Gender en cultuurstudies



Dezer Dagen



Genderstudies? Natuurlijk




De discussie over Uiterst rechts of moeten we zeggen, Nieuw Rechts, gaat verder en er voelen zich wel meer mensen aangesproken, dan op het eerste zicht bedacht kon worden. Dat men vragen heeft bij de studierichting Genderstudies, zal dan wel niet bijzonder klinken en het is niet de enige richting waar een ideologische agenda niet ver uit de buurt ligt. Toch zou men er fout aan doen de studie en het onderzoek omtrent gender als onbeduidend af te doen.

Het is zoals met psychoanalyse, men kan, zoals Maarten Boudry dat deed in zijn masterscriptie aantonen dat het niet wetenschappelijk is, wat de psychoanalyse in se zelf ook aangeeft, dat wil zeggen, de methodiek is wel goed omschreven, maar het is geen bètawetenschappelijke benadering. Voor een filosoof is dat een vreemde benadering want het zou immers betekenen dat er maar een methode zou zijn, om menselijke constructen te vatten en te beschrijven. In de geschiedenis van de wetenschappen is dat al vaker een strijdpunt geweest, terwijl niemand kan bewijzen dat men met “zwakke” wiskunde, zoals Klaas Landsman vaststelt ook maar tot zwakke resultaten zal komen. Voor de geschiedschrijving ligt het voor de hand dat men toch met bronnen die zich lenen voor statistische verwerking ook een aangepaste methode heeft ontwikkeld, omdat eindeloze reeksen publiceren toch opnieuw verwerking vergt, maar zonder die reeksen van bijvoorbeeld Heilige Geesttafels, gerund door dismeesters die de armenzorg in het stadsbestuur op zich namen, zou men over het fluctueren van het aantal armen, vaak ook de oorzaak en dus zeker het geslacht niet kunnen volgen. De dismeesters hadden verantwoording af te leggen over de uitgaven en de inkomsten en vormden zo grote archieven, waar demografen en economisch historici heel graag uit putten. Overigens bleek ook dat men op grond van die reeksen ook specifiek onderzoek kon doen naar het lot van meisjes en vrouwen, in nood. Ook de staten van Goed – opgesteld wanneer in een gezin met minderjarige kinderen een ouder stierf – laten toe heel wat onderzoek over welvaart en armoede op te zetten en ook de zorg voor meisjes kwam wel eens aan de orde.

Uiteraard omvatten genderstudies meer dan alleen historische referenties, al wordt wel stilaan duidelijk dat er best wel eens meer biografisch onderzoek kan aangevat worden, omdat dan wellicht kan blijken dat vrouwen niet altijd en enkel dienstig waren bij de haard en als “kweekmachines” werden beschouwd, zoals men het graag voorstelt. In die zin kan het helpen als men bijvoorbeeld de visie van Simone de Beauvoir ook op een zinvolle manier weet te problematiseren. Suzanne Lilar heeft het werk van de Beauvoir grondig onderzocht, stelt Marc Vanfraechem en afgeserveerd, waarbij mevrouw Lilar er niet van verdacht kan worden dat ze tegen het feminisme gekant zou zijn. Toch blijft vandaag dat debat vaak onvermeld[i].

Moet men de vrouwelijkheid als een construct zien, iets artificieels, zoals De Beauvoir beweerde of biedt vrouwelijkheid in de cultuur een breder palet aan mogelijkheden, dan alleen die van een ondergeschikte rol en dus niet bepaald geschikt voor intellectuele en andere activiteiten, zoals men graag blijft beweren. Je hebt in de oudheid een figuur van Hypatia, maar veel is er niet bekend over haar. Zou het echt zo zijn dat ze de enige vrouw was die zich met filosofie en wiskunde inliet?

Héloïse, Hildegard von Bingen, Anna Bijns, Tesselschade, Maria Tesselschade Roemers Visscher dus, het zijn namen die we wel eens tegenkomen, maar niet altijd als onderwerp van een stevig uitgewerkte biografie, terwijl het voor het onderzoek wel van belang kan zijn, want het lot van die vrouwen – dat niet altijd mistroostig hoeft te wezen – kan de handelingsvrijheid van vrouwen weergeven, ook al vinden we zo niet onmiddellijk meer over andere vrouwen.

Daarom stel ik ook wel eens verbaasd vast dat er relatief weinig briefwisseling van vrouwen bekend lijkt te zijn, terwijl brieven toch heel wat informatie dragen over netwerken, over eigen levenservaringen en het wedervaren van hun correspondentes. Je kan natuurlijk ook bij Madame de Stael terecht of bij Belle van Zuylen. Vanaf de negentiende eeuw lijkt het minder makkelijk met enkele namen uit te pakken, omdat er meer vrouwen een zekere faam verwerven, Georges Sand, dr. Alette Jacobs, Marie Curie en dan wordt het al een catalogus, maar toch blijft het moeilijk een goed zicht te krijgen op de ontwikkelen en hoe sociaaleconomische omstandigheden een invloed hadden op de levenswandel van vrouwen. Belle Zuylen vond dat ze niet geschikt was voor ondergeschiktheid, Christina van Zweden, leefde in de zeventiende eeuw, vond dat ze best koning kon zijn, zonder per se te hoeven huwen. Haar leven verliep niet op wieltjes, omdat de mannen in haar hofhouding en vooral de kanselier Axel Oxenstierna haar in haar conventionele rol terug wilde dringen, wat haar niet beviel en ze won het pleit van de Rijkskanselier, maar trad uiteindelijk wel af en bekeerde zich tot het katholicisme. Toch nam ze, soms met veel conflicten, haar eigen leven in handen.

Het hangt immers ook altijd af van individuele karakters of men werkelijk in een ondergeschikte rol berust of integendeel de weldenkende gemeente een neus zet.  Het verhaal van Keetje Tippel mag dan een tranentrekker zijn, haar lot ziet er beter uit, want na de armoede van haar jeugd kon ze via een huwelijk een dame worden die in Genk in een villa wonen. Overlijden deed ze in Elsene. Neel Doff  werd in een gezin geboren waar doffe ellende en armoede alles versmachtten, trouwde toch rijk, leefde in Genk, voor het een industriestad werd en kwam uiteindelijk in Elsene te wonen. Ze schreef het leven van Keetje Tippel en kreeg daar erkenning voor. Het verengen van haar betekenis tot een paar titels, zonder dat men de werken nog (kan) leest/lezen[ii], zal wel eigen zijn aan de omstandigheden. Toch schreef Erik Defoort een biografische schets van de vrouw die ondanks de miserie van haar jeugd toch een eigen leven kon uitbouwen. Ja, ze trouwde met een welgestelde notaris, werd weduwe en kon toch, door te schrijven een eigen naam verwerven. Daar moet het toch ook om gaan, hoe mensen in hun leven op een gegeven moment de weerbaarheid vinden om eigen, ongebaande paden te volgen. Bovendien bleek ze goed in het ontwikkelen van netwerken.

Uiteraard zou u kunnen opwerpen dat ik weer uit het magazijn van de historische figuren ga putten, terwijl die benadering wel toelaat te kijken wat voor onderzoeksvragen men stelt en of er inderdaad geen redenen zijn om de genderstudie af te wijzen, want er zijn nog genoeg kwesties die onderzoek verdragen, waarbij men dan wel de wetenschappelijke attitude niet uit het oog mag verliezen dat men niet eenduidig naar een bepaald resultaat kan toewerken, wel kan men er niet altijd onderuit dat een onderzoeksresultaat niet (meer) vanzelfsprekend is. Dan is het de vraag of men basis van die vaststelling actie kan ondernemen om de toestand te verbeteren. Het zal dan ook wel moeten gaan in welke mate mensen, omwille van hun geslacht of seksuele voorkeur gefnuikt worden in hun streven naar wat voor hen het geluk is. Daarbij zal men dus ook mentaliteitsonderzoek moeten doen en bijvoorbeeld vaststellen dat een bepaalde handeling of attitude niet altijd geaccepteerd wordt. Kussende mannen of dames, al te expliciete kleding, maar in welke mate zou dat dan de eigen levensweg bemoeilijken? Streven naar erkenning en aanvaarding is belangrijk, maar men merkt dat niet iedereen zover wil gaan alles te tolereren en dan komen twee belangen in conflict, die in se niet te weerleggen vallen.  Als het niet wezenlijk is… In Oostende, op de oostoever had men aan het eind van de negentiende eeuw al een strand waar aan naturisme werd gedaan, waarover later in de geschiedschrijving niets meer werd gemeld.

