Tiens, ils mangent des brioches
Reflectie
Ideologie
en kritiek
Het evidente van linkse
uitspraken
![]() |
Bobbejaan Schoepen, volskzanger of toch iets meer. Het anti-elitarisme bracht hem opnieuw in staat van genade bij de Vlaamse elite. |
Het hapert altijd als ik lees hoe links tegen
de dingen en de samenleving aankijkt vandaag. Okay, ter rechter zijde is de
kritiek ook niet altijd gespeend van populisme, maar ter linker zijde vindt men
ook heel wat uitspraken die men toch wel liever niet gehoord had. Ik denk dan
aan de discussie over de vraag of de Vlaming echt niet aan de leem of de klei
dan wel het zand ontworsteld is? Links meent dat de Vlaming echt niet weet wat
goed is voor hem. Rechts blijkt in deze dan ook wel minder paternalistisch en
zelfverzekerd uit de hoek te komen. De vraag die we ons stellen is, blijft dezelfde
van altijd, waarom vinden politici, commentatoren en academici die zich nog
steeds baseren op Marx en de linkse ideologische traditie het nodig te
vermelden dat zij een brede blik op de dingen hebben en dat de mensen dat niet
kunnen zien, opgesloten als ze zitten in hun cocon, in hun provincialisme en de
trots op hun fermette?
Helemaal eerlijk is dat niet, noch vanwege de
mediamensen noch vanwege academici, want hun visie op mens en samenleving leidt
ertoe dat ze de merkwaardige en grondige veranderingen in de samenleving sinds
de wereldtentoonstellingen van 1913 en voorheen, want toen was België
economisch een reus, enfin, speelde de Belgische economie ver boven het gewicht
dat men geneigd is eraan toe te schrijven, niet erkennen. Maar naast
observaties over de economie zijn er wel andere facetten in de samenleving die
onze aandacht vergen. De invoering van de leerplicht, na dertig jaar strijd, de
Vernederlandsing van de Universiteit, die in 1930 werd gerealiseerd en waaraan
politici, intellectuelen als August Vermeylen hun volle medewerking hadden
verleend. Iemand als Aloïs Gerlo wist zich ook niet te beroerd om in Brussel
een Vlaamse stem te verheffen, als rector van de VUB.
Verder is er de culturele geschiedenis van dit
land, waar we het moeten hebben over de urbanisatie, de huizenbouw, de
architectuur, ook die waarvan de Volkshuizenbouwers zich bedienden en
bijvoorbeeld in Gent Vooruit heeft nagelaten. Ik denk niet dat men Vooruit
alleen als een socialistisch erfgoed kan zien, wat het ook is, maar de uitstraling
vormt van de veranderingen in de Gentse samenleving. In Oorlog en Terpentijn noemt Stefan Hertmans Gent een provinciestad,
voor en na WO I. Gent was een bruisende stad, zoals men kan aflezen uit de
urbanisatie van de stedelijke omgeving, waarbij het centrum, de kuip van de
stad grondig werd opgeschoond, maar het zou pas opvallend aangenaam worden nadat
pleintjes als het Sint-Baafsplein autovrij
werden en zo echt aangenaam om te vertoeven bleken.
De geschiedenis van het openbaar vervoer,
gegeven de keuzes in de jaren dat de auto een koning van de weg was tot de dag
dat men de auto ging hekelen als de bron van gevaar, van milieuvervuiling en
nog meer onheil, is er een van gemiste kansen. Maar die houding is wel vatbaar
voor kritiek, want onze economie draaide ook op de assemblage van auto’s, in
enkele grote bedrijven, waarvan er nu al een aantal gesloten zijn. De redenen
zal men zoeken bij kille ondernemers die de waarde van hun bedrijven op de
beurs als ze voldoende saneren in het productiepotentieel. Men zoekt de oorzaak
ook in de loonkost, maar zelden in het feit dat dit soort bedrijven – waaraan de
overheid overigens voldoende steun heeft gegeven om te blijven, maar het
overaanbod kon men niet verhelpen… - in nieuwe markten, zoals Oost-Europa
interessanter is dan in oude, mature markten.
Het debat over economisch beleid is daarom soms
bijna een karikatuur van wat het zou kunnen zijn. Net omdat politici van de
SP-a menen dat ze aan de ene kant het sociale beleid moeten belichamen, maar in
de politieke praktijk vaak het sociale, evenzeer als rechtse politici, handelen
vanuit liberale inzichten over de markt. De idee van de sociaal gecorrigeerde
markt kan men echter geen oren en poten geven als men niet aannemelijk weet te
maken zoals Tony Judt wel doet, dat men een samenleving wenst waarin de
persoonlijke keuzes ertoe doen en dat men bijvoorbeeld best aangeeft wat de
grenzen van gelijkheid zouden zijn. Ik refereer aan de vaststelling van Judt
over zijn gebrek aan keuzevrijheid in de Kibboets waar hij een aantal vakanties
door heeft gebracht. Hij keerde naar Londen en Cambridge terug om er
geschiedenis te studeren.
Een andere referentie kan zijn dat hij aan het
eind van zijn academische loopbaan merkte dat professoren aan de universiteit
nog nauwelijks tijd hadden om met studenten echt begeleidend onderzoek te
verrichten. Bovendien kwamen er steeds minder studenten in Cambridge en andere
universiteit, die, zoals hijzelf in de late jaren 1950, begin jaren 1960 vanuit
de openbare middelbare scholen kwamen en uit bescheidener kringen dan de
luitjes die in Eton en andere particuliere scholen plegen op te groeien. Zelfs
David Cameron heeft gemerkt dat er iets mis met de sociale mobiliteit in het
Britse onderwijs.
Intussen pleiten de minister van onderwijs en
anderen voor hervormingen die echt niet bewezen hebben beter te functioneren. De
schaalvergroting van de scholen? Een directeur van een middelbare school moet
dan wel oog hebben voor de administratieve kant, wat men bedoelt met de
zakelijke kant is me geheel duister. Schaalvergroting is een ding, het
onderwijs via benchmarking koppelen aan schoolsystemen die bewezen zwakker te
presteren dan het onze lijkt me een bizarre beleidsvisie. Men zegt dan wel dat
bij ons meer mensen met een achtergrond in families van migratie een, twee,
soms drie generaties geleden, falen in het onderwijs. Men verwijst dan naar
racisme, maar als ouders hun kinderen heel erg volgen, misschien soms meer dan
pedagogen goed vinden, dan blijken de resultaten beduidend beter. Maar dat past
dan weer niet in pedagogische concept dat de school voor iedereen goed moet
zijn en voldoende. Ook mensen uit de middenklasse die vaak nog sterke familiale
samenhang laten zien – soms staat de moeder er noodgedwongen alleen voor -,
maar vooral begaan is met het schoolleven van hun kinderen, blijken van tijd
tot tijd een gepaste donderpreek niet te kunnen ontlopen. Want zij vergroten de
sociale kloof. Wie kan dit bevatten?
De SP-a bepleit iets dat we doorgaans als
“sociaal” voorgeschoteld krijgen. Wat zouden de contouren van een sociale
samenleving dan wel kunnen zijn na een proces van democratisering gedurende
nagenoeg een eeuw? Dat proces nam al vroeger een aanvang, binnen organisaties
als spaarkassen en moederschapskassen. Guy van Schoonbeek heeft in zijn studie
over de ontwikkeling van de Gentse sociale bewegingen laten zien dat die in
beginsel niet per se met het marxisme verweven waren, maar dat ze vooral op
zelforganisatie berusten.
Ons beeld van de samenleving voor 1913 is er
doorgaans een van een zeer gesegregeerde samenleving, waar armen heel arm en
rijken zeer rijk waren. Ruimte voor een middenklasse leek er niet, maar zelfs
de Daensen, prototypes van voorgangers en ondersteuners van de christene
werklieden in Aalst van 1893 waren, mensen uit de middenklasse.
Een samenleving waar sociale gelijkheid bereikt
wordt zonder vrijheid en zonder broederschap, heeft het nadeel dat het
persoonlijke leven verstikt wordt. Natuurlijk, in een samenleving waar het
wilde kapitalisme kan woeden, zien we andere processen van ontmenselijking.
Daar moet men ook niet mee willen leven. Maar de vraag is of het socialisme
vandaag nog wel voldoende oog heeft voor het belang van het verschil. Nadat men
de Vlaming, blanke bange mannen volgens het cliché, keer op keer heeft verweten
racistisch, provincialistisch en kleinburgerlijk te zijn, moeten sommigen zich
toch even afvragen of ze nog wel een mensen van vlees en bloed ontmoeten buiten
de eigen kring. Toen mevrouw Kitir in het Federale Parlement over de sluiting
van Ford Genk kwam spreken, kwam ze niet enkel authentiek over, ze liet ook
achterwege wat men partijjargon noemt.
Maar mensen als Caroline Gennez of Bruno
Tobback komen nooit verder dan het jargon. Hoe goed hij ook van de tongriem
gesneden mag zijn, zijn taal blijft altijd clean en op afstand. Men stelt
vandaag vast dat men de voorzieningen voor mensen in armoede wil verbeteren,
maar blijkbaar vallen steeds meer mensen uit de boot als het erom gaat ervan te
genieten. Men ziet tegelijk dat jongeren uit de (hogere) middenklasse in Leuven
of Gent op kot gaan en op enig moment bij het OCMW aankloppen. Hoeveel het er
zijn, blijkt niet zomaar uit te klaren, maar dat ouders hun kinderen zogenaamd
“buiten gooien” en hen toelaten aan te kloppen bij de Openbare onderstand, moet
iedereen wel tot actie aanzetten. Het OCMW doet doorgaans ernstig
middelenonderzoek en toch zou het zo zijn, inderdaad is er hier voorbehoud
nodig, dat jongeren die andere middelen, van hun ouders zouden kunnen krijgen
toch bij het OCMW kunnen aankloppen. Is dat sociaal?
Er is de laatste jaren veel te doen over
sociaal profitariaat… maar tegelijk heeft men zich soms geen rekenschap van het
feit dat men zoveel wil bereiken en zoveel aan de verantwoordelijkheid van
regeringen en overheden wil toeschuiven, dat men zichzelf wel vaker tegenkomt
en uitgangspunten moet laten vallen. Het werk bij de overheid, het werk van
ambtenaren is uiteraard veranderd, samen met de invoering van steeds meer ICT.
Het was Louis Tobback die vond dat we geen Jomme Dockx meer nodig hebben, want
ambtenaren beheren hun eigen archieven. Ook bodes waren er minder nodig en dus
begon men de onderste lagen van de hiërarchie weg te saneren. Iedereen blij,
maar het had wel voor gevolg dat men bij de overheid alleen nog gekwalificeerd
personeel wilde.
De vraag die we ons stellen is hoe men met
socialisme kan verenigen dat men aan de ene kant de uitsluiting weigert te
aanvaarden en tegelijk merkt dat men mee werkt aan (nauwelijks) op te merken
processen van uitsluiting. Het punt is immers dat men de budgettaire logica
aanvaardt, maar geen manier blijkt te vinden om de eigen na te streven doelen
toch staande te houden. Moet men dan kijken naar die “Linke” in Duitsland, de
opvolgers van de voormalige SED? Natuurlijk niet, maar zoals Hollande mag
ervaren, kan men wel geloven dat men het goed voorheeft met de mensen, die
mensen geloven dat niet meer.
Waar zal men overigens uitkomen als men een
beleid op stapel zet dat economisch in orde zou zijn en tegelijk een aantal
waarden als rechtvaardigheid, gelijkheid, authenticiteit niet voldoende
articuleert. Dat laatste betekent dat men voorbij de abstractie een verhaal van
mensen kan brengen. Niemand is tegen rechtvaardigheid, tegen gelijkheid, maar
gelijkheid die niet vertaald wordt in het aanvaarden van verschil om mensen in
hun waarde te kunnen laten, zich wel te laten bevinden in hun particuliere
leven, waarbij ze over de mogelijkheden beschikken er zelf iets van te maken.
Men wil iedereen met kunst in aanraking brengen, maar dan liefst als consument,
niet als amateur-producent. Net in Gent was tot in de jaren 1970 de opera op
zondagmiddag een plaats waar arbeiders elkaar ontmoetten en vooral de muziek.
Maar soms kwam je in de stad mensen tegen die plots een aria van Belini of
Verdi konden inzetten. Tiens, waar las men in de brede pers iets over het
nieuwe kunstendecreet? Weinig alvast. Gelukkig vond Werner Trio dat wel de
moeite waard, op Klara inderdaad.
Nu wil men dat politici, verkozen in het
parlement, zelfs in de gemeenteraden zich verre zouden houden van belangen in
de industrie of andere dienstverlenende bedrijven. Toen ik de idee hoorde
waarvan de koele Freya Van den Bossche bevallen was, dat wie in de Kamer of het
Vlaams parlement komt, de andere beroepsactiviteit opzij moet schuiven. Dan
moeten proffen hun lesopdracht opschorten en advocaten hun praktijk. Prachtig,
want dan worden politici nog meer de gevangenen van de partijtop. Natuurlijk
heeft Jochan Van de Lanotte in de zaak van Electrawinds een grote rol gespeeld
en het is lang niet duidelijk of die alleen negatief te duiden valt. De
zogenaamde Keizer van Oostende heeft in zijn ijver Oostende opnieuw de koningin
der Badsteden te maken heel verdienstelijk gewerkt, al blijkt het moeilijk het
allemaal in stand te houden. Oostende was na WO II zwaarder getroffen door de
bouwwoede dan door de gevolgen van de bouw van de Atlantic Wall. Nu, die
evolutie was dan weer het gevolg van het sociale beleid, waarbij werknemers
recht hadden op betaald verlof en zich steeds meer konden veroorloven. Niemand
kan deze evolutie negatief noemen. Maar wie van de zee een toeristisch el
Dorado wil maken, moet wel opletten, want duinenlandschappen en polders
verdwenen. Maar ook, men kan niet beweren dat alleen de upper ten zich een
optrekje aan de kust kon veroorloven. Finaal komt men toch weer uit bij een
mooie marxistische gedachte, het proces van verburgerlijking,
“embourgeoisement”. Het wil mij maar niet duidelijk worden hoe de SP-a deze op
zich heugelijke evolutie interpreteert en er ook conclusie uit trekt.
Er kan gezegd dat de instroom van jongeren die
in de jaren zestig en zeventig bij Trotzki en Mao zwoeren naderhand in de BSP,
dan de SP-a een plaats vonden. Maar naast Frank Vandenbroucke en Johan Van de
Lanotte kwamen er ook mensen als Steve Stevaert en Patrick Janssen, die het
socialisme ideologisch hebben uitgekleed. Men stelle het zich voor dat de ene
chef de file zweert bij Pierre Bourdieu of John Ralws en de andere met een
ijzeren logica gratis diensten wil gaan aanbieden aan de stedelingen terwijl
een andere, een marketeer, de bohème opnieuw wil verleiden. Natuurlijk geeft
dat voordeel dat men verschillende segmenten van het publiek kan verleiden.
Tot slot, we weten dat het aan de leden en het
bestuur van de SP-a is om hun verhaal te brengen. Maar het debat over wat een
goede samenleving is, overstijgt zelfs die partij. Meer nog, omdat velen menen,
dat zelfs de SP-a nog te liberaal is (geworden) krijgt men een partijpolitiek
discours dat het ene moment utopisch en idealistisch mag heten en het volgende
ogenblik, denk ik, zeer praktisch uitpakt. Johan van de Lanotte mag ons
vertellen dat de partij inderdaad beide registers moet bespelen, maar het komt
de geloofwaardigheid ten goede komt. Soms zou men denken dat Freya of Maya zich de bedenking maken: “Qu’ils mangent des brioches!”*. Laat dat nu net het geval
zijn, velen zullen hun halve maantje wel lusten, maar willen zich tegelijk
volks voordoen. Authenticiteit? Ach, Rousseau liet zien hoe je dat moet
bewerken.
Bart Haers
*Vrij naar Marie-Antoinette, koningin van
Frankrijk toen vrouwen naar Versailles optrokken om brood te eisen. Brood… en
rozen?
Reacties
Een reactie posten