Historie herdenken


Kleinbeeld

Over oorlog en soldaten
De burgers niet vergeten,
De nasleep?

Treurend ouderpaar op de begraafplaats van Vladslo naar ontwerp van Käthe Kollwitz

De irritatie

Elk jaar vormt 11 november aanleiding om artikelen te schrijven over de Wapenstilstand. Logisch denk ik met u en toch stemt het mij niet enkel droef, maar de wijze waarop dit gebeurt, irriteert. Drie redenen waarom we ons niet gelukkig weten bij deze herinneringsindustrie, want niet de oorlog vormt de kern, nog minder de benadering door de belligerenten die ons de mobiliserende kracht van propaganda laat zien en helemaal niet de wijze waarop generaals met levens gespeeld hebben. De mentaliteitswijziging die zich als gevolg van de oorlog heeft voorgedaan en die niet enkel in Duitsland tot sinistere dwaalwegen heeft geleid, verdient onze aandacht. Concreet blijkt dat na WO I de verliezende partijen niet aan tafel mochten en dat hen de volledige schuld voor de oorlog in de schoenen geschoven werd. Men stelt het steevast zo voor dat Hitler en anderen de verdragen van Parijs, Trianon, Versailles… als een dolkstoot hebben voorgesteld, dat dit een mythe zou zijn geweest, maar voor Duitsland waren de opgelegde oorlogsschuld en de wijze waarop de natie benaderd werd inderdaad zeer problematisch. Niet dat we willen beweren dat de NSDAP geen demagogisch gebruik gemaakt zou hebben van dit gegeven, maar na het verdrag van Locarno in 1925  leek de discussie in Duitsland af te koelen. Duitsland werd toen lid van de Volkerenbond en kreeg herschikking van de oorlogsschuld.

Het Voorspel

Hoe de oorlog voorbereid werd in Duitsland, Berlijn, maar ook in het UK en in Frankrijk, zowel militair als door de geesten te bespelen, hebben velen beschreven. Heinrich Mann beschreef hoe “de onderdaan” zich aan de Keizer en het zegevierende vaderland optrok, anderen beschreven hoe de nieuwe technologie een nieuw soort oorlog mogelijk maakte. We weten nu dat dit laatste inderdaad het geval was. Sebastian Haffner beschrijft in “Geschichte eines Deutschen”  hoe de interesse voor het sportieve, voor de techniek een dorst naar cijfers, naar records heeft opgeleverd die geleidelijk op alle terreinen van het leven ging spelen. De veranderingen in de mentaliteit voor de individuele persoon bleek hem frappant en hij meent die in retrospect al in 1907 op te merken. Evenzo stelde men zich vragen bij  de omslag in de allianties op het Europese continent en de duidelijke bewapeningswedloop deed vrezen voor de gevaren die dat met zich bracht. Bovendien kende men in de verschillende landen, vooral de grootmachten een opstoot van wat Peter Raedts een schril nationalisme noemde, waar zich ook erudiete historici en taalkundigen toe committeerden. De oorlog leek volgens kranten en pamflettisten niet enkel voor Duitsland een kans om zich als natie te vernieuwen.

Oorlog en samenleving

Het gaat dus niet enkel om de oorlog als een moment in de geschiedenis, maar om de invloed van het oorlogsgebeuren op mens en samenleving. Een van de opvallendste elementen aan de julidagen 1914 in Europa en vooral bij de mogendheden is dat men er in slaagde een quasi algemene mobilisatie van de burgers te programmeren en door te drukken. En na de oorlog zou in Duitsland, niet verslagen maar als verslagene behandeld, die mobilisatie doorgaan. De rol van de media, van politici blijft hierbij te onderzoeken, maar ook moeten we er net dan oog voor hebben dat een behoorlijk aantal mensen juist recalcitrant afstand namen van die mobilisatie. Het is een vraag die het wezen zelf van de massasamenleving raakt, namelijk hoe groot de maatschappelijke steun moet zijn, voor we van een massale mobilisatie kunnen spreken. Bijkomende vraag is of wie afhaakt, weigert mee te doen, ter zake doet als we ons een beeld van de Franse, Britse of Duitse samenleving willen vormen. En ook, op welk substraat van ideeën kon men zoveel burgers, mannen, vrouwen, kinderen mobiliseren?

Oorlogen, heet het, brengen de schrijvers inspiratie, verhaalstof en vorige week was dat ook in de boekenbijlage van de Standaard te merken. Ook Knack besteedt er deze week aandacht aan. In meer dan een opzicht blijkt er een soort nostalgie uit die stukken te lezen. Hoewel duidelijk is dat geen van de leidinggevende instanties in elk van de staten die aan de oorlog deelnamen, zich een duidelijk inzicht hadden gevormd van de krachtverhoudingen was men ervan overtuigd dat de soldaten het vlug zouden klaren. In het Oosten konden de Duitsers vrij snel vorderen, maar ook daar eindigde de oorlog in een stellingenoorlog. In het Westen ontstond een frontlijn van Nieuwpoort tot net voor Bazel en geen van de oorlogvoerenden kon de tegenstander eronder krijgen. Wat Luk Devos, doctor in de geschiedenis een materiaalslag noemt is voor de tijdgenoot, afhankelijk van de positie de ontplooiing van de eigen nationale krachten. Slechts enkelen, zoals generaal Plummer vond de slachting erger dan een zonde, de slachting van de eigen troepen, wel te verstaan. De oorlog was sinds de Frans-Pruisische oorlog en de Boerenoorlog ook steeds meer een nationale aangelegenheid.  Maar was alleen een stijf militarisme een mogelijkheid?

Over en voor de Vrede

Reeds voor WO I was de vrede een belangrijk thema, omdat wie het weten kon, bezorgd werd om de wapenwedloop. Recent heeft Philip Blomm er nog over geschreven in “de Duizelingwekkende jaren”. De voormalige regeringsleider August Beernaert kreeg met een anderen een Nobelprijs voor de vrede in 1909 voor zijn ijver voor arbitrage in internationale conflicten. Louis Couperus schrijft in zijn roman “de boeken der kleine zielen” over een man die in Den Haag terug keert, na jaren in de VS en andere landen te hebben geleefd en gewerkt om aan de Vrede te werken. Inderdaad, de Vrede, met een hoofdletter. In mijn dorp van geboorte, Waarschoot, is er een gasthof, nu een gewoon café genaamd “De Hoop op Vrede”. Die naam is er gekomen na WO I omdat men de betekenis van de oorlog wel degelijk kende.  Ook hier had dus een mobilisatie plaats, maar niet gericht op het grote gebaar, maar op het behoud van de vrede omdat men de gevaren van de oorlog vreesde.



Wij mogen nog 1009 keer kijken naar beelden van soldaten in de loopgraaf, we mogen de stank proberen in te beelden, de luizen, vlooien, schurft, het is allemaal hypothetisch. We kunnen dat proberen te verbeelden, maar dan kunnen we niet, zoals sommigen doen, komaf maken met het bewustzijn van die soldaten en officieren. Wie kan zich inbeelden maanden en maanden in een klein gebied te leven, zonder behoorlijke onderkomens, zonder de gemakken des levens? Held te willen zijn? Eindigen in het niemandsland? Het zijn elementen die invreten, denk ik, op het zelfbeeld en op de maatschappelijke visies die men deelde. De generatie van 1890 – 1900 die uit de oorlog kwam, heeft een erfenis meegekregen die zij niet allemaal op negatieve wijze verwerkt hebben. We denken aan Paul Van Ostaijen, die in het bezette Antwerpen opgroeide en de waarden van zijn ouders niet meer kon erkennen, maar op creatieve wijze het parcours anders ging invullen. Ook anderen vonden die waarden van betekenis verstoken, maar zij die de macht hadden, of in Duitsland kregen, hebben die verandering niet goed gezien. Na de oorlog wilde men terug naar het gewone leven, verwoeste steden werden zoveel mogelijk nagebouwd, maar in België heeft men tot 1925 ondervonden hoe moeilijk het was om een nieuw politiek evenwicht te vinden. Men kan vaststellen dat België relatief minder mensen verloren heeft, maar velen die naar Frankrijk en andere veilige oorden gevlucht waren, keerden niet terug. Ook waren er die vreesden vervolgd te zullen worden omwille van activisme, incivisme ook. Hoe dan ook was een generatie door elkaar geschud en sommigen vonden geen manier om daarmee om te gaan.

Struikelstenen

De herdenking van de oorlog, 1914 – 1918 heeft op zeker ogenblik, einde de jaren zestig en begin de jaren zeventig veel aan inleving en betrokkenheid verloren. Het is pas aan het eind van de jaren 1990 dat de herdenking opnieuw een maatschappelijk thema werd. Maar vele aspecten van die oorlog en de nasleep blijft doorgaans onbesproken. Het geheim militair verdrag met Frankrijk, de bezetting van de Ruhr, door Frankrijk en dit land… het waren elementen voor politieke instabiliteit, in België en ook in Duitsland. Zelfs de verhouding met Nederland was verbruid omdat de Belgische deelnemers aan de vredesgesprekken in Parijs de idee hadden dat ze een deel van Limburg, Brabant en Zeeuws-Vlaanderen mochten claimen als genoegdoening. Tegelijk is het ook onmiskenbaar zo dat de Duitse bezetter tijdens de oorlog het land had leeggeroofd en fabrieken heeft verplaatst, vee en paarden heeft opgeëist, zodanig dat na de oorlog onder meer paarden uit de VSA werden ingevoerd, net als vee, om de landbouw te herstellen. De archieven van de Wederopbouw zijn op dat vlak bijzonder interessant, maar ook de vraag hoe boeren, ambachtslui en ambtenaren hun leven opnieuw opnamen, blijft bij de herdenking altijd weer onbelicht.

Moeten we het hebben over Loppem? Sommigen spreken van een staatsgreep, waarbij de koning de bakens uitzette, maar vooral staat vast dat daar beslist werd niet op de Vlaamse eisen in te gaan, zoals een Nederlandstalige Universiteit, terwijl het algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen eindelijk ingang vond. Sommige vrouwen mochten onder voorwaarden gaan stemmen, voor de gemeenteraden, maar vrouwen kregen pas na WO II algemeen stemrecht. Men kan zich afvragen of hier alleen de angst voor de pastoor speelde? De oorlog was een mannenzaak geweest en was vooral zo een vreselijke ellende geweest omdat de bevelhebbers zich met een enorme verachting voor de soldaten hadden gedragen? In Vlaanderen was de bewustwording politiek vertaald tijdens de oorlog en men kan vandaag niet meer de emotionele impact van het activisme noch van de Frontbeweging negeren. Het feit dat in de jaren 1920 en 1930 vele taaleisen ook werden ingewilligd tot en met de opening van de Nederlandstalige universiteit, naar 40 jaar strijd, laat zien dat de taalkwestie in dit land zwaar heeft gewogen op de politiek, net als de sociale kwestie. De samenleving werd verder ontwricht omdat er een ideologisch verstrakking ontstond en waarbij autoritaire machtsopvattingen steeds meer mensen konden bekoren. Het herstelbeleid van Hendrik de Man in 1932-1934, het Plan de Man is niet uitgevoerd, maar had een enorme mobiliserende kracht. Mensen wilden af van de ellende en even leek het te lukken, maar toen begon in Spanje de burgeroorlog. Voor zover ik begrijp zorgt die oorlog tot op vandaag voor heftige emoties in beide kampen. De Republiek werd door Franco en vele anderen militairen aangevallen. Maar de vrijwilligers die uit alle delen van de wereld, c.q. Europa kwamen, werden door Stalin verraden.

Historische afstand

Kortom, we slagen er niet in historische afstand te ontwikkelen rond de oorlog, waarbij we voor een stuk zo blind zijn voor wat er buiten de loopgrachten gebeurde, de rol van de media – iets wat Stefaan Brijs mooi heeft uitgewerkt – en voor wat de samenleving en personen beroerde. Het gaat erom dat vele aspecten van die periode vaak als weetjes worden voorgesteld, maar niet zelden grote invloed had op het leven van de mensen. Vergeten we niet dat Felix Timmermans in 1916 zijn Pallieter kon laten verschijnen. Het manuscript zou al voor de oorlog klaar zijn geweest, maar ergens lijkt het mij tekenend dat de roman die het ontwaken uit een depressie viert, als het leven zonder materiële zorgen, het leven om de dag te plukken toch in relatie staat tot de tijd, c.q. de oorlog. Felix Timmermans heeft zich in de oorlog niet onthouden van contacten met de bezetter, die wat graag de Nederlandstalige schrijvers trachtte te verleiden. Timmermans vluchtte naar Nederland omdat hij als activist werd afgeschilderd, wat uit de contacten met Kippenburg, dan bij het leger en uitgever bij de Duitse uitgever Insel-Verlag zou kunnen blijken. Dat hij na de oorlog niet of nauwelijks werd aangesproken noch afgerekend op die contacten, geeft aan dat men toen de jacht op activisten niet te ver heeft willen drijven. De verkiezing in 1928 van de activist August Borms was een verre nasleep van de oorlog en de gespannen verhoudingen. De dood in 1920 van Herman van den Reeck, die neergeschoten was tijdens een verboden betoging in Antwerpen, naar aanleiding van 11 juli 1920 zorgde toen tot in de Kamer voor heel wat beroering. Maurits Coppieters heeft in “Het jaar van de klaproos” laten zien dat de dood vooral het gevolg was van onvoldoende zorg voor de gearresteerde jongeman. Zijn dood en begrafenis zorgden voor heel wat ophef en in 1921 verdwenen de liberalen uit het college van Burgemeester en Schepenen. Deze aspecten van het verhaal kan men niet onbesproken laten, zeker niet op 11 november.
.
Zoals elk gebeuren in de geschiedenis lijkt het mogelijk dit alles heel eenvoudig voor te stellen terwijl er vele lagen aan zijn en terwijl  vele facetten niet altijd in de herinnering voortleven. Blijkt het nadenken over de oorlog in de loop der decennia gereduceerd tot één beeld, dat van de onschuldige soldaat. Dat in 1918 het Belgische leger sterk gemoderniseerd was, dat vele soldaten pas na de bezetting van het land via Nederland of Frankrijk, Engeland als vrijwilliger het leger hadden vervoegd, waardoor één van de doelstellingen van de legerhervormingen gerealiseerd werd, meer geschoolde soldaten die met het nieuwe materiaal konden omspringen. De bajonet werd gehanteerd, maar belangrijker is dat op vele terreinen en ondanks de materiaalslag vooral verbeteringen werden aangebracht, tot in de verzorgen van schotwonden en zelfs het begin van gezichtsreconstructie en betere protesen. De oorlog veroorzaakte onafzienbaar leed en wie in gelijk welk Frans dorp of stad komt, zal de zuilen ter herinnering zien. De demografische gevolgen van de oorlog zijn dan ook het meest onderschatte element, want het is toen dat velen de verloren schade, het verlies aan mensen hebben willen herstellen. Toch is het moeilijk de link tussen de massaslachting en de bevolkingsgroei, de evolutie van de geboortecijfers te zien. Veel van de geschiedenis tussen 1918 en 1925 blijven onderbelicht, ook al omdat het noch voor de regering noch voor de burgers een florissante tijd was. Net daarom is de groei van de bevolking dan best een teken dat mensen het leven opnieuw wilden leven volgens de gedachte gewoonten. Het leven moest verder gaan.

Het is duidelijk dat we die oorlog, 1914-1918 niet zomaar kunnen herdenken, want de wapenstilstand werd voor Europa een etterende buil, net zoals de vredesonderhandelingen, waaraan Duitsland noch Oostenrijk mochten deelnemen en vooral Duitsland een schuld kreeg opgelegd die het nooit zou kunnen betalen. Dat men uiteindelijk ook de republiek van Weimar niet ernstig genomen heeft in het buitenland, net zomin als de Duitse politici de republiek aanvaard kregen bij de burgers heeft voor een verdere verrotting gezorgd. Tony Judt heeft dan ook geen ongelijk de oorlogsperiode van 1914 tot 1945 als een periode te beschouwen en er een dertigjarige oorlog van te maken. We denken daarom dat het niet echt passend is enkele puzzelstukken te bekijken en de rest onbesproken te laten. De oorlog was door niemand gewild? Wie geschriften leest uit die periode, van Jean Jaurez bijvoorbeeld en weet dat de man vermoord werd omdat hij zich verzette tegen de oorlogskredieten, maakt alvast duidelijk dat de oorlogswaanzin bij de burgers en de politici, ook van links zwaar had toegeslagen.

Envooi

Besluiten we daarom met de gedachte dat de oorlog, die een einde maakte aan een onvoorstelbaar lange bloeiperiode wellicht het gevolg was van het feit dat het publiek, media, politici de eigen situatie niet goed konden begrijpen. De welvaart was in Europa onvoorstelbaar toegenomen en de schrijnende armoede was overal sterk gereduceerd, hoe zelden dat ook in beeld komt in de brede media. De middenklasse groeide, meer mensen konden al eens naar zee of naar het buitenland zelfs, het aantal studenten aan de hogescholen en universiteiten nam toe, het analfabetisme nam af, vaak leerde men door via avondonderwijs. Kweekscholen leverden steeds meer onderwijzers af en jawel, het aantal kunstenaars, schilders, beeldhouwers (in Vlaanderen) nam sterk toe. Die welvaart en dat gelukkige leven kwam plots tot een einde. Maar bijvoorbeeld de toename van de aanhang voor Duits nationalistische organisaties nam toe, net als in Frankrijk het Nationalisme, gekoppeld aan een roeping als universalitische Gids te zijn, zorgde voor grote beroering.
Nee, ik wil de oorlog wel herdenken, maar er kleeft zoveel aan vast, dat we ons niet willen of kunnen voorstellen, dat het niet een zeer bedroefd herdenken is. Bovendien blijkt men die herdenking in België meer dan ooit in het kader van het communautaire conflict te situeren, wat de herdenking wel wrang maakt. En in Europa?  Die oorlog kreeg in de Europese Geschiedenis nog steeds geen goede, begrijpelijk makende plaats. Het is de grootste uitdaging dat verhaal in de Europese bewustwording te vertellen. En daar komen we vooralsnog onvoldoende toe. Wat we ook zouden kunnen bedenken is dat de generatie die toen geboren werd, tussen 1895 en 1910 en de oorlog meemaakte mensen zou brengen die net aan de vrede zouden bijdragen – zoals er anderen waren die net gretig op ideologische verleidingen van rechts en links ingingen. De oorlog tekende meer dan een generatie en kan dus niet tenzij in een ruimere context bekeken worden. Een kering in het land, het land in de kering? Het komt ons net iets te eenvoudig voor.

Belangrijk tot slot is dat toen de oorlogsvoering ten enenmale is veranderd, of correcter, dat de ervaringen van de vorige oorlogen, de Krimoorlog, de Frans-Pruisische oorlog van 1870 en  de Boerenoorlogen aanleiding hadden gegeven bij de belligerenten te geloven in eigen kunnen. Een van de problemen die de militairen en pyschologen dienden op te lossen was de bereidheid van de soldaten om te schieten om te doden te verhogen. Maar hoe pakte dat uit voor de soldaten?
 De oorlog in Irak heeft aangetoond dat soldaten er niet beter uit komen. Maar hier speelt nog iets anders mee. Volgens Jan De Laender en  Susan Neiman was de inzetbaarheid in gevechtssituaties van soldaten in WO I nog betrekkelijk laag, dat wil zeggen dat slechts 1 op 20 echt wilde en durfde te schieten. Nu blijkt men aan de hand van psychologische training de rekruten allemaal zo ver te krijgen dat ze zouden vechten en doden, of schieten om te doden. Tegelijk voeren de legers meer en meer oorlog op afstand, met telegeleiding. Dus de wreedheid is nog meer op afstand en alleen bij interventies op de grond komen troepen in actie, wanneer de afstand klein gehouden moet worden. De tijd van de veldslagen is, denk ik, voorbij. Koersk, Austerlitz, Borodino, De Somme, Chemin des Dames, Tannenberg, het is alles oude krijgskunde. Dus zal er geen oorlog vrolijke, frisse oorlog (meer) komen. Denkend aan de naweeën van 11 september en de intellectuelen in de VS die Busch steunden om Irak aan te vallen, beseffen we nog meer dat zo een oorlog nergens toe leidt. Goed, Sadam Hoessein is weg, maar Khaddafi is ook verdwenen, zonder die massale inzet, omdat het volk Khaddafi echt weg wilde. Hoe het met Assad zal vergaan is nog niet duidelijk en evenmin is duidelijk hoe het dubbeltje in Algerije rollen zal. Maar nog minder is duidelijk hoe Europa de crisis van regering en budgetten zal opvangen. Gaan we ten onder aan de schuldpolitiek of aan een onvoorstelbare bedrijfsblindheid. Het verband? De mogelijkheid voor onszelf om niet enkel te mobiliseren voor een oorlog, zoals in 1914 dan wel te mobiliseren voor een andere soort samenleving. Het is moeilijk, denk ik; over WO I te spreken en er niet de culturele, sociaal-psychologische invloed van in beeld te brengen. Nooit meer Oorlog? Het is een wens die iedereen kan onderschrijven, maar sinds 11 november 1918 hebben we al een aantal conflicten gezien, zoals bijvoorbeeld de Algerijnse bevrijdingsoorlog waarin Frankrijk bijna ten onder ging, Vietnam en nu dus twee oorlogen die nergens toe leiden, Irak en Afghanistan.  Dat men tegen die oorlogen mobiliseerde in dit land, was lovenswaardig, maar dat Europa uit elkaar gespeeld werd, was wat mij betreft een kwalijk voorteken. De legitimiteit van de oorlog kon niet op tafel gelegd worden en dat is wellicht het zwakste punt, ook voor het UK en de andere landen die de VS steunen wilden.

Kortom, we blijven aan de gang facetten van het herdenken aan te dragen en als we het goed overzien, dan gaat het om de massale mobilisatie, maar ook het massale verlies aan levens, maar toch, ook vonden sommigen plots een doel in hun leven, zoals jonge vrouwen uit de Engelse aristocratie om zich als verpleegster in te zetten. Ook officieren gingen wel eens bewust in tegen onzinnige opdrachten en betaalden achteraf de tol, degradatie of erger. De mobilisatie, dat is ons punt, schakelde het vermogen uit zelf situaties in te schatten en de beste keuze te maken. In die zin moet men niet enkel Louis Ferdinand Céline lezen, voyage au bout de la nuit. Men dient ook het werk van Ernst Junger, Thomas Mann, Wittgenstein te verkennen, om de invloed te zien van dit gebeuren. Een eeuw later, een eeuw na die woeste tijd waarin Picasso, Stravinski en andere geweldigen hun grote inzichten aan de wereld meegaven, maar die in de oorlog smoorden, dienen we wel afstand te nemen tot het gebeuren, de verantwoordelijkheid van regeringsleiders beter in te schatten en ook de houding van burgers goed te bekijken. Anders blijft deze aanvangsfase van de dertigjarige oorlog een etterende zweer.

Met vriendelijke groet,

Bart Haers


Reacties

  1. Oorlogsherdenkingen, officieel meestal bevrijdingsherdenkingen zijn inderdaad blind voor wat er buiten de loopgrachten gebeurde. Veelal gaat het over reflectie naar het verleden maar vanuit het oog van een hedendaags staatsnationalisme, uiteraard met de hoge(re) officieren op de eerste plaats als de grote helden. Een concreet voorbeeld nog niet zo lang terug: in Zevenkerke was er een grote herdenking, met uiteraard de regimentsvlaggen en de nodige eretekens. Wie in heel de plechtigheid niet vernoemd werd was Albert Serreyn. Hij werd opgepakt omwille van zijn spionage-activiteit in Zevenkerke zelf: dit was toen een hoofdkwartier van Operation Todt, verantwoordelijk o.a. voor de bouw van de Atlantikwal. A. Serreyn werd gefusilleerd in Oostakker maar is begraven in Sint-Andries.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Over Wereldoorlog II - de laatste fase dus van de dertigjarige oorlog - valt ook een en ander te zeggen. Mij valt op dat men op zeker ogenblik 8 mei heeft laten vallen als vrije dag, omdat mei al te veel vrije dagen zou kennen.
    Het punt lijkt te zijn dat men niet overweg kan met de vele facetten van die oorlog, de rol van de koning, de vlucht van de regering, de gebeurtenissen te Limoges en uiteraard de houding van Degrelle aan de ene kant en die van VNV en anderen, Hendrik de Man ook, niet te vergeten. Tot slot was er het verzet dat Vaderlandsgezind was, maar ook veel communisten namen eraan deel. De quasi-burgeroorlog in de Borinage en in Limburg mag men tot slot ook niet vergeten. WO II heeft men nooit tot een moment van eenheid kunnen maken, ook al omdat de repressie en vooral de epuratie in Vlaanderen veel kwaad bloed hebben gezet.
    Niet besmet door dat verleden kan ik mij echter wel indenken dat velen lange tijd de Belgische santenboetiek maar niets vonden. Ook hebben sommige politici de laatste jaren bewust en gewild de discussie over de oorlog op scherp gezet. Uiteraard was excessief nationalisme, staatsnationalisme mee de humuslaag waarop de oorlog kon teren. Ook de onvrede met de evolutie van de politiek en de onzekerheid over de toekomst speelden evenzeer een rol. Als het over Hitler gaat, hebben we ons oordeel klaar en evenzeer over de Duitse burgers die hem in het zadel hielpen. Maar als geschiedenis zo eenvoudig was, dan waren we er al lang klaar mee. Het helpt als men het werk van John Lucacks over de plaats van Hitler in de geschiedenis te lezen of Jacques van Doorn over het falen van de SPD als regeringspartij en dragende partij onder het keizerrijk en tijdens de jaren van de republiek van Weimar. Nationalisme, zegt Verhofstadt, voert ons recht naar Auswitzsch, maar hij vergeet dat dit kon gebeuren omdat er omstandigheden geschapen waren, door de internationale gemeenschap, waarin men zin voor nuance vergat. Verhofstadt ontbeert vaak die zin voor het detail en de nuance en dat maakt het debat zeer moeilijk.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Hetgeen mij vandaag het meest trof was het woord "herinneringsindustrie". De nagel op de kop. De beelden van Käthe Kolwitz spreken voor zich !!!

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Weet u, jaren geleden ontdekte ik een foto uit 1921 waar vanuit Oostende busreizen werden georganiseerd naar de verwoeste gewesten. Het fronttoerisme was dus geboren nog voor de wonden van de oorlog goed en wel genezen waren. En afgaande op wat ik nog gehoord heb van zeer oude mensen, was de aanblik hallucinant. Maar zij vertelden ook dat zij er belangen hadden, in Merken of Jonkershove. Het is mij bijgebleven omdat we de intenties van wie toen naar het front wilde gaan en een kijkje nemen vandaag niet meer kunnen bedenken. Vandaag, als ik de Britten, Canadezen en anderen hierheen zie komen en al eens vraag waarom, zijn er velen die zeggen dat ze er op school zoveel over hadden gehoord. Voor het UK is die periode blijkbaar een moment van glorie geweest, al zijn er ook die vertellen dat het geschiedenisonderwijs in het UK abominabel is. Nu, de term herinneringsindustrie verwijst naar het toerisme naar Polen, waar men bij drommen naar Oswiecim trekt. En zich laat fotograferen bij de executiemuur. Het blijft mij fascineren hoe het mogelijk is dat mensen zo gedachtenloos rond kunnen lopen in die anus mundi, zoals Harry Mulisch het noemt. Tegelijk blijkt de rest van Polen bijzaak, al zullen er wel zijn die in Krakau naar de verdwenen wijk gaan, waar eens de Joden woonden en werkten. Het is, denk ik, de fascinatie voor het geweld, niet voor de mensen die dit soort toerisme op dreef houdt. Kan men het de Vlaamse regering kwalijk nemen dat zij dit toerisme onderhoudt. Voor de Westhoek is het een goede zaak, zou men denken, maar voor de herinnering is het misschien wel dodelijk. Maar het fronttoerisme zal men niet tegenhouden zolang men in het UK, Canada en andere landen die oorlog zo prominent blijft behandelen. Elke keer als ik Balgerhoeke door rijdt, merk ik de tank, een klein fijn tankje, op en vraag ik mij af hoe men zich de harde strijd moet voorstellen. De slag bij Maldegem had te maken met het veroveren van de linkeroever van de Schelde, om Antwerpen te kunnen gebruiken voor de aanvoer van voorraden voor het bevrijdingsleger. Over deze strijd, over de inundatie van Zeeuwsvlaanderen, Walcheren en de polders in Oost- en West-Vlaanderen wordt al heel wat minder verteld, terwijl het voor de afwikkeling van de oorlog even belangrijk en succesvoller was dan de strijd bij Arnhem of het weerstaan van het Ardennenoffensief. De oorlog, men kan er veel over schrijven, maar als het andere facetten van ons verleden volledig overschaduwt, ontstaat er toch een probleem.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts