De ergernis voorbij


Politiek & samenleving

Koehandel of compromis

Er loopt een en ander mis in dit land en in Europa, daar hoeft men geen Cassandra voor te zijn. Maar de aard van de problemen blijft merkwaardig bedekt met mist en ander ongerief. Er heerst ook een zekere ideologische blindheid, een geloof in eigen zekerheden en het onvermogen het eens te worden over de aard van de problemen, zoals overdreven belening van het nationale patrimonium, het uit de voegen barsten van de voorzieningen en het destabiliseren van de burgers.

1. De rol van de markt

De een personifieert de markten, de andere idealiseert hen en links zegt de markten te wantrouwen. De markten, die zeer verschillend zijn maar vaak verweven, bestaan dus niet als een geheel. De energiemarkt, de grondstoffenmarkt, aandelenmarkt en arbeidsmarkt, het zijn verschillende domeinen, met ook nog eens andere actoren. Meestal spreekt men van de financiële markten dezer dagen en is men gewild blind voor die andere markten. Tegelijk ziet men dat men op de arbeidsmarkt wil ingrijpen, maar als de werkgevers desinvesteren in arbeid en kiezen voor machines, dan krimpt de arbeidsmarkt, toch?

2. De rol van de overheid

De overheid is ook alweer een veelheid, want je hebt voor de Vlaamse burger een lokale overheid, de provincie, het Vlaams gewest en de Vlaamse Gemeenschap, je hebt de federale overheid en een Europese Unie. Bovendien vervult de overheid nog een aantal taken via intercommunale bedrijven en werkt de provincie en de Vlaamse gemeenschap met vzw’s en agentschappen om ook nog een aantal taken te vervullen, die vaak zeer nodig zijn. Alleen valt het beheer ervan niet altijd goed te traceren en werken deze instellingen volgens eigen ratio’s, waar de politieke overheid, de assemblees niet altijd goed mee omkunnen.

3. De aard van de problemen

Het gevolg is dat de overheid, die met vele ratio’s moet werken voor alles verantwoordelijk gesteld wordt, ook als die overheid terecht of ten onrechte de ratio van andere actoren heeft gerespecteerd, dan wel, ongewild, de onderscheiden ratio’s van agentschappen niet weet te verzoenen. Een voorbeeld maar: om het fileleed te temperen op onze autowegen - maar ook de gewestwegen zijn vaker oververzadigd dan men denkt - wil men mensen die tijdens de spits niets te zoeken hebben op de E17 bij Antwerpen of op de Buitenring rond Brussel van de weg halen. Maar wat als een grootmoeder naar Waals-Brabant gaat om haar kleinkinderen op te vangen? Wat als iemand naar Antwerpen trekt voor medisch onderzoek en of zelfs voor toeristische doeleinden, een bezoek aan het Rubenshuis of het MAS en daar een dagje van wil maken. De overheid beheert ook het MAS en wil er liever 1 miljoen bezoekers per jaar dan 750.000, toch?

4. De problemen herkennen en ontrafelen

Gedurende jaren al valt het mij steeds weer op dat problemen op bijvoorbeeld de arbeidsmarkt beleidsmatig vertaald worden in onderwijsbeleid, soms te laat, soms overhaast. Zo heeft men het toegangsexamen tot de geneeskunde en in een moeite door de tandheelkunde ingesteld toen al duidelijk werd dat men op termijn met een tekort aan huisartsen, maar zelfs met psychiaters te maken zou hebben. Anderzijds heeft men, wellicht omdat pedagogen en andere alfawetenschappers een heilige schrik voor wiskunde en onbegrijpelijke afkeer voor ingenieurs en andere wetenschappers hebben, de toestroom naar de exacte wetenschappen en de toegepaste wetenschappen nauwelijks ondersteund en beleidsmatig in het onderwijs zelfs afgeremd. Als een politica zegt :”Wetenschappers? Ze kunnen de boom in!” dan breekt mijn klomp.

Het punt is dat men bijvoorbeeld de taksen op huisbrandolie heeft opgestapeld, onder meer omdat dit sterk vervuilend zou zijn en nu moeten steeds meer mensen aankloppen bij de overheid, c.q. het OCMW om hun kosten te helpen dragen. Waarom zou men de totaliteit van lasten op goederen die vrij op de markt te krijgen zijn niet beperken tot maximum 45 % van de groothandelsprijs? Ook voor alcohol, tabak, voedingswaren?

5. Compromissen smeden

Het is duidelijk dat niet iedereen de problemen hetzelfde belang toekent en in normale tijden kan dat geen groot probleem opleveren, maar vandaag merken we dat de overheden niet goed meer in staat blijken hun beloften na te komen, dat wil zeggen de kerntaken te vervullen. Tegelijk is duidelijk dat, wil men tot een eerlijke besluitvorming  komen, de zaken niet telkens weer met elkaar verstrengeld mogen worden.

Men noemde politiek vaak de kunst van het haalbare en ook meende men dat de edele kunst van het compromissen smeden wel nog een tijd kon doorgaan. Maar er blijken zich remmen voor te doen, waardoor het ene compromis misschien wel nog begrijpelijk en aannemelijk te maken valt, maar andere blijken zonder meer koehandeltjes.

De liberalisering van het openbaar vervoer heeft in dit land tot een cerberus geleid, een driekoppig monster, dat echter nergens meer heen gaat. De Spoorwegen, ooit geroemd omdat ze op zeer betaalbare wijze massa’s snel kon overbrengen, bijvoorbeeld naar de kust of naar het autosalon, blijken nu plots zware kostenvreters, die men niet voor enkele reizigers mag inzetten. Het gevolg is dat de burger de trein, soms zelfs de bus te weinig passend bij de eigen mobiliteitsbehoeften vindt passen. En dan kiest voor de auto.

We hebben een goed jaar geleden in de discussie die in Nederland woedde over het kunstbeleid en de vraag of kunst een linkse hobby zou wezen, betoogd dat kunst geen linkse hobby is, maar net een burgerlijke invulling en aankleding van het leven laat zien. Maar de rol van de overheid in het kunstenbeleid dient wel faciliterend te zijn, zoals ten onzent met de culturele centra is gerealiseerd en ook dient men voor ogen te houden dat de overheid wel gezelschappen kan ondersteunen, om het culturele leven op peil te houden. Johan Thorbecke schreef niet ten onrechte dat de overheid kunsten kan en moet subsidiëren maar niet mag meespreken over de inhoud. Dat vind ik een kloek en goed inzicht. Wel moet men sturen zodat de subsidies effectief gebruikt worden. Aan het einde van de rit zullen dus bestaande ensembles of gezelschappen door kunnen gaan en andere misschien op eigen vleugels moeten vliegen. Dat is niet altijd goed mogelijk, maar de kunstensector stelt in Vlaanderen en Nederland heel wat mensen in staat te leven van die kunsten en laat veel mensen toe er in hun vrije tijd van te genieten en dat is toch de bedoeling. Wie, zoals Wilders die kunstenaars a priori een zootje vind of links zonder meer, maar iemand als Joop van den Ende, die een actief televisie- en amusementsondernemer mag heten, de hemel in prijst, mag niet vergeten dat er een verschil is tussen een knus avondje in Delamar met een musical rond André Hazes en Oedipe van Enescu in de Munt. Anderzijds doet de “Joop en Janine Van den Ende Foundation” heel wat om de kunsten alle kansen te geven en vooral jong talent. In wezen is het in onze samenleving geen luxe kunst en de kunstensector alle kansen te geven, ook economisch zijn er goede redenen voor. De Munt, Fabre, Tuymans, zij hebben hun plaats op de internationale scène, net als een aantal orkesten, kamermuziekensembles enz; enz. Dus besparen in opleiding (DKO, KSO, Kunstsecundair onderwijs en conservatoria, academies) schept geen gunstig klimaat voor talenten en daar moet het nu net wel om te doen zijn.

Hierover kan men dus een goed compromis sluiten, als men de rol van de kunsten en de kunstenaars kan inschatten. Onze televisieproductiehuizen bijvoorbeeld kan men ook niet van belang gespeend achten. Maar welke de rol van de overheid kan zijn, daarover valt wel iets te zeggen.

6. Weg van de koehandel

Het voorbeeld van de kunstensector hebben we iets verder uitgewerkt omdat we denken dat hier het ideologische breukvlak het gemakkelijkst aan te geven is, althans in de retoriek. Want dat is nog vaak het grootste probleem, dat politici een bepaalde retoriek ontwikkelen, waarvan ze weten dat die slechts voor de Bühne bedoeld is, maar waar ze in principe verder niet aan houden. Dat heeft aanleiding gegeven tot vormen van koehandel die ook dit land ernstig op kosten heeft gejaagd.

7. Een Uitweg

Vorige week liet David van Reybrouck zien dat een initiatief dat niet berust op een blijvend engagement met de publieke zaak wel fantastisch kan lijken, maar in de praktijk weinig consistente antwoorden kan leveren. Burgers hoeven niet maar kunnen via partijen of andere organisaties over de publieke zaak nadenken en voorstellen formuleren. Vandaag beschikken we met internet, blogs, websites over bijkomende instrumenten, om informatie te verzamelen en meningen uit te wisselen. De klassieke media hebben hier een probleem, want zij lijken nog steeds uit te gaan van de idee dat zij de enige zijn die mediëren tussen politiek en samenleving, maar burgers, in allerlei vormen, houden zich bezig met de publieke zaak en dat zou er toch eens toe moeten leiden dat zowel de politici als de media, maar ook gevestigde commentatoren als onze professoren sociologie, politieke wetenschappen en economie wel begrijpen dat die burger ook gestudeerd heeft en in staat is complexe realiteiten onder ogen te zien. Goed, niet iedereen, maar als in de jaren 1980 en begin de jaren 1990 tot 45 % van de 18jarigen na de humaniora, sorry, het secundair verder ging studeren, dan kan men toch niet blijven aannemen dat deze mensen oenen en idioten zijn. Het gevolg zou dan kunnen en moeten zijn dat de media die mensen ook weet te bedienen.

De situatie in Italië, waar de premier ook een grote speler is in de media, zou iedereen met de nodige afkeer moeten vervullen. In Nederland mag een politicus die belangen heeft in een eigen bedrijf niet zelf meer die belangen behartigen, maar moet hij of zij dat overlaten aan derden. Dat had men in Italië ook kunnen doen. Toch mag dit niet betekenen dat ondernemers geen plaats hebben in de politiek, waarbij men niet aan de vaststelling voorbij kan dat de bedrijfscultuur in de politiek voor ondernemers zenuwslopen mag heten. De reden: fixers en zogenaamde doeners in de politiek moeten in staat zijn wat niet samenhangt toch een samenhang te geven, terwijl een bedrijfsleider nooit aan de basislijn voorbij kan, dat het bedrijf winst moet genereren en blijven genereren.

De uitweg uit de sfeer van ongerijmde akkoorden kan er dan ook in bestaan dat we niet meer aanvaarden dat politici zaken die niet zo heel veel met elkaar te maken hebben en niet hetzelfde belang of gewicht hebben met elkaar linken en zo belangrijk en noodzakelijk beleid hypothekeren. Tussen droom en daad… staat in deze net de politieke bedrijfscultuur in de weg en noch onze politieke wetenschappers noch commentatoren in de media blijken daar afstand van te willen nemen.

Bart Haers

Reacties

Populaire posts