De burger in ere houden




Dezer Dagen



Nous sommes l’ Etat
Hoezeer hechten we aan de publieke zaak?




Thorbecke vond at burger
een eigen statuut heeft binnen
het bestel, iets waar we zelf niet
altijd meer weet van hebben. 
We kennen een lange periode van vrede en er werd een systeem op stapel gezet dat men ooit met trots de verzorgingsstaat noemde, waar we nu wel eens vragen bij gesteld zien. Tegelijk zien we, zegt men ons een grote onvrede leven in de samenleving, niet enkel bij ons, ook en in verhevigde mate in het UK. Waar staan de burgers in dat verhaal?

Hoe dat zal evolueren, valt niet uit de vlucht der kraaien af te leiden, maar we zien dat de voortdurende kritiek op Europa ertoe geleid heeft dat mensen, ook zij die we vanwege hun studies wijs achten, echt geloven dat het UK en de Britten beter af zullen zijn zonder de EU. Toen het land toetrad tot de EU was het UK de zieke man van Europa en moest het, in 1976 naar het IMF stappen. Margaret Tatcher zou al in 1989 roepen dat ze haar geld terug wilde, zonder in overweging te nemen hoeveel het UK aan fondsen uit Europa ontving. Maar de Britten en bij uitbreiding velen in Europa zien de band niet meer tussen hun bestaan en wat overheden doen ten behoeve van de publieke zaak.

Zich interesseren voor de publieke zaak betekent niet dat men zichzelf en de eigen belangen kan of moet wegcijferen, wel dat men accepteert dat de publieke zaak niet enkel iets van politici of ambtenaren zou zijn, waar wij alleen de gevolgen van ervaren, die we dan graag als negatief voorstellen. Nu men opnieuw spreekt over burgerschap, moet men meteen ook aangeven dat die rol die we onszelf opleggen niet vrijblijvend is. En als we erin zouden slagen er iets van te maken, van dat burgerschap, wat zou dat dan inhouden? In elk geval hoeft het de discussie niet te smoren, over hoe we de toekomst willen voorbereiden. Niemand hoeft zich zozeer ten dienste te stellen dat men er zich niet goed bij voelen zou.

De huidige situatie waarbij links ontevredenheid genereert door voortdurend te wijzen op het feit dat de situatie nog verre van ideaal is, nog helemaal niet beantwoordt aan hun visie van de betere samenleving, wat dat ook mag betekenen, omdat er onder anderen nog arme mensen onder ons zijn, terwijl ze dan weer vooral veel bureaucratische oplossingen op tafel leggen. Het is een onmiskenbaar een goede zaak geweest dat men mensen rechten toekende, zonder te kijken naar de (politieke) aanhorigheid van eenieder. De staat moet immers neutraal zijn. Maar nu lijkt men toch in zekere zin wel voorwaarden te willen stellen, terwijl ook dat verre van nieuw is.

Ter rechterzijde zien we dan weer dat de ontevredenheid gevoed wordt door een zogenaamde conservatieve reactie, terwijl dat op zich moeilijk benoembaar blijkt. Rechts daarvan zijn er wel lieden die graag schermen met de Verlichtingswaarden, enkele toch, die hen goed uitkomen, zeker in het licht van hun strijdvaardige optreden tegen de Islamisering van Europa. Dat leidt soms tot grappige contradicties, want ze wijzen op de gelijkheid van man en vrouw en tegelijk zeggen ze dan weer dat vrouwen hun plaats moeten kennen, aan het aanrecht.

Het voeden van onbehagen over onze samenleving en cultuur komt dus niet van een zijde alleen, want iedereen die politiek iets te zeggen wil hebben, komt met verontwaardiging spreken over hoe gevaarlijk, bedreigend de toestand wel niet is. Links wil verandering, rechts wil verandering, maar die bewegingen lijken elkaar steeds meer uit te sluiten. Voor de gematigde politicus, die begrijpt dat mensen zelf ook wel weten wat goed is voor henzelf en begrijpen dat de publieke zaak ook van belang is voor henzelf, valt er op het oog niet veel te rapen en alvast weinig stemmen, zegt men. Macron heeft laten zien dat men wel iets nieuws uit de grond kan stampen en toch stemmen halen. Het punt was en blijft, valt te vrezen dat men nu dag na dag zal zoeken naar kleine en grote vergissingen, zonder nog het grote verhaal in gedachten te hebben. Het valt niet goed te praten als een lijfwacht agentje wil spelen, maar tegelijk zijn het wellicht uitwassen van een cultuur waarin men, surfend op het succes van zo een president, meent boven de wet te staan. Gebleken is dat dit niet  gedoogd werd en twee mensen verloren hun job. Intussen moet men dan niet doen alsof dit van een soortelijk gewicht is om het bestuur van het land aan af te meten.

Het feit dat “La France Insoumise” nog altijd verteld dat de arbeidsmarkt niet hervormd moet worden, omdat dit mensen – die al geen rechten hebben in het systeem – te zeer zou raken, maakt duidelijk dat men een onzorgvuldig discours ten allen kante aantreffen kan en dat het voor journalisten niet zo simpel is, om Jean-Luc Mélenchon en anderen voortdurend op de vingers te tikken, want men moet toch vooral kritisch wezen over het beleid van de regering, niet van de oppositie, terwijl een goed geinformeerd burger moet weten wat deze en gene nu wel zeggen.

De zaak is dat de politiek voorgesteld wordt als iets waar we geen vat op hebben, dat we niet meer dan publiek zouden zijn en kunnen volstaan met applaudisseren voor de scherpste stem, voor de meest uitgesproken eenduidigheid. Zelden tref ik mensen die, zoals Tevje de Melkboer eerst de ene spreker en dan de andere toejuichen. De ene presidentskandidaat kan ons wel en de andere minder aanspreken, maar in polaire systemen, met telkens twee kandidaten is het moeilijk de zaak goed te belichten. Tevje had gelijk, want als goede toehoorder kan je meerdere verhalen waarderen.

Het ligt niet voor de hand de beleving van burgerschap, zoals dat nu vaak aangedragen wordt, te verbinden met wat Johan Thorbecke voor ogen had staan, toen hij van de burger een instituut maakte, zoals de Tweede Kamer of de Koning, want de burger speelt in het concept van Thorbecke een cruciale rol, die we nu blijkbaar niet meer zo hoog schatten. Immers, zoals de socioloog Eric Corrijn stelde, kunnen burgers nu eenmaal geen rationele keuze maken. Het hangt af van wat men als rationeel voorstelt, want de ene kan uitgaan van een utilitaristische benadering van de staat, de andere kan uitgaan van een concept waarin de staat als goede vader het al bestiert en dan zijn er nog andere mogelijkheden, waarbij burgers afwegingen maken over hoe de infrastructuur erbij ligt, het onderwijs kinderen echte kansen geeft of de geneeskunde voldoende aan de zorgvragen kan beantwoorden en dan, stelt men vast is het niet enkel een zaak van een paar simpele beslissingen, maar gaat het over complexe systemen, waar niet enkel politieke verantwoordelijken bij betrokken zijn, wel grote groepen mensen, artsen, verpleegkundigen, technici en patiënten, om wie het allemaal draait.

In dat complexe systeem kan men het burgerschap, zoals Thorbecke het in gedachten had, beter inpassen, omdat de burger dan ook betrokken is, uitgenodigd wordt zich betrokken te weten. Dat betekent niet dat men voortdurend referenda en volksraadplegingen moet houden, maar dat men ervoor moet zorgen geinformeerd te zijn. Dan evenwel zullen de media niet enkel aandacht moeten besteden aan wat er fout gaat – dat moet ook, natuurlijk, maar vertelt niet het hele verhaal. Naast nieuwsuitzendingen kan men toch bedenken dat de samenleving behoefte heeft aan een goed inzicht hoe alles in elkaar gestoken is geworden en bijgestuurd werd. Goede duidingsprogramma’s hoeven niet per se nog eens in te zoemen op wat al in het nieuws gezegd is, wel nagaan hoe de instellingen functioneren en wat mensen mogen verwachten van de toekomst.

Het probleem is immers dat als we dagelijks vernemen dat de instituties niet werken en de samenleving voortdurend op de rand van een ineenstorting zou staan en de burgers belazerd worden waar ze bijstaan. Het is niet door voortdurend te vertellen dat het gehele juridische systeem faalt, in zekere zin faalt het gerecht op de lange termijn niet, want een zaak in beroep behandeld kan helemaal anders uitpakken. Waar er in eerste aanleg en in grote criminele dossiers al eens brokken vallen omdat advocaten een handtekening te weinig vinden in een formulier voor onderzoeksopdrachten, dan kan men ook stellen dat dit vaak te wijten is aan grote ijver van politici om alle achterpoortjes te sluiten, zonder zich te bekommeren om de administratieve uitrol ervan. Jawel, mensen kunnen buiten hun wil in problemen komen, in het ergste geval met de rechtbank te maken krijgen, maar dan nog, van hoeveel rechtszaken krijgen we via de media iets te horen? Heel weinig, moet men vaststellen, als men afgaat op de frequentie van de zittingen van tribunalen.

In wezen blijft de vraag hoe mensen zich als belanghebbenden kunnen beschouwen als men voortdurend als onwetende kudde schapen beschouwd wordt. Vooral opiniemakers zouden zich toch tot het publiek kunnen richten op basis van gelijkheid en van respect voor de competenties van dat publiek. Het komt zelden aan bod dat men in de media dagelijks redenen vindt om de politiek en de media te gaan wantrouwen en het justitieapparaat voor vermolmd te houden. Het is niet omdat er inderdaad problemen zijn of omdat er discussies zijn, bijvoorbeeld over de organisatie van het leerplichtonderwijs, dat het hele bestel krakemikkig in elkaar zou zitten en dat wij burgers ons helemaal van dat alles kunnen afwenden. Men kan de houding van de libertaire beweging in de VS, waarbij de staat als bron van alle onheil, als een dogma geldt toch maar moeilijk tot voorbeeld nemen.

Overigens, die burger hoeft niet de hele tijd met de Res publica bezig te zijn, tenzij de omstandigheden ertoe nopen, want dan zou dat ook frustrerend werken. Wandelt men door onze steden, dan merkt men vanzelfsprekend hoe bijvoorbeeld belangrijke gebouwen werden gebouwd met grote inspanningen van burgers, zoals het Belfort, maar zelfs de Sint-Janskerk – nu Sint-Baafs – is niet door hoge instanties boven de stad gebouwd; het waren burgers die besloten tot de bouw en er de financiering van verzekerden. De wisselwerking tussen burgers en politieke instellingen verloopt doorgaans dezer dagen – voor de schermen – als een strijd, waarbij de burgers de strijd aanbinden tegen een beslissing van de (lokale) overheid die dan weer in het verweer gaat. Op die manier gaat het ook om winst of verlies.

De grootschaligheid, meer dan 6 miljoen burgers (in spe) in Vlaanderen laat niet altijd toe dat politici en burgers elkaar kunnen kennen, daar gaat het dus niet om, wel om de vraag of burgers de intenties van politici kennen en hoe ze zich ook op de hoogte kunnen stellen van beleidsplannen, de verantwoording, de doelstellingen en de uitwerking. Dat vergt van de media dat men de burger niet als kinderen van 8 of zelfs 14 zou beschouwen, maar als volwassenen met een behoorlijke scholing en een vrij goed ontwikkeld inzicht. Kan men dan terug begrip krijgen voor de wederzijds verwachtingen en inzien dat burgers wel vrezen dat de immigratie en de vluchtelingencrisis lastig kan zijn en de toekomst lijkt te hypothekeren, betekent niet dat deze mensen het over exclusie zouden hebben.

Overigens, wie gelooft dat een politiek bestel met open grenzen en zonder exclusie kan functioneren, zal toch moeten weten dat mensen graag weten met wie ze te maken hebben. Het probleem is dat de tegenstelling tussen open grenzen en gesloten grenzen alweer een tweedeling veronderstelt die aan de werkelijkheid niet beantwoordt en ook onwerkbaar zou zijn. We moeten zorgen dat niet iedereen hierheen wil komen, door het leven in regio’s beter te maken, maar dan spreekt men wel niet over een vrij stevig uitgebouwde dictatuur, zoals Eritrea. Het eeuwige conflict in Somalië, waar we nu niets meer over horen is ook zo een gebied – een land kan men het niet blijven noemen – waar mensen weg willen. Pogingen om daar de situatie te normaliseren zijn vooralsnog ijdel gebleken. Dat wetende en begrijpend dat mensen voor zichzelf een beter leven willen, zorgt voor ongemak, waarbij vooral de veiligheid in het gedrang lijkt te komen. Daar moet men niet al schichtig over doen, wel manieren vinden om de eigen burgers de nodige garanties op veiligheid en zekerheid bieden, zonder de rechten van vluchtelingen in het gedrang te brengen, maar dat wil helemaal niet zeggen hen vrij baan geven.

De burger opnieuw een plaats geven in het politieke gebeuren en erkennen dat verkiezingen verloren worden omdat men niet voldoende burgers kan overtuigen, zou al een eind weegs betekenen voor het versterken van de democratie. Men moet vrezen dat er voedsel gegeven wordt aan complottheorieën wanneer men voortdurend de verdenkingen over wat fout lijkt te gaan, bij het bestuur legt. Soms zijn het belanghebbenden die de boel versjteren, dan weer zijn het tegenstanders van een project die alles tegenhouden, soms zitten we in de ene groep, soms hebben we gemene zaak met de andere. We zitten niet altijd op dezelfde stoel en in dezelfde groep, omdat onze inzichten ook wel evolueren naarmate we ouder en soms wat wijzer worden, of omdat we gebeurtenissen anders gaan evalueren.  Dat alles betekent wel dat die burger, die burgers dus, van belang is in het bestel en in de eerste plaats betrokken is, in plaats van buitenstaander, laat staan tegenstander van overheidsoptreden. Juist goede verantwoording van de overheidsuitgaven is van belang, maar wij moeten er dan ook kennis van willen nemen. Finaal zijn wij de staat en zijn we mee verantwoordelijk als het mis gaat. 


Bart Haers   


Reacties

Populaire posts