Is de minister een keizerkoster


Reflectie

Pestgedrag of goed bestuur

Jozef II staat ervoor bekend dat hij voortvarend
het lokale beleid wilde hervormen en zich
zelfs met kerkelijke aangelegenheden inliet.
Maar hoe moeten we omgaan met
gemeentelijke autonomie? 
Sint-Genesius-Rode is door de aard van ons land een bijzondere gemeente, gelegen tussen Brussel en de taalgrens. Maar het is wel een gemeente waar onlangs een man zich van het leven benam, ook omwille van pesterijen op het werk, in een gemeentelijke dienst. Moet de minister zich daarmee inlaten? Men kan het een vorm van ongewenste bemoeienis vinden, maar misschien is bemoeizorg en moet de gemeente, elke gemeente proberen, zoals andere werkgevers  ervoor te zorgen dat mensen elkaar respecteren. Maar is dat een zaak van de werkgever? Voor de goede werksfeer zorgen, uiteraard wel, maar hoever mag dat gaan? We vragen het ons niet altijd af, denk ik, maar mensen die opgroeien in onze samenleving hebben alle kansen gekregen, ook om zich als mens te ontwikkelen en toch lijkt het er wel op dat meer mensen dan vroeger bepaalde remmingen niet kennen.

De kwestie was opvallend omdat in het radionieuws om twaalf uur de provinciegouverneur nog meende dat er geen wettelijke grond is, maar een uur later werd gewoon gezegd dat hij het onderzoek zou verrichten. Voor wie het volgde was duidelijk dat er een vraag bleef hangen? Waarom kon die man dat zeggen? En waarom trok hij die woorden al snel terug in? En dus, wat staat de minister van binnenlands bestuur voor ogen?

Pestgedrag, zo meent Paul Verhaeghe komt voor een deel voort uit het feit dat mensen hun eigen zelf niet kunnen vervullen en zich als kikkers opblazen.  Pestgedrag om eigen posities te beschermen of om een bepaalde omgang binnen het personeel onder controle te houden, het komt al langer voor dan vandaag. Maar vandaag lijkt te gevoeligheid groter te zijn dan een 30 jaar geleden. Zelfmoord als gevolg van een eindeloze reeks incidenten, die op zich niet te erg lijken, komt dus voor en kan men niet afdoen als trivia. Natuurlijk kan een schepen of een gemeentesecretaris niet op elk moment op de werkvloer verschijnen, want dat hoeft zelfs niet. De normale geplogenheden en het wederzijds vertrouwen maken het mogelijk dat mensen hun werk doen,  zonder pesten of lijntrekkerij.

Het is bovendien moeilijk, denk ik, in strafrechtelijke zin een hogere ambtenaar of schepen zomaar verantwoordelijk en schuldig te achten. Maar het kan wel goed uitpakken als de verantwoordelijken er zich bewust van zijn dat ze de sfeer onder het personeel niet zomaar op haar beloop laten. De vraag is of het volstaat dat de werkgever, het gemeentebestuur de pesterijen kan kennen en of de vertrouwenspersoon voldoende gewicht heeft. Feit is wel dat dit bij wet is geregeld en dat de voogdijminister dus die zaak kan laten nagaan. Is alles verlopen zoals men dat had mogen verwachten.

De gouverneur was eerst niet zinnens zich met de zaak in te laten, maar blijkbaar heeft hij moeten inbinden en moet hij de zaak net wel onderzoeken. Waarom was de gouverneur er niet toe te porren? Geen voorhanden zijnde wetgeving? Het argument klonk wat zwak, want onder andere over pesten op het werk bestaat er ook voor overheden enige wetgeving en men kan dus geroepen worden verantwoording af te leggen. Maar pesten op het werk toelaten is niet bevorderlijk voor de werksfeer. Het blijft bevreemden dat iemand die zegt een ideologie aan te hangen die op rechtvaardigheid gericht is, de sociaaldemocratie, aperte vormen van onrecht laat bestaan.

Bijgevolg kan men het een goede zaak noemen dat de voogdijminister de verantwoordelijkheid op zich neemt, maar misschien maakt de gouverneur nog maar eens duidelijk dat het ambt even verouderd is als dat van arrondissementscommissaris. Moderne technologie, mobiliteit en managements-opvattingen maken deze tussenschakels wel duidelijk overbodig.

Het is hier niet de plaats, maar toch, als Knack schrijft dat Frankrijk wel een mooi bedrag kan bezuinigen mocht men de millefeuille eindelijk eens een beetje herleiden tot nuttige bestuursniveaus en schaalgrootte beter afmeten. Afstand, omvang en belastingvolume maar ook nabijheid voor de burgers zijn belangrijke criteria, maar een goede administratieve structuur kan best wat minder zwaar en vooral, de werkbaarheid bevorderen moet toch ook een doel zijn. Maar natuurlijk kan men zich afvragen of de ambtelijke cultuur die bemoeienissen toelaat. Het feit dat de minister de gouverneur niet zomaar kon aanzetten de zaak ter hand te nemen moet men wel in de overwegingen meenemen wanneer men het over het nut van de provincie heeft. Frappant blijft vooral dat de provinciegouverneur zowel een vertegenwoordiger is van de centrale regering als van de deelstaatregering, c.q. de Vlaamse, wat in dit land wel leiden moet tot het dragen van meer dan één petje.

De vraag blijft dan, zelfs als we de verhelderende inzichten van prof. dr. Paul Verhaeghe goed begrijpen, hoe men mensen die pesten tot andere inzichten kan brengen. Autoriteit is een mogelijkheid, maar als mensen die al erkennen, dan zijn veel leidinggevenden ervoor beducht die te gebruiken en al vaak niet ten behoeve van derden. Gegeven de verwachtingen en gegeven het feit dat pesterijen lang als een onschuldig tijdverdrijf werden beschouwd, waarbij men er zich dus niet om bekreunde dat mensen in hun waardigheid werden geraakt, kan men de belangstelling voor het fenomeen en voor incidenten best begrijpen en goedkeuren, maar de kwestie blijft of men in de concrete situatie echt wel iets kan doen.

Finaal zal men zich afvragen of mensen die anderen pesten of erger, publiek vernederen en dat voortdurend niet gewoon vervolgd moeten worden. Het blijft cruciaal dat men hun verantwoordelijkheid wel degelijk onder de aandacht brengen. De rol van de overheid om een en ander te volgen wat publieke werkgevers aangaat, kan men niet ontkennen. Aan de andere kant, als de psychoanalist gelijk heeft en we over keuzemogelijkheden beschikken, dan moet men ook pesters aan het verstand brengen dat hun bejegening nergens op slaat. Sommigen ontdekken het wel. Maar er blijft de vraag waarom mensen het doen. Men kan verwijzen naar de evolutionaire psychologie, maar dat zou dan alleen bewijzen dat we de huidige situatie van samenleven nog niet begrepen hebben.  We leven niet op de apenrots, maar de keren dat we afgelopen weken over het alfamannetjes hebben horen memmen zijn niet te tellen. Evengoed is het zo dat men het individuele vaak benadert zonder nog oog te hebben voor het grotere geheel. Het punt is dat de overheid, dat een werkgever er enig belang bij heeft dat het personeel behoorlijk behandeld wordt. Maar evenzeer is er de vraag of er geen menselijke drijfveren denkbaar zijn die het afstoppen van pestgedrag bevorderen.

We hebben de afgelopen veertig jaar een debat zien ontstaan, of liever, kunnen volgen waarin twee sferen bijna ondoordringbaar voor de andere ontstonden, over de vraag of de mens een individueel wezen is, dan wel een sociaal wezen. Zelden is gepoogd de banden tussen het persoonlijke en de interactie met anderen tot voorwerp van onderzoek en debat te maken. Individualisme an sich kan leiden tot een groter bewustzijn van de onderlinge band met anderen maar een idee van verbondenheid kan leiden tot een cocooning waarbij het sociale leven zich inperkt tot gelijkgestemden en mensen uit de eigen kring. Soms zegt men dat een Koen Wouters, van Clouseau een gewone jongen is gebleven. Het is maar de vraag voor wie hij gewoon is. Nu vind ik het zelf geen kwaliteit om een “gewone jongen” te zijn, in die zin dat er een kwaliteit aan verbonden wordt, die men als sociaal, conviviaal en verstoken van kapsones beschouwt. Maar als andere mensen echt gewone jongens en meisjes zijn, worden die uiteraard vaak over het hoofd gezien of erger. Het valt op dat het artikel in De Standaard van 11 augustus 2012 er blijk van geeft dat de gemeentelijke overheid niet enkel beweert dat er niets aan de hand zou zijn geweest maar intussen het onderzoek zoekt te frustreren.

De kwestie hoe superieuren in een dienst hun medewerkers dienen te behandelen kan men in deontologische codes gieten. Maar bij nader toezien betekent het ontberen van inzicht in de samenwerking met anderen en met ondergeschikten in wezen dat de betrokken superieur minstens een deel van zijn opdracht niet kan of wil uitvoeren. Meer nog, er ontbreekt hem of haar een zeker aanvoelen van menselijke betrokkenheid. Is dat professioneel? Niet a priori maar ik kan mij gemakkelijk beroepen indenken waar meer dan formele empathie van doen is, opdat men goed professioneel zou functioneren. Leerkrachten en ander docerend personeel, artsen, sporttrainers en magistraten, maar ook politiepersoneel en zelfs een goede officier die met soldaten speciale opdrachten moet uitvoeren, kan niet alleen met discipline resultaten halen of een puur – zogenaamd – professionele houding resultaten boeken.

De zaak is dat we er soms versteld van staan hoe mensen professioneel gedrag niet verbonden achten met intermenselijke verbanden en met positieve ingesteldheid tegenover anderen. Vertrouwen is goed, controle is beter heet het dan. Of men is perfectionistisch en vergeet dat een beetje chaos tot grotere dynamiek kan leiden dan strak georganiseerde structuren en organogrammen.

Wat de minister voor ogen had staan, weet ik niet, hoeft ook niet, maar het is wel duidelijk dat er meer nodig is om de discussie over pestgedrag in organisaties en bedrijven in te perken en mensen aan te sporen in hun opdracht, als superieur maar ook als gewone medewerker het menselijke niet uit het oog te verliezen. Het komt me voor dat men het graag heeft over uitbuiting en harde zakelijkheid, maar dat men dat niet altijd de eigen positie en houding weet te bekijken en te zien of men er wel komt met mails waar men vooral veel ASAP – as soon as possible – dan wel gebrulde bevelen, zonder dat er tot brullen aanleiding is. Het gaat om een vorm van leiding geven, die, als het goed is, het menselijke, in hoofde van de leiding gevende en van degene die uitvoert tot betere verhoudingen kan leiden.

We kunnen het dus om redenen van goed bestuur wel belangwekkend vinden dat de voogdijminister de leden van college van burgemeester en schepenen van die betrokken gemeente wil laten bevragen over hun houding in dit geval van uit de hand gelopen pesterijen. Men kan beweren dat goed bestuur zich niet met dat soort kwesties hoeft in te laten want dan gedraagt die minister zich als een keizer-koster. Het zou niet moeten hoeven, maar als er aanleiding toe is, kan de minister niet blind blijven. Maar het zou wel goed zijn, zoals professor  dr. Paul Verhaeghe het meent dat we de tijd nemen om onze eigen houding te bekijken. Pestgedrag raakt mensen in hun fysische en psychische integriteit en het is goed dat het gerecht verantwoordelijkheden onderzoekt, maar het kan het beleid helpen als men in concrete situaties ook de bestuurlijke elementen ervan ernstig neemt. Dat was, denk ik dan, het doel van deze aanpak en kan men anders dan de minister van binnenlands bestuur  dit initiatief als een verdienste aanrekenen?

Bart Haers 

Reacties

Populaire posts