Het cynische spel van Schild & Vrienden
Kritiek
Drijfveren voor recalcitrant gedrag
De
discussiemolen blijft draaien, als het om Schild en Vrienden gaat en het
gedachtegoed dat ze verspreiden. Iedereen, ook ik, menen er een mening over te
moeten ventileren, maar het punt waarover het gaat, waarom zij in deze tijd die
ideologie als hun honk hebben gekozen, gaan we uit de weg. Het antwoord kan
simpel zijn: er zijn daar weinig concurrenten en de wind zit mee. Wellicht is
er meer aan de hand, maar toch, die drijfveren moeten ons toch interesseren.
Laten
we vaststellen dat sinds goed tien jaar
en zeker sinds 2015, de zomer waarin tallozen op stap gingen vanuit Turkije,
via Lesbos en het Griekse vasteland naar de vleespotten aan de oevers van de
Rijn, de polarisatie rond immigratie van welke vorm ook het publieke debat ging
beheersen. Na de verkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde
Staten werd duidelijk dat men niet zo angstvallig meer moest doen over stevige
standpunten omtrent de migratie, de Islam en andere aanverwante onderwerpen.
Men mocht al eens met scherp schieten. Of dat veel uithalen zou, bleef maar de
vraag, maar feit is dat men uit de anonimiteit kon treden en enige faam kon
verwerven, hoe bedenkelijk de goegemeente die ook mocht vinden. Men sprak van
ranzigheid en dat het allemaal abject was, maar wie riep dat dan? De
commentatoren van elke dag, een aantal mondige medeburgers met een migratieachtergrond
en nog wel enkele geleerden, wat voor mensen die lawaai willen maken niet
altijd een hinderpaal is, nooit geweest, want het is net de bedoeling de
weldenkende goegemeente te schofferen.
Toen de
strijd tegen Apartheid hoge toppen scheerde en ook de rakettenkwestie hoog op
de agenda stond, had je groepen, zoals NSV die zich verzetten tegen de boycot
van Zuid-Afrika, speelden anderen in op de angstgevoelens – als die er al waren
- omtrent de bedreiging die van de Sovjet-Unie uitging en kwam er ook onrust over de aanwezigheid van
steeds meer (arbeids-)migranten uit de Magreb en Turkije, terwijl de
migratiestop al in 1974 was afgekondigd, maar men kon nog altijd gebruik maken
van het recht op familiehereniging om hierheen te komen, terwijl ook niet veel
later de discussie over de gedwongen huwelijken de gemoederen ging beroeren,
enigszins toch. De samenleving, waarvan men lang gedacht had die redelijk
gesloten was, bleek plots een open samenleving, waar nadien ook nog oorlogsslachtoffers
bijkwamen, uit de oorlogen op de Balkan. Er ontstond een nieuwe samenleving en
niet iedereen voelde zich daar wel bij. Oude zekerheden kwamen te vervallen en
men leefde soms in de hoop dat alles wel weer beter zou worden, maar dat was
niet echt nodig, zegden onderzoekers, want het ging al beter. Wie herinnert
zich nog de dagen na 24 november 1991, Zwarte Zondag, toen het Vlaams Blok, nu
Belang een onverwacht grote winst boekte? Er werd wel veel misbaar gemaakt,
maar men had geen (goed antwoord).
Ook
het onderwijs kwam onder druk te staan, want er ontstonden zwarte scholen, hoe
bizar die omschrijving ook klinkt, waar vooral kinderen uit de migratie terecht
kwamen en de autochtone kinderen gingen naar witte scholen, want beter en betrouwbaarder,
zeker voor de toekomst. België kent overigens een grote vrijheid voor de ouders
om de school voor hun kinderen te kiezen. Toen men merkte dat kinderen uit de
migratie of althans een bedroevend groot percentage het niet klaar kregen om het
leerplichtonderwijs met goed gevolg te doorlopen, ontstond een ideologisch goed
doortimmerd plan om het onderwijs te hervormen, waar dan weer anderen zich aan
gingen ergeren en voorspelden dat het onderwijs achterop zou sukkelen, wat ook
gebeurde, zo blijkt nu.
In de
media werd de oude burgerlijke braafheid, nogal eens gesteund door en tot steun
van de RKK een nieuwe lichting journalisten richting gevend en kwam het er voor
journalisten op aan minstens de indruk te wekken dat men er de juiste denkbeelden
op na te houden. Links dus, of beter, salonfähig links, waarbij vooral een
nieuwe deugdzaamheid gepropageerd werd, met een bereik dat Maximilien de Robespierre
tot diepe bewondering zou genoopt hebben. En men had geen guillotines nodig om
dat te realiseren, het was een kwestie van maakbaarheid.
Al
sinds diezelfde tijd van de rakettenbetogingen, de aanslagen van de RAF en
Action Directe leeft er in de samenleving een zekere apathie voor al dat
ideologische gedoe, waarbij woorden als mentaliteitsverandering en sensibiliseren
voor nogal wat verveeld wegkijken zorgt. Er is een nieuwe elite gekomen, die
deels de oude heeft opgeslorpt, maar vooral een nieuw vocabularium heeft
ontwikkeld, dat zweemt naar politieke correctheid, waardoor andere opvattingen
niet meer vanzelfsprekend zijn of aanvaardbaar. Het afschilderen van erudiete
mensen als Theodore Dalrymple of Mia Doornaert als verstokte conservatieven
versterkt dan ook de gedachte van een claim op wat juist zou zijn. Dat men de
meritocratische aanspraken of de verdiensten van de vrije markt kan en mag in
vraag stellen, betekent niet dat men iets kan beweren over transgenders. Het
valt op hoeveel domeinen afgebakend zijn waar we geacht worden onze gevoelens
in lijn te plaatsen met wat officieel voorgesteld wordt als juist.
Men
kan zich dezer dagen bezondigen aan seksisme, racisme, eurocentrisme,
speciesisme en nationalisme. Ook moeten we er ons voor hoeven geen blijk te
geven van laat koloniale reflexen en moeten we niet vergeten dat de
democratische inrichting van de staat gericht is op het wegwerken van onrechtvaardigheid
en doorvoeren van gelijkheid, wat betekent dat er bijna geen terrein is waar
mensen van denken dat ze er toch niet zoveel mee te maken hebben, maar
blijkbaar zijn er mensen die elke misstap bij anderen zonder pardon aan de kaak
stellen.
Dat
men racisme niet wil accepteren, kan men nog aannemelijk maken, want veel
mensen hebben niet zo gauw door dat ze er blijk van geven, omdat ze geen
problemen willen en ook wel merken dat die anderen die ze zien, of waar ze mee
te maken hebben wanneer ze hun deur uitstappen, net als zij geen problemen
willen. Natuurlijk zijn er wel gevallen van grof racisme, maar helpt het als
men slag om slinger beweert dat Vlamingen verstokte racisten zijn? Als ook
linkse mensen al eens blijk geven van hun ergernis dat er zoveel mensen met een
migratieachtergrond in hun omgeving opduiken, dames met een hoofddoek vooral,
dan wordt het allemaal toch wel wat minder eenduidig.
Wat
seksisme betreft, kan men natuurlijk niet (meer) neerbuigend over dames
spreken, als men enigszins beschaafd is, maar toch komt het wel eens voor in
een onbewaakt moment. Nu, niet zo lang geleden op een fraai terras in Brugge
was ik getuige van het feit dat enkele jongeren zich nogal luidruchtig kwijten
van hun taak als niet aangestelde jury over vrouwelijk schoon. De grove lachsalvo’s
ontbraken niet tot een jongedame die aan een tafeltje zat naar hen toestapte om
hen duidelijk te maken dat het niet nodig was. Verbouwereerd dropen ze af. Onheus gedrag moet
zelf aanpakken, vertelde ze.
