Aan de gelukspil?


Queeste

Achteloos Geluk
Waarom het geluk geen stoel geven?

Matisse, het natuurlijke geluk
Iemand vertelt dat het nooit rustig mag worden in het onderwijs? Meester Bart moest en moet centraal staan en niet Brussel? Het valt me op dat men van meester Bart te weinig en te veel verwacht. Wat zou zo een jongentje uit de Gentse Muide er niet aan hebben eens Ciske de Rat te lezen? Niet de “ge-endemoliseerde” versie ervan, want dan komen we er niet uit. Maar er bestaat een grote terughoudendheid mensen opnieuw met ethiek bekend te maken, begrepen zoals Socrates dat zag en waarover Michel Foucault wel een en ander wist te vertellen. Maar om Foucault te kunnen lezen en eventueel Peter Bieri…

Ach, ik begrijp dat ik op het verkeerde spoor zit, want het gaat niet om vage filosofietjes en spirituele dingen, maar het gaat om dingen, horen we, die we weten omdat we ze meten en het zijn economen, psychologen, sociologen en andere pedagogen die weten. Tiens, er moet die man iets ontgaan zijn, want de hele economische wetenschap is vandaag net een deel van de problemen. Enfin, niet de wetenschap, maar de assumpties die op die wetenschap zouden zijn gebaseerd.

Ach, we weten dat we geluk zouden moeten nastreven, maar we hebben onlangs in Spuiten en Slikken gezien hoe in Finland jongeren aan comazuipen doen, weekend na weekend en dat ondanks het ophemelen van het onderwijsmodel heel wat mensen er niet in slagen een bestaan te leven waarin een goed glas aquavit wel kan, maar niet het ultieme welbevinden zou te vinden zijn in comazuipen.

Ik kan deze man niet vertrouwen, omdat hij net pleit voor vertrouwen, dat anderen zouden moeten opwekken, maar de idee dat we onze eigen inbreng moeten bepalen tot wat ons op rationele gronden het beste lijkt. Het samen opbouwen van iets? Ach, dat hoeft niet.

Ben ik dan een klager? Misschien zou ik er redenen voor hebben, maar ik denk dat een andere benadering het leven aangenamer maakt, ver- en bewondering maakt er deel van uit. Tegelijk denk ik dat als ik een auto door de Oostmeers zie scheuren, dan denk ik dat de jongeheer of jongedame dat zij er zich geen rekenschap van geven hoe onveilig mensen die er wandelen zich voelen.

Het gaat om een mensbeeld, daar ben ik het mee eens, die niet enkel te maken hebben met ego, het eigen belang, sex, drugs en nog iets, dat net meestal met veel lawaai wordt gepresenteerd. Het mensbeeld dat Bormans suggereert kan men niet kennen aan alleen meetbare gegevens. De vrijheid is geen illusie, schrijft Herman Kolk en verder is het zo dat we met Peter Bieri kunnen begrijpen dat onze vrijheid enig handwerk vraagt, of, zoals Alicia Geszinska schrijft, dient de vrijheid veroverd.

Maar waartoe moeten we onze vrijheid dan inzetten? Tot meer geluk, toch? Daar kan geen discussie over bestaan. Alleen, erover nadenkend kom ik wel tot de gedachte dat men misschien beter de term welbevinden kan hanteren. Geluk kan immers verwijzen naar euforie, naar een euforie en, hoewel we er geen angst voor koesteren en het graag over ons laten komen, zo een kleine of zelfs grote extase, blijft het maar de vraag of dat met geluk veel van doen heeft. Maar misschien maakt net de verbeelding deel uit van dat geluk waarover men zegt harde gegevens te hebben. Inderdaad, maar het gaat niet om het soort illusies dat we kennen als “veel beloven en weinig geven doet de zotten in vreugde leven”, want dat breekt die zotten of de andere wel eens zuur op, maar het gaat om de verbeelding waarmee men het leven vorm kan geven. En het vermogen zich te vervelen mag men evenmin uit het oog verliezen.

Beeld u zich in, een zeekust met diep ingesneden fjorden, Rias genoemd, een zon die aarzelend tegen de middag het stadje komt verlichten en de nevelen uit de heuvels aan de overkant van de watervlakte verdrijft, waarbij water, hellingen en luchten steeds weer anders kleuren, dan kan je dat een aangename sensatie vinden. Je bent blij er te zijn en als je aan boord van een omgebouwde mosselschuit stapt op weg naar een eiland dat de rias afsluit van de oceaan, dan merk je pas hoe graag je de sensatie van het varen ervaart. Maar dat je er bent, dat is een ervaring van welbevinden die de andere sensaties en extases overspant en er een eigen smaak en kraak aan geeft.

De vrijheid waarover we het hebben, of liever, waarover mevrouw Gescinska en de heer Bieri het hebben, zoals ook Joachim Gauck of Vasili Grosman, draagt ertoe bij te aarzelen over zoiets als universele vormen van geluk. Aarzeling? Eerder gaat het om een afwijzing. Want precies Gauck en Grosman hadden het lot te verstouwen dat zij ervoeren wat het betekent als anderen bepalen wat het geluk is voor de brave soldaat, boer of arbeider. Het geluk nastreven staat ingeschreven in de Amerikaanse grondwet als een recht, maar soms menen mensen, die allerwegen tegen paternalisme zijn, voor andere mensen te bepalen hoe ze het geluk dienen te vinden.

Met Michel Foucault, uiteraard een filosoof, eentje die in zijn vroege loopbaan onderzocht hoe we via taal en straffen disciplineren en de macht zich verhult in een taal die op zich best sympathiek kan klinken, maar niet minder verdrukkend blijkt. Susan Neiman heeft in haar onderzoek naar wat morele helderheid nu wel kan zijn, aangegeven dat met Foucault een proces op gang is gekomen waarin mensen elke vorm van gezag zijn gaan wantrouwen. Dat klopt ook, omdat we dan abstractie maken denk ik van de tijdgeest, waarin de legitimiteit van de macht, zeker in Frankrijk dat – het moet onderstreept – ondanks het republikeinse franje in wezen een monarchie is gebleven, met satrapen, zeker ter discussie kon staan. Maar diezelfde Michel Foucault is later gaan onderzoeken wat het betekent voor een mens te leven en hoe dat het beste kan. Zonder te verwijzen naar de idealistische vergezichten die Plato op andere plaatsen wel ter overweging meegaf, heeft Plato Socrates ook in een ander register aan het woord gelaten. Dat van de vraag hoe het nu is goed te leven. Wat is een moedig mens?  Wat is kalokagathia en andere zaken die te maken hebben met dat betere menszijn. De fragiliteit van het goede verdient mijns inziens aandacht, al zal men mij niet horen beweren te weten wat het goede is, precies omdat dit voor mensen nu eenmaal verschillend kan zijn. Maar het blijft een oproep die er mag zijn: Bemoeit u zich meer met uzelf, om er iets van te maken.

Natuurlijk willen we gelukkig zijn, maar het is, zoals de verovering van de vrijheid afhankelijk van vele factoren en van de ontwikkeling van mogelijkheden. We kunnen natuurlijk menen dat het leven van de mensen in “De helaasheid der dingen”  of  van Mieke Maaike best aangenaam kan wezen. Maar zoals Jan de Laender schreef over Darwin, en diens stille verdriet, vraag ik me toch af of die man, Darwin niet een wezenlijk genoegen had, ondanks de moeilijkheden en bezwaren bij het uitwerken van zijn inzichten over de evolutietheorie. Hij kon leven zonder te hoeven werken, maar zette zich gedurende jaren in voor soms onwezenlijk onderzoek, zoals de invloed van pieren op de kwaliteit en vruchtbaarheid van de gronden. 

Het komt mij voor dat we strevend naar geluk de mogelijkheden laten schieten te genieten van wat we doende en rustende ervaren. De heer Bormans zegt dat we niet feesten? Zou het? Welke socioloog of antropoloog kan hier duidelijkheid over scheppen? Dirk Stapel alvast niet en ik denk dat het moeilijk is vast te stellen wat mensen beleven als ze met hun naasten, magen en vrienden aan een tafel zitten en genieten van spijs en drank, pratend over de dingen des levens. Dat er aanleiding toe is te spreken over de neergang van het onderwijs, zal de heer Bormans niet graag horen. Maar ik herinner me nog hoe ik genoegen kon scheppen in het lezen van “Wilhelm Meisters Lehrjahre” op woensdag middag. Ik had dat niet gekund, genieten van die Bildungsroman als ik niet had leren lezen, van jongs af aan. En ook andere werken, zoals “de boeken der kleine zielen” van Louis Couperus, “Le Rouge et le Noir” van Stendhal en een hele bibliotheek die ik intussen met genoegen heb leren waarderen. Maar zoals Karel van het Reve zegt, die boeken verschillen in wezen weinig van andere. De kwaliteiten van de boeken liggen niet per se in wat literatuurwetenschappers als kenmerken van een genre of van een stijl aanmerken, maar in de wijze waarop de auteur, Johan Wolfgang von Goethe dan wel Louis Couperus met de verhaalstof doen. Men kan het verhaal van Constance baronesse van der Welcke best vergelijken met de klassieke damesroman, maar precies omdat Constance op een bepaald ogenblik resigneert en afziet van haar streven ondanks de fatsoensnormen gelukkig te zijn, overkomt het geluk haar en pas geleidelijk laat ze haar achteloosheid varen. Toch valt op dat Louis Couperus in deze roman, opgezet naar het voorbeeld van Wagners Ring, nu net niet het naturalistische adagium voorop stelt, maar precies zeer goed aangeeft dat mensen zelf de situatie waarin ze leven als weldoend kunnen ervaren. Weldoende voor anderen, voor haar zus, voor al die anderen die in de familie met het leven worstelen wordt de vrijgevochten Constance een baken en zij kan die achteloos opgenomen rol op het cruciale moment zien als het moment waarop ze net opnieuw vrij zou kunnen zijn… maar goed, over dit aspect van literatuur wordt maar zelden gesproken.

Achteloos het geluk ervaren? Het lijkt een contradictie, tot men inziet dat het geluk nastreven afleidt van dingen die men kan doen, zomaar, of doelgericht. Epke Zonderland die jaren wroet en wrocht en finaal goud wint aan het rek, het was voor mij de ervaring van een atleet die alles had gedaan en meer nog om die ene oefening te kunnen maken. Heeft ie afgezien? Wellicht, maar daar hebben we geen kijk op. Maar we kunnen het ons wel inbeelden. Zeilster Evi van Ackere? Die heeft ook vele uren, jaren gewerkt om in haar klasse bij de beste te horen en haalde brons. Goed genoeg of niet, het blijft een prestatie? Of de tienkamper…

Maar het geluk dat iemand beleeft in deze omstandigheden, publiek, vooral publiek, verbergt ongetwijfeld het andere geluk, waar we als buitenstaanders geen zicht op hebben en hoeven te hebben. Toch, als we zien hoe mensen meetbare vormen van geluk nastreven en dat ook aan anderen aanprijzen, moeten we vaststellen dat kleine vormen van resignatie maar ook van uiterste inspanning als het ware achteloos geluk laten ervaren.

Dit alles is niet vatbaar voor meetinstrumenten. Men kan daar eenvoudig niet een maatstaf of een eenheid van maat aan verbinden. Maar wel heeft de heer Bormans gelijk dat we streven moeten als samenleving dat mensen in hun bestaan geluk ervaren of beter nog, welbevinden ondervinden zodat ze die fijne extase van het goede onderkennen. Zoals Thomas Mann het schreef, of ook wel aanvoelde, kan men de weldadigheid van succes en goed leven soms pas ervaren als het lijkt weg te glippen of bedreigd wordt. Deze roman gaat over de moeilijkheden van mensen zich aan nieuwe zakelijke geplogenheden aan te passen, niet over de ondergang van Duitsland, die was rond 1901 nog geen issue. Al kan men stellen dat velen in Duitsland en elders echt geen zicht hadden op wat hun vermeende gronden voor ongenoegen zou kunnen meebrengen. Maar toen was Duitsland de grootste economie in Europa en werden in wetenschappelijk opzicht sporen getrokken waar we nu nog steeds niet alle finesses doorhebben. Maar… er was ook veel argwaan en nijd, tegenover succesvolle mensen als Mahler of anderen die men niet als Duitser zien wilde, maar als Joden bestempelde. Het valt op dat in het boek van Mann er geen sprake is van bankiers, die in het doen van zaken een belangrijke rol spelen…

Tot slot, niemand kan het op zich nemen zich als een ambassadeur van het geluk te presenteren. Er komt teveel bij kijken en er zijn teveel onderscheiden vormen van geluk, opdat we er echt wel iets mee kunnen aanvangen, met de meetbare vormen van geluk. Dit te kunnen schrijven en met genoegen terug kunnen denken aan gesprekken, het bijwonen van concerten en recitals, het studeren van de inzichten van historici over de condition humaine in andere tijden en dat, als er zich gelegenheid toe aandient ook met anderen over te spreken, bevordert zeer mijn welbevinden. Maar het huisje bij de molen, met bonte gordijntjes, met een aardig meisje dat zal ik niet achteloos voorbijgaan. Maar als ik er niet achteloos zou heen gaan, dan zou het wel eens veel geluk kunnen bederven. Richard Sennett zag het goed, ook levenskunst is een zaak van vatten, aangrijpen, soms licht, als de snaren van een harp en dan weer loslaten, alles wel doordacht en tegelijk zomaar.

Streven naar geluk is iedereen gegeven, maar onze cultuur vergt veel capabilities om het realiseren. En dat is wat het onderwijs moet doen. Veel drill, mijnheer Bormans, van de tafels van vermenigvuldiging, van werkwoordsvormen, van woordsoorten en hoe we zinnen kunnen maken die onze gedachten zo goed mogelijk weergeven of waarin we onze warrige gedachten net kunnen disciplineren tot iets waar we het met anderen over kunnen hebben. Maar evengoed is het nuttig voor wie met de handen wil werken de kans te geven de handelingen goed te laten inslijpen, tot vervelens toe om dan in staat te blijken iets uitzonderlijks te doen, een meesterstuk te maken, maar dat hoeft zelfs niet, want dat laatste, dat zijn onze overspannen verwachtingen.

Een vraag blijft rond zoemen: kan een mentaal gehandicapte gelukkig zijn? Of een familie met een mentaal gehandicapte of een chronisch zieke patiënt die veel zorg vraagt? Het kan want de weg naar welbevinden blijkt ondanks dat alles, ontgoocheling of verontwaardiging over het trieste lot, wel open te liggen. Niet omdat men berusten moet in dat trieste lot, wel omdat men de omstandigheden, wel degelijk naar eigen hand kan zetten. Klagen over het lot? Het is zo gemakkelijk mijnheer. De leerschool van het leven, meen ik, van Giacomo Casanova te hebben begrepen zijn niet de normen, maar de normen die er zijn naar goed inzicht hanteren. Men weet dat de man een schelm, schavuit en zelfs oplichter was, maar het verhaal dat hij schreef aan het einde van zijn leven bevat meer dan het verslag van zijn erotische escapades. En ongelukkig dat hij was toen zijn charme niet meer bleek te werken! Toch moet hij in het schrijven van dat levensverhaal veel genoegen hebben gevonden.

Er zijn talloze wegen naar geluk, maar elkeen heeft een eigen lichaam – en dus brein – waar we het mee moeten doen. Dat kan soms pijnlijk ontoereikend zijn, blijken of worden. En toch, ook dan is het mogelijk iets van welbevinden te ervaren. De omstandigheden hanteren en er het beste van maken, is dat ook niet een levenshouding die veel goeds met zich kan brengen? Of moeten we echt aan de Soma? Medische begeleiding en prozac of precies de wilde die niet aan de gelukspil wil?  

Bart Haers   

Reacties

Populaire posts