Het probleem van de waarheid in de huidige democratie


Reflectie

Waarom democratisch functioneren
Goed bestuur verhinderen kan

 De executie van Danton of de ontaarding van de revolutie
1. Griekenland werd geen land

Griekse politici moeten dus beslissingen nemen die men morgen, enfin, in april bij de burgers moet zien te verkopen. De besluitvorming slabakt omdat men niemand durft aan te geven wat er moet gebeuren. Nu is het lot van de Griekse bevolking niet te benijden, maar er hangt veel mist rond het waarom van deze uitzichtloze situatie. Jawel, we kennen vele elementen, maar we merken aan de houding van de Grieken niet altijd dat ze zelf wel beseffen hoe ver het staat. Men verwijt de EU en het IMF dat er draconische maatregelen worden genomen, maar niemand zegt dat het Griekse overheidsapparaat volkomen ontregeld geweest kon zijn door de wijze waarop ambtenaren werkten, burgers aan verplichtingen en vooral belastingen een broertje dood hadden en allerlei beroepen tot in het absurde beschermd waren. 

Griekenland, zo zegt men, was de bakermat van de democratie, in elk geval van een specifieke vorm, de stadsstaat. Maar als men de sacrosancte beeldvorming nader onderzoekt, dan weet men dat Athene net omdat het een democratie was, vaak moeite had met een snelle en kordate besluitvorming. Maar het heeft weinig zin zomaar een brug te slaan tussen Perikles of Philippos van Macedonië, gewoon omdat de Griekse woongebieden vervolgens, na de Helleense tijd in de Hellenistische Koine – de Griekstalige gemeenschap in het oostelijke gebied van de Middellandse Zee - een Romeinse provincie werd, of meerdere provincies, want er woonden nog steeds Grieken in de oude steden op de Aziatische kusten… Het probleem van de Griekse samenleving? Na de Byzantijnse tijd kwam het land grotendeels onder Turkse heerschappij en in 1821 veroverde het haar onafhankelijkheid, zonder daarmee echt een grote economisch, politiek en cultuur elan te vinden. Nog in de jaren zestig kregen kolonels de macht in handen en daarna werd het een democratische staat, maar onze indruk is het vaker geweest dat het maar geen land wilde worden. De militaire conflicten met Turkije, de afstand, fysiek, qua taal en levensstandaard tot Europa, ook al door de nabuurschap van Joegoslavië en Albanië zorgde voor een bijzondere positie van Griekenland in Europa. 

Maar het wilde maar geen land worden? Behalve dan in de strijd tegen Turkije, waar een erfvijandschap leeft die de overheden wel eens willen sussen, maar ook aanblazen, al naargelang. Maar een land wordt zo een samenleving niet zomaar en dat heeft te maken met de interne cohesie. De maatschappelijke betekenis van enkele superrijken, zoals de redersfamilies, Onassis op kop is mij altijd blijven intrigeren, omdat ik de indruk had dat nergens een elite meer afstand hield van de samenleving en de staat als daar het geval was. Toch merkt men dat sinds de jaren 1980 overal de aandrang van de sociaaldemocraten om de verhoudingen tussen lonen en wedden binnen redelijke en rechtmatige perken te houden, verzwonden is. Rijk zijn of worden impliceert geen onrechtvaardigheid, maar als mensen zich overheidsmiddelen onrechtmatig gaan toe-eigenen, via subsidies voor sociaal-cultureel werk of via overdreven hoge managementsfees omdat men anders, zo heet het “niet de beste” zou kunnen krijgen, dan moet het wel fout lopen. 

2. Het falen van de politiek en hoe het voortduren kon

Wie naar dit land, België keek, de afgelopen vijf jaar, sinds de aanloop naar de verkiezingen van 2007; kan vaststellen dat het land niet stil viel bij ontstentenis van een regering, al dan niet met volheid van bevoegdheden. De federale regering heeft toen, naar mijn mening bewezen dat ze steeds minder relevant wordt, tenzij op een terrein, dat van de sociale uitgaven. Het punt is nu dat dit ook haar legitimiteit eerder aantast dan ondersteunt en dat lijkt me ook voor andere Europese landen het geval te zijn. De polarisatie rond die sociale uitgaven, waarbij de ene het onderste uit de kan wil in naam van de rechtvaardigheid en de andere net alles wil herleiden tot het strikt noodzakelijke, zonder zich erom te bekreunen dat men niet enkel mensen in de armoede zou storten, maar vooral dat het de perspectieven van de betrokkenen op beterschap aan diggelen zou slaan, moet ons interesseren. Gedurende bijna twee eeuwen was de hoop op een beter leven in Europa voor velen een individueel en zelfs collectief perspectief, dat we nu zonder meer uit het oog verloren zijn. We kijken namelijk bij voortduring naar die situaties die inderdaad wel rampzalig waren, bijvoorbeeld de arbeiderscités in Gent, waar de levensomstandigheden niet een beetje heel erg waren, maar ronduit mensonterend. Geleidelijk echter, zo blijkt konden die mensen die een nog ellendiger leven op het platteland ontvlucht waren, zich wel degelijk een betere toekomst voorspiegelen en er ook iets van maken. De kinderlast bleek bij tweede generatie plattelanders in de stad al terug te lopen, omdat men begreep dat teveel kinderen voor de ouders een einde betekende aan de pleziertjes in de stad. In Nederland eerder dan hier, werd door groepen als de antimalthusiaanse bond aan sensibilisering gedaan voor geboorteplanning. Maar hier heerst nog steeds de strijd tussen kerk en Loge en kan de evolutie van de informatie, van artsenpraktijken door de Bond Moyson en anderen moeilijk terug te vinden. Toch meende Henri Pirenne, voor wat betreft de steden in de latere middeleeuwen die dynamiek te hebben ondervonden. Maar als gezegd, we zitten hier met een wezenlijk probleem, omdat het onderwerp noch links noch rechts echt kon warm maken. De hele vrouwenstrijd, waar de sociaaldemocraten in Vlaanderen zich wel eens op beroepen blijft een - behalve op vrouwendag - schier onbehandeld onderwerp. De strijd van vrouwen voor abortus was het eindpunt van een veel langer en ongetwijfeld moeilijker strijd om zelfbepaling en emancipatie. Ik denk, op grond van observaties in verschillende landen dat de vrouwenbeweging in de ontwikkeling van de democratie en de emancipatie van het individu van groter belang is en tevens de betere graadmeter is, omdat de tijdgenoten zelf wel begrepen dat de autonome vrouw de beste garantie was om het heil van de kinderen, ondanks de zwakheid van de man - men denke aan drank, maar wellicht waren arbeidsongevallen en een zekere inferioriteit ook in het spel - te verzekeren. Men kreeg te maken met een subtiel spel van evenwichten, die men lang niet altijd in stand kon houden. 

De democratie berust echter niet enkel op die arbeidersklasse, hoe belangrijk het ook gebleken is dat die groepen hun plaats in de samenleving vonden. De kwestie is immers dat in een democratisch bestel iedereen geroepen kan worden om deel te nemen aan het besluitvormingsproces over belangrijke zaken, van ruimte ontwikkeling over rechten tot de ontwikkeling van het strafrecht, de munt en ja, in het uiterste geval oorlog en vrede. Het blijft merkwaardig dat men vandaag, meer dan bijna veertig jaar geleden het vermogen van burgers om het politieke te volgen, te duiden en te beoordelen, onderschat, terwijl de scholingsgraad in absolute termen een zelden bereikt niveau heeft bereikt. Maar om de een of andere reden houdt men eraan de arme sloebers als norm aan te houden die geen school wilden of konden binnenstappen. Jongeren kunnen wel eens ongezeglijk zijn, maar het blijkt vandaag voor sommige scholen het trieste lot dat ze veel probleemleerlingen moeten accepteren. En het valt ook op dat sommigen van die leerlingen tot hun 20ste op school blijven hangen, zonder uitzicht op een diploma. Zij kunnen niet de norm zijn in deze samenleving, maar zowel in de politieke communicatie als in de media lijkt dat zowat het kader te bieden voor nieuwsberichten. Hoe langer hoe minder geloof ik dat dit werkelijk zo is. Dat geldt eerder als alibi om iets anders te verbergen, namelijk de gedachte dat men een waarachtig pleidooi zou kunnen of moeten houden. 