Het blijkt   zo dat vanuit genderstudies ook maatschappelijke actie afgeleid wordt en daar valt niet zo heel veel tegen in te brengen, behalve dan dat men wetenschappelijk onderzoek methodologisch moet kunnen verantwoorden en voldoende aan kan tonen dat de inzichten op data steunen. Het valt op dat wie genderstudies afwijst, ook vrouwenstudies stonden wetenschappelijk niet altijd hoog aangeschreven, terwijl het voor het begrijpen van de samenleving wel degelijk van belang is, dat men goed kijkt naar wat mannen en mannelijkheid impliceert – niet als de standaardsituatie “mens” – zoals men ook meer aandacht kan schenken aan de vrouwen, het vrouwelijke en vrouwelijkheid en hoe interacties binnen de groepen en tussen mannen en vrouwen verlopen, in ideële zin en in het dagelijkse leven. Waarom beroept Jan Fabre zich op zijn artistieke vrijheid, om zoals in sommige opvoeringen mannen en vrouwen, vooral vrouwen in ongemakkelijk stemmende houdingen en bewegingen te brengen, zelfs te laten plassen op de bühne, maar dat heb ik alleen voor horen zeggen? Toch kan men zich afvragen wat er theatraal en betekenisvol is aan zijn performances, terwijl zo een bedenking gemakkelijk terzijde wordt geschoven als niet ter zake doende.

We kijken dus uit naar resultaten van genderstudies, want het is van belang te weten hoe men het eigen welbevinden en dat van anderen kan bevorderen, waarbij we wel moeten begrijpen dat niet iedereen kan instemmen met resultaten, of dat men discussie voert over de aangewende methodes. Het feit dat men wel over “Le deuxième sexe” en niet over de kritiek, onder meer dus “le malentendu du Deuxième sexe” spreekt, blijft behoren tot die culturele geplogenheden, die men niet altijd goed begrijpt. Nu, als men Elisabeth Badinter leest, in “Cahiers Suzanne Lilar”, dan merkt men dat de discussie wel gevoerd is, maar buiten beeld is geraakt[iii] Die lezing blijft het lezen waard, als was het maar omdat hier vrouwen elkaars werk onderzoeken en proberen vat te krijgen op de twist. Dat de Beauvoir een strijdend filosofe was, zal men niet ontkennen, maar dat maakt haar opmerkingen niet verdacht of zelfs niet langer valide. Het geeft wel aan dat een simpele benadering zonder inzicht in de ontstaansgeschiedenis van de boeken nergens toe leiden zal. Maar moet men zo beaat met het ene boek omgaan en het andere negeren? En ja, wordt men Man/Vrouw geboren of gemaakt door… de cultuur? Nurture zal er wel toe doen, in de mate dat we sociale wezens zijn die zonder een culturele inbedding niet kunnen leven en dus moeten we ons wel eigen maken wat anderen van ons verwachten, voor we zelf onze eigen verwachten kunnen formuleren. Tegelijk valt er aan de cultuur zoals we die erfden wel een en ander aan te merken als minder positief, terwijl menen dat het om onze natuur zou gaan, of, met Pascal, onze tweede natuur, die even diep is ingesleten als de eerste natuur zelf. En het ligt voor de hand dat kritisch kijken naar de eigen cultuur ook niet altijd geaccepteerd wordt.

Bart Haers  







[i] Het zal dus nutig zijn het essay van Lilar eens grondig te lezen. Het blijkt nog altijd beschikbaar in de boekhandel.

[ii] Het zal me benieuwen hoe u die bladzijden zal lezen, geschreven voor de holocaust, maar er staat wat er staat over joodse mensen.
[iii] file:///C:/Users/Bart/Downloads/cahiers-suzanne-lilar.pdf

Reacties

Populaire posts