Aanvallen
op nationalisme en identitaire bewegingen zijn er ook wel genoeg, waarbij men
vergeet dat een bepaalde mate van cohesie in een massasamenleving moeilijk
bereikt kan worden zonder een narratief, zonder een eigen mythologie want het
is niet zo gemakkelijk mensen die elkaar niet kennen, voor die specifieke
publieke zaak warm te maken. Men kan zeggen dat het een construct is, een
inventie, maar men kan niet stellen dat de Europese landen, die rond 1800 nog
nauwelijks bestonden, op het UK na – en dan nog, want de kleine luiden hadden
ook niet zoveel op met Londen – of Zwitserland, waar al langer op grond van de
democratische traditie een zekere samenhorigheid tot stand was gekomen. Niet het
nationalisme an sich, of beter als term is op zich gevaarlijk, belangrijker is
te beseffen dat behoren tot een ‘natie’ een voorrecht en een verplichting
inhoudt en dat men dit behoren niet op grond van erflating en bloed kan bepalen.
Wie in Rome woonde, het oude Rome kon burgerrecht verwerven, onder meer door
legerdienst te doen, tot het in 212 PCN via de constitutio Antoniniana iedereen
in het Rijk, alle vrije mannen burgerrecht kregen. Fiscale en allicht ook
politieke overwegingen speelden hierbij mee, omdat men kon verwachten dat de
macht op een bredere basis zou berusten. Of men zich ook echt Cives Romanus
voelde, valt nu moeilijk te zeggen, zeker toen net in de derde eeuw bleek dat
het Romeinse rijk niet meer zo robuust bleek als men had verhoopt. Bovendien
was voor de Romein de betrokkenheid bij de eigen stad wel degelijk van belang,
wat uit epigrafische bronnen is gebleken.
De
discussies dezer dagen en de voortdurende regen van invectieven hebben een
klimaat gecreëerd waar niet iedereen zich even goed bij voelt – en om dat
voelen gaat het – waardoor er een zekere aandacht voor deviante opinies
ontstaat. Sommige blijven ondergronds en marginaal, soms komt er iemand die een
grotere groep mensen redelijk succesvol rond zich kan verzamelen en daarbij
bedient men zich uiteraard van symbolen en beelden, die door iedereen erkend
wordt en waar de aanhangers zich aan verlustigen. Moet men aannemen dat in
Vlaanderen de nazisymbolen – op het hakenkruis na – nog goed bekend zijn bij
het publiek? Dankzij het internet is een en ander natuurlijk vlot te vinden en
wie er wat tijd voor neemt zal wellicht inderdaad ook fotomateriaal vinden,
waarmee men op subliminaal niveau mensen kan aanspreken. Toch blijf ik mij
erover verbazen dat jongeren zo kunnen opgaan in dat verhaal en met het neonazisme
aan de haal gaan. Ik kan mij moeilijk indenken dat zij werkelijk met volle goesting
in die cultuur duiken en er een eigen verhaal van maken. Dat zij het dan toch
deden en met grote aandacht voor details hun boodschap brachten, gaat in zekere
zin verder dan wat zich 35 jaar geleden afspeelde en wat men op de IJzerlaan in
Diksmuide kon zien, waar standhouders er zich ook niet voor schroomden
memorabilia aan het nazisme aan te bieden. In geschriften, vaak gebruik makend
van stencilmachines en later van fotocopiezaken, brachten jongeren en soms
minder jonge mensen hun boodschap, om in te gaan tegen de decadentie, de degeneratie
van mens en samenleving. Zoals Hitler zelf putte men uit het discours dat in
verschillende landen van Europa rond 1900 veel aandacht kreeg en waar ook
degeneratie en decadentie bedreigend waren voor ’s lands welvaren, of dat nu het
Duitse Keizerrijk was of Frankrijk. Ook het scoutisme waaraan Baden Powell vorm
gaf, was in se gericht tegen decadentie van de jeugd en moest de mannelijke
bevolking trainen en strijdbaar maken, als individuen maar ook in groepen,
patrouilles, troepen… eenheden in het grote leger dat Baden Powell als militair
wel voor zich zag. De Hitlerjugend en zelfs de stalinistische jeugdorganisaties
waren op dezelfde basis opgezet, maar in het scoutisme, zoals het na de oorlog
opnieuw vorm kreeg, werd het militante ingeruild voor de idee van zelfredzaamheid
– in moeilijke omstandigheden – en uiteraard ook de samenwerking.
