Een paradoxale herinneringsagenda

Reflectie

Geschiedenis en herdenkingsagenda
Clio in verwarring

Even getwijfeld tussen de nieuwe biografieën
van de eerste koningen der Nederlanden en
deze publicatie. Maar juist deze aanpak lijkt
mij instructiever. 
Vandaag 30 november ’13 wordt, zoals dat blijkbaar elke 25 jaar het geval is, Willem Frederik aan land gebracht in Scheveningen, om verder als Willem I van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden te regeren. Nadat eerst de Oostenrijkse Nederlanden bij dat rijk werden gevoegd om de bufferstaat te verstevigen tussen Frankrijk en Duitsland – excuseer de Duitse landen – werd België in 1830 onafhankelijk. Die dag is in Vlaanderen mettertijd minder glorieus geworden, waarbij men zich wel afvragen moet waarom aanhangers van den Belgique toch ook niet goed blijf weten met dat gebeuren.

Voor sommigen bestaat de geschiedenis alleen uit data en plaatsnamen, helden en gebeurtenissen, waarmee men wel eens wat spelen kan. De geschiedenis doen herleven blijkt voor velen een boeiend en aangenaam tijdverdrijf, maar of het zoveel om het lijf heeft? Intussen wordt vandaag “heilige grond” uit de Westhoek (van België) naar Londen gebracht om er in een herdenkingstuin voor WO I te worden vermengd. Amechtige symboliek of werkelijke herinnering?

Er valt natuurlijk wel elke dag iets te herinneren, soms glorieuze, soms nefaste gebeurtenissen. Maar wat de motor kan zijn voor sommige van die gebeurtenissen die we ons dus gaarne of net ongaarne herinneren, valt vaak buiten het blikveld. Een zoveelste poging aan te geven dat geschiedenis werkelijk onze aandacht verdient, hoeft dit niet worden. Het gaat veeleer om de vraag hoe we in onze tijd van het verleden wel eens onbedoeld kolder maken, terwijl de inzet toen wel degelijk van belang was voor de betrokkenen.

Men moet uiteraard begrijpen hoe het kon dat in 1813 plots weer op het strand van Scheveningen kon verschijnen, waarom men die figuur koos en hoe dat door de Nederlanders zou begrijpen worden, vergt toch wat meer aandachtige navorsing. Op de radio zegde men, wellicht onbewust ironisch dat Nederland streefde naar goed bestuur. Maar toch, over de Volkerenslag bij Leipzig, in oktober 1813 horen we hier niet zoveel, want ten Oosten van de Elbe? Of omdat de geschiedenis van wat na 1870 Duitsland zou worden ons maar matig interesseert? Er zijn meerdere verklaringen denkbaar, maar er blijkt maar geen beterschap op til. Nu zijn er natuurlijk wel een paar betere werken over de geschiedenis van Duitsland na 1806 op de markt, maar hoewel de uitgeverij trots kan laten weten dat een Tweede Druk mogelijk is gebleken, werd over het over het boek van Dirk Rochtus, Dominant Duitsland, niet echt veel geschreven. Maar gelukkig vinden de betere boekhandels wel een publiek om titels als deze bij de lezer te krijgen. In Nederland zelf werd gisteren een boek voorgesteld “Een nieuwe Staat” onder redactie van Ido de Haan e.a. die laten zien hoezeer het uitbouwen van die nieuwe staat een verhaal van vallen en opstaan is gebleken. In het programma Buitenhof werd een gesprek gevoerd over de herdenking en Ido de Haan en Jouke Turpijn. Met voorbijgaan aan het folkloristische gebeuren, werd wel de vraag gesteld hoe we tegen het vormen van een nieuwe staat aankijken en dan is het gebeuren geen verloren zaak.

Het laat onverlet dat nu Nederland, met ook nog eens de 300ste verjaardag van de Vrede van Utrecht in de etalage toch maar matig weet te boeien met die herdenkingen, toch zeker bij ons. Wereldoorlog I? ’t zou zomaar eens kunnen, maar het zou erg betreurenswaardig uitpakken, want die manier van kijken naar het verleden roept vele vragen op, die net in de raderen van de herdenkingsindustrie als zandkorrels werken; beter kan men dus enkele toppunten herdenken. Tegelijk kan ik niet nalaten even te verwijzen naar de herdenking van de Serven van de slag op het Merelveld, nu gelegen in Kosovo waarrond meer kan verteld worden, niet altijd in het voordeel van de Serven – die er wel hun nationale geschiedschrijving rond geweven hebben, maar die volgens historici latere evoluties zo verdonkermanen -, laat zien dat processen van invented history altijd weer op de loer liggen. En dan vergeten we prinsheerlijk het provincialisme van de nationale of moeten we dan toch zeggen, regionalistische media in Europa? Toen Willem I op het strand van Scheveningen verscheen had net een meerdaagse storm gewoed en was het strand nagenoeg verlaten, maar om het feest toch wat meer de aandacht waard te maken, heeft men van die Landing een verhaal gemaakt in de traditie van de grote stoeten die we in de Lage Landen zo goed kennen.

Is er niets op tegen om schone verhalen te vertellen, leuke dingen voor de mensen te brengen, dan blijft het toch maar bedenkelijk dat de historische verwerking verder onder het tapijt blijft. Het past hierbij aan te tekenen dat de interpretatie van historische feiten niet altijd eenduidig of helder is. Bovendien kan het geen kwaad ook aan te geven dat feiten zich niet zonder een context afspelen en dat dus de aankomst van Willem I vanuit Engeland te maken heeft met pogingen een nieuwe Europese orde op te zetten, waarbij allerlei aspecten, zoals geopolitieke, maar ook demografische en economische, maar dat weet men toch, zou men denken. Wel, de indruk wordt steeds sterker dat men het niet goed meer bij elkaar weet te brengen.

Het is van belang te besteffen dat die afzonderlijke gebeurtenissen hun betekenis wel kunnen hebben, maar dat men toch de samenhang met de samenleving niet uit het oog mag en kan verliezen. Het bewind van Lodewijk Napoleon duurde niet zo lang, vier jaar, waarna de annexatie van de Nederlanden bij Frankrijk volgde. Maar Lodewijk Napoleon zou in zijn nieuwe koninkrijk wel enkele standaarden uitzetten, zo heet het, want de terugkeer naar de regententijd bleek niet meer aan de orde en dat was dan weer het gevolg van de strijd van de patriotten tegen die regenten. Men ziet het, dit zijn redeneringen die op zich kort door de bocht moeten heten, maar schetsen wel het probleem waarmee Nederland en Holland tijdens de Napoleontische tijd hadden af te rekenen. Men zal dus wel een quizje kunnen samenstellen met vragen rond Napoleon, zijn familie en al die andere betrokkenen, behalve dan over de troepen die hij lichtte, in Frankrijk en de Rijnbond, de Zuidelijke en ook de Noordelijke Nederlanden. Maar wat het allemaal teweeg heeft gebracht?

Het voordeel van dit soort herdenkingen: dat men er nog eens aan herinnerd wordt, het nadeel: dat het als een geïsoleerd feit gepresenteerd wordt. De opbouw van het nieuwe koninkrijk – na de Republiek – kon wel de goedkeuring wegdragen van velen, maar of het niet op weerstand gestoten zou zijn, blijkt niet direct op zo een dag. Want waar de stadhouder maar zoveel macht had als de regenten, de Staten van Holland op de eerste plaats het toestonden, wat dus nu volkomen verleden tijd was. En toch, de pogingen van Willem Frederik, later Willem I om naar het voorbeeld van verlichte (absolute) vorsten te regeren, we denken uiteraard aan Jozef II,  was hem ook al voorgedaan door Lodewijk Napoleon, de man die zelfs Nederlands spreken wilde, maar – volgens de legende, hardnekkig zonder meer – zich voorstelde als het Konijn van ‘Ollande” kon toch maar op sympathie van de bevolking rekenen, al was het maar omdat hij het niet kon hebben dat Napoleon hem als een simpele ondergeschikte geen ruimte liet voor eigen beleid.

Enfin, Napoleon was niet echt tevreden, wellicht omdat het lichten van troepen voor de grande armee waarmee hij Rusland wilde aanvallen niet voldoende vlotjes verliep en zo verdween het konijn. Maar we weten ook dat hoe Napoleon na aanvankelijke zeges en de roemloze terugtocht van Koetoezov in Moskou merkte dat hij de stad wel kon bereiken, maar dat hij het land niet kon bezetten, wegens te groot, te wild ook en bovendien begonnen er partizanen op te duiken. Men kent het verhaal van de roemloze terugtocht van het grote leger van Napoleon en de aanvallen van partizanen. Zelfs een historicus kan best genieten van het hele verhaal dat Tolstoj ophangt een de familie van Natasha Rostova. De basis van het verhaal van de partizanenoorlog die in 1942 opnieuw opgenomen zou worden, blijft een verwarrend feit, omdat de tsaar, respectievelijk Stalin wel de staatshoofden waren en bepaald veel macht hadden, dat Zjoekov en Koetoezov hun eigen rol opnamen, uiteindelijk de strijd tegen Napoleon en tegen Hitler voor vele Russen hun eigen strijd werd. Die benadering blijft vaak buiten beeld, maar het is wel, denk ik, fundamenteel om te begrijpen hoe beide oorlogen het verrassende verloop hebben gekend – dat wij nu vanzelfsprekend vinden. De propaganda van Stalin over de grote Vaderlandse oorlog was een poging tot recuperatie… verneemt men wel eens.

Overigens, in dat leger van de Tsaar liep enige tijd een prins rond, Willem Frederik die aldaar enige kansen kreeg en wiens zoon mee zou vechten in Waterloo. Het beeld dat we hebben van deze figuren, die al bij al, door omstandigheden geleid een vrij avontuurlijk leven hebben geleid, ontgaat ons, zeker in Vlaanderen. De leeuw van Waterloo? Ach wat, dat is toch een Belgisch symbool? Net niet? Het verloop van de Napoleontische oorlogen gaven aanleiding tot een Concert van de Europese Mogendheden, waarin een stabiliteitsbeleid tot stand kwam, al zou Bismark in Denemarken, Bohemen en Sedan wel een paar oorlogen voeren, om de eenmaking van “Klein-Duitsland” mogelijk te maken. Het grote Duitsland was voor 1848 een Duitsland met inbegrip van Oostenrijk.

In dat Europa kreeg het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden een plaats die ons dezer dagen zou kunnen inspireren, maar de gebeurtenissen tijdens de 15 jaar van de unie van de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden lijken dat psychologisch onmogelijk te maken. Toch was, ondanks zijn “Arithmétique hollandaise” waarbij het referendum over de grondwet van het Rijk aanvaard werd volgens Willem I omdat wie zich onthield als jastemmer werd beschouwd. En wie tegenstemde omdat men tegen de vrijheid van Godsdienstvrijheid gekant was, werd ook als ja-stem werd geteld. Men kan dat een goede grap vinden of een daad van machiavellisme, maar de realiteit blijft dat in 1830 zeker in Antwerpen en Gent de orangisten

Vorige week werd met enige pomp de cassette van 3 biografieën van de drie eerste koningen gepresenteerd, omdat net nu voor het eerst sinds Willem III weer een koning op de troon zit, Willem Alexander. Dat de eerste koning er een tweede gezin op na hield, blijkt een belangrijk nieuw feit te zijn. Dat de tweede Willem biseksueel zou zijn geweest en dus chantabel, mag nog een fait divers genoemd worden, dat in 1848 Johan Thorbecke de grondwet kon schrijven die een heel stuk liberaler zou uitpakken dan die van 1815 omdat men het heeft afgedwongen, met dat chantagemiddel, zodat de koning wel moest toegeven, blijkt wel enig historisch belang te hebben.

Men zal begrijpen dat Willem III, bekend als een zonderling, doorheen zijn leven  meer zijn tijd tot werkelijkheid bracht, dan men zich vandaag kan voorstellen. Want de 19de eeuw staat dus voor victoriaanse preutsheid, maar de cultuur van de excentriekeling was in Europa op verschillende manieren levendig, al zal men die niet altijd willen onderkennen. Van Lord Byron over George Sand tot de decadenten in het Fin de siècle, men ziet hen telkens weer opduiken, de buitenbeetjes uit de adel, de hoge bourgeoisie én de heffe des volks. Men spitst zich vandaag ook ten onrechte toe op dat fin de siècle, dat als decadent werd voorgesteld terwijl Courbet al in 1850 zijn eigen werken konterfeitte en daarbij de goede smaak en dito zeden schokte.

De viering gisteren in aanwezigheid van de Koninklijke familie – ik heb het over het avondprogramma was opvallend lichtvoetig, met allerlei toespelingen op die vorsten. Ik zag niet het gehele programma, maar dat het zo herdacht kon worden, lijkt me wel een positieve noot te geven.

Maar terwijl Nederland 200 jaar koninkrijk onder Oranje herdacht, overdacht en persifleerde, werd in Londen zand en klei uit de Westhoek, van de militaire begraafplaatsen overgebracht naar een herdenkingstuin. En er viel de afgelopen tijd ook nog eens de herdenking van de Kristalnacht te herdenken, waar vandaag, zondag 1 december 2013 – toen men het uitzond… dankzij de Joodse omroep.

Het is eigen aan onze tijd dat we vele zaken belangrijk achten te herdenken, waarbij we wel verloren lopen in de herinneringen. Sommige blijven dan onderbelicht, zoals precies de Volkerenslag bij Leipzig, die men als een Europese aangelegenheid kan beschouwen. Maar dat geldt in wezen ook voor de Verdragen van Westphalen in 1648, die men al veel minder in herinnering brengt. Maar ook, is het zeventig jaar geleden, of althans, dat was in februari het geval, dat jonge mensen in Duitsland hun leven gaven voor het herstel van de democratie. De jonge mensen van de Witte Roos, Sophie en Hans Scholl kennen we het beste, maar ook de andere leden van de groep, de filosoof Kurt Huber die weliswaar geen leider of stichter was van de groep, maar wel steunde en meewerkte ondergingen hetzelfde lot omdat ze zich volledig konden vinden in het verweer, al zag niet iedereen even goed of de risico’s niet zwaarder wogen dan de daad van verzet: 6 traktaten over democratie, over de misdadigheid van Hitler c.s. en de grenzeloze offers die de Duitsers daarvoor hadden te brengen.  

In alle gemoedsrust kan ik stellen dat deze mensen, zowel de iets oudere Kurt Huber als Hans en Sophie Scholl, Christoph Morell, Probst ook, figuren zijn die mij inspireren. Zijn het dan helden? In meer dan een opzicht wel, zoals Susan Neiman het uitlegt. De pamfletten die ze uitdeelden en waar de geallieerden in 1944 en 1945 gebruik maakten om de Duitse burgers erop te attenderen dat er onder hen mensen waren die het wel hadden aangedurfd openlijke oppositie te voeren, met een intelligent discours. Men vergeet op wikipedia niet te vermelden dat ze aanvankelijk  actieve en enthousiaste leden waren van de Hitlerjugend en zelf was Hans vaandrig, maar hij paste al niet in het plaatje en werd eruit gekikkerd. Vervolgens zou hij met anderen een evangelische groep vinden. Kan dat er aanleiding toe geven dat hun verzet minder was dan dat van de leden van de Rote Kapelle? Het mag ook niet baten, zoals blijkt, dat deze jongeren tot de middenklasse behoren, evenals Joachim Fest en diens broer, die overigens zal sterven tijdens gedwongen frontdienst. Alle respect voor de auteur van de Dantziger Trilogie, maar de segmentering in onze benadering, waarbij linkse kritiek op de nazi’s okay is, burgerlijke van geen tel, want weten we niet maar al te goed dat net rechts en kleinburgerlijk Duitsland er de oorzaak van was dat… wel, sommige onderzoekers hebben daar wel vragen bij, maar dat komt niet goed uit. Zoals ook in Vlaanderen volgens Reynebeau de Vlaamse Beweging net omdat ze zou gerekruteerd hebben in de (lagere) middenklasse van geen tel zou zijn. Voor een historicus die wil begrijpen kan dat waardeoordeel niet door de beugel. De burger, klein- of grootburger heeft in een niet-marxiserende historiografie wel een plaats.

Herdenkingen dienen het heden, zo blijkt altijd weer en scheppen het klimaat waarin de belangrijke en andere, te vergeten feiten hun reliëf krijgen. Men zal hoofdzaken van bijzaken onderscheiden en dan is de herdenking van 200 jaar koninkrijk der Nederlanden wezenlijk, de Volkerenslag voor ons een detail. De Reichskristallnacht een mijlpaal, het stille verzet van de Weisse Rose onbetekenend. Zo rechtvaardig zijn we in onze oordelen, maar dat is nu eenmaal zo. Erger is het dat op die manier de agenda van de herdenkingen voor velen onder ons een ratjetoe wordt, waaruit geen visie naar voor komt. Gelukkig maakt iemand als Herman van Rompuy er dan wel gebruik van, om enkele inzichten over de complexiteit van onze culturele genealogie aan de orde te stellen. En met hem moeten we betreuren dat het vandaag in Europa zo is dat de inbreng van Joodse kunstenaars, wetenschappers, intellectuelen eindelijk helemaal uit het zicht verloren is. Max Kohnstamm was een belangrijk voorvechter van de EGKS en de EEG, toch lijkt men zijn bijdrage ter zake te vergeten. Anderzijds, is Jeruzalem, net als Athene en Rome in de woorden van de Europese President een bakermat van onze cultuur, dan staat in Rome toch een obelisk, die de vernietiging van de tempel als een heldendaad voor het nageslacht vastlegt.

Een agenda van herdenkingen dezer dagen is overvol, verwarrend en  contradictorisch. Met die gedachte kan men toch vrede hebben als men er niet blind voor is. Bovendien blijkt er geen ruimte voor debat te zijn. Alleen kon 200 jaar koninkrijk kon tot een charmante en lichtvoetige overdenking leiden. “Oranje is de kleur van mijn hart” zong Paul van Vliet, maar moet het klef klinken? Geenszins, alleen, het liet plots zien dat de Oranjes meer zijn dan royals. Oranje is Nederland, maar dan alleen voor zover we de body politic van het koningshuis in gedachten hebben. De body natural? Het zijn net mensen.

Bart Haers   
  



Reacties

Populaire posts