3. Grenzen aan de manipulatie

Het geval wil namelijk dat men anno 2008 bij de voorverkiezingen in de VSA steeds weer de strijd tussen Obama en Mrs Clinton naar voor haalt en veel minder de strijd onder de republikeinen  volgden. Maar nu de regering Obama zich opmaakt om zich opnieuw een mandaat te vragen, kan men er geen aandacht aan besteden, meer nog, de indruk kan ik maar niet van mij afzetten dat men gewoon de (onterechte) kritiek van Fox en andere reactionaire stemmen overneemt  Met name wijst men met enig genoegen op zijn falen, terwijl men noch de context noch de wettelijke en praktische bezwaren in rekening brengt. Een van de die aspecten is dat de democratie in de VS en in Europa ernstig verziekt is geraakt. Politici uit het centrum, van links en van rechts hebben de laatste tien, vijftien jaar alle zeilen bijgezet om het de burger naar de zin te maken. Neem de discussie in Nederland over de besparingen inzake cultuur. Het argument dat het om linkse hobby’s zou gaan, snijdt geen hout. Maar ook moet men zien dat onder Paars reeds aanzetten gegeven werden om de “hoge” cultuur een toontje lager te laten zingen. Het gevolg is dat de kunsten gedurende jaren als elitair werden voorgesteld maar dat de betekenis van de kunsten, zelfs en fataal de amateurkunsten in een verdacht daglicht kwamen te staan. Er waren daartoe verschillende argumenten, die stuk voor stuk enkel theoretisch werden beargumenteerd. Het rechtvaardigheidsprincipe zou het onoorbaar maken dat enkelen van de hoge kunst zouden kunnen genieten terwijl die met gemeenschapsgeld werden ondersteund. Bovendien is het niet goed denkbaar, zegde men, dat de kunsten een entreekaartje zouden vormen tot de “société bien pensente”, de goegemeente dus en dat dus al die mensen die er geen kaas van hadden gegeten, ervan verstoken zouden zijn gebleven. Dit is gebaseerd op wat Pierre Bourdieu in een rapport uit 1964 beweerde, maar bijvoorbeeld in Vlaanderen was er toen al een lange traditie van jonge mensen uit de milieus van de kleine luyden, die zich aan de muziek en de beeldende kunsten waagden, die zich, ten behoeve van de goegemeente en vaak met de steun van een lokale pastoor of brouwer aan de academie of het conservatorium konden studeren. Net in de jaren zestig werden de academies opgericht in steden en dorpen waar jonge kinderen de beginselen van de solfège en een instrument werden aangereikt en mits veel oefenen en wat talent kon men daar veel jaren in zoet maken. Het valt op, denk ik dan, dat wie er kritiek uit op dit hele systeem van academies, amateurgezelschappen of dito groepjes die eens om de zoveel tijd kamermuziek plegen. Besparingen in het budget voor de kunsten op landelijk niveau maar ook lokaal kan ernstige gevolgen hebben, maar toch, zolang er mensen zijn die zich met toneel willen inlaten in de dorpsfeestzaal of op Vrijdagavond ergens samenkomen om te schilderen, te tekenen dan wel muziek te maken., mag men aannemen dat er leven in de brouwerij is. Helaas moeten we vaststellen dat onze journalistieke cultuur ertoe bijdraagt dat dit allemaal van geen betekenis is. Dat het alles behalve wereldschokkend is, tot daar aan toe, want zo is het nu eenmaal, maar dat het geen maatschappelijke betekenis zou hebben, durven we te betwijfelen. 

Het gaat namelijk om het persoonlijke welzijn, het ontwikkelen van een talent en bezig zijn met iets dat de vrije tijd vorm geeft. Als een bedrijfsleider in een bandje speelt, hoe goed ook, is dat nieuws, maar ik heb nog geen vedelende politicus ontmoet in de media en statistisch klopt dat niet helemaal. Maar politici hebben een druk leven, zegt men mij. Dat kan kloppen, maar dat politici zich nogal vaak als artistieke nitwits gedragen, behalve als het om het promoten van Klara of de Canvascollectie gaat, heeft ermee te maken dat wie zegt zelf thuis wel eens piano te spelen of van jongs af aan danst en op zaterdagmiddag met een balletgroep modern klassiek danst, waarom zou dit aan de geloofwaardigheid van de politicus afbreuk doen? 

Het gaat om facetten van ons bestaan in een moderne postmoderne en pos-industriële samenleving, waarbij de massamedia maatgevend zijn geworden en iedereen dus wel naar “The Voice” moet kijken. Slecht is het niet, maar die klantenbinding en dat dwingende, tja, daar weet ik mij graag van ontslaan. Het behoort tot de zelfzorg dat men inderdaad eigen inzichten niet zomaar verloochent en daar hebben politici en ander schoon volk wel eens last van. Maar ook de burger lijkt het nuttig te vinden zich tot een bepaald cultuurbarbarisme te bekennen. 

Het opvallendst, denk ik, kan men dit zien in de bejegening van het werk van Theodore Dalyrmple. Ik weet het, dit is een pseudoniem maar we kennen hem onder die naam en lezen zijn inzichten. Men doet alle moeite van de wereld om hem te weg te zetten als een eeuwige brompot die de moderniteit maar niet snappen wil. Hij, Dalrymple, heeft als psychiater in Afrika gewerkt, heeft in Birmingham tussen figuren geleefd die zo uit Great expations en Oliver Twist konden komen, alleen dan anderhalve eeuw later. Hij schetst uitvoerig hoe de Britse overheid en de bestuurlijke elite, zowel onder Tatcher en Major àls onder Tony Blair de onderklasse hebben laten verkommeren en verslommeren. Dalrymple had een joodse moeder en een vader die zakenman was en het communisme genegen was. Hij heeft zich met zijn boeken en columns een hoop vijanden gemaakt omdat hij wees op het tekortschieten van intellectuelen en politici, net omdat ze wel een zekere intellectuele kennis democratiseerden, over de vrijheid en over het afwijzen van de autoriteit als autoriteit, maar tegelijk niet de boodschap meegaven dat wie wil leven zonder autoriteit, zelf een autoriteit moet zijn voor zichzelf. Meer nog, men moet een levenskunstenaar zijn. Maar niet iedereen krijgt die kans, kan die kans aangrijpen en dan is wel zo nuttig een mentor te vinden. 

Het zou een terzijde kunnen zijn, maar de lezer zal merken dat het zeer ad rem is wat volgt, want het niet opnemen in de longlist van het boek van Stefaan Brijs “Post voor mevrouw Bromley” voor de gouden uil, komt ons echt als een diskwalificatie van de jury voor. We zeggen hiermee niets over de kwaliteiten van de andere wel opgenomen titels, we hebben het over de gedachte die Brijs in dit werk aan de orde stelt. Toen in 1914 de oorlog uitbrak, waren er nu eenmaal individuen die zich een ander leven voor ogen hadden, droomden misschien wel en zij hadden plannen. Het boek van Brijs gaat erover hoe de politiek erin slaagde mensen die het beste van hun leven wilden maken, studeren of iets anders, door de oorlog in een onmogelijke positie terecht kwamen. Het gedachte-experiment blijkt niet goed te zijn aangekomen en het is tekenend voor deze tijd, want terwijl we toch hoog opgeven met de zelfverwerkelijking, terwijl we Dalrymple ten kwade duiden dat hij die mensen in de achterbuurten van Londen en Birmingham, die vorig jaar nog de steden in vuur en vlam zetten, net onder ons onze vermoeide aandacht brengt, negeren we een roman die onderzoekt hoe maatschappelijke druk die individuele zelfontplooiing ten uitvoer willen brengen, willen studeren. Roger Scruton, die meent dat zelfontplooiing niet zo een goed idee is, hanteert een veel te strak concept van cultuur, maar Brijs en ook Dalrymple laten iets anders zien, het streven naar en de mogelijkheid tot lotsverbetering die mensen zelf aan de dag leggen. Stefan Brijs zal het wellicht niet zo gezellig vinden in het gezelschap geplaatst te worden van Dalrymple, maar ik denk dat dit nu net de misvatting aangeeft waar Dalrymple steeds weer mee af te rekenen heeft. 

4. de beperkingen van de massasamenleving

Ons inzicht, dat de democratie niet kan functioneren als we het gegeven dat de massasamenleving weliswaar een feit is, maar niettemin ook een grote verscheidenheid aan mensen kent die elk op zich hun eigen weg door het leven zoeken en daarbij via onderwijs, Deeltijds kunstonderwijs en andere vormen van ondersteuning zoals goede openbare bibliotheken best wat ondersteuning kunnen genieten, achten we fundamenteel om het functioneren van de democratie te verbeteren. Het gaat er namelijk om dat bij de discussie over de democratie in deze massasamenleving de handelende burger een onbestaande en te negeren grootheid is. Wie al eens onder het volk komt, sommigen denken dat ik vooral tussen de boeken vegeteer, merkt hoeveel wijsheid de zogenaamde kleine luyden aan de dag weten te leggen. Mensen van 89 jaar, die levensblij door de ochtendlijke koude hun krant gaan halen en zomaar een gesprekje aangaan en daarbij laten merken wat voor hen belangwekkend is, dat laat zien dat de kloven in de samenleving wellicht anders lopen dan we wel eens geacht worden aan te nemen. 

Om in democratie te functioneren, zegt men, moeten mensen zichzelf zijn en hun eigen belangen nastreven. Democatie betekent immers dat iedereen als een Onassis door het leven kan gaan. Brijs schreef in zijn roman, Post voor mevrouw Bromley, hoe een jongen wiens vader een postbode was, kan gaan studeren en dus de oorlog liefst aan zich voorbij laat gaan. Maar de vrouwen, oude besjes en jonge gibberende maagdjes maken het hem onmogelijk. En toch, reeds in dat eerste maanden van de oorlog merkt de hoofdfiguur, John Patterson, dat vele andere jonge mannen in dienst wel kunnen paraderen met hun uniformen en geliefd zijn bij de dames, in de vuurlinies is het een zaak van overleven, waaraan men niet ontsnappen kan dan door opzettelijke zelfverminking, soms door bewuste zelfverloochening. Eenmaal zelf aan het front ontdekt hij hoe erg de werkelijkheid verschilt van wat in Londen aan de mensen gezegd en getoond wordt. De bewuste misleiding was voor de regering wellicht bittere noodzaak, om voldoende kanonnenvlees te vinden, maar tot op vandaag blijft men de wijze van oorlogvoering als een noodlot beschouwen, terwijl de generaals en hoge officieren eindelijk wel andere mogelijkheden hadden. Maar ja, we blijven over generaal Haig spreken, niet over Plummer. En die inzichten hebben hun gevolgen voor de discussie over de werking van de democratie. Want de manipulatie op zich, legitieme doelen dienend of net niet, zal in elk systeem wel voorkomen. Maar men vergeet te vaak en te lichtzinnig dat de massa niet bestaat als puntje bij paaltje komt. 

5. Respect voor de burger

Er is echter ook nog iets anders, met name dat die man van 89 die nog steeds bij de pinken is, heus niet de enige is, die zich als persoon een gedacht weet te vormen van de situatie en laten we er maar gerust op zijn, het zijn lang geen karikaturen à la Baltasar Boma of andere stripfiguren. De democratie werkt niet als mensen geen idee hebben van de samenhang in de samenleving. In Griekenland is gebleken dat de burgers zelf ook het onderste kan haalden, wat belastingontwijking en -ontduiking, wettelijke bescherming en dergelijke meer en vergaten dat de staat op zeker ogenblik tot een staking van betaling zou moeten besluiten. Griekenland wilde na de onafhankelijkheid maar geen land worden en die gedachte moeten we voor ogen houden. Aan de andere kant, zien we dat in dit land, vooral in Vlaanderen het geheel vrijwel naar behoren blijft functioneren… behalve misschien de democratie. We menen dat het niet zoveel scheelt of de regering in het parlement bij de Vlaamse kamergroep geen meerderheid heeft, want dat verplicht in feite de regering niet helemaal tegen de bestaande politieke inzichten in Vlaanderen in te gaan - als men daar al de vinger op kan leggen. Het punt is dat van gezondheidszorg tot onderwijs het beleid voor de burger stilaan onoverzichtelijk en zelfs onherkenbaar wordt. Toch is het inzake infrastructuur dat het probleem het sterkste werkt. Want bijna elk groot project dat maatschappelijk groot nut zou kunnen hebben wordt bijna altijd met de grond gelijk gemaakt om aanvaardbare redenen, maar met een emphase die elk debat onmogelijk maken. Het verhaal van de oosterweelverbinding en het sluiten van de Ring rond Antwerpen is genoegzaam bekend, maar de actievoerderende organisaties konden zich op niet veel meer beroepen dan hun eigen vaardigheid de media en de gemoederen te bespelen. Gezegd moet worden dat het Vlaams parlement in deze een aantal initiatieven genomen heeft om de vele stappen richting Raad van State enigszins te beperken en om de besluitvorming te versnellen.

Ook inzake het kanaal dat de haven van Zeebrugge beter, sneller en vooral met meer capaciteit moet verbinden met het Europese binnenwaternet, blijft de kwaliteit van het debat mij storen. Nu het hele verhaal een stille dood lijkt te sterven én de Franse havens aan het Kanaal samen gaan werken, blijkt dat men geen voldoende afwegingen gemaakt heeft tussen de lasten en lusten, de baten. Overigens geldt dit ook voor de aansluiting van het de windmolenparken op het elektriciteitsnet, want ook daar blijken sommigen graag met het Nimby-syndroom uit te pakken, ook lokale besturen. 

6. Technocratie als oplossing

Een democratisch bestuur verdraagt geen technocratische besluitvorming? Zou het? Het is niet de technè die het probleem is, het komt mij voor dat de vaardigheid van ingenieurs en anders vernuftelingen altijd wel tot goede resultaten kan leiden, het gaat erom, zoals in het dossier van de ontsluiting van Antwerpen het geval is gebleken dat politici zich laten afleiden van hun eerder gegeven instemming omdat hen op het gebrek aan democratisch draagvlak gewezen wordt. Nu, we zullen het voor de goede orde maar herhalen, bruggen, tunnels en andere infrastructuurwerken kunnen echt wel iets betekenen. De brug van Millau in het hart van de woeste streek van de Tarn, vormt in zekere zin een obstakel, maar door de viaduct aan te leggen, heeft men de onderliggende valei van veel verkeer bevrijd. Het gaat om afwegen, een balans opmaken. In het debat over Oosterweel en andere grote projecten komt men met allerlei argumenten, maar de voor- en nadelen worden zelden mooi opgelijst. Van belang is een polarisatie te creëren en zo het debat onmogelijk te maken. Democratie kan gebaat zijn bij vrije media en vrijheid van spreken, maar dan zal men ook moeten nadenken of het geoorloofd is zomaar alle argumenten te accepteren en als men dat niet doet, dient men daar ook verantwoording voor af te leggen. 

Kortom, het blijkt wel zo nuttig eens te onderzoeken als we het over democratie hebben wat we dan voor ogen hebben staan. Dat het liedje niet uit is, spreekt voor zich. Sommige elementen zullen we nog verder moeten uitdiepen, maar vooral hopen we ertoe bij te dragen dat de actoren zichzelf ter verantwoording roepen. Over waarheidspreken, zoals Michel Foucault dat uiteenzet, zullen we het bij gelegenheid nog wel hebben, maar dat de kwaliteit van de democratie ook veel verplicht is aan de graad van scholing, maar ook van autonomie van de burgers, hopen we nu, zij het langs om- en sluipwegen, te hebben duidelijk gemaakt. 

Bart Haers
8/02/2012
*     

Reacties

Populaire posts