De provocerende kracht van Couperus

Kleinbeeld

Wat Louis Couperus in gedachten had
Een relnicht met een visie

Koninklijke Academie voor Nederlandse
Taal en Letterkunde te Gent. 
Woensdagavond 18 december 2013 de Vlaamse Academie voor Nederlandse Taal en Letterkunde betreden en in de fraaie zaal een lezing horen over Louis Couperus, vond ik wel een bijzondere ervaring. Bijzonder omdat die academie in Gent wellicht het sterkste symbool blijft voor onze aandacht voor taal, onze taal, meer dan een of ander groot dictee.

Was ik aanwezig bij de voorstelling van het essay van Bas Heijne over Louis Couperus, waaraan ik graag terug denk, dan was deze avond ook wel bijzonder, omdat Elsbeth Etty ons inwijdde in aspecten van het werk van de Haagse auteur, die ons ervan overtuigen, voor zover dat nodig was, dat de man meer deed dan het fin de siècle vertegenwoordigen dan wel er de heraut van te blijven. Voor Etty was Couperus in zijn tijd absoluut modern, wat op zijn zachtst gezegd voor velen wellicht moeilijk te bevatten valt.

Zelf heb ik eerder al nagedacht over de betekenis van de vrede bij Couperus, in de boeken der Kleine Zielen, Bas Heijne liet zien dat Couperus de wijze van koloniseren die Willem I had opgezet, niet mee adequaat vond en verder denk ik dat hij doorheen zijn portretten, vooral de portretten de moderne, onzekere en toch zelfbewuste mens liet zien.

Etty begon, omdat het nu eenmaal niet anders kan bij haar eigen leeservaringen van Couperus en presenteerde hem als een auteur die binnen de grenzen van toen niet schroomde zich te outen, zonder daarom verder te gaan dan de strafwet toeliet, want men kon zomaar in de gevangenis terecht komen. Nu, Thomas Mann had ook wel zijn strijd te leveren, met zijn vriendschappen die liefde hadden kunnen worden, in Duitsland had je ook wel enkele figuren in de late 19de eeuw die hun geaardheid niet echt onder het tapijt verstopten. Maar voor een werkelijke emancipatie was er niet vanzelfsprekend plaats. Althans, vrouwen, arbeiders en homo’s, lesbiennes hadden te strijden voor hun plaats onder de zon.

Elsbeth Etty bracht in haar lezing ook een hulde aan de vrouwenzaak, die in Nederland hard bevochten werd en kan daarbij natuurlijk verwijzen naar Henriëtte Roland Holst, maar ook dacht ik terug aan de biografie die Inneke Bosch schreef over dr. Alette Jacobs. Couperus zelf heeft die zaak van de vrouw ook opgenomen, maar dus vooral zijn eigen positie als buitenstaander in de Haagse kringen als thema gekozen. Maar het thema werkte hij, naar mijn inzicht niet uit als een verbitterde aanklacht, maar, om in zijn semantische sfeer te blijven, als een braveren van de geesten.

Nu las Elsbeth Etty gisteren uitgebreide citaten op uit de recensies en impressies van journalisten uit zijn tijd, die van de relnicht Couperus niet moesten weten. Maar de vriend van jaren Cyriel Buysse, die zelf vrij mannelijk door het leven ging, vond zijn optreden in Gent, in 1905 niet zozeer aanstootgevend, maar de reacties van andere toehoorders kon hij best wel belachelijk maken. Het blijft voor ons soms moeilijk om goed te zien of journalisten en andere commentatoren in illo tempore zelf ook stampei wilden maken, door het optreden van Couperus scherp te belichten en zijn bizarre spreekstijl meer te beschrijven, dan we misschien zelf zouden ervaren. Vandaag durven, denk ik dan, mensen op het podium zich niet altijd geven. Maar het moet ook wel over iets gaan. In een tijd van stand up comedians zou zijn optreden misschien net weer een esthetisch genoegen opwekken. Want laten we wel wezen, er zijn er weinig vandaag die een publiek echt veroveren kunnen. Pierre Bokma, zeker ook Jeroen Willems, maar zij zijn acteurs. De wijze waarop Lieve Joris onlangs aanwezig in Brugge, dat wil zeggen, de wijze waarop zij haar verhaal vertelde, vond ik een verademing. Gisteren trok ik na de werkzaamheden in de KANT’L weer blij gemutst huiswaarts.

Gewoon omdat het bleek dat men over Couperus nog lang niet uitgepraat is. Hij belichte in zijn aspecten van het menselijke en van onmenselijke die ons vandaag minder vreemd zijn dan we zouden denken. Elsbeth Etty besteedde heel wat aandacht aan de roman ´Langs lijnen van Geleidelijkheid’ over een jonge vrouw, die een scheiding had weten af te dwingen omdat haar man haar mishandelde en kon vluchten naar Rome, maar finaal, zo bleek tot ontgoocheling van Etty en vele andere lezers, keerde Cornélie de Retz van Loo terug naar haar man. We vernemen hoe riskant haar optreden was geweest, want anderen die zich lieten scheiden, verloren het eigen leven of dat van hun geliefde. Emilie van Naeghel in “De boeken der kleine zielen” zou het beleven dat haar man, anders een keurige schoonzoon, haar broer, met wie ze naar Parijs was gevlucht, zou neersteken.

De zaak der vrouw, zo vond de jonge Elsbeth Etty en met het klimmen der jaren kwam ze er niet uit, was door Cornélie toch niet gediend, maar het paste natuurlijk ook in de visie op het naturalisme, waar de topos is dat mensen niet aan hun fatum kunnen ontkomen. Louis Couperus, zo legde ze uit had zijn noodlot begrepen, maar kon er net toe komen dat lot te aanvaarden, doch niet lijdzaam, wel eerder als een provocateur. Pas toen Etty dat aspect begrepen had, kwam de kracht van Cornélie haar ten enenmale wel sterk voor: zij wilde overleven en verhinderen dat haar man, de baron huppeldepup – een van de rijkste lieden in de Haagse society – anderen schade zou toebrengen of gewoon vermoorden. Want volgens de wet, zo heet het, mag een man zijn echtgenote opeisen, helemaal, lichaam en ziel en de vrouw diende er zich aan te onderschikken. Wie sprak er weer over de achterlijkheid van eerwraak dezer dagen?

Mevrouw Elsbeth Etty wist ons te boeien met haar poging begrijpelijk te maken waar het Louis Couperus om te doen was. Een berg van Licht gaat over een Romeinse keizer die een mannelijke en een vrouwelijke persoon lijkt, al naargelang en zorgt zo voor verwarring. Gaat het hier over het transgender gebeuren van deze tijd? Het aloude thema van de hermafrodiet of van de androgyne figuur waar filosofen en vertellers over spraken, lijkt dichter aan te sluiten bij wat de roman brengt. Maar bij nader toezien heeft Etty wel een punt als ze stelt dat Louis Couperus ook op dit vlak een provocatie op zich neemt, want hoewel het een verhaal uit een ver verleden brengt, gaat het over Couperus, gaat het over de eigen tijd en positie.

Op de terugweg bedacht ik mij dat een punt in het gesprek en in de lezing meer aandacht had mogen krijgen, namelijk dat wie eenmaal het werk van de auteur had leren kennen en waarderen, al lang begrepen had dat hij op verschillende thema’s eigen variaties had geweven, maar tegelijk en meer nog omdat hij meer dan doorgaans aangenomen wordt, de eigen tijd onderzocht. De receptie in de jaren 1970 en volgende was niet altijd gelijkmatig en nog minder werden jongeren aangespoord er kennis van te nemen. Een gesprek met een leerkracht Nederlands over de boeken der kleine zielen? Een stuk erover schrijven als opstel? Het werd niet in dank afgenomen. Men propte ons vol, heb ik de indruk, met mediocre werk, zoals Jos Van de Loo of Ruyslinck. De literatuurlijsten zaten er vol van, terwijl over Couperus weinig werd gezegd en een heel breed scala van werken niet of nauwelijks aan bod kwamen. Voor ik naar Gent kwam had ik gehoord dat het Vlaams parlement gediscussieerd had over de vraag waarom minder boeken uit Nederland in Vlaanderen over de toonbank gaan en omgekeerd, dat Vlaamse titels – die niet  in Nederland zijn uitgegeven – ook in Nederland geen voet aan de grond krijgen. Het ligt eraan, denk ik, dat we in Vlaanderen geen degelijke brede aandacht voor literatuur hebben, vooral niet in de brede media. De enkele kieren, zoals Joos, worden dan nog vakkundig afgestopt.

Maar er is meer, want het Couperus-jaar, dat ik mee heb beleefd, blijft een zaak van connoisseurs, terwijl de klassieke kanalen om die (verfijnde) kennis door te geven zeker in Vlaanderen weinig kans krijgen een geïnteresseerd publiek te bereiken. Men kan dat pas wanneer men, zoals Elsbeth Etty Etty of eerder Bas Heijne er gewoon over spreekt. De taaleigenaardigheden van Couperus kan men gemakkelijk persifleren, denkt men, maar de verhalen, zoals Van Oude Mensen de dingen die voorbij gaan gaat over de wanorde in een oude familie van Indiëgasten, beklijven wel. Tegelijk weten we dat de Haagse society voor Couperus weliswaar bron was van een zeker ongenoegen, waarvoor hij ook graag het Zuiden ruilde, waar hij iets minder in de kijker liep. Maar toch kan men bedenken dat de families, Van Löwe, Van Naeghel, maar ook die andere figuren die hij presenteert, voor Couperus meer zijn dan welgekomen voorbeelden. Hij probeert immers bepaalde levensgebeurtenissen te verhalen, waarbij hij niet te ver van een kenbare realiteit kon afwijken. Vergeten we overigens niet dat zijn publiek, precies die kringen in den Haag of Zeist, Amsterdam en elders zijn, waar men tijdkorting zoekt en aangename uren verwacht van het lezen. De kwestie is of de houding van de Nederlandse kerken voor deze mensen echt van gewicht kon heten. Hoe dus met Couperus om te gaan?

Zijn er geen pleitbezorgers, dan verdwijnen boeken natuurlijk sowieso naar de achtergrond. Voor zover ik heb begrepen is het verzameld werk niet meer beschikbaar en misschien ware het wenselijk dat men die reeks in een iets goedkopere uitvoering en in losse verkoop kan aanbieden. Men kan echter niet voorbij aan de vraag waarom men niet geneigd lijkt over boeken echt wel na te denken en er creatief, aandachtig mee om te gaan.

Mevrouw Elsbeth Etty werd op Couperus en zijn ontvoogdende rol bij jonge mensen aandachtig gemaakt, toen ze zelf haar eerste vriendjes had, die naderhand bi- of homoseksueel bleken. Ik heb vooral van Couperus een hoge dunk gekregen omdat in zijn romans en verhalen een zeker vitalisme schuil ging, want de mensen die hem boeien zijn degene die net de begane paden verlaten, soms stoemelings, maar vaak ook omdat die paden voor hen geen uitweg bieden. Over Eline Vere kan men veel zeggen, maar misschien is het een belangwekkende gedachte van Couperus dat sommige mensen zich doorheen hun vorming, Bildung niet kunnen ontplooien tot een zelfstandig in het leven staan. Elsbeth Etty blijkt ook deze gedachte genegen, maar zij legt vooral de nadruk op het feit dat Louis Couperus met al deze personages mensen een plaats geven wil die in hun coterie geen plaats vinden of krijgen.

Er valt veel voor te zeggen, want men kan zich afvragen waarom Louis Couperus zo veel heeft geschreven en zovele settings heeft geprobeerd. Een van de figuren waarmee ik het minst vertrouwd ben is Orlando, al heb ik altijd de indruk gehad dat de auteur hier het dichtst bij het eigen leven kwam. Maar zoals woensdag laatst was te horen, zal men ook Orlando best grondig lezen.

Met die gedachte kwam ik thuis en dacht ik nog even na waarom in Vlaanderen Louis Couperus niet tot een of andere canon lijkt te behoren. Alle argumenten om zijn oeuvre af te serveren liggen voor het grijpen. Maar wie luistert naar Bas Heijne of Elsbeth Etty merkt dat het verhaal omtrent de auteur en het savoureren van diens oeuvre nog lang niet klaar is. De argumenten van hen die hem verguizen lijken afdoende, maar een avond als deze maakt duidelijk dat die benadering echt wel tekort schiet. Literatuur, overigens, bleek ook in het gesprek naderhand, een moeilijker kwestie, want wie het evident vindt om over boeken te spreken, zou wel eens kunnen vergeten dat het lezen van een boek en het nawerken van die lectuur echt wel zeer persoonlijke processen blijken. Maar men kan er met anderen maar over spreken, als men bereid is, zich zelf over dat leesavontuur te buigen en echt te vertellen wat er aan de hand is met de lezer.

Het is daarom van belang denk ik, dat in Vlaanderen, waar gelukkig wel leesclubs actief zijn, echt over boeken te schrijven en werken met hun nawerking goed te belichten, zoals Elsbeth Etty deed, want ook zij liet optekenen dat ze in de loop veertig jaar of meer omgang met Louis Couperus tot nieuwe inzichten kon komen, zelfs over haar eigen interessegebied bij uitstek, het feminisme, omdat, zo meen ik te begrijpen, dat feminisme zelf ook het geweld binnen het huwelijk niet altijd als een belangrijk item zag. Men was zich bewust van de achterstelling van vrouwen, maar was niet altijd bereid zich in te denken van een Cornélie de Retz van Loo.

Hier is geen sprake van literatuurwetenschap, in die zin dat zij, Etty, het werk van Couperus niet analyseert op formele aspecten, wel houdt ze zich bezig met de vraag wat de auteur voor ogen had staan. Die visie op de auteur bijstellen zou velen wel goed doen, want als het om hedendaagse auteurs aankomt en vooral dus van hun werk, is het van belang te begrijpen dat onze criteria, maar ook onze benadering van literair werk best goed tegen het licht gehouden wordt.

Tot slot en omdat het nu eenmaal zo is: was Louis Couperus een auteur van schandaalromans, waarvan sommige voor ons niet geheel te begrijpen bleken, zoals Langs wegen van geleidelijkheid dan blijkt dat een vernieuwde lectuur best onze aandacht verdient. Hoewel ik het niet geheel eens was, tijdens de lezing van mevrouw Etty over de hoofdfiguur van de boeken der Kleine Zielen, Constance van der Welcke, viel de gedachtewisseling reuze mee en konden we het erover eens zijn dat die roman werkelijk monumentaal moet heten, al hebben we dat nu net niet uitgesproken. Wel dat de roman meer is dan een karikatuur van maniërisme. Want Couperus wilde het verschil tussen mensen vorm geven en de buitenstaander op de voorgrond zetten, want wie aan zijn noodlot niet iets meegeven kan, wordt vermalen. Naturalisme, ik zegde het al eerder, kan men misschien beter opnieuw omschrijven, want de karakters die Couperus heeft geschapen, voeren net met hun noodlot een soms onmogelijk te winnen strijd, maar die is dan ook de essentie, de strijd dus.

Bart Haers


Reacties

Populaire posts