Ik heb
niet de indruk dat scoutisme en andere jeugdbewegingen vandaag hun ideologie
met grote nadruk opleggen, al blijft het altijd wel werken rond waarden, die
ook respect voor anderen behelzen. Wanneer Bruno De Wever stelt dat we het allemaal goed moeten overzien
en begrijpen dat deze jongemannen zoals Dries Van Langenhove inhoudelijk niet
zoveel verschillen van wat zijn generatie op kleinere schaal deed, zij die bij
het VNJV, het Vlaams Nationaal Jeugdverbod actief waren – hij zat er zelf tot zijn
17de diep in – terwijl men toch kan vaststellen dat prof. De Wever
wel wist dat ze niet te fel naar buiten konden komen, terwijl Van Langenhove
net dat wel zegde te willen, zonder schaamte de goegemeente te confronteren en
te provoceren. Gegeven dat polariserende discussies en gegeven dat daarbij de
(gezapige) conservatieven dag na dag spitsroeden
lijken te moeten lopen, gaf hen de lef om maar ineens messcherp moeten
optreden.
Ik
geloof namelijk niet dat zij echt al die memes en voorstellingen ernstig namen,
wat het gebeuren niet minder erg maakt, wel dat ze zich bedienen om zich met
enig succes aan de wereld te presenteren. Dat Dries Van Langenhove er zo goed
in slaagt met een dubbele ofte gespleten tong, zal wel te maken hebben met het
feit dat hij gepokt en gemazeld is in de opleiding Politieke en sociale
wetenschappen. Hij kan blijkbaar altijd het juiste register aanspreken en voor
het publiek overtuigend overkomen zonder extreem over te komen. Die keer dat
hij in de studio mocht uitleggen hoe hij tegen transgenders aankijkt, was ook relatief
overtuigend, omdat hij dan wel niet zoveel konden zeggen over Boudewijn van
Spilbeek, die net als transgender zijn/haar opwachting had gemaakt, hij kon
verwijzen naar “christelijke waarden”. Vanuit een conservatieve of religieus-orthodoxe
benadering had hij het gemakkelijk, want dan kan men refereren aan een bekend
discours, nu kon hij het larderen met uitspraken over decadentie en andere
vormen van zedenverwildering moeten hebben, waar nogal wat mensen het eens
zijn, maar ook weten dat het moeilijk hard te maken is, want maatschappelijk
niet meer aanvaardbaar. Meer nog, had hij moeten spreken over wat hij en de
zijnen zouden doen met deze “verschijnselen” dan was hij ontmaskerd, nu kon hij
zich nog relatief redelijk voordoen, maar het klonk wel bevreemdend, zeker voor
een twintiger. Maar was het nodig dat hij daar iets kwam zeggen, over dat thema?
Het
gaat om de vraag waarom deze gasten kiezen voor dit parcours? Kan het zijn dat
ze willen nagaan hoever ze te ver kunnen gaan? Of willen ze nagaan hoe ze de
samenleving op kunnen schudden en welke brokken ze maken? Het gaat dan niet om
het inhoudelijke verhaal, maar omdat het nazistische verhaal past bij de vormen
van onbehagen die leven, al weten we niet hoe wijd verbreid die werkelijk zijn.
Mensen zijn niet geneigd tot extremisme, tenzij de omstandigheden zelf een redelijke
positiebepaling onmogelijk maken. Het culturele debat over wat kan en niet kan
is overigens vanwege allerlei stellingnames aan het afglijden naar vormen van (zelf-)censuur
in woord en gedachten. Bovendien komt er vanuit de tegenstand natuurlijk ook
nog wat munitie aangewaaid, waarmee ze weer verder kunnen. Natuurlijk moet men
niet zwijgen als deze heerschappen over de rode lijn gaan, maar dan wel zo dat
ze het niet als munitie kunnen recupereren. Ook hier kunnen we het dus weer
hebben over objectieve bondgenoten.
Zou het
een ontstellende gedachte zijn dat deze mensen, Dries Van Langenhove op kop,
een cynisch spel spelen, dan zou men evengoed kunnen vaststellen dat ze
voorbeelden hebben, op links, met Mélenchon in Frankrijk, met Pablo Iglesias
die met Podemos en een hoop collegae professoren de opinievorming tracht te
monopoliseren en op rechts, met Thierry Baudet, die niet onder stoelen of
banken steekt dat hij wel in is voor allerlei spelletjes. Ook Baudet beschikt
over heel wat eruditie en weet die vooral in te zetten om zijn riedel te
stofferen, dat Nederland aan soevereiniteit heeft ingeboet, terwijl het
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden maar kon ontstaan en blijven bestaan – na 1813
- met expliciete steun van het UK en tot na WO II was het koninkrijk der
Nederlanden steeds minder in staat de eigen grenzen te verdedigen, net als
België overigens. Na WO II, door de samenwerkingsverbanden als de Navo en
vooral de EGKS en opvolgers bleek het meer mogelijk een eigen koers te varen
binnen Europa. Bedenk ook dat Joop den Uyl niet zo van Europa hield omdat hij
zo minder ruimte kreeg om zijn socialistische dromen kon realiseren. In die zin
zal men toch eens de betekenis van het lidmaatschap aan de EU beter moeten
uitspellen, want het gaat om meer dan een lijstje met pro’s en contra’s of kosten
en baten. Het lidmaatschap biedt namelijk ook voor de kleinere lidstaten
perspectieven om mee over de grote kwesties deel te hebben maar vooral is de
afgelopen jaren gebleken dat in de cohesie, onder meer rond de Euro de
besluitvaardigheid van de EU wel gebleken is. Maar dit past niet in de
berichtgeving en zeker zullen lieden als Baudet en Wilders weinig goeds
vertellen over Europa.
De
werkelijkheid, de meetbare maar ook minder meetbare data waarover we beschikken
laat weinig aan de verbeelding over en wat ons te beurt valt geeft weinig aanleiding
tot fundamentele kritiek op de samenleving, op de politiek en het bestuur. Wil
men Europa “zuiveren”? Waarvan en waartoe? En hoe zal men dat dan aanvangen?
Natuurlijk verneemt wel eens dat moslims die Granada bezoeken, te kennen zouden
geven dat ze dat hele paleis en burcht zullen terugnemen, meer dan 500 jaar na de
nederlaag van Granada en het einde van Boabdil, wat dan weer bittere reacties
ontlokt bij Spanjaarden. Met andere woorden, men zal geen irenische
welwillendheid kunnen verdragen, waar lieden als die van Schild en Vrienden
graag op inhakken. Het moet ook stilaan doorgedrongen zijn dat we de waarden
van de Verlichting niet zomaar kunnen inzetten, want dan worden het argumenten,
terwijl de Verlichting een rijk panoplie aan gedachten te leveren heeft. Jonathan
Israël heeft dat beeld eerder onderuit gehaald door het te hebben over de harde
Verlichting en de meelopende softe salonfilosofen, waartoe hij zelfs Voltaire
rekent, terwijl dat nu net een figuur is die doorheen zijn lange leven, wel meerdere
uitdrukkingsvormen heeft gezocht en gevonden. In die context die men dus zou
kunnen cultiveren krijgt een Dries Van Langenhove minder bereik, al is daarmee
niet gezegd dat het gecultiveerde onbehagen niet gekaapt kan worden. Daarom kan men het spel in
het optreden van Schild en Vrienden niet onderschatten, wat alles behalve een
minimaliseren is van het fenomeen. Op zoek naar conflicten kon de groep op
enige belangstelling rekenen bij de media, die graag recalcitrante types aan
boord heisen, maar voorlopig lijkt hun bestaan naar de achtergrond te verdwijnen,
tot er weer nieuwe groepjes slagen in het examen en door de media opgepikt
worden. Die erkenning is hen goud waard en dat bleek de afgelopen dagen ook. Recalcitrant
maar absoluut niet dom.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten