Hoe een wereldrijk groeide en uiteen kon vallen
Recensie
Wereldrijk
Achteloos
begonnen en geenszins frenetiek verdedigd
Niall Ferguson, Wereldrijk.
Groot-Brittanië en de moderne tijd. Uitgeverij Contact 2004 (Imprint Olympus)
Vertaling: Mieke Hulsbosch. pp. 464; Prijs: 17,50 €
De visie op geschiedenis aan
de borreltafel? Ach, de dingen gebeuren en veel kennen we er niet van. Maar als
er in London Olympische spelen plaats hebben of als de Queen Elisabeth II haar
diamanten kroning viert, 115 jaar na Victoria Regina, dan wordt het wel eens
boeiend om te begrijpen wat er met dat land gaande is.
De kwestie lijkt eenvoudig,
maar zoals Niall Ferguson onderhoudend weet uit te leggen is het dat niet. De
grote vraag is of dat Wereldrijk, Empire, nu een goede zaak was of een slechte
zaak en, uiteraard, voor wie. Maar hoe het rijk tot stand kwam is een goede
tweede vraag en waarom het land dit rijk zolang in stand kon houden een vierde.
Kortom, dit boek van Niall Ferguson – waarvan het bestaan me ontgaan was al
noemt de auteur graag controversieel (maar dat zal wel zijn aanpak betreffen)
heb ik er weinig informatie over gevonden. Het viel me in handen bij het bezoek
aan mijn boekhandel, waar het achter andere boeken verstopt zat, gelukkig.
Want de lezing van dit essay brengt
me ertoe vast te stellen dat hier een historicus aan het werk is die op het
niveau van de synthese met een soms bijtend gevoel voor humor en understatement
vooral de lezer introduceert in een wereld, die precies bij “The Olympics”
scherp aan de orde is gekomen. Er was veel, van de openingsceremonie tot de
sluiting, dat refereerde aan een voorbij tijdperk en tegelijk was dat geen
reden voor nostalgie. Eerder, heb ik de indruk was het vermogen van deze mensen
die de Olympics vorm hebben gegeven, van de planning tot de uitrol de indruk
hadden dat Engeland nu opnieuw een eigen elan heeft. Een van de elementen is de
ontspannen houding met de voormalige kolonies, de Dominions en de landen van
het Commonwealth. Was het omdat het UK
niet frenetiek de zaak verdedigd heeft? Maar was dat wel een goede zaak voor
mensen in Oostelijk Afrika?
Er valt veel te zeggen over
dit boek, maar toch denk ik dat de reden waarom het aan te bevelen valt erin
gelegen is dat de auteur ons niet a priori met een moreel vraagstuk om de oren
slaat, maar geleidelijk bij de lectuur de lezer laat ontdekken hoe belangrijk
in de vorming van het wereldrijk het feit was dat de waardering voor
bijvoorbeeld sabelslepers (plots) kon ophouden. Geschiedenis zit in details,
maar de krachtlijnen van de geschiedenis komen pas tot uiting als men voldoende
particuliere aspecten onder ogen heeft genomen. Zo kan het best interessant
zijn na te denken waarom in Groot-Brittanië en dan vooral in Oxbridge de idee
van een voorbeeldige kolonisatie nog steeds stand kan houden, al zal Cambridge
eerder een linkse lezing kiezen en de nadelen van het empire voor de
gekoloniseerden onder ogen nemen, dan Oxford, waar andere accenten, zoals de
mythe van het Romeinse koloniale model de overhand haalden. Ferguson lijkt zich
van geen beide benaderingen te bedienen maar zet ze integendeel telkens scherp
af tegen de observeerbare realiteit.
Een onachtzaam beginnetje
Hendrik de Zeevaarder verliet
nooit zijn Portugal en de Portugese kustwateren, maar schonk Portugal een
maritieme traditie die het land tot koloniale mogendheid zou maken. De tweede
die zich buitengaats begaf, letterlijk voorbij de zuilen van Hercules ging
kijken was op last van Isabella van Castilië de Genuees Christopher Colombus.
Even leek het erop dat het Iberisch schiereiland de wereld voor zich had, maar
na de scheiding der Nederlanden in 1585 zou de Republiek vrij snel de kennis
die ze aan de voorgaande periode hadden overgehouden aanwenden om met eigen
beleidsinstrumenten een begin maken met de kolonisatie in de Oost. Ook de
Fransen wilden niet achterblijven maar worstelden met een paar burgeroorlogen
voor de eigen koloniale avonturen op gang konden komen. En Engeland? Dat was
een verhaal van piraterij en kapersbrieven, die ertoe leidden dat Jamaica en
geleidelijk andere territoria in het Caribische gebied verworven werden. Eerst
werden de Spaanse kolonies in Mexico en Nicaragua geplunderd, inclusief een
paar zilvervloten en met dat geld ging een Henri Morgan in de suiker. Van
boekanier tot lord…
Het model voor een snelle en
succesvolle kolonisatie lijkt te zijn geweest dat particulieren een compagnie
vormden die op eigen risico uitvoeren en vervolgens zelf zorgden voor de
vrijwaring en voor de exploitatie van het nieuwe gebied. Het voorbeeld bij
uitstek was de Nederlandse Oost-Indische compagnie die als particuliere
onderneming uitzonderlijk langdurig en hoogrentend succesvol was. De Engelsen
zouden voor 1688, toen Willem van Oranje (Willem III als Stadhouder) er niet in
slagen een behoorlijke evenknie uit te bouwen voor de ontwikkeling van een
gelijkwaardige organisatie. Het is dan ook de stelling van Niall Ferguson dat
zonder de personele fusie met de Republiek Kroon-Engeland bepaalde kennis en
technieken ontbeerde om zo een succesvol apparaat op poten te zetten.
Maar belangrijker dan die compagnie,
zo blijkt uit het vervolg, was het vermogen van de Republiek om massaal geld op
de markt in te zamelen via leningen. De Amsterdamse bank van Lening stond voor
de Engelse centrale bank model: de Britten zagen dat ze zo een massale hoeveel
geld konden mobiliseren om de eigen expansie te bekostigen. Het zal niemand
verwonderen dat de auteur ons op dit gegeven wijst, want Ferguson
specialiseerde zich op de kwestie hoe de economie financieel ontwikkelde. Ook mag
het niet verwonderen dat het UK op het hoogtepunt de bankier van de wereld was,
de crediteur bij uitstek en na WO II een grote schuld heeft opgebouwd.
Zag het er lang naar uit dat
Londen en Engeland zich niet echt op de zeevaart zouden toeleggen, ondanks de
positie als eiland voor de Euraziatische kust, dan bleek dat met Elisabeth en
haar opvolgers de aarzelende aanvang – via de kapersbrieven dus – en het
vermogen van kapers om met hun inkomsten in plaats van te gaan rentenieren een fortuin wisten op te
bouwen door in suiker te gaan, suiker verbouwen, verwerken en op de Engelse,
Europese markt brengen. De suikerbaronnen zoals sir Henry Morgan begonnen niet per
se als aristocraten maar slaagden erin door eigen initiatief hun eigen
(particuliere) rijkje uit te bouwen.
Particuliere investeringen en
publieke weldaden?
Zoals ook de Oost-Indische
compagnie, de Nederlandse dus, geen zaak was geweest van de overheid, maar via
leningen aan de staat wel de Republiek ten goede kon komen, om zeeoorlogen te
financieren, zo kon ook in Engeland menig avonturier zich een fortuin verwerven
door als boekanier te vertrekken en als kaper terug te keren of ginder een
eigen onderneming op te zetten, meer nog, op enig moment ook zaken van staat
zoals de douane of het gouvernement, het bestuur waar te nemen. Doorheen de
zeventiende en vooral de achttiende eeuw ontwikkelden de Britten een goede
techniek om de koloniale bezigheden niet ten koste te laten gaan van de
publieke financies. Meer nog, de techniek die men hanteerde was een levendige
illustratie van de idee van private vices and public benefits.
De geschiedenis van de opbouw
van het rijk laat overigens ook zien dat in eerste instantie het initiatief niet
bij de aristocratie lag, maar pas geleidelijk, als de commercie de structuur en
organisatie verzekerd had, kwam de overheid aan de orde en kwam een zekere
inbreng vanwege de hoge adel wel aan de orde. Maar dan zal men vaststellen dat
de Pitts, om slechts die te noemen, die bij de verovering van India vanwege de
Eastindian Company als kleine klerken begonnen waren uiteindelijk deel gingen
uitmaken van het Britse establishment. Indrukwekkend is het vast te stellen dat
de Schotten in het bestuur van de (vroege) kolonies en als pioniers-bestuurders
een zeer groot aandeel hadden, omdat de trek naar de kolonie voor wie goed zat
in Engeland wellicht een avontuur was, zonder veel hoop op succes.
Opvallend blijft het dat we
ons van kolonisatie niet zo gemakkelijk een beeld weten te vormen. Dat er niet
zomaar overheidsgeld in gestopt is geworden mag wijs beleid heten. De
vergelijking met Frankrijk kan leerzaam zijn, want de bedoelingen van de
Fransen waren vooral gericht op territoria dan op het ontwikkelen van een
handelssysteem. De inbreng van de staat was ook veel groter al was het maar omdat
de rol van de vorst, dat wil zeggen dat de belastingbetalers zelf onmiddellijk
betrokken waren, kan men de verschillen in aanpak op langere termijn moeilijk
negeren.
To be or not to be Empire
Toch zou het fout zijn, kan de
lezer vaststellen, te denken dat de opbouw van het empire rechtlijnig verlopen
zou zijn. Op verschillende ogenblikken bleek het koloniale avontuur zo niet aan
een zijden draad hangen, dan toch ernstig bedreigd, maar toch slaagde men er dan in de zaken te
schikken, soms door de tegenstander bezig te houden op het conintent. Tot en
met Bismark was men zich ervan bewust dat de wereldkaart finaal een kaart van
Europa was. De problematiek was dat de Fransen op verschillende fronten een
stevige voet aan wal hadden, zoals op het Noordamerikaanse continent en ook in
Azië, terwijl ook de Republiek een stevige concurrent vormde. De Oostenrijkse Habsburgers
hadden weinig in te brengen en Duitsland was te verdeeld en zelfs onbestaande
als politieke macht tot 1870.
Men kan dus vaststellen dat
Europa in de verdeling van de wereld tot aan het einde van het Empire weinig
tegenstand kreeg. De eerste (mislukte) poging om het empire vorm te geven deed
zich voor, zo lezen we hier, was toen de 13 koloniën tussen de Atlantische
Oceaan en de Appalachen, en zuidelijk tot Georgië, een smalle strook al bij al
langs de kust, maar goed, qua oppervlakte is het al behoorlijk omvangrijk. De
discussie over de belastingen, schrijft de historicus, zijn achteraf gezien
bijzonder bizar want de fiscale werkelijkheid was niet wat wij er altijd over
vernemen. Wellicht was het grootste probleem voor de mensen in de 13 koloniën,
althans voor de revolutionairen dat ze politieke inspraak wilden in Londen en
niet voor voldongen feiten geplaatst worden. Want de belastingen waren relatief
laag en werden zelfs verlaagd. Nog een reden dus om zich kritisch met de nieuwe
Boston Tea Party movement in te laten.
Het avontuur van wat de
Verenigde Staten zouden worden zorgden in de kolonies zelf voor grote
verscheurdheid, tot in families toe en zelfs personen waren het niet altijd met
zichzelf eens wat nu beste keuze was. De oorlog tegen de Roodrokken overigens
was in wezen ook een Europese oorlog, in die zin dat ze de Fransen toeliet in
Amerika nieuwe terreinen te veroveren. Intussen voerden de Pruisen in
Centraal-Europa de Zevenjarige oorlog waarbij ze vooral de Fransen aan het
lijntje hielden. Zo konden de Britten Guadeloupe en andere Franse bezittingen
inpikken om het later als wisselgeld te gebruiken, al vond Pitt jr. dit
verspilde moeite.
Dat de Amerikanen de zaak
wonnen had ook te maken met het wederzijdse onbegrip. Dat de belangrijkste les
later in Canada en Australië, ook Nieuw-Zeeland ertoe leiden zou dat ondanks
regelmatige oprispingen die landen deel bleven en blijven uitmaken van (de resten
van) het imperium, heeft te maken met de mate waarin die landen zichzelf konden
besturen en een zeer grote mate van autonomie konden kennen.
Een zaak van doortastende
mannen
Hoe de geschiedenis van de
kolonisatie anders te beschrijven dan als een album van heldenverhalen, zoals
het geval blijkt met lui als Thomas Pitt, wier nazaten de hoogste ambten in de
Engelse politiek zouden veroveren? Doortastender en voortvarender dan een
Thomas Pitt maakten ze wel niet, want de man die als gewoon commies voor de
Oost-Indische compagnie vertrok, voor eigen rekening handel dreef en daarmee de
toorn van de bestuurskamers in Londen over zich afriep, maar uiteindelijk door
de organisatie voor lief werd genomen. De verovering van India, van de grenzen
met Afghanistan tot en met Birma, vandaag Myamar blijft merkwaardig, omdat dit
gebied bij uitstek een oude cultuur herbergde en sterk georganiseerd was. De
strijd tussen de koloniale machten had ook daar plaats en blijkbaar is de
rivaliteit tussen Fransen en Britten, die beiden een basis hadden bij aan de
kust van Bengaalse golf, Madras voor de Britten en Pondicherry voor de Fransen
werd beslecht in het voordeel van het “Perfide Albion”. Na een aantal
conflicten werden de Britten de baas, die intussen in het Noorden al Calcutta
hadden uitgebouwd tot basis.
Maar de vestiging van het
gezag in India was van een andere aard dan in de zogenaamde lege territoria,
want India werd lange tijd bestuurd door de Mogols en had in de vijftiende tot
zeventiende eeuw een heel bijzonder bestuur, dat niet voldoende bekend is en bleef in naam bestaan tot de 19de
eeuw. De Oost-Indische compagnie organiseerde een leger waarin Indiërs hun
plaats hadden en nog iets, het geleidelijk overnemen van vorstendommen waar de
oude dynastieën verdwenen, zorgde voor een toenemende greep op het land.
De macht van de Britten nam
toe, maar het bestuur kon evenwel pas voortvarend ter hand genomen worden toen
zij drie voordelen konden uitspelen, de telegraaf, de trein en wapens. Maar
toch was er de Sepoy boy opstand, de opstand van de Indische troepen tegen de
Britten die werd neergeslagen nodig om het Rijk echt in handen te nemen. Men
kan de verdere organisatie van het rijk, waarbij men merkwaardig genoeg de
moeilijkheid niet zag dat men de Indische elite wel verbritste, maar
geleidelijk, zeker onder Victoria niet meer de macht wilde geven die samen leek
te hangen met hun mate van assimilatie.
Voortvarend bleek ook de
houding van de Britten tegenover de Indische vrouwen, met wie ze nogal wat
kinderen hadden, soms in polygame relaties. Aan de andere kant zou de neiging
van (geassimileerde) Indiërs en opkomend racisme een grote ommekeer brengen,
want de angst van de Britten voor hun eigen vrouwen was opvallend groot. De
opstand van de Sepoy maakte ook een einde van de bijzondere situatie van een
particuliere organisatie, de East Indian Company die een rijk bestuurde.
Keizerin
We kennen koningin Victoria
vooral als de door het parlement en de regering ernstig in haar handelingen
beperkte koningin – constitutioneel kan men het niet noemen – maar tegelijk
blijkt ze erin geslaagd te zijn tijdens haar regering toch wel een grote
invloed te verwerven. Dat ze op eigen verzoek uiteindelijk werd uitgeroepen tot
keizerin en het Empire echt wel de uitdrukking kreeg die men aan de macht van
Londen, de City en het wereldomspannende koloniale bezit koppelt, dan zal reeds
tijdens die hoge opgang een zekere vermoeidheid in de Britse ziel opkomen.
Aan het einde van haar
regering zou het Empire nog eens zoveel groter zijn dan aan het begin, onder
andere door de “Scramble for Africa”, waarbij we in dit boek het verhaal van
Dr. Livingstone nog eens verteld krijgen. Maar hij Cecil Rhodes en Kitchener
zouden aan het einde van het Victoriaanse tijdperk een andere bejegening
krijgen dan ze zelf hadden bedacht. De strijd in de Soedan tegen de Madi, vormt
zo een episode waarin zelfs een Winston Churchill moest erkennen dat het
aangewende geweld erover was en het aanzien van de kroon eerder schade
toebracht dan het rijk zou ondersteunen. De slag in 1885 bij Omdurman was ook
om een andere reden maatgevend: er werd gebruik gemaakt van een watergekoeld
machinegeweer, het Maxim machinegeweer. Dat Londen in diezelfde periode een
volkomen nieuwe oorlogsvloot ontplooide met de gekende Dreadnoughts, die
bovendien over betere kanonnen beschikten die niet meer vooraan geladen werden,
vormt de ultieme illustratie van de gedachte dat het beheersen van de zeeën
voldoende was. Voor Niall Ferguson was het ook van belang te beseffen dat toen
de Duitse Keizer een eigen vloot ontwikkelde, hij en von Tirpitz, niet zozeer
de Britse wilden overschaduwen als wel ervoor zorgen dat ze de Britten op zee
konden bezig houden.
Koningin Victoria heeft haar
land zien veranderen, heeft zelf pas geleidelijk ingezien hoe belangrijk een
goed bestuur was van de overzeese gebieden en was geleidelijk meer betrokken
bij de beleidsbeslissingen. De ontwikkelingen die aan het eind van de 19de
eeuw Afrika helemaal opdeelde, geven de indruk dat het doel van de Engelsen was
een rechtsstreekse spoorlijn aan te leggen tussen Kaapstad en Caïro. Het blijft
verbazen dat men spreekt, zo meent Ferguson over de scramble of Africa, het was
eerder een scramble for Africa.
Alternatieven en realisaties
Daarom is het opvallend dat op
het ogenblik dat Kitchener, Baden-Powell en anderen bezig waren de boeren uit
te moorden en hun vrouwen en kinderen in concentratiekampen te stoppen, waren
er in Londen en daarbuiten die vonden dat dit niet kon. De auteur wijst er met
nadruk op dat eerst met de afschaffing van de slavernij, waarbij een
kerkgemeenschap van Quakers in Clapham in 1787 startten met een petitie tegen
de handel in Slaven. Later werd Sierra Leone opgericht als een oord waar
bevrijdde slaven een nieuw land vonden. Opvallend is dat de Britse regering,
eenmaal de slavenhandel voor de Britten afgeschaft was, schepen liet
patrouilleren voor de Afrikaanse Westkust om slavenschepen op te brengen. Even
hard als ze meegedaan hadden aan de slavernij en slavenhandel werden ze
pleitbezorgers en uitvoerders van een beleid dat de handel diende te stoppen.
Ook de slavernij zelf werd met
petionnementen tegen gegaan in 1855 werd het succes behaald. Waar de VSA er
niet in slaagden de contradictie tussen menselijke waardigheid, opgenomen in de
grondwet en het houden van slaven en handelen in slaven niet konden beteugelen
of verbieden bij wet waar overigens een burgeroorlog overheen ging, vonden groepen
in Londen, tegen heug en meug de mogelijkheden om de wetten te laten stemmen en
hield de regering er zich ook aan. Zo zou het, als we dit boek goed begrijpen
tot het einde gaan, tot in 1960 toen het oude imperium op enkele stukken
ontmanteld was en het commonwealth ook landen omvatte die niet als blanke
dominions gelden kunnen.
De verklaring voor deze
evolutie vormt volgens mij de mogelijkheid in een vrije opinievorming waar de
Engelsen uiteindelijk wel trots op werden. Het maakte het mogelijk dat er
kritiek kwam op de wijze waarop de Indiërs, de boeren en de volgelingen van de
Islamitische messias werden behandeld door sabelslepers. Koningin Victoria was
blijkbaar bereid die evolutie ook te steunen en ook later werden humane
maatregelen mogelijk hoewel duidelijk was en is dat het UK zich er mee in het
vlees sneed. Alhoewel.
De kostprijs van de kolonie
De Schotse intellectueel Adam
Smith die de grondslag legde voor de idee van de vrije markt of liever de basis
wist uit te leggen van de mechanismen die de markt beheersen, vond dat Engeland
zijn kolonies zo snel mogelijk los diende te laten en toen moest de groei van
het wereldrijk nog beginnen. Niall Ferguson toont aan dat die koloniale
constructie, ondanks de vergissingen finaal voor landen in Afrika beter uitkwam
dan met ontwikkelingshulp. Niet alleen werd de verovering van een groot deel
van het koloniale rijk buiten budget en dus zonder inbreng van publieke
middelen gerealiseerd. India was tot 1850 een kolonie door een afzonderlijke
compagnie werd bestuurd. Pas na de opstand van inlandse soldaten werd de
compagnie vervangen door de regering en werd de leidende magistraat in handen
gelegd van de onderkoning. Hoewel vrijwel onmiddellijk, om een andere reden, een
Indische elite konden gaan studeren, wat al aan de gang was en vervolgens, na het
proces van Verengelsing, via gedegen opleidingen, duurde het evenmin lang voor
men het Britse gezag ging kritiseren.
Maar het mag en moet zelfs
gezegd dat een van de elementen van het Empire was dat in sommige gebiedsdelen
en bij uitstek India – dat zich uitstrekte van de grenzen van Afghanistan via
de Himalaya tot en met Birma het bestuurlijk apparaat opvallend licht uitviel.
Men kan zich geen idee vormen van alleen al dit gebied waarover een naar
verhouding onbeduidende administratie van een kleine 1000 mensen, Britten, want
de andere taken werden door Indiërs uitgevoerd. Het koloniale systeem werkte in
feite emanciperend, zeker in een enorm rijk, waar bovendien in naam autochtone
vorsten de zaak in handen hadden. De dubbelzinnigheid was wellicht de beste
vondst van het bestuur.
Het belangrijkste van de hele
koloniale aangelegenheid was dat tot het einde toe de kostprijs beperkt is
gebleven, maar om de economische meerwaarde te waarderen dient men ook de
emigratie uit Engeland, Schotland, Wales en Ierland in rekening te brengen. Ook
hier blijkt hoezeer de werkelijkheid contrafactueel is, dat wil zeggen: men neemt
het aan als een historisch feit dat de groei van de bevolking vanzelf de
welvaart zou doen toenemen. Precies de grote aantallen mensen die al of niet
vrijwillig het land verlieten – soms werden mensen naar de koloniën gestuurd om
een aantal jaren te dienen, waarna ze vrijheid verwierven zorgden ervoor dat de
nieuwe gebieden bevolkt werden en dat hun werkzaamheid van een niet altijd even
lege woestijn of jungle een welvarende regio maakte. Overigens was Ierland de
eerste kolonie die zich verzette en vervolgens ook voor het grootste deel
onafhankelijk werd, zodat dit voor anderen ook inspirerend werkte.
Overhaast vertrek
Men kan zeggen dat Londen en
de bevolking van Engeland, vooral de bestuurlijke elite niet echt weerstand
hebben geboden en werd door de onafhankelijkheid de bevolking van India en
andere gebiedsdelen – achteraf gezien – overhaast aan hun lot overgelaten. Een
gevolg zou dan zijn dat een aantal kolonies inderdaad vrij goed met die
onafhankelijkheid zijn omgesprongen. Maar kenmerkend was dat het bestuur de
publieke orde, de bescherming van investeringen en in het algemeen zonder
corruptie de rechtszekerheid wisten te verzekeren, zodat in die periode veel
meer geld uit het UK in de kolonies werd geïnvesteerd en ook wel goed opbracht.
De integriteit van het overheidspersoneel is voor de auteur een belangrijk
gegeven.
Men kan zich inderdaad
afvragen waarom men niet tot goed overleg is kunnen komen, maar om redenen van
schuldgevoelens en iets nieuws, de idee dat men zich met Klein Engeland diende bezig
te houden, kwam men er niet toe het rijk frenetiek te verdedigen. De dekolonisatie, kan
men lezen was voor vele inwoners, vooral in Afrika, misschien een kwalijker
zaak dan een langduriger behoud van de
voormalige situatie. Immers, het voortschrijdend inzicht sinds de
onafhankelijkheid van de VSA en de reorganisatie van Canada was indrukwekkend
maar heeft uiteindelijk tot een besluitvaardigheid geleid die men voor
overhaasting kan houden.
Waardering en visie
Het boek komt mij voor een wat
ongewone waardering te brengen voor de wijze waarop de Britten met hun
koloniale rijk zijn omgesprongen. Economische, financiële en bestuurlijke
innovaties mogen ons volgens de auteur niet ontgaan. De ontwikkeling van Australië
en Nieuw-Zeeland, die eerst als strafkolonies waren ingericht en uiteindelijk
zelfbewuste quasi-onafhankelijke staten werden. Toch kan men bij tijd en wijlen
merken dat de meningen tussen Londen en Canberra verschillen. Maar ook lijkt
er, zelfs na WO I en II, waar de soldaten uit de blanke gebieden en ook uit
India, Afrika met vele tienduizenden deel hebben genomen, niet enkel in Europa,
maar ook in het Midden-Oosten en Afrika, de oceanen nog altijd ruimte voor een
zeer bijzondere band, niet enkel bij de regeringen, maar vooral bij de burgers.
Het boek van Niall Ferguson
roept aan het einde een belangwekkende vraag op, die in deze tijden wel eens goed onderzocht hoort
te worden. De argumenten voor een vorm van sterkere samenwerking tussen landen,
zoals de EU vindt de auteur maar niets in de realisatie en toch pleit hij voor
zulke constructies. Het mag ons niet ontgaan dat hij de bereidheid tot
investeren van de ontwikkelde wereld in de achtergebleven gebieden, dus niet
India en China, ten tijde van het imperium vergelijkt met wat nu het geval is
en vast moet stellen dat er toen meer geld werd overgebracht naar die kolonies,
ook in Afrika. De noodzaak van een stabiel bestuur en met veel aandacht voor
rechtszekerheid, afwezigheid van corruptie als systeem – men kan incidentele
corruptie niet uitsluiten – maar ook van correcte behandeling van strafzaken,
ook tegen zogenaamd blanke superieuren had een enorme winst voor gevolg voor de
landen. De ontwikkelingshulp, de nazaten van de zeer idealistische, strijdvaardige
lobbygroepen tegen slavenhandel en slavernij kan nooit dat succes evenaren
aldus Ferguson, omdat domweg die ngo’s geen gouvernementele rol hebben en dus
niet kunnen ingrijpen in de justitie, de ordetroepen, de fiscaliteit en de
integriteit van ambtenaren. Toch vindt Ferguson het optreden van de eerste NGO’s,
zoals de actiegroepen tegen slavenhandel en afschaffing van de slavernij wel
degelijk succesvol.
Het lijkt me dat deze
inzichten niet voor iedereen even welkom zijn, want ik heb niet de indruk dat
bijvoorbeeld De Standaard veel aandacht heeft besteed aan deze publicatie. Intussen
blijven we bestookt worden met oproepen over solidariteit met Afrika en blijft
men ons een schuldgevoel aanpraten als het over de arme boer gaat. Ferguson
maakt duidelijk dat de ideeën die voorlagen bij de regeringen in Londen
voor het rijk vaak nieuwe, voorspoedige
economische realiteiten brachten. De economische historicus, het moet gezegd,
stelt vast dat het beleid vaak een gunstige invloed had op het economische
gebeuren. Marxistische historici en neoliberalen vinden dit ongetwijfeld onzin,
maar toch merken we bij Ferguson op hoezeer het soms onachtzaam ploeteren plots
tot heldere en goed geargumenteerde politieke besluitvorming kon komen. De
conflicten tussen de metropool en de kolonie, tussen bestuurders en bestuurden
werden vaak eerst door sabelslepers opgelost en vervolgens werd een betere
administratieve en juridische constructie uitgewerkt. Voortdurend, tot het
begin van de XXste eeuw leerde men bij. Soms werden stropers boswachters maar
wie het boek van Ferguson onder ogen neemt, moet vaststellen dat we vele
aspecten van die geschiedenis best niet te vlug afwijzen als brute
exploitatie. En, de vorming van een nieuwe “Koine” een gemeenschap van mensen
die dezelfde taal spraken en er ook gedeelde inzichten op nahielden, van
Glasgow tot Christchurch, maakte het mogelijk dat ook nadien, nadat het rijk
zonder frenetieke verdediging uit elkaar gevallen was, mensen elkaar kunnen
spreken en met elkaar door dezelfde deur kunnen.
Bewondering zou voor de
historicus schadelijk uitpakken? Objectiviteit moet ertoe leiden dat onze
appreciatie voor die geschiedenis, zeker van het Empire negatief uitpakt. Niall
Ferguson geeft er alvast aanleiding toe te overwegen of zo een brute benadering
wel past. En nog iets, zijn kritiek over Europa en de EU neem ik wel ter harte,
wat ongetwijfeld zal leiden tot verdere verkenningen. Onze instrumentenkist
heeft er alvast enkele tools bij om de zaak ernstig te bekijken. Spijtig dus
dat een historische synthese als deze voor het publieke debat buiten beeld is
gebleven.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten