verantwoordelijk voor het goede dat men doet
Kritiek
Macht
zonder reflectie
Probleem van de
verantwoordelijkheid
Schreven we recent iets over macht, het thema
macht en wat het betekent in ons persoonlijke bestaan en in de samenleving,
waardoor we tot de vaststelling komen dat men er beter niet over zwijgen zal,
dan geldt ook dat macht zelf maar een element is van het functioneren van de
samenleving. Wie macht uitoefent en machtsmiddelen inzet, kan er beter nog maar
eens over nadenken wat dat voor gevolgen kan hebben. Handelen we steeds wel
verantwoord? Het antwoord zou nu ondubbelzinnig neen kunnen zijn, maar ook dat klopt
niet, want er zijn mensen die prudent hun macht inzetten.
Wat er aan de hand is, lijkt de vaststelling te
zijn die bekende lui als Lieve Joris en Boris Cyrulnik onafhankelijk van elkaar
aandragen en wat ook zogenaamde gewone mensen te vertellen hebben. Toch moeten
we via een omweg ons verhaal aanvatten. In de boekenbijlage van de Morgen
schreef Alicja Gescinska woensdag 18 december dat zij het gebrek aan aandacht
voor het goede als iets gewoons net zo belangrijk vindt als de ergernis die men
koestert ten aanzien van Hannah Arendt, die het over de banaliteit van het
kwaad had. Haar aandacht voor het goede dat niet de helden en de topfiguren in
onze samenleving doen, maar gewone mensen, vind ik een belangrijk bijstelling
van het perspectief. Sommige lezers kunnen dit melig vinden, het kan dezer
dagen misschien toch even tot reflecties brengen over wat we zelf doen in deze
wereld. Want in onze kijk, waar alles top moet zijn, bovengemiddeld, terwijl de
eenmaligheid van dat soort prestaties soms verlengd wordt door een bepaald
renommee, dat steeds weer herhaald wordt, heeft het gewone geen glans, nog
krijgt het aandacht. Umberto Eco heeft daar in “De naam van de roos” een
voorbeeld van neergezet, dat me altijd is bijgebleven, want dat abbone, de abt
van het klooster in feite geen enkele intellectuele heldendaad had verricht,
enkel, bij een gelegenheid Thomas van Aquino uit een brandend gebouw zou hebben
gehaald, daarom bibliothecaris kon worden, en zo abt, terwijl de echte
bibliothecaris, die de hele schat van manuscripten kende, blind werd, vond ik
toen al een vorm van superieure ironie.
Het verhaal is bekend, we willen de toekomst
voor zijn, maar hebben geen blauwdruk en dus is elke poging tot voorkennis,
prognose, een heikele kwestie. Tomas Sedlacek heeft daarom de econometrie ter
discussie gesteld in de mate dat men bij het uitstippelen van de toekomst
maatregelen simuleert in modellen, maar altijd een slag om de arm houdt:
ceteris paribus. Soms zal men wel proberen de probabiliteit van scenario’s te
onderzoeken, maar dat facet komt zelden in het publieke debat terecht. Het
gevolg is dat economische prognoses zelden adequaat in de markt worden gezet.
En ja, sinds mensenheugenis wordt speculeren in een kwaad daglicht gesteld,
maar tegelijk kunnen we niet anders dan proberen nadelige gevolgen van ons
handelen te temperen en de meest gunstige uitkomst te bevorderen. Op
bedrijfseconomisch vlak kan dat om de prijs van de grondstoffen, de energie en
de fiscaliteit gaan, inclusief de parafiscaliteit. Gedurende een paar decennia
kan een kleine beetje oplettend volgen van het nieuws ertoe leiden dat men tot
de conclusie komt, dat men van overheidswege op dat niveau weinig consideratie
heeft gehad met bedrijfsleiders. De grote bedrijven konden en kunnen nog altijd
gemakkelijk bepaalde lasten, een groot deel van hun lasten afwentelen, de
kleinere bedrijven kunnen dat niet omwille van de kostprijs van fiscaal advies.
Toch hoort men haast maandelijks politici
roepen dat er meer banen moeten komen, maar ze hebben de tak afgezaagd waarop
zich banen zouden kunnen voordoen, door voortdurend fiscaliteit en
parafiscaliteit in te zetten in het kader van transfers en het streven naar
faire belastingen. Hoe fair die nu zijn valt dan ook te bezien. Maar ook blijkt
dat die politiek van voortdurend bijsturen en optrekken van tarieven voor de
bedrijfsvoering nefast uitpakken. Ik denk dan ook dat politici hierin hun
verantwoordelijkheid zouden kunnen nemen door meer in te zetten op fiscale
voorspelbaarheid.
Het lijkt niet zo dramatisch, maar als we
kijken naar de politieke benadering van de crisis van de afgelopen zes jaar,
dan moet men wel bedenken dat de overheid hier weinig doet om haar
verantwoordelijkheid op te nemen en vooral de toekomst goed aan te pakken. Men
hoort al verschillende maanden zeuren over ingrijpende fiscale hervormingen,
maar duidelijk is alvast niet in welke richting dat zal gaan.
Verantwoordelijkheid en verantwoording blijven
belangrijke aspecten van het handelen in de particuliere en publieke sfeer.
Doorgaans komen we niet ver als we die discussie aansnijden, omdat men niet
echt geneigd lijkt uit te gaan van een positief mensbeeld, c.q. mensen weten a)
niet hoe het moet en b) dat als ze de kans krijgen die verantwoordelijkheid te
ontlopen, zal men die ontlopen, zoals, o ironie, de fiscale ontwijking laat
zien. Nu zou men wel eens de vraag onder ogen kunnen nemen of mensen voor de
continuïteit van hun onderneming niet geneigd zijn die veilig te stellen door
de randjes eraf te lopen, zonder echt aan fraude te doen. Maatschappelijk is
het nog maar de vraag of die zorg voor de continuïteit van de onderneming niet
even verantwoordelijk is als het onverantwoord zou wezen fiscale ontwijking dan
maar voor lief te nemen.
Maar uiteindelijk is dat meer een vorm van
verantwoordelijkheid en een domein van het afleggen van verantwoording. In het
dagelijkse leven en in het publieke leven speelt dat op meer domeinen, namelijk
daar waar mensen een leidende rol krijgen en of als medewerker met leidende
personen samenwerken. Ook in het gezinsleven speelt dat mee. Nu gaat met bij
het begrip verantwoording en verantwoordelijkheid geredelijk uit van juridische
verantwoordelijkheid en dus eventueel strafrechtelijke verantwoording, maar ook
hier beperkt men dan bewust de scoop. Zelfs als het gaat om reglementen bij de
administratie en over deontologische codes merkt men de reactie op dat wat niet
verboden is, wel toegestaan moet wezen. We zouden ons aan verregaand moralisme
bezondigen mochten we die benadering niet onderschrijven. We zijn het nu
eenmaal gewoon dat we autonome wezens zijn, maar het liefst hebben we het toch
als onze mogelijke inbreuken vooraf in codes en reglementen zijn opgenomen,
want zo weten we waar we aan toe zijn.
En toch zit daar, denk ik, een argument om het
discours van de verantwoording en verantwoordelijkheid ook eens anders te
bekijken. Alicja Gescinska schreef over de banaliteit van het goede en had daar
allicht goede redenen toe, maar voor ons blijkt het ook een passende toegang
tot het probleem: mensen kunnen voor zichzelf en anderen verantwoordelijkheid
opnemen op grond van hun betrokkenheid bij die anderen, of het nu
ondergeschikten zijn of echtgenoten, ouders, opvoeders en in nog zoveel meer
situaties. We zijn geneigd die verhouding onder mensen in het dagelijkse leven
niet te bekijken in termen van macht noch van verantwoordelijkheid, tenzij in
termen van burgerlijke aansprakelijkheid of andere juridische omstandigheden,
omstandigheden waarin we dus met justitie in aanraking kunnen komen.
Het blijft dan de vraag of we
verantwoordelijkheid opnemen als iets positiefs kunnen zien? Bespreken we het
thema macht, dan merken we dat elkeen licht geneigd is macht negatief te
duiden. Verantwoording en verantwoordelijkheid hebben in de perceptie
uitstaans, haast uitsluitend met fouten en strafrechtelijk te vervolgen
handelingen. Maar er is een domein waar we haast domweg verantwoordelijkheid
opnemen en soms zonder het goed te kunnen verantwoorden, voor iets, voor
iemand, voor mensen. In die zin valt het op dat politici zich zelden
verantwoorden voor hun soms sloganmatig aangedragen inzichten, maar altijd weer
op het appel moeten verschijnen als er van een schandaal sprake zou wezen.
Het is de hamvraag voor onze samenleving of
autonomie van de persoon, diens recht ook het geluk naar eigen inzicht na te
streven echt fataal moet uitlopen op egoïsme en egocentrisme, narcisme finaal. Maar
autonomie betekent toch dat we zelf onze keuzes maken en beslissingen vorm
geven, niet dat die alleen voor onszelf betekenis zouden hebben. Die verenging
van het begrip autonomie heb ik niet altijd goed begrepen, want er is geen
aanleiding toe te begrijpen dat mensen autonomie alleen zouden zien als
handelingen die voor henzelf goed en heilzaam zouden wezen. Autonomie kan er
ook toe strekken dat men juist een beslissing neemt die anderen ten goede komt,
zonder dat die beslissing ingegeven is door hogere autoriteiten.
Wat kan de bron dan zijn? Welbegrepen
eigenbelang, uiteraard, maar zowel Patrick O’Rourke als Tomas Sedlacek hebben
erop gewezen dat Adam Smith, de man die de notie homo economicus zou hebben gesmeed
ook de auteur was van “The theory of moral sentiments” waarin hij de visie van
Bernard Mandeville aanpakte. Mandeville stelde dat persoonlijk egoïsme,
persoonlijke ondeugden publieke weldaden en vooral baten met zich kunnen
brengen. De kwestie is dat men van Mandeville best onthouden kan dat volkomen
deugdzaamheid – maar dat begrip dient men dan zeer dogmatisch te begrijpen –
voor een samenleving betekenen moet dat niemand nog tot eigenmachtig handelen
zou overgaan. Begrijp ik Sedlacek goed, dan heeft Adam Smith bewust een
karikatuur van het leerdicht van Mandeville gemaakt om net in het licht te
kunnen stellen dat bepaalde ondeugden – vices – maatschappelijk zeer
ontregelend kunnen werken. Zelf denk ik dat een deugdzaamheid die persoonlijk
en dus autonoom handelen uitsluit, wat betekent dat men niet bij machte zou
zijn concrete situaties te interpreteren en daar naar best vermogen een
antwoord op te bieden, verreweg schadelijker is, dan het besef dat we niet
altijd vanzelf het goede doen. Deugdzaamheid die inderdaad door autoriteiten,
de kerk of burgerlijke overheden worden geformuleerd in leefregels kan
bezwaarlijk bijdragen tot het persoonlijke avontuur van het leven. Immers, wie
Engelen wil maken van mensen, krijgt doorgaans engerds in de plaats.
Ruth Andreas-Friedrich heeft in haar Berlijnse
dagboeken 1938-1948 nagedacht over welke verantwoordelijkheid zij had met haar
omgeving, bij het helpen van Joden alsnog uit Berlijn te vluchten en later in
het verzet tegen Hitler om vervolgens na de oorlog te merken dat alle
solidariteit onder de voormalige medestanders verdween. Ook hier speelt dus
verantwoordelijkheid een niet te onderschatten rol, waarbij haar visie op
mensen wel een paar schrammetjes opliep.
Ad Verbrugge schrijft in zijn recente werk, “Staat
van verwarring; het offer van de liefde” over de vraag hoe we met elkaar in
erotische zin kunnen omgaan. Hij vraagt zich af hoe de feministische idee van
de autonome vrouw, die baas is in eigen buik te rijmen valt met de bereidheid
zich te onderwerpen van Annastasia, de vrouwelijke protagoniste in de trilogie
50 tinten. De kritiek was voor het denkwerk van Verbrugge niet echt enthousiast
en wellicht zullen de lezers van E.L. James er ook geen boodschap aan hebben.
Toch is zijn onderzoek niet van zin verstoken, omdat Ad Verbrugge naar mijn
oordeel wel degelijk die paradox probeert te ontrafelen, dat wil zeggen dat hij
het filosofische concept van autonomie, dat we als ideaal naar voor schuiven,
in de psychische beleving graag zouden opgeven, als het onze (fundamentele)
eenzaamheid zou kunnen inruilen voor contact, verbondenheid. Vermits de
trilogie eindigt in een klassieke gezinssituatie, waarin Christian en Ana
gehuwd met kinderen elkaar hebben leren liefhebben – van een happy end
gesproken – kan men die lezing echt niet negeren. Maar zij past noch in de
concepten over persoonlijk geluk noch in dat van de vrije mens – die anders
toch wel geacht mag worden vrijwillig te kiezen voor lotsverbonden met een
ander – zodat men Ad Verbrugge dan maar aanwrijft een adept te zijn van de gereformeerde
kerk en van de Dordtse confessie.
Belangrijker is dat Verbrugge in zijn analyse
laat zien dat op zeker ogenblik de erotische relatie voor beiden niet meer als
bevrijdend wordt gezien en Ana er de brui aan geeft, waarna ze Christian ervan
kan overtuigen uit de discpilinering van de BSDM te treden. Net daarin lag de
heerszucht van Christian en de onderwerping van Ana. Aan het eind kiezen ze dus
voor een saai maar verantwoordelijk samenleven.
We kunnen ook andere situaties bedenken waarin
verantwoordelijkheid een positieve notie kan hebben, maar helaas ook doorgaans
in een negatieve context wordt geduid. Onderwijzers en leerkrachten? Artsen,
verpleegkundigen, ambtenaren en mensen in de welzijnssector, opvoeders… allen
nemen zij uit hoofde van hun beroep een positie in van autoriteit, van gezag en
verantwoordelijkheid. Heel vaak zien we in de Vlaamse regelgeving dat die
verantwoordelijkheid negatief geduid wordt, dat men sancties voorziet voor wie
het leerplan niet volgt of wie het protocol dat door het kenniscentrum
gezondheid wordt voorgesteld niet adequaat vinden, omdat de gegeven
omstandigheden niet geheel samenvallen met wat het richtinggevende protocol
voorop stelt… Want het is precies een zaak van de leerkracht, de arts, de
welzijnsambtenaar, zelfs de belastingambtenaar ook de gegeven omstandigheden
goed te bekijken opdat het doel, een goed leerproces, de gezondheid bevorderen
of de belastingplichtige zonder zwaar strafdossier – indien mogelijk – toch de
verplichtingen te laten voldoen, naar behoren vervuld wordt. Toewijding en
betrokkenheid kunnen dus best te verantwoorden vallen en bovendien een blijk
zijn van verantwoordelijk handelen, veel meer dan de angst geen fout te maken
waarvoor men ter verantwoording geroepen zou kunnen worden.
En voor politici? Over het vraagstuk van de ministeriële
verantwoordelijkheid zijn er al bibliotheken volgeschreven. Was JFK een
onverantwoorde gek toen hij Nikita Chroetchjov c.s. de voet dwars zette, dat
wil zeggen zijn schepen een blokkade rond Cuba liet leggen zodat de Sovjets hun
raketten alleen met geweld hadden kunnen laten installeren op Cuba? Sommigen
menen, 50 jaar na de moord op JFK dat de man gered is door Chroestjow die
wijselijk zou hebben ingebonden. Ik blijf het een bizarre voorstelling van
zaken vinden; beiden zijn tot het uiterste gegaan in de kwestie, maar beiden
wisten dat er lijnen waren die men niet overschrijden kon zonder het eigen land
en de eigen bevolking in meer dan ernstig gevaar te brengen. De hele discussie
over de atoombewapening sindsdien liep op twee niveaus, waarbij de theorie van
de wederzijdse vernietiging (meerdere malen zelfs) publiek vertaald werd in een
noodzaak de eigen bewapening op peil te houden. Prof. Yvan Van den Berghe heeft
hierover een paar jaar geleden nog een essay opnieuw laten uitgeven. Men wist
dat men voor de eigen parochie geen teken van zwakte mocht vertonen, maar ook
dat elke poging de ander helemaal in het nauw te drijven zou leiden tot
zelfvernietiging.
Men kan in dit kader niet voorbij aan het
probleem van onze tijd, de klimaatverandering. Ik denk dat die aanpak, die
berust op het angstig maken van mensen niet de best denkbare is. Ook het
abstracte begrip duurzaamheid blijkt niet afdoende. De idee dat we ook
persoonlijk verantwoordelijk zijn voor de aardmetalen, fossiele brandstoffen,
de leefbaarheid blijkt men ook hier weer vooral op een negatieve manier
invulling te geven, want als we niet opletten, als we teveel de auto gebruiken
vervuilen we de lucht met fijn stof en stoten we uiteraard CO² uit. Een andere
benadering, waarin we bijvoorbeeld zorgzamer met onze voeding omspringen,
waarbij we zelf ook bepaalde praktijken, zoals het eten van tonijn op Japanse
wijze niet voor lief nemen, gewoon omdat men de zeeën van blauwe tonijn berooft,
of het weggooien van zowat 70 % rund om alleen de beste stukken filet pure te
consumeren, blijft een probleem. Ook zien we dat een kip best niet te veel
opgefokt wordt, want dat kost teveel aan granen terwijl de dieren geen tijd
krijgen om consistent vlees te ontwikkelen. Ik zou ook kunnen kiezen voor een
vegetarische levensstijl, maar of dat balans echt zou doen doorslaan, is me
niet geheel duidelijk, want dan zou meer bepaalde oliën voortbrengende gewassen
moeten telen. Het is dan ook nooit goed,
zegt men. Ik denk dat men toch enig vertrouwen kan hebben in medemensen, ook
als het om verantwoordelijkheid ten aanzien van biosfeer en de biodiversiteit
gaat. Alleen, denk ik, moeten dan ook de voedingsindustrie en de distributie
hun verantwoordelijkheid opnemen.
Tot slot denk ik dat verantwoordelijkheid in
machtsverhoudingen de machtswellust kan temperen, als men er zich al van bewust
is dat macht en autoriteit in een complexe samenleving moeilijk te ontlopen
zijn, wil men bepaalde zaken vooruit doen gaan. Maar tegelijk, als er alleen
die macht is, als alleen, om nog maar eens iets te zeggen, de verontwaardiging
de drijfveer zou zijn om zich politiek te engageren en niet de gedachte dat men
zich voor de publieke zaak omdat dit onze aandacht waard is. Gaan we daarbij in
tegen Chantal Mouffe of Carl Schmitt? Niet a priori, omdat zij over mechanismen
van machtsverwerving nadenken, niet of minder over het aanwenden van die macht,
tot nut van ’t algemeen.
Het blijft van belang over deze kwesties na te
denken en zich te buigen over wat we willen organiseren als samenleving en dan
kan men niet om thema’s als macht, verantwoordelijkheid en verantwoording heen,
soms hoeft dat niet uitgesproken, soms wel. Maar hoewel we geneigd zijn als
kritiek en als motief voor het ter verantwoording roepen van politici,
bankiers, ceo’s en leerkrachten vooral negatieve ervaringen onder de aandacht
te brengen, zal men toch ten minste ook pogingen ondernemen gunstige en
positieve effecten van onze maatschappelijke ordening te onderzoeken en een
positieve ingesteldheid van burgers voor mogelijk te houden. Er zijn fraudeurs,
dieven en beurzensnijders, laat dat duidelijk wezen, maar als we alleen over
postjespakkers spreken als we de politici in het vizier nemen, dan riskeren we
de grond weg te slaan voor een democratisch bestel. Vrijheid en autonomie zijn
uitermate groot goed, maar evenzeer het vermogen verantwoordelijkheid op zich
te nemen. De ministeriële verantwoordelijkheid? Het blijft een moeilijk thema,
omdat we zelden de handelingen van een minister in regno kunnen beoordelen.
Veel van wat men onderneemt tijdens de uitoefening van het ambt, blijkt
naderhand een nadere evaluatie te verdienen, als het op de rails gezette beleid
ook uitgerold is en praktijk is geworden. Aan de andere kant, voor gemakkelijk
toegeven aan lobbyisten kan moeilijk veel erkenning opbrengen, voor het
ontvangen van steekpenningen nog minder en voor het soms al te slabakkende
beleid rond spoorwegen of bepaalde monumenten, gebouwen van openbaar nut, moet
men toch niet al te indulgent zijn.
Waar het om gaat, luistert inderdaad soms nauw,
te nauw lijken we te moeten denken als we de media in ogenschouw nemen en
vaststellen dat politici, hun rol vervullen, dat wil zeggen dat hun
raadsbesluiten gunstig uitpakken, want dat gebeurt vooral in domeinen, waarover
zo te zien weinig reden voor debat zou bestaan. Het onderwijs moet hervormd, sorry,
vervormd wat de gevolgen voor leerkrachten en vooral voor de leerlingen ook
zijn. Overigens kan men niet altijd goed weten wat een leerling gunstig zal
meenemen in het leven. De hervormingen die nu voorliggen en waarover dan toch
debat ontstaan is, berust op consideraties die men niet altijd kan hard maken.
Zou armoede en culturele smaak echt zomaar meegegeven worden? Zouden dan al die
mensen niets hebben opgestoken van wat men algemene
kennis of algemene cultuur en een
zekere mate van diletto kunnen
ontwikkelen? Het niet aanbieden, blijft een zaak van gebrek aan toewijding aan
jongeren. Toewijding, verantwoordelijkheid en andere kwaliteiten, die onze
aandacht vragen, maar nu eerder vanuit een negatief vooroordeel ten aanzien van
anderen hun betekenis krijgen, verdienen dus onderzocht te worden. Maar dat
zijn natuurlijk uitingen die niet passen in een samenleving waar men eerder de
autonomie verengt tot bloot eigenbelang. Dan vindt men uiteraard dat wat mensen
doen ten behoeve van derden, banaal en zonder verder belang. Zou een
samenleving echt zo functioneren?
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten