Gedachtenoefening
Politiek
en samenleving
Koning
of president
Een poll in de krant
We
hebben vernomen dat knap een kwart van de deelnemers Frank Vandenbroucke zou
verkiezen, mochten we uit de lijst van ministers van Staat een president moeten
verkiezen. Herman van Rompuy eindigde tweede en Guy Verhofstadt derde.
Maar mocht het dus Frank Vandenbroucke zijn die
in plaats van Albert II de huidige politieke situatie had te beheren, hoe zou
het dan verlopen? Of Herman? Guy? Het koningschap werd in België aanvaard omdat
anders de mogendheden het land geen bestaansrecht zouden hebben gegeven. Men
aanvaardde de uitermate beperkte opstand tegen Willem I, maar we moesten wel
een koning kiezen. Afgaande op het boek dat Gita Deneckere schreef, kan men de
keuze voor deze vorst misschien nog wel een goede greep noemen, maar het feit
dat men toen, in de nasleep van de Restauratie wel een koning moest kiezen,
maakt duidelijk dat de rol van de vorst nooit bedoeld was om veel gewicht in de
politieke conflicten te leggen. Geleidelijk kunnen vorsten een zeker overwicht
nemen op de politici, maar altijd weer ontstond er ook wrevel over het soms al
te eigenmachtige optreden. De weg van consulteren en overtuigen bleek steeds
weer de beste methode om zaken gedaan te krijgen. Maar de president zou een
functie krijgen die niet zo heel veel verschilt van die van Albert I en II.
We stellen vast, velen met mij dus, dat aan de
ene kant de koning boven het politieke conflict hoort te staan, maar dat hij in
juli van dit jaar heeft ingegrepen, middels een jaarlijkse rede tot het volk en
vervolgens nog eens toen de grondwetsherziening bij de onderhandelingen niet
snel genoeg vorderde. Intussen was en is het land volgens sommigen ten prooi
gevallen van bloeddorstige beleggers. Misschien is het eerder zo dat men heeft
verzuimd de sanering van de overheidsfinanciën verder te zetten, toen dit land
eenmaal in de Euro zat. Juist, zowel Guy Verhofstadt en Frank Vandenbroucke
zaten toen aan het roer, de koning keek toe, want hij regeert wel, maar bestuurt
niet. Voor Vandenbroucke pleit wel dat hij 2003 en later meermaals op de
onhoudbare situatie van de publieke financiën heeft gewezen, maar evenzeer dat
de financieringswet onhoudbaar zou zijn. Tot vandaag zijn er moedige lieden,
zoals Guy Van Henghel die menen dat de problemen met de federale financiën
veroorzaakt worden door de graaizucht van de Vlaamse politici, terwijl het wel
zijn hopman was, Guy Verhofstadt die bereid was de financiering van de
Franstalige Gemeenschap zo gul op te zetten, dat er nu bijna, helemaal geen
middelen zijn voor de Federale staatskas.
De oefening van DS was dus wel interessant
omdat we nu zien hoe bepaalde mensen gemobiliseerd kunnen worden om een stem
uit te brengen. Ik hoopte vooral dat noch Frank noch Guy het zouden halen en
stemde daarom op Herman van Rompuy, maar geen van de kandidaten die men ons
voorstelde kon echt bekoren. Ik vraag me af of het niet beter is te kijken naar
mensen die in het maatschappelijke leven buiten de politiek een grote faam
hebben verworven en ook getoond hebben dat zij integriteit weten te bewaren.
Vraagt u namen? Het gaat bijvoorbeeld om wetenschappers, zoals Jean-Jacques
Cassiman, die vanuit zijn onderzoeksactiviteit ook het maatschappelijke niet
uit het oog verloren is, maar zich niet expliciet tot een partij bekend heeft.
Er zijn er anderen, zoals Ludo Abicht, die dan weer te links zal zijn want een
verstokte communist, heet het. Toch zou het goed zijn dat mensen als zij
gedurende een periode van zeven of tien jaar die lege plek invullen die de
democratie nodig heeft om te kunnen functioneren. Ook rechters zouden in
aanmerking kunnen komen maar het zou het parlement zijn die deze functie aan
iemand moet toewijzen. Een bijkomende voorwaarde moet zijn dat het mensen die
niet meer in hun vakgebied actief zijn of geen grote carrière meer voor de boeg
hebben.
In wezen vind ik daarom de discussie over de
voorkeur voor een constitutionele democratie of een republiek enigszins overtrokken.
In wezen was de visie van het Congres over de plaats van de koning in de
constitutie uitermate beperkt. Dat afhankelijk van de persoonlijkheid van de
regerende vorst diens inbreng groter kan zijn, neemt niet weg dat het de
regering is die namens de vorst verantwoording moet afleggen – en dat misschien
soms te weinig doet. Alleen bij regeringsvorming kan de koning zijn rol ten
volle en zelfs onafhankelijk invullen. Voor een president geldt dit ook, al kan
die na een nieuwe verkiezing, in het parlement of bij universele verkiezing,
dus door alle stemgerechtigde burgers, want als de persoon in kwestie een
mandaat heeft voor beperkte termijn en bovendien ook nog eens niet
verantwoordelijk voor het beleid, zoals in Duitsland het geval is, dan zal ook
die niet echt een greep op het gebeuren hebben, behalve, zoals de Italiaanse
president Napolitano heeft aangetoond in tijden van politieke chaos. Ook Albert
II heeft geprobeerd een rol in die zin op te nemen, maar heeft daarbij de grootste
partij opzij laten zetten en dus de wil van de kiezer in een richting
gerespecteerd.
Waar moet het dan heen? Een puur ceremoniële
functie voor de koning, maar dat is wezenlijk al zo, al wordt door de politici
zelf al eens de hand gelicht met des konings onverantwoordelijkheid. De ruimte
die de vorst kreeg sinds 13 juni 2010 is in wezen onvoorstelbaar. Maar had een
president het anders gedaan? Wat zou een president in dit land anders kunnen
doen, tenzij de verhoudingen in het land zouden wijzigen. Maar dat was nu net
sinds 2010 het cruciale probleem en is niet ten grondig opgelost. Naarmate evenwel
de deelstaten meer bevoegdheden krijgen, verminderd de macht van het federale
niveau en verdwijnt de relevantie van het koninklijk ingrijpen. Sinds de
hervormingen die in het akkoord van Sint-Michiels werden neergelegd en nadien
in de kamer en de senaat gestemd, verminderde de rol van de federale regering –
maar toch moeten ze veel ministers hebben.
In plaats van te zeuren over de koning, is het
nodig na te gaan of dit land in de huidige vorm nog kan bestaan. En die vraag
heeft men niet opgelost. Meer nog, men heeft de koning als instituut gebruikt
om bepaalde zaken niet te doen. Dat punt blijft hangen en heeft voor gevolg dat
de vorst in het oog van de storm terecht kan komen. De vraag is dus altijd wat
de politici doen, de meerderheid (in spe?) en de oppositie waardoor de koning,
zoals het hoort slechts enkele keren per jaar in het nieuws komt. En die
kwestie zal ook voor een president gelden. De Standaard heeft een boeiende
oefening gemaakt, maar duidelijk is dat het land echt in twee gebroken is en
Brussel blijft het heikele punt. Maar ook daar vergist men zich, vooral de
politici met te doen geloven dat Brussel een gewest zoals de andere kan zijn of
dat toe te laten. De rol van de politiek staat altijd weer centraal en helaas,
laat niemand er twijfel over bestaan dat dit behouden zal blijven.
Juist rond de herdenking van WO I blijkt
hoezeer de eenheid in dit land een fabel is en als ze al macht zal maken, dan
toch niet hier. Einde van alles? Misschien wel van een paar illusies.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten