten hun debat.

Een getuige in de rechtbank legt een eed af en moet dus de waarheid zeggen, de waarheid die hij/zij kent. Ook andere getuigen, onderzoekers doen dat en in een juryrechtbank als het hof van assisen heeft zowel het Openbaar Ministerie als de advocaat van de beschuldigde, van de burgerlijke partijen het recht de eigen waarheid op die leden van de jury af te vuren. Daarna moeten die mensen in een zaaltje tot een inzicht komen, waarheidsvinding betrachten en besluiten of de beschuldigde ook schuldig is. Meestal komt die jury tot een afgewogen oordeel en dan zou de kous moeten af zijn, helaas moeten ze nu ook nog eens hun intieme overtuiging rationeel beargumenteren, omdat er anders sprake zou kunnen zijn van willekeur. De beschuldigde die schuldig bevonden is, heeft recht te weten op welke gronden hij of zij naar de gevangenis verwezen wordt, of vrijgelaten. Ik zegde helaas, omdat men blijkbaar gelooft, aanneemt dat die intieme overtuiging kan worden beargumenteerd. Dat kan doorgaans wel, maar net waar de bewijslast niet helemaal overtuigend is, waar veel gegevens en feiten tegen de beschuldigde spreken, zonder dat er materieel bewijs gevonden is, zal het moeilijker te beargumenteren vallen waarom men die piste van schuld volgt of het omgekeerde. In Nederland hebben zich enkele gevallen van gerechtelijke dwaling voorgedaan, waarbij de verkeerde persoon werd veroordeeld of een persoon ten onrechte een daad werd toegeschreven, want barbertje moest hangen, vond de recherche, vond het OM en vond uiteindelijk ook de rechter. Men was, zo lijkt het, uit het oog verloren dat men aan waarheidsvinding diende te doen.

In het boek beschrijft Ignaas Devisch met grote zorg het proces van de Waarheids- en verzoeningscommissie in Zuid-Afrika en hoe daar het zoeken naar de waarheid in een uitermate verscheurd land met enig succes kon gerealiseerd worden, door de waarheid niet als een en ondeelbaar te beschouwen noch de waarheid van elk als waarheid weg te relativeren.  Hij ontwikkeld het begrip regulatief principe van de waarheid, waarmee hij wenst aan te geven dat we wel de waarheid moeten voor ogen houden als een richting van ons handelen, maar dat we dé waarheid zelf niet zullen bereiken.

De auteur onderhoudt ons over de kwestie of kritiek per se moet, niet nadat hij heeft aangegeven dat crisis, overgangssituatie soms nogal gemakkelijk afgeroepen worden en nadat duidelijk is geworden dat men de waarheid niet zomaar kan relativeren tot ieder zijn waarheid. Naast de postmoderne gedachte dat een ultieme waarheid gevaarlijk is, want dan zou iemand die in pacht kunnen hebben, of gewoon bezitten, kan men ook bedenken dat er toch zo iets is als een waarheid die men denkt als een horizon en als een regulatief principe. Bij de waarheid komt men net zo min als bij de horizon, maar wat is dan een regulatief principe? Ignaas Devisch haalt dit inzicht bij Todorov, nadat hij eerst het denken van Karl Popper onderzocht heeft en niet afdoende bevonden. De idee van het regulatief principe zegt niet wat waarheid is, maar dat die waarheid er is. Fijn gevonden, zou men zeggen, maar anders dan met het probleem van de kritiek, als een moeten, kan men de waarheid van gebeurtenissen niet naast zich leggen. De waarheid gebeurt immers.

Daarom is de kritiek van de kritiek in dit essay van ongemeen groot belang. Het komt erop neer dat als kritiek moet en altijd elke voorstelling van zaken moet onderuit halen, dan is er inderdaad geen heilig huisje meer veilig, maar wie die kritiek levert hoeft zichzelf niet te verantwoorden. Het recht op kritiek? Uiteraard, maar ook daar dient men een waarheidsmoment onder ogen te zien. Bovendien, bedenken wij dan, zien we vaak heel goedkope kritiek verschijnen, over boeken, muziek en wat al niet meer. Maar, zegt Devisch, het gaat verder natuurlijk, want het recht op kritiek strekt zich uit tot het recht op schelden, op vervloeken. De absolutie vrijheid op kritiek sluit aan bij het afwijzen van elke autoriteit, ook al zou het belangwekkend kunnen zijn naar een expert te luisteren of naar iemand die zich een materie heeft ingelaten. Maar aandacht alleen kan niet volstaan. Als we kijken naar het onderwijsdebat dan zien we dat de experten, pedagogen en onderwijssociologen de inzichten van het lerarenkorps noch van de ouders in rekening brengen. Hier lijkt het alsof de waarheid van de expert boven elke twijfel verheven is. De reden? De onderwijshervormers vertrekken van de moeilijk te bewijzen idee dat het bestaande niet voldoet en wie kan tegen verbeteringen zijn. Het gevolg is dat wie niet pleit voor de voorgestelde hervormingen of andere verbeteringen voor ogen heeft als conservatief wordt voorgesteld. De situatie is niet goed, het onderwijs in crisis, heet het. Maar het is niet omdat er een probleem is met een relatief beperkt aantal leerlingen in het beroeps en ook in het ASO die het onderwijs verlaten zonder diploma, dat het systeem als zodanig niet deugen zou.

Ach, we kiezen weer voor de gemakkelijkste voorbeelden? Ik vrees dat het een ideaal voorbeeld is van institutionele of geïnstitutionaliseerde kritiek, waardoor de bevolking, de burgers geen kritiek meer uitbrengen kunnen of mogen op wat voorgesteld wordt, als we het al aan de weet komen. Bovendien blijken ook de media de experten, zoals Ides Nicaise als critici voor te mogen stellen. Werkelijk, wie even terugdenkt aan de discussies in de media of liever, de afwezigheid ervan, over het Bologna-akkoord, zal merken dat wie vragen stelde bij de hervormingen werd weggezet als domme en plompe boer. De leesbaarheid van de diploma’s heette het, was toch belangrijk. Ook het systeem van de visitatiecommissies en het verlenen van octrooien van kwaliteit, ook wel accreditatie genoemd, stond noch staat ter discussie.

In dit opzicht kan men dit boek als een scherpe cultuurkritiek voorstellen, zonder dat het in cultuurpessimisme vervalt, wel integendeel. Filosofie, zegt de auteur, hoeft zich niet meer met de feiten zelf in te laten, daarvoor staan de wetenschappen ons ter beschikking. Maar de taak van de filosofie heeft er wel mee te maken, heb ik de indruk dat we over de betekenis van die feiten wel iets kunnen zeggen. Toch, als ik zie hoe men de vrije wil een illusie pleegt te noemen, omdat neurologisch onderzoek daar aanleiding toe zou geven… dan mag duidelijk zijn dat er een probleem is met de wijze waarop we uit tweede of derde hand informatie krijgen over het wetenschappelijk onderzoek. Men gooit het hele mensbeeld om, wat niet de eerste maal het geval is, maar tegelijk ziet men, denk ik, over het hoofd dat ofwel de voorstelling van zaken te zeer vereenvoudigd is ofwel dat men ook moet uitleggen wat men bedoeld met de vrije wil. Al vaker las en hoorde ik dat de vrije wil van tel is als men in het haar krabt, dat de hersenen al het signaal gegeven hebben voor we er ons van bewust zijn. In gemoede, wie krabt niet eens in het haar zonder er zich maar van bewust te zijn? De vrije wil staat toch ook niet op het spel als we kiezen tussen wijn of bier in het café. De vrije wil is wel aan de orde als men te veel gaat drinken of als men bewust schade toebrengt aan iemands reputatie, als men de waarheid negeert of verdraait. De waarheid niet over de evolutie, maar de waarheid over wat gezegd zou zijn, over de waarheid die men kan kennen omdat men erbij betrokken was. Maar goed, critici van het oude geloof hebben gemeend dat de vrije wil een illusie is, dat verantwoordelijkheid niet bestaat, dat schuld niet bestaat. Weg dus met de rechtbanken? Het gepresenteerde mensbeeld dat men op grond van nieuw neurologisch onderzoek meent te mogen presenteren, komt mij niet zozeer storend voor, in zekere zin wordt het spel van het cartesiaanse theater overgedaan. Immers, nadat Descartes tot de vaststelling gekomen was dat hij als persoon het subject was dat twijfelde, dacht en dus bestond, ontdekte hij een homunculus in het hoofd dat dit bewustzijn aansturen zou. De dualiteit tussen lichaam en geest was hersteld. De nieuwe neurologie, zo lijkt men te willen zeggen, meent dat het brein los zou staan van het lichaam. Er is weliswaar geen sprake van een homunculus, wel van een scheiding van geest en lichaam, terwijl vooral nog niet duidelijk is hoe het bewustzijn uit dat kluwen van bedradingen dat het brein is, te voorschijn kan komen. In het licht van de waarheid als regulatief principe, zou men zich van al te strakke uitspraken onthouden, te meer omdat duidelijk wordt dat het ontdekken van de werking van het brein er aanleiding toe geeft vast te stellen dat het bewustzijn en de ervaring van de persoon, omgaan met gebeurtenissen dus, niet verandert omdat we weten wat er in het brein gaande is.

De wetenschappelijke feiten en kennis van complexe systemen mogen dan tot in de perfectie weergeven waar het om gaat, het vergt nog altijd discussie hoe men met die kennis zal omspringen. De discussie over nucleaire energie werd altijd gevoerd vanuit de idee dat kerncentrales op uranium moeten draaien, zelden kwam aan bod dat er ook andere brandstof aangewend kan worden om nucleaire centrales aan de gang te houden. Brandstof die minder lange halveringstijden kent. Het is geen eenvoudig verhaal, maar het verhaal moet verteld worden. Er zijn wel meer problemen van deze aard, waarbij informatie onvoldoende het publieke forum bereikt en belanghebbenden gemakkelijk het deel van het verhaal kunnen vertellen dat hen het beste uitkomt. Gelukkig is de discussie in die mate zo geëvolueerd dat andere partijen ook hun verhaal doen.

Dat geldt dus ook in de discussie over levensbeschouwingen, religies en zeker de fundamentalistische strekkingen, die een beeld hebben van hun eigen overtuiging en van de vijand, die ze of willen vermijden dan wel bestrijden. In ons land kennen we, zoals elders in Europa, de vraag of vrouwen om religieuze reden een hoofddoek, of nog meer verhullend een niqab mogen dragen. De islamistische moslims die de leer tot de laatste jot willen naleven, eisen dat hun vrouwen nooit aan een andere man dan hun vader en later voor hun echtgenoot zichzelf zo bloot geven dat ze begeerte opwekken. Wij vinden dit, terecht denk ik, onderdrukkend of minstens paternalistisch. De kwestie is dat onder andere Geert Wilders de zaak heeft aangespannen, de strijd steeds weer oppookt, maar hij kan geen moslim overtuigen omdat, als we Ignaas Devisch volgen, hij wel het recht op kritiek opeist en de heilige huisjes gesloopt moeten worden. Omgekeerd vernemen we van Sharia4belgium dat België dringend de sharia moet aannemen. Zoals de auteur bij de analyse van het conflict tussen Benno Barnard en sharia4belgium aangeeft, kan zo een ontwijken van gesprek er niet toe leiden kan dat de discussie start. Wel denk ik dat Ignaas Devisch ook wel weet dat zijn debat over de plaats van de waarheid niets anders betekent dat Europa op dat vlak een eigen positie heeft verworven. Alleen, je kan dat eindeloze relativeren van dé waarheid niet blijven doorvoeren tot in het absurde. Er is dus een moment van waarheid nodig, wil men nog het gesprek aangaan. Daarom ook kan men zich afvragen waarom men dan uitpakt met een stoere kreet: “met die mannen praat men niet, daar vecht men mee”. Dixit Geert van Istendael.

Het valt op dat het klimaat ook bij ons stevig afgekoeld is, of liever, tegenover Benno Barnard en Geert van Istendael staan dan weer organisaties als Kif Kif die de indruk lijken te wekken dat kritiek op de Islam, laat staan op moslims niet kan. Alles is voor kritiek vatbaar en dus ook de Islam. Niets geen kritiek op de Islam is het antwoord. Of als een toneelstuk opgevoerd wordt “de concept of the face”, dan komen katholieken van strenge obediëntie op straat en staan zij die het fijn vinden dat God of christus met faces bekogeld worden, althans, zijn beeltenis. Hoe zou het ook anders kunnen, want een ware gelovige weet dat niemand – op de profeet Elia na als ik het wel heb - het gelaat van god ooit zal zien, tenzij aan de overkant van het graf. En de ongelovigen die weten toch al dat die God geen gezicht heeft, want hij bestaat domweg niet. Telkens weer preken voor de eigen parochie en zonder dat we nu eindelijk, zoals de auteur voorstelt het gesprek wel aangaan en accepteren dat anderen hun waarheid hebben, maar dat in de samenleving die waarheid ter discussie kan staan. Het is wel mogelijk, denk ik, dat gesprek aan te gaan en in beschaafde kringen lukt dat ook, maar nu is het zo dat op het publieke theater lukt dat niet omdat we onze waarden zo absoluut stellen dat we er niet over willen praten, maar door ze niet te expliciteren kunnen we ook anderen niet overtuigen. Let wel, met expliciteren bedoel ik dat we, zoals Devisch betoogt, aangeven waarom we kritiek wel belangrijk vinden, maar ook onderkennen dat die kritiek ook aan kritiek onderworpen moet worden. En als de waarheidsvraag voor de kritiek niet zou gelden, dan blijft er alleen een moeras over.

Kortom, het is geen eenvoudige kwestie en ik beweer niet dat ik de zaak nu al ten volle begrijp, maar het is wel duidelijk dat een gesprek over de vraag of de waarheid in het midden ligt, wel nuttig is. Bovendien blijkt dat dit voor de politiek en de democratie zeker van belang is. Nu kent de democratie een lege plek, kan niemand in de democratie de waarheid claimen. De discussie tussen partijen en groepen in de samenleving voor alle partijen impliceert dat ze de waarheid als horizon voor ogen hebben en dus men kenbare feiten niet zomaar kunnen negeren, maar het eigen discours omtrent die feiten kan de ander niet als flauwekul van tafel vegen. In dit boek krijgen we terecht een oproep het denken over de democratie opnieuw te kaderen. Nu is het heel vaak een negatief verhaal, gericht op het voorkomen van dictatuur, van fascisme en van willekeur. Maar de democratie kan best ook een positieve invulling krijgen want anders, valt te lezen, loop het systeem vast op de eigen beperkingen.

Het feit dat populistische partijen in Europa, zoals in Nederland expliciet het geval is en bij ons al sinds 1988 aan de gang, dan kan dat er ook aan liggen dat de burger niet meer ziet of verneemt hoe de andere partijen, de klassieke ideologische stromingen tegen de samenleving van morgen aankijken. Links probeert nog altijd als een kritiek tegen de burgersamenleving op te staan, maar de positie van de sociaaldemocratie is niet meer echt tegen de burgerij gericht, want veel aanhangers zijn zelf verburgerlijkt. Wouter Bosch is daar wellicht een uitstekend voorbeeld van.

De vraag is dan hoe de partijen die zich constitutief voor de democratie achten, de populisten de pas kunnen afsnijden. Nergens, denk ik, hebben we bij die partijen gehoord hoe het wel zou moeten. Onder meer de vraag van het vertrouwen blijft te vaak onbesproken. Vertrouwen tussen overheid en burgers en tussen burgers onderling. Men hoeft niet absoluut de eigen waarheid te verdedigen, maar kan ook niet de ander helemaal afbreken.

Ik hoop dat dit boek wel meer in beweging zal zetten. Zelf heb ik niet alles even grondig uitgespit, maar dat is niet de bedoeling van een recensie. Toch hoop ik dat lezers naar het boek zelf zullen grijpen. De indruk die ik had bij de boekvoorstelling, blijkt na lezing van het boek bevestigd, meer nog, er zat nog veel meer in dan ik kon meedragen. Zo is het nu eenmaal, een boek dient gelezen en je kan er altijd een gesprek mee aangaan.

Bart Haers  





 

Reacties

Populaire posts