Gedachten over de Vrede van Versailles
Reflectie
Het verdrag van Versailles[i]
Wat waren de drijfveren
Geschiedenis
schrijven blijft altijd een lastige onderneming want de verleiding is groot de algemeen
aanvaarde visie op een gebeurtenis, meestal door protagonisten in beeld gebracht
zonder veel zin voor kritiek over te nemen, want als de betrokkenen zeggen dat
het zo was, dan was het ook zo. Maar waar gaat het dan over, als we zonder meer
aannemen dat de bronnen de waarheid vertellen? Doorheen de twintigste eeuw
ontstond een redelijk goed uitgebouwd kritisch apparaat, waarmee men zich kan
vergewissen van de toedracht van een gebeurtenis of een grotere samenhang van
feiten. Dat vergt van de onderzoeker wel de nodige ernst en ook een
bedrevenheid in de onderzoeksmethodes van de historische kritiek.
Op 28
juni 1919 werd de Vrede van Versailles getekend, maar anders dan in Munster en
Osnabrück (1648) blijkt een van de partijen nauwelijks inspraak heeft gehad in
de besprekingen, namelijk de vertegenwoordigers van Duitsland, dat een Republiek
zou worden, zonder keizer. Maar al bij de afspraken rond de wapenstilstand op
11 november om 11 uur 1918 was duidelijk dat er van een wapenstilstand geen
sprake kon zijn in hoofde van de Franse politieke en militaire leiders, wel van
een onvoorwaardelijke overgave, wat de vertegenwoordigers van Duitse zijde niet
konden aanvaarden. De discussie per telegraaf met president Woodrow Wilson, de
man van de veertien artikelen, van de Volkerenbond ook, wilde een rechtvaardige
vrede. Maar toen het zover was bleek dat vooral de Franse regering en dan
vooral le tigre, Clémenceau de meeste van zijn eisen ingewilligd zag. Maar
anderen vreesden dat hieruit heel wat onheil zou voortkomen, zoals John Meynard
Keynes, toen nog een jonge econoom en raadgever van de Britse Schatkist, die
voorspelde dat de vrede niet enkel voor Duitsland veel onheil zou brengen.
Het verhaal
van de vredesonderhandelingen of beter de veemarkt, wordt zelden uit de doeken
gedaan, omdat het de logische afwikkeling geweest zou zijn van de oorlog en de
Duitse agressie in 1914. Het mag duidelijk zijn dat via de toewijzing van de
schuld aan Duitsland ook meteen het scenario voor troebele politieke
gebeurtenissen in dat land werd geschreven. Men vergeet ook lichtvaardig hoezeer
de Duitse troepen en burgers de oorlog dan wel moe waren, of toch wel beu, maar
niet de onterende termen van het verdrag net zo min als men de vernederende
behandeling van de Duitse regering konden verdragen. Ludendorff vluchtte na zijn
onverwachte ontslag naar Zweden en toen hij terug kwam was hij een van de
stemmen die stelden dat een binnenlandse vijand de nederlaag had mogelijk gemaakt.
Later werd duidelijk dat die vijand de joodse medeburgers waren, die nochtans ook in de loopgraven hadden gestaan mee stormloop na stormloop ondernomen.
Het boek
“De Spiegelzaal. Het verdrag van Versailles”
geeft het relaas op basis van notulen, telexen en andere geschreven
bronnen, waarin de overwegingen en drijfveren van de hoofdrolspelers in de
tragische vrede van Versailles. Wilson, Lloyd Georges, Clémenceau en uiteraard
ook Woodrow Wilson, de president van de Verenigde Staten verwoord worden.
Hoezeer men ook wist de besluitvorming te concentreren bij de “Grote Vier”, in
feite was elk van de vier ook nog eens gebonden aan sentimenten van de eigen
achterban en kon men niet vrijelijk uitruilen om tot een werkbare vrede te
komen. Ook Italië kreeg een stem in het kapittel maar was vooral bezig met
Istrië, het gebied rond Triest en liefst nog wat meer landgewin op de
Adriatische kust van de Balkan.
