onderwijsopleidingen in woelig water
Dezer
Dagen
Waar is de schoolmeester gebleven?
![]() |
Kees de Jongen? Het boek van Theo Thijssen blijft beklijven, al is het eerder het portret van een jongen voor volwassenen dan een jongensboek. |
De schoolmeesters van weleer?
Men zou werkelijk nostalgisch worden, al waren ze niet allemaal even goed en
even welwillend, maar toch, ze konden als autoriteiten gelden en gaven
leerlingen vaak meer dan formeel de regels volgend was mogelijk geweest. Maar
de democratisering van het onderwijs, de vervrouwelijking ook hebben de idee
onderuit gehaald dat de onderwijzer en onderwijzeres een autoriteit zou kunnen
zijn - die vervrouwelijking op zich was noodzakelijk, maar dat het de
autoriteit zou afnemen, zal niet iedereen leuk vinden, maar ook ik betreur dat.
Niet dat het per se en alleen van de onderwijzers en onderwijzeressen zou afhangen,
al mag men hun inbreng ook niet onder het tapijt vegen, want het tegendeel is
het geval.
Maar toch, de regelgever heeft
zich gedurende decennia bezig gehouden met structuren, opleidingsprofielen en
vergeten dat onderwijs verstrekken een uitermate persoonlijke aangelegenheid is
en dat onderwijzers m/v best in de wereld van het kind stappen om de grenzen
van dat kleine wereldje uit te breiden, te verleggen. Hoe dat moet? Jannetje en
Mieke, Piet en Paul, Jeroen en Sofie, het zijn telkens individuele en unieke
mensen - in de dop - die aandacht verdienen, maar ook hun eigen fouten mogen
leren maken.
Het proces van rekrutering zal
men dus onder ogen moeten zien: wat moet de kandidaat kennen? Belangrijker
evenwel is of de schoolmeester in de dop interesse en nieuwsgierigheid aan de
dag kan leggen. Jaren geleden woedde er een discussie over de vraag of men niet
zoals in Finland van Kleuterjuffen en onderwijzers mag verwachten dat ze een
master in de wacht hebben gesleept, ervoor gewerkt hebben. Maar ook dat ze na
hun opleiding blijven doorgaan, dat ze hun ervaringen met leerlingen ook als
een manier zien om hun eigen aanpak te verbeteren.
Veel zin heeft het niet te
beweren dat de pedagogen vroeger beter waren, de onderwijzers m/v dus, maar wel
is het zo dat een onderwijzer vaak na een aantal jaren begreep hoe hij of zij een
leerling kon helpen, aanpakken dus, maar dat klinkt wel wat hard. Vandaag wordt
veel van wat doorgaans intuïtief en door ervaring binnen komt, in regels en
theorietjes gegoten, terwijl goede gesprekken en reflectie betere resultaten
zouden opleveren. We zijn niet tegen theorievorming gekant, maar stelden al
vaker vast dat die ook wel eens sneller dan nodig en wenselijk verlaten worden
voor een zogenaamd betere theorie oftewel het verhaal van de Japanse
steenhouwer.
Het punt is dat men van
onderwijs iets maken wil dat het niet kan wezen: een resultaatgerichte
organisatie waar aan het eind uniforme producten uit komen. Het gaat om mensen
die gevormd worden, dingen leren als rekenen en lezen, schrijven en ook wel
denken, maar het resultaat is altijd weer dat de leerlingen het volgende jaar,
de volgende cyclus verder kunnen. Pleiten voor diversiteit, maar uniciteit van
leerlingen en onderwijzers, schoolmeesters en schooljuffen negeren, het blijft
een van de paradoxen van deze tijd. Veel handwerk leerden we niet op school,
voor ons jongens dus timmeren en ander hard werk, al mochten we wel eens de
figuurzaag hanteren. Sommige jongens die wat minder waren in rekenen of
taalvaardigheid - nog zo een onvoorstelbaar new speek word en overigens waren
sommigen op de speelplaats zeer taalvaardig maar niet in het schrijven... -
waren dan weer handig bij het maken van een nestkastje of een kapstok, maar
rond 1975 was dat maken van dingen niet meer zo aan de orde. Schoolmeesters die
zelf voor handige harry's doorgingen, konden zo ook hun pedagogische
kwaliteiten niet meer laten blijken. In die zin is het dus wat hypocriet dat
men jongens en meisjes vandaag opnieuw wil interesseren voor techniek, terwijl
elementaire basisvaardigen - mijn verhaal wordt eentonig - niet meer aan de
orde zijn.
Schoolmeester worden, zestig
jaar geleden was het nog een gegeerde loopbaan, met vaste benoeming en een
boeiend leven, want schoolmeesters waren ook nog eens na hun uren bezig met de
openbare bibliotheek, sommigen schreven zelf ook wel iets over heemkunde of
maakten studiereizen, anderen hielden
zich bezig met het voetbal of andere sporten. Vandaag is het allemaal meer
gespecialiseerd en daar zijn vele goede argumenten voor te geven, maar een punt
in de redenering klopt niet: de schoolmeester weet veel van vele zaken, maar
niets goed. Dat klopte niet, ook al omdat kennis merkwaardig genoeg relatief en
evolutief moet heten. Ik herinner mij inderdaad dat het Frans van de schoolmeester
die naschoolse Franse les gaf niet puntgaaf was en het accent leek niet echt op
wat we wel eens hoorden op de televisie.
Oh ja, de gelijkheid van
kansen? Dat was inderdaad niet alles toen, zou men kunnen beweren, maar
misschien was de sociale mobiliteit groter, al overspande ze soms twee, drie
generaties, zegt men. Maar gewoon om me heen kijkend, zie ik dat het toen soms
snel kon gaan en dat nu, in naam van de meritocratie iets verloren is gegaan:
men kon zich bewijzen op de werkvloer en hoefde niet noodzakelijk voor alles
een afzonderlijk attestje.
In principe hoeft er niet zo
heel veel fout te gaan met jongeren die na een TSO of BSO voor onderwijzer
willen doorleren, maar er is wel een - oh God, wat haat ik het woord -
attitudeprobleem, want ze hebben niet echt leren hoe te leren en hoe bezig te
zijn met leerstof. Toch denk ik dat men dat kan remediëren als men van de
opleiding leraren voor de basisschool een breed programma zou maken en waarbij
men het plezier in het leren en het lesgeven kan bijbrengen, want dat lijkt
vandaag een probleem. Goed, aan het bord mag meester geen fouten maken, geen
dt-fouten noch andere. Maar meester moet ook kunnen vertellen, het enthousiasme
overbrengen voor kennis en voor het kunnen. Hij of zij moet zelf plezier
beleven aan het les geven en het overdragen van iets dat niet altijd met
woorden te vatten valt, maar dat we wel mochten ervaren bij de betere leraren,
ook aan de universiteit. Daartoe kan de onderwijzer niet zo gauw stoppen met
informatie verzamelen en ook wel proberen grotere verhalen te vertellen.
Men vergeet bij discussies
over het loopbaanpact en dergelijke vooral ook dat men het prestigeverlies van
de loopbaan in het lager onderwijs niet over het hoofd kan zien. Als evenwel
het gros van de ouders minstens even goed geschoold is als de leerkracht, kan die
veel autoriteit inboeten als die niet kan meepraten met de ouders. Hoger
schreven we dat het verlies aan prestige van de onderwijzers, net als
schoolmeester een woord dat op de mestvaalt is terecht gekomen, want ook
kleuterleidsters werden recent docenten, aan de vervrouwelijking van het korps
geweten wordt, terwijl het vooral een correlatie blijkt te zijn. Leve de
gelijkheid? Maar ontkent men zo niet de specifieke aspecten van die opdracht.
Het was Bruno Rouffaer die op een colloquium over onderwijsbeleid, ingericht
door Vlaanderen Morgen ervoor pleitte dat ook schoolmeesters een opdracht maar
zouden krijgen als zij een master hadden behaald. Toen leek het me toe dit tot
overkwalificatie zou kunnen leiden, maar ik denk nu dat hij overschot van
gelijk heeft. Vier jaar en stevige training, want wat zo een schoolmeester mag
bijbrengen aan jonge meisjes en jongens is niet mis. Ik vergeet ook het belang
van de schooljuf niet, want ook voor hen is het niet eenvoudig om jongens te
boeien in de klas. Hier gaat het over het zich kunnen inleven in de wereld van
jongens.
Het schoolgebeuren is grondig
veranderd en daar moeten we niet rouwig om zijn, maar in wezen waren de
schoolmeesters van toen beter toegerust dan de docenten in de basisschool van
vandaag. Spreken over Napoleon zonder er een handboek bij nodig te hebben, het
was een kunststukje waar we met grote ogen en rode oren naar luisterden. Ook het
verhaal van meester Roger D'hondt over zijn fietstocht naar Zwitersland, maar
ook, als ik het wel heb, over zijn poging naar Roeselare te rijden in mei '40,
toen het Belgische leger en de overheid alle jongeren opgeroepen naar de
nationale rekruteringsbureaus te gaan aldaar, maar al gauw door de feiten
overmand waren geworden wegens onderbemanning, is me bijgebleven, vooral omdat
mijn vader en mijn ooms, diens broers hetzelfde hadden beleefd. Het
belangrijkste was en is dat zo een schoolmeester kan vertellen. Sommige bekende
auteurs zijn dan ook leraar of schoolmeester, waarbij we Theo Thijssen niet
vergeten, die zowel "Het grijze kind" schreef als "Kees de
jongen schreef.
De vele voorbeelden van
inspirerende leerkrachten, schoolmeesters en andere schoolvossen zullen nooit
op het appel ontbreken, maar we moeten ze wel de kansen geven uit te blinken op
de trede, zoals het vroeger heette. Sommige leerlingen van toen herinneren zich
nog wel iets van minder geschikte pedagogen, maar het blijft wel zo, denk ik,
dat we de goede schoolmeester alles meegeven, zodat hij en dus vooral zij echt
iemand kan zijn voor de leerlingen en niet zomaar een nummer. Ruimte voor
toewijding, aan de hele klas en individuele leerlingen leren vinden, het is nog
zoiets dat men niet leren kan, maar ervaren of vorm geven in het eigen leven.
Het helpt dan wel dat men die onderwijzers m/v in de knop goede voorbeelden hebben
om er zelf ook in te stappen.
Vraagt men met dat alles
teveel van de lieve juffen en meesters? Men moet het niet allemaal onder de
knie hebben voor men de studie
aanvangt, maar onderweg zal men er toch een en ander van opsteken. Want we
kunnen niet zonder goede schoolmeesters en -juffen, want het is de toekomst die
zij in handen hebben.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten