Jean Baptiste Madou
Grafiek
De spiegel van een vroeger eeuw
De weg naar
Brussel, enfin de spoorwegreis was weer een kwestie van geduld oefenen, maar
eens in de stad wisten we het weer, dit is de moeite waard. De Kunstlaan,
ondanks de onvermijdelijke auto’s kan er soms prachtig bij liggen, in het late
herfstlicht.
Het was mij
bekend dat Jean-Baptiste Madou een kunstenaar was die in de eerste helft van de
negentiende eeuw in Brusselse salons en “bonne société” goed zijn weg vond, maar
hoe en wat hij toen betekende, laat staan hoe zijn werk vandaag nog door kan
leven, was me niet zo bekend. Maar goed, daarom gaan we toch naar het museum,
om wat ons niet bekend is, toch te verkennen, te bekijken en als het even kan,
ervan te genieten.
We waren toch
maar wat blij dat we goed ontvangen werden, want een museum kan er toch niet
onderuit de gasten goed te ontvangen. Beneden in het herenhuis dat Van Cutsem
liet bouwen voor Charlier, vinden we een deel van de vaste collectie die
regelmatig roteert, zodat je regelmatig nieuwe werken ontdekt. Terwijl ik op de
gids wachtte, de conservator, liep ik dus rond en zag ik enkele nieuwe werken.
Maar het blijft een salon natuurlijk en dus staan er ook bekoorlijke meubelen,
is er zilverwerk te zien, klokken en kortom de hele aankleding van zo een goed
wonen.
Wat ons opvalt
dat Madou en zijn tijdgenoot, Wiertz vandaag nagenoeg vergeten zijn. Zou er
overigens een verband zijn tussen beide? In elk geval, de kleine expositie van
werken van Madou laten zien dat we onze eigen schatten niet altijd goed kennen.
Steeds weer kijken we naar dezelfde dingen en dezelfde namen, maar kunst is
iets van alle tijden, zeker in de Nederlanden en dus ook in Brabant. Madou werd
geboren in 1796 en sterft in 1877, toen in Brussel de kunsten hoge toppen
konden scheren.
Publiciteit
Jean-Baptiste
Madou kreeg zijn opleiding aan de academie in Brussel en was zelfs enige tijd
in het leger actief. De lithografie of steendruk werd rond 1800 uitgewerkt en
bood nieuwe mogelijkheden om tekeningen te verspreiden. Deze techniek bleek in
journalistiek opzicht een voltreffer, omdat het sneller kon gerealiseerd en
mits goed toegepast ook zeer scherpe en toch natuurlijke weergave mogelijk
maken. Het procédé werd in Beieren ontwikkeld en zou in Brussel reeds rond 1820
ingang hebben gevonden.
De ontwikkeling
van het procédé bracht Jean-Baptiste Madou ertoe een aantal reeksen te maken
rond een bepaald thema. In het museum is een mooie reeks te zien van het
aanblik van de samenleving in Europa van 1400 tot zijn tijd (Physionomie de la
société en Europe depuis 1400 jusqu'à nos jours ) waar kleding en andere
aspecten van zijn tijd en vooral dus de voorgaande tijd uitwerkt worden. De
presentatie, na restauratie geeft weer hoe de drukker ook voor een mooie
omkadering met randornamenten die ook weer in steendruk werden gebracht. Het
duel, de wandeling en vele thema’s laten een kijk zien op het Europa sinds
1400. Deze reeks, zo heet het, was opgedragen aan de prinses van België. Alles
bij elkaar genomen, zien we hier een praktijk opduiken die Elsschot een eeuw
later nog zou hanteren, door bijzondere werken op beperkte schaal uit te geven.
De steendruk leende zich niet of nog niet tot massale oplagen, maar dat neemt
niet weg dat Madou of de uitgever gretige kopers vond.
![]() |
Kabinet met de pas in legaat gegeven litho's die ook opnieuw ingekaderd zijn geworden. © musée Charlier museum |
We durven het
bijna niet aan te halen, maar het verband tussen deze Madou en de alom gevierde
René Magritte is te opvallend om er niet over te beginnen. Immers, beiden
hielden zich ook bezig met publiciteit, beiden werden kunstschilder. Alleen,
Madou is als kunstenaar zowat vergeten, terwijl Magritte altijd weer nieuwe
aandacht krijgt. Terecht of niet, het blijkt een kwestie van… publiciteit te
zijn.
Society-leven
Hoe stellen we
ons Brussel voor, tijdens de Nederlandse tijd en nadien? De cultuur van die
tijd lijkt voor ons veraf, maar wie van het Madouplein afdaalt naar de
benedenstad, voorbij de Congreskolom wandelt en dan richting Beurs wil gaan,
komt voorbij de Sint-Hubertusgalerijen, gebouwd naar het ontwerp van J.P Cluysenaer;
die in Italiaanse neo-Renaissancestijl zijn opgetrokken vanaf 1846. Als men de
reeks goed bekijkt, dan merkt men dat Madou van de architecturale eigenheden
van de verschillende periodes sinds 1400 goed bewust was. Er was in die tijd,
eerste helft negentiende eeuw inderdaad een zoektocht gaande naar het verleden
en de wijze waarop men dat opnieuw kon vorm geven. Cluysenaer bouwde in een
neo-stijl en gaf daarmee aan de wandelgaanderij een vorm en een ritme, dat de
bezoeker die ervoor open staat wel moet bekoren.
Een andere
tijdgenoot van Madou was Antoine Wiertz, die ook de oude meesters ging
verkennen en met veel gevoel voor grandeur enorme doeken penseelde, waarin hij
Rubens en de Italiaanse meesters ging navolgen, met in het achterhoofd de idee
dat men voorbeelden dient voorbij te streven, beter te doen dan zij die als
meesters golden. Wiertz beschouwen we vandaag als een raar geval, maar zijn
museum is er nog steeds, aan de rand van de Europese wijk.
Antoine Wiertz
kan men wel verbinden aan het werk van Jean-Baptiste Madou, het komt mij wel
voor dat de twee toch zeer verschillende paden hebben bewandeld. Als men
sommige van de doeken ziet, dan denk ik alvast aan Rubens en de Italiaanse
renaissance. Ook Madou ging op zoek naar de oude meesters, Adriaan Brouwer en
Jan Steen, gaf vorm aan zijn tijd aan de hand van de genrestukken uit vorige
eeuwen.
Humor in
schilderijen herkennen is een ding, weten of de schilder het ook zo bedoeld
had, een ander, om nog te zwijgen over de vraag of de tijdgenoot de humor ook
vatten kon. De uitwerking van de thema’s valt op, zodat je bij het bekijken van
de schilderijen telkens weer blijft kijken omdat er zoveel te ontdekken valt. Maar ook het fijne
realisme valt op. Lange tijd werden we ermee plat geslagen dat de grote sprong in
de moderne kunst begon met Monet, Manet en de andere impressionisten, maar als
je kijkt naar het werk van Wiertz en vooral de herontdekking van Madou, dan sta
ik alvast verbaasd over het modernisme in diens werk. Net als bij Courbet zien
we ook bij Madou een zekere onbekommerde vrijmoedigheid. Van Gustave Courbet,
die ook overleed in 1877 kennen we het kleine werkje “L’origine du monde” maar
“slaap” lijkt me minstens evenzeer te staan voor die vrijmoedigheid. 

Madou schildert een gelagzaal van een café
maar het lijkt eerder een bordeelscène, zonder dat er veel aan de verbeelding
wordt overgelaten, of net wel.
Modernist
Door zijn huwelijk met de halfzus van Adolphe Quételet,
statisticus en astronoom, kwam Madou in contact, of werd het behoren tot een
bepaalde kring bevestigd, waarin de moderniteit geen ijdel woord was. Quételet
zocht een verklaring voor het bestaan van meteoren en richtte in Brussel de
eerste sterrenwacht op, die later in Ukkel werd gebouwd en nu de Koninklijke
sterrenwacht heette. Het is belangrijk vast te stellen dat die eerste decaden
van de 19de eeuw de moderniteit ondanks of misschien wel dankzij de
Romantiek vorm kreeg. Het land was het eerste waar de spoorwegen werden
aangelegd en waar de trein zowel voor economische doeleinden, het transport van
het staal naar Antwerpen uit Luik en de Borinage diende, als voor
reizigersverkeer. Het land had in Gent, Luik, Bergen, Leuven en Brussel ook
nieuwe universiteiten, die met groot elan aan nieuwe technieken, materialen
werkten en dus ook wiskundigen telde.
Voorloper van de film
Het museum Charlier laat zien dat kunstenaars
en technologie al langer samenwerken dan de aanbidders van Wim Delvoye
vermoeden. Natuurlijk, Leonardo da Vinci was zelf een onderzoekende geest, maar
ook Jean-Baptiste Madou heeft hieraan zijn deel bijgedragen, door phenakistiscoop te voorzien van tekeningen die op
een ronde schijf werden aangebracht en die de indruk wekten te bewegen. Deze
voorloper van de cinematografie en vooral de tekenfilm werd door Joseph Plateau
ontworpen en het duurde niet lang of ook dat werd een drager van gedurfde voorstellingen.
Beginnen met een kikker, dat was onschuldig, maar dan kwam de French cancan.
Napraten
Misschien kon ik er wat meer over
vertellen, over die phenakistiscoop, maar de tentoonstelling liet, hoe
bescheiden ze ook lijkt, zoveel zien dat we er toch even paf van stonden. Van
de vele facetten van deze figuur. Zoals gezegd, we dachten aan Wiertz, al is
het verschil groter dan de gelijkenis, maar daar was het mij niet om te doen.
Het is een zoveelste confrontatie met de vaststelling dat we in onze kennis van
het verleden toch nogal wat hiaten hebben zitten. De eerste 40 jaar van het
jonge België lijkt vooral gekenmerkt door de strijd tussen vrijzinnigen en
katholieken, maar er was veel meer aan de hand. De industrialisatie, de
ontwikkeling van een nieuw economisch leven, gekend als de Industriële
revolutie en de vooruitgang in de wetenschappen. Adolphe Quételet en Joseph
Plateau figureren niet toevallig in de tentoonstelling en onze overdenking,
want het valt toch wel op hoezeer we geneigd zijn, met het voortschrijden van
de tijd de specifieke aspecten van vroegere periodes te negeren of er geen
moeite toe doen die tijd te verkennen. Gita Deneckere schreef in haar boek over
Leopold I over ’s mans inzichten over koningschap en de samenleving, maar over
de kunsten spreekt hij zo te zien niet. Van Leopold II is geweten dat hij een
megalomane stadsplanner was, maar als we naar Brussel kijken, maar ook naar
steden als Gent en Antwerpen, dan valt op dat veel uit die tijd nog wel te zien
valt, maar doorgaans hechten we er niet al te veel aandacht aan. En ja, als het
over kunst gaat, lijkt men nog meer gewaagde sprongen te wagen, lijkt de kunst
van de achttiende en negentiende eeuw, tot aan de werken van Monet, Manet en
anderen niet echt veel om het lijf te hebben. Het realisme bij Madou evenwel
leert ons, alvast mij, dat er veel meer te zeggen valt over de kunsten buiten
Frankrijk, dan sommige kunstkenners willen doen geloven.
Met mijn gids wandelde ik dus door
dit aardige museum, waar de romantiek en de burgerlijkheid onbetwistbaar tot
avontuurlijke exercities hebben geleid, waar wij nog steeds kunnen van
genieten. Het is dus maar de vraag, waarom bijvoorbeeld de Koninklijke musea
voor Schone kunsten zo blind blijven voor die periode. Goed, de genoemde reeds
steendrukken zou men documentair kunnen noemen, het aanbeeld van Europa sinds
1400 lijkt wat academisch en toch, wie de reeks goed bekijkt, merkt dat er een
visie in schuilt, die we best nog eens zouden bekijken. En dan was er nog “la
bouderie” een prent, schilderij, dat ons heel grappig het afgebroken gesprek
laat zien.
Met veel om over na te denken
trokken we daarna naar een broodjeszaak om de indrukken opnieuw te laten
opborrelen en er nog wat over na te praten. Het mag zijn dat kunst een linkse
hobby is in de ogen van sommigen, hier laat het museum Charlier zien dat
bourgeois kunst best grappig en onderhoudend kan zijn.
Mocht u er de tijd toe hebben, dan
kunnen we een bezoek aan deze tentoonstelling zeker aanraden. Een vriendelijke
uitnodiging dus om zelf eens te gaan kijken, naar deze sporen van een te
gemakkelijk vergeten verleden.
Bart Haers
Tentoonstelling Madou
onverhuld
26.10.11 >>
16.03.12
Charliermuseum, Kunstlaan 16 (tussen
metrostation Kunst-Wet en metrostation Madou)
Reacties
Een reactie posten