Lloyd
George moet zijn positie als premier verzekeren bij verkiezingen en slaagt daar
ook in, ondanks de tegenstand die een mediamagnaat uit frustratie omdat hij
niet mocht opereren als het perscentrum voor de Vredesconferentie. Alfred Harmsworth,
1st Viscount of Northcliffe, was begonnen met weinig kansen en werd toch een
machtig mediatycoon. Hij liet zijn kranten schrijven dat Duitsland niet genoeg
herstelbetalingen opgelegd kon krijgen en dat de keizer vervolgd diende te
worden. Onder invloed van die populaire kranten konden Lloyd George en Law, de
chief Whip van de conservatieven die met de liberale partij van Lloyd George
een alliantie was aangegaan in 1916 niet anders dan evenzeer die koers uit te
zetten. De vraag is maar hoe hard het
hen viel die eisen, enigszins getemperd te steunen, want ook Lloyd George was
de mening toegedaan dat Duitsland moest betalen, maar hij moest zien te whealen
en dealen met Woodrow Wilson.
Voor
Clémenceau was de politieke druk om ver te gaan niet minder, onder meer omdat
maréchal Foch niets liever wilde dan Duitsland militair helemaal onderuit te
halen. Een leger van 100.000 man, zonder vloot, het was niet echt een prettig
vooruitzicht voor welke politicus in Duitsland dan ook, want een land dat zich
niet kan verdedigen, is uiteraard niet soeverein en ook in zekere mate
onbetrouwbaar voor de burgers. De bezetting van het Rijnland en de status van
Saarland zorgden in Duitsland voor heel wat ongenoegen, terwijl men de
herovering door Frankrijk van Elzas-Lotharingen wel kon betreuren, maar er zat
een logica in, vermits het gebied sinds de zestiende, zeventiende eeuw wel een
paar keer van kant was gewisseld. Louis XIV had het gebied wel veroverd als
uitloper van eerder aangevatte politieke keuzes het gebied te veroveren en de
rijksgrens van Frankrijk tot de Rijn verderop te dringen. In 1870 verloor
Frankrijk Elzas-Lotharingen – officieel was de term verboden – aan Duitsland,
dat er een Reichsland van maakte dat vanuit Berlijn bestuurd werd. De ramp van
Sedan en het verlies van deze regio was voor Clémenceau “histoire vécue”, waarvan
hij vooral de nasleep, onder meer de belegering van Parijs beleefde.
Clémenceau
was geboren in 1841 in de Vendée en zoon uit een geslacht van artsen en
grootgrondbezitters, maar anders dan de Vendéens atheïstisch. Hij was een
heftig tegenstander van Napoléon III en streed voor de Republiek. Na zijn
studies in 1865 promoveerde hij tot arts, waarna hij via het UK naar de VS
reisde en er les gaf een aan een school voor jongedames. Hij huwde er een van,
Mary Plummer, met wie hij na vier jaar terugkeerde naar de Vendée. In 1870 na
de val van Napoléon en het keizerrijk werd hij onder andere burgemeester van
Montmartre en nadien van het 18de Arrondissement. Hij zou, aldus
David Sinclair, in 1918 nog altijd de gedachte aan Sedan met zich meedragen en
dus een genadeloos revanchisme uitdragen, maar men kan eerder vermoeden dat hij
niet treurde om de ondergang van le petit Napoléon, wel vond hij de
vredesvoorwaarden vanwege de Duitsers in 1871 onaanvaardbaar. Door zijn
verblijf in de VS gedurende vier jaar sprak hij beter Engels dan zijn collegae
politici in Frankrijk.
Ongetwijfeld
heeft dat revanchisme, dat al in 1914 opgepookt werd, mee de oorlogsvoering
getekend vanuit Franse zijde, maar het bleek bijna onmogelijk voor de
samengevoegde troepen van Frankrijk en het UK de Duitse posities omver te werpen.
Dat daarbij militaire en tactische blunders begaan werden, waar duizenden en
nog eens duizenden Britse en Franse soldaten het slachtoffer werden, mag men in
deze context niet negeren, want precies de houding in de aanloop van de wapenstilstand
gaf reeds aan dat er van de 14 principes van Wilson niet veel in huis zou komen
als het van Clémenceau afhing.
Nu
moeten we Clémenceau niet zien als een geïsoleerde figuur, want vanaf de jaren
1880 begon in Frankrijk een nieuwe wind te waaien en onder meer de historicus
Ernest Lavisse begon aan een reeks publicaties die de jongeren dienden aan te
sporen zich meer om het vaderland, het gewonde vaderland te bekreunen, zoals
Lavisse dat in Duitsland had gezien waar het onderwijs bijzonder disciplinerend
werkte. Intussen werd het onderwijs nog meer een zaak van de nationale
belangen, terwijl het beleid van 1905 af het staatsonderwijs oplegde en het
vrij, lees katholiek onderwijs naar de marges verdreef. De uitkomst van al die
evoluties lijkt ertoe te hebben geleid dat de jongeren die in 1914 naar het
front gingen, lang niet altijd gedwongen, maar vanzelf de nationale agenda in gedachten
hadden. Dat geldt merkwaardig genoeg ook voor het UK, waarbij men dan ook
verbaasd was dat in maart 1916
In het
boek van David Sinclair komt dat revanchisme zeker aan bod, vormt zelfs de basso
continuo in de discussies tussen enerzijds Clémenceau en Lloyd George en
anderzijds de Amerikaanse president, die met zijn 14 punten gepoogd had de
oorzaken van een nieuwe oorlog in de kiem te smoren, onder meer door de schuldvraag
als niet relevant af te wijzen, omdat de voorstellen niet pasten in het zelfbeeld
dat Frankrijk en het UK, dat zij de oorlog hebben gewonnen, terwijl zonder de
financiële ondersteuning en de militaire bijdrage, vanwege de VS, vanaf
voorjaar 1918 de oorlog niet beëindigd had kunnen worden of zelfs dat het
voorjaarsoffensief van de keizerlijke troepen toch had kunnen slagen. Dat
laatste is een moeilijke kwestie, dat wil zeggen, Erich Ludendorff die tot de Kaizerslacht
bevolen had, gaf te weinig concrete doelen, om bij een doorbraak van de linies
de veroverde terreinen te consolideren. Ook waren de troepen niet meer goed
voorzien van voedsel, wat hen wel eens parten speelde en een opmars deed
afbreken om een gevonden voedseldepot te plunderen.
Hoe of
de Amerikanen militair wogen, is niet zo geheel duidelijk, want er waren
troepen toegewezen aan Britse en Franse eenheden, maar vooral de aanwezigheid
van Amerikaanse troepen was voor Ludendorff en von Hindenburg een reële
bedreiging. Het was overigens via de Amerikaanse president dat de Duitsers de
signalen gaven dat ze de oorlog wilden besluiten en voor een eervolle vrede
dachten te kunnen gaan. Wilson zag zich algauw in het nauw gedreven toen hij de
voorwaarden voor de wapenstilstand onder ogen kreeg. Zijn Veertien Punten-plan
werd slechts zeer gedeeltelijk vervat in de vredesverdragen, waarbij onder meer
de idee van mandaatgebieden, in plaats van koloniale, imperiale bezetting van
de door de Duitsers verloren gebieden was een toegeving die in de praktijk
weinig veranderde voor de bevolkingen in die gebieden. Ook de Volkerenbond kwam
er maar het Congres weigerde de VS lid te laten worden van deze organisatie.
In
Duitsland was de situatie tussen 11 november 1918 en 28 juni 1919 van kwaad tot
erger geëvolueerd, want de bezetting van de Rechteroever van de Rijn, onder
meer in Keulen waren bezettingstroepen gelegerd, die met de Zentrumpoliticus en
burgemeester Konrad Adenauer te maken kregen en omgekeerd, woog zwaar en
verhinderde een behoorlijke verwerking. Sinds 1917 was Adenauer burgemeester
van de stad en moest dan de mislukte aardappeloogst zien te doorstaan, enfin
zijn medestedelingen. De eisen van Frankrijk en de Britten om Duitsland te
fnuiken en te vernederen, was ook Adenauer een doorn in het oog, waarna hij met
een groep geestesgenoten eraan dacht het Rijnland los te koppelen van Pruisen,
wat uiteraard als een verraad werd gezien. Dat ook de geallieerden zo een
bufferstaat niet zagen zitten, zal wel bijgedragen hebben tot het smoren van de
ambities. De bezetting was voor het verslagen Duitsland in 1918 en later een
zware last om dragen, de “Alleinschuld” werd politiek zonder meer uitgespeeld
en verschillende pogingen tot machtsgrepen, van links en van rechts, moorden
ook, waren een voortdurende bedreiging van de openbare orde. Kunnen wij ons zo
een situatie waarin we zelf hebben te handelen en te oordelen voorstellen?
Het
valt op dat ook nu men wel moet gaan nadenken over het einde van de oorlog, de bedongen
voorwaarden voor de wapenstilstand en het verdrag van Versailles, dat op 28
juni 1919, vijf jaar na de moord op Franz-Ferdinand, werd getekend er weinig
aandacht wordt besteed aan de diplomatieke handelingen tussen Frankrijk en het
UK, over de rol van de media inzake de herstelbetalingen en de visie op het
Europa na de oorlog, want Frankrijk blijft voor immer een buurland van
Duitsland. Werd de oorlog gewonnen/verloren aan het Westelijke Front, dan is
dat de visie van Duitsland, van Ludendorff, maar het zegt weinig over de
mateloze argeloosheid waarmee generaals soldaten in het vuur joegen en nog
minder over de verblinding van politici. Generaal Haig is na de oorlog volgens
sommige bronnen niet echt gelauwerd, al kreeg hij wel enkele uiterlijke tekenen
van waardering en erkentelijkheid. In Ieper kreeg de generaal die het initiatief
van zijn collega Plummer, het ondermijnen van de Duitse linies bij Wijtschate bewust
liet doodbloeden om vervolgens in Passendale een nieuw bloedbad aan te richten,
een straatnaam, een laan. Hoewel ik niet eens kan zijn met lieden die Haig en
Foch wellicht terecht slagers en erger noemden, straatnamen willen veranderen,
denk ik dat het meer zoden aan de dijk zet hun militaire handelingen beter
tegen het licht te houden.
Plummer
wilde niet nodeloos bloed vergieten en toch blijft zijn naam doorgaans
onuitgesproken, terwijl hij begreep dat hij aan het einde van de rit best goed getrainde en ervaren soldaten
onder zijn bevoegdheid had, in plaats van steeds weer nieuwe, jonge en minder
jonge rekruten te moeten inpassen, waarbij het vertrouwen onder de soldaten er
ook niet beter op werd. Over die aspecten van oorlogvoering gaat het zelden.
Zelfs als het zo is dat soldaten, Franse, Britse bereid bleven te vechten tot
het bittere einde en er desnoods zelf het loodje bij te leggen, dan nog kan men
ook niet zwijgen over de gevallen van desertie en zelfs muiterij, waarvan die
bij Amiens in 1917 wel tot het publieke geheugen is doorgedrongen. Die
opstanden werden toegeschreven aan communistische drijverijen, maar ik denk dat
men het inzicht van de ‘poilus” niet moet onderschatten, ook niet van de andere
soldaten overigens. ‘Jusqu’au bout!’ Het klonk in officiële teksten en soldaten
schreven het naar huis en dat werd niet gecensureerd.
Als
Versailles, de Vrede van Versailles, getekend op 28 juni 1919, ergens voor
staat, dan is het voor het gevaar dat politici voor zichzelf en de volkeren,
burgers waarvoor ze verantwoordelijk zijn, waren kunnen betekenen, door de
zogenaamde vox populi – meestal goed van de tongriem gesneden volksmenners - en
hoe men Wilson met zijn Veertienpuntenprogramma wel naïef kan vinden, hij had
begrepen dat al te strenge strafmaatregelen tegen Duitsland geen vrede zouden
brengen. Lloyd George en Clémenceau slaagden er niet in de haat en de
hetserijen van mediafiguren als Northcliffe te weerstaan, als ze dat al wilden.
De
vrede werd getekend, de Verwoeste gewesten, zowel in België als in Frankrijk,
onder meer de stad Arras, werden moeizaam opgebouwd – wat ook voor politiek troebele
tijden zorgde – maar de bezetting van het Ruhrgebied door Frankrijk en België –
dat volgde, zij het schoorvoetend - zorgde in Duitsland voor harde reactie,
vanwege bedrijfsleiders en arbeiders zodat Frankrijk niet veel kolen in beslag
kon nemen. En ja, toen kwam er nog die mislukte putsch van Adolf Hitler en de
zijnen. Zeggen dat de Duitsers zich bekocht voelden na 11 november en zeker na
de Vrede van Versailles, sprak men over een dolkstoot, dan was dat zowel een
interne kwestie, als een internationale kwestie, die tijdens de jaren twintig
de Europese politiek etterde. Aan de Dolkstoottheorie van Ludendorff verbond
Hitler zijn conclusie dat Joden, Socialisten en Communisten de dolkstoot hadden
toegediend. Op dat vlak zal men toch moeten vaststellen ter nuancering dat
Hindenburg en Ludendorff van 1916 af veel macht hadden verzameld maar zelf ook als
legeroversten hun aandeel hadden in de slachtpartijen, al probeerden ze gaande
de oorlog toch economischer met hun menselijk materiaal om te springen. Grote
hertekeningen van de linies, zoals Ludendorff beval, tot verbazing van de
geallieerden, waren daarbij altijd nog mogelijk. Maar aan het eind was
Duitsland economisch en militair uitgeput, onder meer dankzij of te wijten aan
de blokkade door de Britten, waar de duikbotenoorlog tegen ingezet werd. Wij
houden er dan weer een Vindictivekaai aan over in Oostende.
Het is
voor de geschiedenis van het Europese continent waar we het over hebben en
daarin speelt oorlog een belangrijke rol, net als de periode van het Europees Concert,
net als de periode na 1949, koude oorlog enerzijds, Europese eenmaking anderzijds
wezenlijk de gedeelde verantwoordelijkheid aan de oorlog en alle excessen te
onderkenen. Duitsland maakt deel uit van dat geheel, geografisch, politiek en cultureel
en het blijft dus verbazingwekkend stil over de vraag hoe rechtmatig de Vrede
van Versailles wel was en hoezeer de oorlog verteld werd en wordt uit het
oogpunt van de winnaars – die net zo goed in een grote crisis verkeerden na WO
I. De lezing die Christopher Clark geeft in zijn bekende werk “de
Slaapwandelaars” wordt niet echt in het publieke debat gebracht, want wat zou
de moord op een Servisch koningspaar in 1904 ermee te maken kunnen hebben. De
redenering dat politieke omstandigheden in Servië, in Rusland ook mee de
omstandigheden hebben gecreëerd die tot WO I hebben geleid, zou niet sporen met
de idee van een geschiedschrijving waarin oorzaak en gevolg de stringente en
consistente argumentatie moeten leveren, vormt wel een beperkte basis voor
geschiedschrijving. De historicus moet natuurlijk goed selecteren wat pertinent
is voor een bepaalde kwestie en wat niet, maar de keuzes van Berlijn en Wenen na
de moord op aartshertog Franz-Jozef en zijn vrouw, lijken volgens Clark niet direct
op grote oorlogswil te wijzen. Anderzijds waren er blijkbaar in Duitsland,
Berlijn groepen die wel aasden op het grote avontuur en juichten ze in de
Augustus de keizer toe, opdat hij zou besluiten tot de aanval in België en het
Oosten, Polen, toen nog Rusland. Dat berekening en misrekening – over hoe snel
Rusland kon mobiliseren – de kaarten verdeelden, want Rusland mobiliseerde
sneller dan verwacht en Ludendorff mocht eerst in Luik de aanval weer op gang
brengen om vervolgens in de omgeving van Tannenberg de Russen terugdringen, met
gewaagde tactische ingrepen, komt zelden aan bod. Nochtans bepaalden de
omstandigheden vaker dan in het Kriegspiel het geval is, de gebeurtenissen.
De Franse
regering, Poincaré voorop, wilden de kans aangrijpen om de smaad van Sedan in
1871 uit te wissen, maar wisten dat ze niet als eersten de neutraliteit van
België mochten schenden. Hoe dat in het werk is gegaan, vormt een van die
vraagstukken, die men zelfs maar niet ter sprake wil brengen. De keizer heeft
van zijn aantreden af wel meer domme uitspraken gedaan, maar in juli 1914 zat
hij wel, naar gewoonte in de Noorse wateren te zeilen en dat Kanselier von Bethmann
Holweg wel Rusland wilde aanvallen maar niet Frankrijk, zoals het Schlieffenplan
voorzag, zorgde ook voor gedoe tussen politiek en soldateska. Hoewel Duitsland
de Belgische neutraliteit als eerste schond, kan men zich afvragen of de
voorstelling van zaken, c.q. de Alleinschuld wel terecht in Duitse schoenen
werd geschoven. Gegeven het onheil dat daaruit is voortgevloeid, zou het goed wezen
als de Franse politiek – voor zover ze het nog niet deed – mee schuld bekennen
zou aan het escaleren van de oorlogsstemming in de Europese hoofdsteden. 100
jaar later zou men toch bereid moeten zijn de complexe verhoudingen in Europa
en de vele ambities ook van kleine en grote staten in Europa onderkennen.
Duitsland was sinds 1870 een industriële grootmacht geworden, dat steeds meer “Weltpolitik”
bedreef omdat het nu eenmaal de eigen belangen diende te verdedigen. De situatie
heroverwegen verandert niets aan de situatie en de weg die Duitsland nadien
heeft afgelegd, tussen 1919 en 1932, maar ook nadien, toen Duitsland door de
NSDAP werd bestuurd.
Versailles
had volgens Sophie de Schaepdrijver geen invloed op de ontwikkelingen in
Duitsland, toch niet in zoverre dat Hitlers machtsgreep een (direct) gevolg zou
wezen van dat Verdrag. De bronnen zijn anders duidelijk genoeg, onder meer de
memoires van Ludendorff, die reeds in 1919 zijn memoires uitgaf en dus ook
onder meer de Dolkstoot-theorie publiek maakte. Ook de vaak onuitgesproken
gebeurtenissen die België Frankrijk deed volgen bij de bezetting van het
Ruhrgebied, moet men toch eens in overweging nemen. Overigens, vragen over de vraag
of dit volkenrechtelijk door de beugel kon en of het geen schending was van het
oorlogsrecht, mogen we niet uit het oog verliezen.
Bart
Haers
[i]
David Sinclair, De Spiegelzaal. Het verdrag van Versailles. 28 juni 1919, de
dag waarop de geschiedenis van de Twintigste eeuw werd bepaald. Uitgeverij
Tirion. 2001.
Het boek werkt met
gesprekken en verhaalt de beweegredenen van de protagonisten. Bedenken wel dat
dit berust op bronnen, dat er literatuur wordt opgegeven, zonder dat het boek
wetenschappelijke accuratesse weerspiegeld. Toch denk ik dat het nog steeds een
reflectie waard is.
Reacties
Een reactie posten