Goethe over esthetische ervaring; over kleuren en relaties
Kritiek
Goethe en de wetenschappen
Tegen speculatie en mathematische onttovering
![]() |
Ik ben nog aan de slag met Safranski en diens biografie van en over Goethe, maar ik vond dat dit boek ook even aandacht verdiende. |
De
biograaf maakt omstandig duidelijk dat de Farbenlehre
voor Goethe die er twintig jaar mee rond zeulde een zeer persoonlijke visie op
de omgang van zijn tijd met kennis en inzicht worden. Over de kleur had Newton
al alles gezegd, zo blijkt, omdat hij door het gebruik van het prisma de
breking van het licht kon waarnemen en beschrijven: van violet tot rood in het
zichtbare spectrum en verder ultraviolet enerzijds en infrarood anderzijds in
de onzichtbare spectra, voor ons onzichtbaar dan toch... Waarom zou Goethe er
geen vrede mee gehad hebben? Men kan inderdaad rustig dat omvangrijke werk
terzijde leggen, maar er zit volgens Safranski wel een schat aan inzichten in
die ook in zijn roman over de chemie van menselijke relaties uitdrukking vindt.
Goethe
die zelf met Werther het stormachtige emotionele, zelfs sentimentele leven van
een jongeman schreef, via brieven, maakt in een latere fase van zijn leven de
balans op en komt tot de vaststelling dat we niet enkel mysterie moeten zoeken
in de natuur of de mens in de natuur plaatsen, maar ook de natuur in de mens
onderkennen. Onze driften, zeker de eros, kan men moeilijk ontkomen. Maar
mensen springen er verschillend mee om en geven het niet per se dezelfde plaats
in hun leven. In de figuur van Ottilie, die zich door abstinentie, zowel wat de
liefde betreft als het voedsel, waaraan ze overlijdt, volgens de slotwoorden
heilig wordt of geheiligd.
Niet
iedereen houdt van deze roman, omdat het ons confronteert met het eigen
onzekere handelen in het domein van de liefde. Men vindt het einde wel eens al
te melig, maar bij elke lezing vallen me details op die het lezen altijd weer
boeiend maakt. Het punt is dat we niet aanvaarden dat we als mensen wel tot de
natuur behoren maar dat het bewustzijn elke mens tot een raadsel maakt voor
zichzelf en voor anderen. Dat we zouden handelen als basen en zuren, c.q.
gedetermineerd zouden zijn en niet aan die natuur ontkomen, mag men volgens
Safranski niet in de schoenen van Goethe schuiven. Wel is het zo dat de tweede
natuur, de cultuur mensen kan verpletteren, met schuldgevoel of vrees voor
moreel falen. Gaat hij hiermee Jean-Jacques Rousseau achterna? Is het de
cultuur, de samenleving die de mens bederven kan of in het verderf storten? Ik
denk dat Safranski die conclusie niet trekt, maar er wel aan refereert.
Belangrijk is dat sommige mensen, zoals Charlotte wel staande blijven en ook de
kapitein kan binnen de regels en normen van de goegemeente leven en doet
zichzelf niet tekort.
Eduard
heeft een probleem, lezen we, want telkens wanneer iets te lang zijn aandacht vraagt,
wordt hij bang zich te vervelen. Hij vreest domweg de verveling, zowel die van
het nietsdoen als die van de steeds herhaalde activiteit en staat daarmee als
een modern mens voor ons. Het komt me voor dat Goethe hier inderdaad dieper in
de menselijke ziel kijkt dan we het graag hebben. Hij kiest ervoor als auteur
te laten zien dat Ottilie niet buiten hem om kan, dat zij echter niet aan hem
ontkomen kan en hem telkens weer nabij treft, hoe ze ook probeert uit zijn
buurt te blijven. Men kan dit verhaal dan ook niet afdoen als een gekunstel,
want hij, Goethe wilde net zoals Friedrich Schiller niet dat men het bijzondere
van een kunstwerk zou negeren, maar toch mocht het niet zo zijn dat het, zoals
in de Opera alleen maar het sentimentele uitvergroot aan bod komt, maar daarom
niet zinloos moet heten. Maar het mag ook niet zo zijn dat het leven volkomen
objectief bejegend wordt, maar dat men peilt naar wat het leven en vooral
ervaringen met ons doen.
De
Farbenlehre blijkt op dat vlak meer een aanmaning te zijn om, zeer modern, te
peilen naar wat mensen en dingen voor ons betekenen. Waar Newton
wetenschappelijk en mathematisch een kleurenleer opbouwt, brengt Goethe ons bij
wat de kleuren met ons doen. Het komt me voor dat deze benadering die
wetenschappelijk inderdaad weinig zinvol moet heten, menselijk gesproken best
belangwekkend kan zijn. Goethe zal zijn tijd ver vooruit geweest zijn, maar in
zijn tijd en later hebben wetenschappers zijn werk niet ernstig genomen. Dat
valt hen niet kwalijk te nemen, maar dat literatuurwetenschappers, zo meent ook
Safranski aan die benadering voorbij gaan en de collega's uit de faculteit
exacte wetenschappen nabrouwen, kan men maar moeilijk verdragen. Wat Goethe
doet met de kleurenleer gaat immers om meer dan om wetenschappelijke kennis,
het gaat om wie we zijn en hoe we naar de wereld kijken.
In
deze optiek kan men de ontmoetingen van Goethe met Napoleon niet uit het oog
verliezen, want ze hebben op de auteur grote indruk gemaakt. Goethe wordt na de
ontmoetingen verweten onpatriottisch te handelen en op te treden. Zelfs met de
hertog, Carl August kan hij even niet meer zo goed opschieten, maar daar speelt
veel in mee, zoals de familiebanden van de hertog van Weimar met Pruisen en de
Tsaar. Goethe wil ook dat Weimar zo neutraal mogelijk opereert, maar de slag
bij Auerstadt is het gevolg van politieke besluiten in Potsdam, door Pruisen.
Auerstadt zet het leven van velen op losse schroeven, ook Goethe kan ervan
meespreken. Nog meer dan voorheen hecht hij aan helderheid over zijn positie,
echt daarom zijn vrouw, die hem ook nog eens zo ongeveer het leven heeft gered
heeft, vraagt aan de hertog het huis aan de Frauenplan volledig in bezit te
geven en zal geleidelijk ook zijn politieke ambt vaarwel zeggen.
Deze
hoofdstukken brengen ons ertoe de vraag te stellen waar het de Goethe die
Napoleon mocht ontmoeten nu om te doen is. Want ooit geloofde hij in het genie
dat mensen gegeven kan zijn, maar de ouder wordende Goethe lijkt zich niet meer
zo op dat talent voor te laten staan. Zijn visie is meer op de werkelijkheid
gebaseerd en hij merkt na het overlijden van Schiller dat verdienste ook wel
van belang is. Zijn "Farbenlehre" kan men bezwaarlijk
wetenschappelijk noemen, maar dat zal hem niet raken, want hij brengt, lang voor
anderen een kritiek uit op de idee dat het verklaren van iets ons sowieso tot
inzicht brengt. Maar Goethe wantrouwt die kennis en wantrouwt ook de kennis die
met instrumenten verworven wordt. Prisma's en andere zaken gaan hem niet aan,
maar toch heeft hij respect voor Spinoza, hangt op de een of andere manier
diens visie aan dat God en Natuur alleen maar kunnen samenvallen, maar wijst
ook het monotheïsme aan.
Vertaling
op vraag van de hertog van "Mahomet" van Voltaire leidt tot een
bewerking, waarbij Goethe de afkeer van Voltaire tegen de profeet bijschaaft en
zo de ontwikkelingen van de achttiende weergeeft, want aan het begin van de
18de eeuw leefde nog de herinnering aan de oorlog tegen de Turken die Wenen te
voeren had, terwijl aan het einde van de eeuw het exotische en het exquise van
de cultuur van het Ottomaanse rijk naar voor komen. Maar er is nog de
vaststelling: dat Voltaire zo scherp de profeet diende aan te pakken omdat hij
zo zonder bezwaar de Katholieke zeloten kon beschimpen. Zijn boodschap zou niet
tegen de Islam gericht zijn geweest, maar tegen de katholieken en dan vooral de
fanatieken, zoals bijvoorbeeld de Jansenisten. Goethe had met die constellatie
weinig uitstaans, maar vond ook dat de polemische traditie een goede kijk op de zaken verhinderde. Goethe als de vervreemde
intellectueel? In zekere zin kan men aan die conclusie niet voorbij, want gaat
hij zoals Herder welwillende aandacht opbrengen voor niet-christelijke
religies, dan is ook duidelijk dat Goethe bijvoorbeeld het nieuwe Duitse
patriottisme dat na Auerstadt 1806 vorm krijgt voor hem niet deugt. Hij ziet in
Napoleon meer dan de geweldenaar, maar als een kracht die vrede kan brengen op
het continent - wat wellicht na 1813 anders begrepen zal worden - zodat de
vorstendommetjes in peis en vree kunnen leven. Napoleon is dan meer dan de man,
zelfs dan de keizer een noodlot dat iedereen ten goede kan komen, dat Duitsland
ook miste. Het einde van het oude Keizerrijk, het Heilig Roomse Rijk onder
Habsburg maakt het dan weer voor Duitse patriotten in Berlijn en elders
mogelijk een Duitse geest op te roepen.
Goethe
wilde niet zomaar aannemen wat hem gezegd werd te geloven, maar hij wees af wat
hem speculatie toescheen en tegelijk begreep hij dat de methodes en resultaten
van wetenschappelijk onderzoek voor een cognitief probleem zorgen:
Hij wil niet verdedigen maar met zijn vorm
van fenomenologie zijn vlag planten in het hart van de tegenstander. Daarin heeft hij zich laten leiden door zijn
persoonlijkheidsideaal. Het kennen
moet alles waar de mens naar streeft en al zijn capaciteiten in harmonie brengen
en incorporeren; zintuiglijkheid en redelijkheid, verbeeldingskracht en
verstand moeten samenwerken. Deze capaciteiten verkeren in een natuurlijk
evenwicht. Wie
waarnemingsprothesen, bijvoorbeeld de
telescoop of een microscoop, te hulp
roept, kan daardoor weliswaar ontdekkingen doen, maar zijn zintuig voor de
buitenwereld en zijn innerlijk oordeelsvermogen raken daardoor uit balans
Safranski, Goethe, Kunstwerk van een
leven, p. 499)
Goethe
neemt hier uitgesproken een standpunt in dat men als antimodern kan afserveren,
maar zijn bezorgdheid, aldus de biograaf, mag ons niet onberoerd laten: als de
media ons dag na dag vertellen over gevaren in verre oorden, over oorlogen ver
van hier, kan het zijn dat we ze voor reëler houden dan we denken, terwijl we
wat nabij zien of ervaren, misschien net veilig veraf achten. Goethe liet zijn
dagbladen enige tijd liggen, voor hij ze ter hand nam. Kritische zin? Nood aan
afstand? De vervaging van de grenzen van het eigen perkje, de eigen sfeer, daar
had hij het lastig mee, maar wij menen dat het allemaal niet zo erg is.
Toch
zit in deze kritiek op de moderniteit, waarbij Goethe dus Newton te lijf ging,
niet zomaar afwijzing, maar hij wil een bestaan afbakenen en ontwikkelen waarin
de scheppende en spontane levensvorm, waarin het esthetische een prominente
plaats krijgt, niet als dilletantisme maar met grote aandacht en betrokkenheid.
