Barbaarse politici gaan over kunst
Dezer Dagen
Cultuurpolitiek in Vlaanderen
anno 2016
steriele discussies en gezeur
![]() |
Scène uit een enscenering van De Toverfluit, waarin het hiëratische verruild werd voor meer alledaagse voorstellingen. |
Het
was al langer duidelijk dat er tussen de aanhang van N-VA en de wereld van de
cultuurmakers iets scheef zat, vooral omdat er nu eenmaal mandaten in de juiste
dan wel verkeerde handen zijn gekomen. Ben ik de mening genegen de
subsidiërende overheid niet over de inhoud moet gaan, ook betreur ik al lang en
breed dat er zo weinig waarlijke discussie is over hoe we dezer dagen met kunst
omgaan. Het moet toch geen Kralenspel worden noch versteende monumentenzorg.
Maar toch, sommige "moderniseringen" hebben ook niet altijd veel zin.
Maar goed, laat proberen en geef dan vooral uw eigen visie. Maar zorg wel dat
de referenties juist zijn: het zwanenmeer heeft alles met de late negentiende
eeuw te maken in Tsaristisch Rusland en weinig met Stalin.
Hoe
vaak wordt er nog Nederlandstalig repertoiretoneel opgevoerd in onze grote
theaters? Maar ook, hoe komt er woordtheater van deze tijd op de planken? Ik
vraag het me wel eens vertwijfeld af en bedenk dan dat David van Reybroeck in
het genre van de monologen mooi werk doet en ook Annelies Verbeke een paar
mooie stukken bracht. Maar toch, er is te veel moderniteit naar de vorm, te
weinig zo te zien op een inhoudelijke wijze deze tijd verbeelden. Zoals
Schiller of Brecht lieten zien, kan dat op vele manieren, hoeft het niet over
het onmiddellijk herkenbare te gaan. De kunst brengt in vele vormen en via
meerdere media de werkelijkheid tot leven of negeert die net om ons op de een
of andere manier een genoegen te bezorgen en dat kan ook via het monstrueuze of
de leegte. Het medium bepaalt of we kunnen ontkomen aan de werkelijkheid maar
ook of we zo op die werkelijkheid, hoe verscheiden die ook is, hoe verscheiden
die ook wordt gepercipieerd een ander licht geworpen zien.
De
grote kwestie blijft of we echt zo diepgaande kloven zien in wat echt
aanspreken kan, dan wel of er een zucht naar distinctie en onderscheid bij een
deel van het publiek en de makers op te merken valt. Dat kan een pose zijn en
is het ook vaak. Sommige politici haasten zich voor te stellen als volks door
de smaak en opvatting elitair te noemen, ook als daar geen reden voor is. Soms
kan kunst om de kunst best indrukwekkend uitpakken soms kan het louter
maniërisme blijken, maar het moet eerst maar eens gecreëerd worden. Het
probleem is dan vaak dat we geen geduld hebben als iets ons helemaal mishaagt.
De kwestie is dus, valt te vrezen dat je als publiek ook wel interesse kan
opbrengen, wat meer is dan zich naar het theater begeven. Toen ik een opera van
John Adams zag over de kaping van een schip, The death of Klinghoffer, dan was
mijn verwondering gelijkaardig en kwam mijn betrokkenheid even pakkend als bij
het zien van "Dialogue des Carmelites" van Poulenc, dat de
terechtstelling van een aantal kloosterzusters tijdens de Franse Revolutie
evoceert en dat meer is dan een verhaal over tranerige vroomheid.
Dorian
Van den Brempt heeft gelijk en geen enkele partij ontsnapt aan zijn oordeel: er
is vooral onverschilligheid en veel populisme, want de overheid noch
parlementairen hoeven zich met de creatie en het creatieve proces in te laten.
Om die reden is de vorm van subsidiëren en de dossierbehandeling er een die
vooral een kring van bekende namen ten goede komt. Nu zijn de grote namen van
vandaag de mensen die dertig jaar geleden tegen het establishment mochten
schoppen en nu zelf mee het mooie weer maken. Het gaat dan niet enkel om de
kunstenaars alleen, maar ook om zij die in commissies de subsidierondes helpen
bolwerken.
Wie
worden de grote namen van Morgen? Moet de politiek daar mee bezig zijn?
Afhankelijk van de kunstvormen, ziet men ook dat er vaak op een zeer bescheiden
niveau heel wat gebeurt, dat de buitenwereld slechts zelden bereikt. Het
culturele leven in Vlaanderen is een zaak van kunstenaars en publiek, van een
aantal recensenten die ons vertellen wat de moeite waard is. Nu, als men zegt
dat alleen de grote namen ertoe doen, dan kan het geen kwaad bij de buren te
kijken, want men vergeet niet licht iemand als Pierre Bokma, een grote naam
boven de Moerdijk, die dus hier
nauwelijks weerklank vindt, omdat de kwaliteitsmedia er geen greintje aandacht
aan besteden; is het dan niet duidelijk dat er iets schort bij die mediator. In
een programma als Van Gils & gasten al eens en stukje Shakespeare gehoord,
zoals Bokma dat deed en ons als Shylock rillingen bezorgde, terwijl we het stuk
hoogstens een keer hebben zien opvoeren, in een kleine bezetting en uiteraard ook
op TV2, toen de openbare omroep nog regelmatig Shakespeare liet opvoeren.
Al
sinds Goethe is er discussie of men "Hamlet" of "Othello
helemaal moet uitvoeren, dan wel er gepaste coupures in aanbrengen. Dat sommige
theatermakers Henri V en Richard III tegelijk willen brengen, aan elkaar
geknoopt, kan interessant zijn, maar Henri V blijft toch een stuk dat op
zichzelf al heel wat te vertellen heeft. Ik zag de film met en van Kenneth
Branach en heb het altijd in herinnering gehouden. Het waren noodzakelijke
stapstenen om met theater vertrouwd te maken, maar het heeft me vaak verdroten
dat we zelden het repertoire op de Bühne zien, omdat men het oude koek vindt.
Nog
even de discussie oprakelen of men de hogepriester Sarastro in een badkuip mag
zetten? De vraag is of het een andere begrip van de Toverfluit oplevert. Men
moet het niet meer gepruikt op de bühne brengen maar anderzijds, denk ik, moet
men er ook geen farce van maken of mensen die een al te minimale enscenering of
al te blasfemisch gepresenteerde iconen, zoals Sarastro presenteren, want zou
dat nu inderdaad een bestofte aanpak zijn?
Het
valt op dat de politieke aanwezigheid in het artistieke leven best wel eens
goed kan uitpakken, als ze een enfant terrible zijn of haar gang laat gaan. De
vraag is altijd nog of men alles goed moet vinden en daar ontbreekt het debat
aan bereidheid over kwaliteit en andere aspecten van een creatie te spreken. Te
vaak is epigone bekrompenheid goed bevonden, zoals met de opvoering van
Voltaires Candide in Gent het geval was, terwijl de taal, in dat geval in het
gebeuren nagenoeg afwezig was. Een moeder Maria met een blote borst hoeft geen
ophef te veroorzaken, maar het stuk moet nog wel ergens over gaan, toch. Het
ging ergens over, maar in de publiciteit lag de nadruk op het feit dat men het
verhaal in een mediterrane sfeer wilde brengen en met mensen die net een andere
religie aanhangen. "Loin des hommes" brengen in het theater, een
novelle van Camus, dat zou pas ophef maken, maar eerder interesse wekken. En
waarom niet nog eens zo een stuk als "De Seksstaking van Claus naar Aristophanes,
enfin het ging om een vrouwenstaking, dat over de houding van mensen, vrouwen
gaat die zich tegen de oorlog verzetten.
Ik
denk dat men de mensen van N-VA niet meer cultuurbarbaren mag vinden als andere
zendelingen van andere partijen in het kunstleven. Er is niet alleen dat
vervelende toontje van dat mag en dat mag niet, er is vooral een feitelijke
desinteresse, verveling ook en toch, iedereen wil aan de kunst een boodschap
meegeven als is dat de zaak van de creatoren en niet van de curatoren. Laat het dus maar zo uitpakken dat we de
politieke wereld bezorgd zien zijn om het artistieke leven, blij als er mensen
bekendheid verwerven in Avignon of Venetië, maar ook dat mensen de weg vinden
naar het theater, de muziekzaal en de musea of zelf met kunst bezig zijn,
professioneel of als amateur, dilettant.
Bart
Haers
Ik hoop dat de lezer de tekst terug kan vinden op de website van De Standaard: http://www.standaard.be/plus/20161217/bijlage/dsw/optimized
Reacties
Een reactie posten