teruggave koloniale artefacten




Dezer Dagen




Elgin marbles en andere rooftochten



De kaart van Congo in 1960. 
Een vzw, Bamco-Cran meent dat men geen interculturele dialoog kan voeren als er nog altijd roofkunst in bezit is van onder meer het Museum voor Midden-Afrika waar artefacten liggen. Jawel, ik ben er mij van bewust dat het woord “artefacten” een wetenschappelijke, objectiverende term is, die er onderhuids op zou kunnen wijzen dat ik de makers ervan als … beschouw, jagers-verzamelaars, zoals de lui die in Lascaux of in Les Eyzies in de Dordogne, juist, twintig à dertig duizend jaar geleden. Maar dan valt elke discussie stil, omdat men zich te perfectionistisch opstelt. Hoe gaan we met dat gemengde verleden om, waar we tegelijk getuige worden, bij het onderzoek, van wat er goed is gegaan, maar ook van wat er fout is gegaan, vreselijk fout in een aantal gevallen. Kunnen we dan alles goedmaken?

De interculturele dialoog, voor zover het publiek er weet van heeft, gaat vaak over het verdringen van enig schuldbewustzijn in Europa ten aanzien van de koloniale tijd, ten aanzien van wat toen werd aangericht. Maar zou Afrika zijn wat het nu het is, zonder inbreng van Westers kennen en kunnen? De vraag gaat niet voorbij aan de demografische, economische en ecologische problemen die het continent moet weten te verwerken, wel is het zo dat de koloniale tijd lang niet hetzelfde schema liet zien, want in sommige regio’s werd de exploitatie beperkt, terwijl elders die net werd opgedreven. Welke delen van Congo kennen we het beste en waar weten we het meeste over?

Het is niet zo dat men kan stellen dat kolonialisme in de lijn der verwachtingen lag, want het blijft altijd nog wonderlijk dat vanaf ongeveer 1415 Portugezen begonnen met hun tocht langs de Afrikaanse kusten, van Marokko tot Kaap de Goede Hoop en verder. Maar het duurde behoorlijk lang omdat er nogal wat problemen opgelost dienden te worden en ook de mythologie, de verhalen deden de zoektocht wel eens stokken, omdat men vreesde van de aarde af te vallen als men een bepaald punt zou voorbij zeilen. En die reizen waren natuurlijk niet vrij van gevaren en soms werd er ook oorlog gevoerd, zoals dat gaat met mensen op veroveringstocht.

Behalve de datum 12 oktober 1492, toen Christopher Columbus op wat later Hispaniola zou gaan heten, weten we doorgaans weinig van de hele onderneming die leidde tot de ontdekking van de Amerika’s, behalve dan natuurlijk wel de daden, misdaden voor sommigen, van Hernan Cortes, van Francisco Pizzaro, die de Inca’s met pokken ging besmetten en het rijk onderwierp. Het zijn bepaald geen daden van menslievendheid, maar het kan moeilijk worden genegeerd dat deze ondernemingen vaker onverrichter zaken afgebroken werden, ook en vooral als de chef het loodje legde. Vergeten we ook niet dat Spanje, c.q. Castilië en Portugal meenden in 1494 dat ze de werelden buiten Europa konden verdelen. Een eeuw later kwamen de Hollanders, de Britten en de Fransen opzetten en verloor het verdrag alle betekenis. De ontwikkeling van de driehoekshandel, waarbij Afrika slaven leverde voor de nieuwe wereld, waar niet iedereen op de Afrikaanse kust de dupe was van de handel, mogen we ook niet vergeten.

De veroveringen van het Westen in Afrika en de Nieuwe Wereld, in Azië ook verliepen niet eenduidig en eindigden niet altijd in kolonisatie, laat staan bezetting van het achterland. Pas in de negentiende eeuw werden grote delen van Afrika ontsloten en begonnen de Britten te dromen van een rijk van Caïro tot Kaap de Goede Hoop. Intussen hadden economen, Adam Smith op kop bedenkingen geuit bij de koloniale exploitatie van de verre kusten en het hinterland. Het economische voordeel van nagenoeg gratis gevoerde exploitatie van die gebieden zou de kosten van de onderneming niet verminderen en de kosten van de bezetting niet overtreffen. De Nederlanders hanteerden in het koloniale verkeer met Indonesië het batig slot, de inkomsten dus uit Insulinde, die via herendienst en andere vormen van uitbuiting gerealiseerd werden, kwamen de regering in den Haag ten goede. Dat had een niet altijd even gunstige invloed op de Nederlandse politiek, het cijnskiesrecht bleef functioneel omdat mensen te weinig belastingen hoefden te betalen om stemrecht te verwerven en wellicht leed ook de industrialisatie van Nederland onder de toevloed van koloniale baten.

Het kan geen verschoning bieden, ook niet wat Congo betreft, voor de wijze waarop Europese koloniale machten omsprongen met de bevolking en de voorraden aan kostbare metalen, diamanten ook die er gewonnen werden, om nog te zwijgen van de rubberproductie. Zowel in de Amazone als in Congo was het hard labeur om latex af te tappen en bovendien werden hoge quota ingesteld, wat voor de lokale bevolking niet altijd mogelijk was. Toch blijft de vraag of het mogelijk was dat in het Congoleze binnenland 30 miljoen mensen zouden gewoond hebben rond 1880 en geleefd hebben van wat het land opbracht? Sinds enige tijd mag die vraag niet meer gesteld worden, maar toch lijkt het me relevant erover na te denken, want konden het woud en de Savanne voldoende voedsel en andere noodzakelijke stoffen leveren om zoveel mensen in leven te houden. Met intense landbouw lukte het Frankrijk rond 1789 ongeveer 20.000.000 mensen te voeden. Onderzoek zou moeten uitwijzen hoeveel mensen er in het Congolese gebied konden leven toen Leopold II met steun van Bismarck Congo wist te verwerven.

Dat betekent niet dat men kan ontkennen dat de exploitatie van de kolonie geen werk van koorknapen was, want men liep zelf ook wel risico’s. Het waren vaak ook gelukszoekers, die een reden hadden om patria te ontvluchten, schulden of schandalen. Het komt me niet meer verbazend voor dat men de hele onderneming alleen als een negatief verhaal voorstelt, al kan men de geschiedenis van dit land niet goed begrijpen als men de donkere bladzijden eruit haalt. Bovendien blijkt, genuanceerd, dat na 1910 de ontwikkeling van het gebied op een meer billijke wijze te zijn verlopen, dan ten tijde van de Vrijstaat het geval was geweest. Laten we dus maar vaststellen dat de kolonisatie was wat ze was, dat in 1960 overhaast de onafhankelijkheid werd verleend en nadien de evolutie ook niet helemaal eenduidig is verlopen.

De interculturele dialoog voeren is belangrijk, al lijkt het soms moeilijk een geschikt taalgebruik te vinden. De politici van nu en Belgische/Vlaamse burgers van nu hebben nog weinig te maken met de prominenten die in 1960 de onafhankelijkheid doorvoerden, want velen weten nog nauwelijks wat er op die 30 juni 1960 is voorgevallen, zoals de redevoering van Patrice Lumumba, die echt niet veel later werd vermoord. Proberen aan de weet te komen hoe Congo tussen 1908 en 1960 evolueerde zal men ook niet in een oogopslag aan de weet komen. Wat er werd gerealiseerd, aan infrastructuurwerken, spoorwegen en wegen, de waterkrachtcentrale(s) op de Congorivier, dat alles raakte na de onafhankelijkheid in verval, terwijl de bestuurders niet vies waren van corruptie en geweld tegen opposanten. Dat ligt er niet alleen dat macht in die context minder abstract functioneert dan in liberale democratieën. De onafhankelijkheid verliep volgens analyses achteraf te rommelig en de Belgische instanties hadden geweigerd universiteiten op te richten in Congo. In 1954 richtte de KU Leuven wel een universiteit op in Congo, die later onder Mobutu gezaïriseerd werd en samengevoegd werd met de Université Libre de Kinshasa en de universiteit Lubumbashi (rijksuniversiteit, opgericht in 1956) waar veel later ook op de campus een massaslachting werd aangericht.

Moet men alles terug geven aan Congo, Rwanda, Burundi… ? Als het verloren gaat bij gebrek aan goed beheer, heeft het weinig zin. De Elgin Marbles blijven tussen Griekenland en Londen voor problemen zorgen, waarbij de Britten claimen dat Griekenland toen niet bestond, het Ottomaanse rijk wel en dat de transactie volgens de regels was verlopen. Het blijft me duizelen dat men zo hard identitair met het verleden bezig is, ook als men daar net afstand van wil nemen. De betekenis van WO I wordt doorgaans als een vreemd gebeuren voorgesteld, vreemd aan de Europese geschiedenis en tegelijk wel ingebrand in de verhoudingen rond 1911-1914 en uiteraard de naweeën in Frankrijk van 1870-1871. Te vrezen valt dat  men zo niet tot een beter begrip komt, omdat men teveel elementen van het gebeuren negeert. Ook wat Afrika betreft, blijkt het niet allemaal zo eenduidig als men zou willen, want er deden ook autochtone volkeren voordeel bij de komst van de Witte mensen. Anderen waren dan weer de dupe, zoals vooral na de dekolonisatie is gebleken, toen oude instituties van de kolonisatie plots ter discussie kwamen tussen verschillende bevolkingsgroepen. De grootste nalatigheid van Europa kan men het totale gebrek aan belangstelling noemen voor het opbouwen van de (nieuwe) staat. Men dacht er, zoals Jef van Bilsen, nog tot 1985 te kunnen zitten en tegen dan diende men de grondslagen van de staat te leggen, terwijl opgemerkt mag worden dat hij er wel over nadacht. Het verschil tussen publiek recht en dus publieke instituties voor het algemeen belang en privaat recht, met onder meer organisatievormen die particuliere belangen stroomlijnen, had men bijvoorbeeld kunnen aandragen. Een deel van het verhaal over corruptie heeft te maken met het negeren van dit onderscheid.

Het feit dat ontwikkelingswerk gedurende veertig, vijftig jaar onze gemoederen hebben beroerd, verandert weinig aan het feit dat die aanpak al te vaak paternalistisch heeft uitgepakt  voor de mensen aldaar en culpabiliserend voor ons, bevoorrechten, wat wel mooie vruchten afwierp als het om donaties ging, als het om lotsverbetering gaat, zou men toch meer argumenten moeten aandragen, zeker als onder meer VN-organisaties laten zien dat ondanks de toename van de bevolking de armoede is afgenomen en mensen vooral precaire levensomstandigheden kennen omdat de overheden niet naar behoren werken. Het draagt bij tot de idee dat het hen niet lukt de boel op orde te krijgen. Wat schuld betreft, vinden we wel eens dat we sinds 1960 niets meer in de pap te brokken hebben, maar helemaal waar is dat niet, want Belgische financiële instellingen en bedrijven bleven voet aan de grond houden. De fameuze witte olifanten, zijn die dan echt vergeten, de grote projecten die aan Congo verkocht werden, inbegrepen de nodige smeerpenningen, zodat er veel geld werd overgedragen zonder dat het land er beter van werd.

We moeten het verleden niet ontkennen, dus ook niet de ontwikkelingen rond de AIA, de Vrijstaat en de Belgische koloniale tijd, waar ook heel wat kennis werd opgebouwd, op vele domeinen van wetenschap en techniek. Men heeft altijd voorgehouden dat er een eenzijdige transfer was van de kolonie naar België en in economisch opzicht valt daar niet veel tegenin te brengen, als men de ontwikkeling van bedrijven onder het Belgisch bestuur negeert, als men de investeringen in infrastructuur ontkent. Het punt van de cultuuroverdracht valt dan helemaal buiten beschouwing, omdat men er vaak vanuit gaat dat die Afrikaanse culturen eenduidig zuiver waren. Maar onderwijs werd wel verstrekt, al was het onvoldoende. De kleine groep bezoekers die in 1958 naar België mochten komen – het was een gunst die werd verleend, ontdekte hoe het in het moederland niet voor iedereen zo paradijslijk toeging als ze hadden gedacht. Lumumba zat op dat moment in de cel wegens (vermeende) corruptie, maar hoe de zaak echt in elkaar zit, valt moeilijker te achterhalen.

Wat tot slot, zouden we dan teruggeven? Voorwerpen, die voor de een grote betekenis hebben of symbolische betekenis. Op dat laatste kan men moeilijk afdingen, maar het zijn spullen, soms uitzonderlijk en indrukwekkend, waarvan we de plaats in de toenmalige culturen wel kunnen plaatsen, als er voldoende documentatie over ter beschikking wordt gesteld. Of we altijd goed weten waar het om gaat, blijft nog buiten beeld, zodat we wel eens ongewild mythes voor waarheid aannemen. Het kan dus dat we geen zicht hebben op de uitwisseling van gebruiken en inzichten tussen koloniale machthebbers of ondernemers en de lokale bevolking. Ook die was niet a priori niet georganiseerd van blank naar de Afrikaanse mensen. Zoals geweten is wilde men mensen ook wel de kans geven meer met de Europese, Belgische cultuur geconfronteerd te worden, zoals de “évolués” uiteindelijk uitdroegen.

Het verhaal van de relaties tussen Europa en Afrika gaat gepaard met het koloniale tijdperk, zeker sinds 1850-1870, waarbij steeds grondiger methodes ontwikkeld werden die ook met de toenemende technische mogelijkheden gepaard gingen. De trein, de inzet van terreinwagens, het waren voorbeelden over hoe men dingen gedaan kreeg. De wisselwerking onder ogen nemen doet niets af aan de situatie van afhankelijkheid maar laat onbesproken hoe de Afrikaanse bevolking ermee om is gegaan. De werking van missionarissen en ook wel nonnen, die onder meer de talen zijn gaan bestuderen, soms zelfs liederen in de lokale talen hebben geschreven en zo sporen van het oorspronkelijke bestaan hebben verzameld en niet zelden ook uitgegeven. Toch is dat geen punt in de discussies, terwijl deze (de missionarissen) en andere antropologen wel heel wat materiaal verzameld hebben, die het toelaten of mogelijk maken de culturen die er waren te begrijpen. Maar of men nu nostalgisch moet terug keren naar die wereld, blijft een vraag die men wel eens positief wil beantwoorden wat voor de bevolking een onmiskenbare achterstelling betekenen zou. Vooruitgang bevorderen? Zeer zeker en toch zorgen dat mensen er wel bij varen, ook in Congo. Vooruitgang tegengaan is niet zo een goede idee, maar dat is het gevolg van de falende staat.



Bart Haers  







Reacties

Populaire posts