Een onderscheid dat we vandaag niet echt maken, in die zin dat de esthetische
ervaring van een gefotoshopte deerne gelijk geacht wordt aan een schilderij van
Borremans, om maar eens een actueel schilder te noemen. In het werk van Goethe,
valt dan op, zit een belangwekkend conflict verweven, want de dichter is ook politicus
en eigenaar van gronden en huizen. Hij wil die esthetische ervaring veilig
stellen, maar niet de bewoner van een goed ingericht appartement in de wolken
worden. Tasso en Antonio, de hoofdfiguren van een paradigmatisch stuk, waarin
Tasso staat voor de dichters, wereldvreemd en Antonio, de bestuurder, misschien
geslepen en sluw, maar wel klaar kijkend naar de realiteit. Goethe was fier op
zijn Farbenlehre, maar als men zijn demarche afzet tegen de wetenschappelijke
praktijk, dan kan men er weinig mee aanvangen. toch zal men accepteren dat hij
probeerde iets van het menselijke, al te menselijke veilig te stellen. Komt hij
tussen twee stoelen terecht, dan wel omdat hij aan de ene kant religieuze of
charlataneske speculatie afwijst - hij leefde in een tijd waar spiritisme en
andere begoochelingen hoogtij vierden - maar aan de andere kant meent hij dat
de wetenschappelijke, mathematisch uitgedrukte inzichten teveel onttovering
brengen. Dat we de voordelen van moderne techniek kunnen genieten, moet niet
betekenen dat we gewoon alles aannemen. Alleen zal men zich afvragen op grond
van welke argumenten men dingen afwijzen wil of omarmen, want dat kan ook.
Neen, we hebben een wereld geërfd, kennis en inzichten geërfd en ook wel
schoonheid. Jawel, er is ook veel viezigheid, maar vindt men een film vies om
twee mensen elkaar teder lijken te beminnen en elkaar desondanks de duvel
aandoen. Of is vies, goor en vuil misschien zeer persoonlijk. Zelf heb ik de
indruk dat er sinds mijn jonge jaren een nieuw soort fatsoen is komen opduiken,
dat ook nog eens mensen echt in een kooi plaatst en hen niet toelaat authentiek
met de dingen om te gaan.
Rudiger
Safranski beschrijft in de bladzijden die ik las en die ik hier aan u wilde
voorleggen een persoon die met beide voeten in de eigen tijd staat, maar erin
slaagt afstand te houden wat hem al te opdringerig wordt aangereikt. Zijn
Kleurenleer, maar ook "Affiniteiten", zoals de roman "Die Wahlverwandtschaften"
vormen een poging enerzijds ons kijken naar de wereld vanuit de eigen ervaring
helder te poneren als mogelijkheid, terwijl de roman onze omgang met liefde,
affiniteit, maar ook zichzelf aardig schildert. Men kan de roman gedateerd
noemen - maar hoe zou het anders kunnen - maar toch hooglijk waarderen.
Het
verkennen van Goethe's leven brengt mij er alvast toe te geloven dat men zelf
ook een levensweg kan zoeken en zelfs vinden, waarin we niet geheel door de
buitenwereld verdrongen worden, maar ook het bewustzijn koesteren dan ons
zelfbewustzijn ook een begoocheling kan wezen. De wetenschappelijke vooruitgang
heeft ons leven danig en ten goede veranderd, maar tegelijk laat Safranski zien
dat we vaak ook het spoor bijster zijn als het om het humane én om het
samenleven met anderen gaat. Goethe is evenwel zozeer een monstre sacré dat men
er gemakkelijk vele frustraties en ressentimenten op kan loslaten. Maar dan
komt men niet nader tot diens denken en benaderen van mens en wereld. Men moet
hem niet navolgen, maar kennis ervan nemen, kan wel inspireren.
Bart
Haers
Zie ook: http://www.dereactor.org/home/detail/alleen_de_grootste_nabijheid/
Zie ook: http://www.dereactor.org/home/detail/alleen_de_grootste_nabijheid/
Reacties
Een reactie posten