machtsverhoudingen hebben hun belang
Kritiek
Macht
als Thema
Waarom discussies soms
verzanden
![]() |
Enguerrand de Marigny, raadsheer van Filips IV de Schone, die op een heel gedreven wijze de modenisering van Frankrijk voortvarend opzette. |
Nu het stof weer wat is gaan liggen rond het
optreden van Johan vande Lanotte, merken we dat men alweer een kans heeft laten
lopen over het optreden van politici een beetje ernstig na te denken. Iemand
zegde me dat het maar erg zou zijn als een politicus zijn mandaat en derhalve
zijn gezag niet zou aanwenden om iets te realiseren. In de discussie over het
spaargeld zien we iets gebeuren dat zo mogelijk nog erger is, want er hangt een
grote mist, aldus Geert Noels, over wat de banken nu aanvangen met de
onvoorstelbaar hoge spaarquote in België, dat wil zeggen, we weten dat ook de
reguliere banken spaargelden bij buitenlandse bedrijven plaatsen, waar het
rendement hoger is en dus kiezen mensen, met de hulp van allerlei adviseurs,
zoals Test Aankoop zelf voor internetbankieren, want we zijn toch niet gek,
want profiteren ze meer van die opbrengsten dan via de reguliere systeembanken.
Speelt nog mee dat de ECB de banken ook tegen zeer laag tarief de banken
leningen toestaat, maar die misschien – hier past voorbehoud – niet afdoende in
de locale economie ter beschikking van de bedrijven worden gesteld… maar meer
rendabele beleggingen en leningen dienen.
Voor de politici geldt nog dat ze mensen door
hun beleid niet al te veel vertrouwen geven, over de pensioenen, om maar eens
iets te noemen, of beter de garantie dat de pensioenen nog wel gegarandeerd
zouden zijn. Dan komt men in een aantal evoluties terecht waarvan de uitkomst
niet duidelijk is, tenzij men, zoals Geert Noels die zaken nu net wel benoemen
kan en wil. Nu was Noels de auteur die in Trends tijdens het jaar 2007
voortdurend aandacht vroeg voor de problemen op de Amerikaanse markt van
hypotheken.
In het gevecht om de gunst van de kiezer te
verwerven, zien we dat het spel hard gespeeld wordt, maar ook dat daarbij het
lange termijngeheugen van mensen genegeerd wordt. Paul Goossens meent dat CEO’s
gevaarlijke luiden zijn die de welvaart van al die arme burgers willen
vernietigen. Blijkbaar heeft hij nooit gehoord van Henri Ford II, die als
eerste zijn werknemers een loon gaf waamee ze zich de auto’s konden verwerven
waaraan ze bouwden. Dat Ford ook meer dan vriendelijk respect had voor Hitler,
hoeft men daarom niet te vergeten. Overigens, waar Frankrijk en België het
betaald verlof invoerden in 1936, bracht Volkswagen in die tijd een auto op de
markt die iedereen zich zou kunnen verwerven en ook de radio werd een betaal
gebruiksgoed. Of hoe de overheid wel degelijk bereid was leuke dingen te doen
voor de mensen, al vinden we dat beleid met inzicht in de nefaste aspecten
ervan natuurlijk verderfelijk. Maar men vergeet dan hoe vanaf de jaren 1950 de
welvaart begon te stijgen in dit land en Europa, West-Europa vooral, tot een
ongekend niveau. Vergeten we ook niet dat Nikita Kroetsjev er ook wel in
slaagde een lotsverbetering door te voeren.
De welvaart is er ook gekomen op verschillende
manieren, maar dat de overheid in 1945 er mee de grondslag voor legde, mag men
niet vergeten, terwijl men evenmin over het hoofd mag zien dat het toenemende
heir van universitair geschoolden en andere afgestudeerden, maar ook
uitstekende vaklui zelf meer dan hun bijdrage leverden, want de welvaartstaat
was niet gelukt zonder de eigen initiatieven van al die lui. En dan was er nog
de toenemende handel, met Duitsland, dat Duitsland van het Wirtschaftswunder er
verdere stimuli aan heeft gegeven. Wie nu wat bewerkt heeft? Vooral is van
belang dat we de verschillende factoren goed onder ogen zien en de ene niet
voor de andere aan bod laten komen. Die actoren hebben het groeimechanisme
versterkt. Maar dat de democratie er ook door versterkt werd, lijkt men te
vergeten. Misschien is de studentenrevolte van mei ’68 daar niet geheel vreemd
aan de lacune in het geheugen, want naderhand werd veel op hun conto
geschreven, zonder dat altijd duidelijk is geweest wat hun inbreng was. Dat die
er was, mag ons niet ontgaan, de wijze waarop, blijft altijd nog een boeiende
vraag.
Meteen kan ik ook nog eens schrijven dat ik een
zekere nostalgie koester naar die jaren zeventig, toen het niet enkel over
inspraak ging of over vrijheid blijheid, maar dat de overheid in meerdere
opzichten bereid was de ogen voor sommige uitwassen te sluiten. Ach, vergeleken
met de kwaal van de Gemeentelijke Administratieve sancties dezer dagen, was er
toen voor kinderen en jongeren veel meer ruimte om zich uit te leven.
Dat hou ik wel in gedachten als ik de
verduistering van de macht, die toen ook mogelijk is geweest omdat men vond dat
macht een vieze term was, iets wat niet nagestreefd mocht worden, behalve door
de juiste mensen. Het was opvallend dat in de opleiding geschiedenis wel veel
over de ontwikkeling van de staat werd gedoceerd, maar relatief weinig over de
tandraderen van de machtuitoefening. Even opvallend blijft het dat bij de
discussie over de opbouw van de moderne staat merkwaardig vlot werd heen
gefietst om vragen over de machtsmonopolies en andere facetten van de
noodtoestand. Het gevolg is dat men de indruk kreeg dat geschiedenis wel over
opstanden en sociale verhoudingen kon gaan, maar niet, zoals Johan Dambruyne
later in zijn werk over de geschiedenis van de stad Gent tussen 1540 en 1576…
De sociale verhoudingen waren dan ineens niet enkel functie van economische
verhoudingen en productiesystemen, maar ook van politieke beslissingen, met
name de nieuwe regels die Karel V had opgelegd.
Het is die verduistering van het thema macht
die ons moet verwonderen omdat het een belangrijk aspect van onze
cultuurgeschiedenis terzijde schuift, met name omdat cultuur, zoals Paul
Scheffer lijkt te suggereren veel te maken heeft met de wijze waarop we als
burgers van staatkundige verbanden optreden of kunnen optreden. Het lijkt voor
velen daarom lastig met Europa om te gaan, net omdat op dat gebied het thema
macht hoogstens een spelletje poker lijkt tussen enkele hoofdsteden. Meer nog,
telkens men de nadruk legt op de as Bonn – Parijs en na 1990 Berlijn – Parijs
de andere hoofdsteden afwezig zouden zijn bij de besluitvorming. Zelfs in het
Anglo-Britse debat over uittreding uit de Unie lijkt dat thema volkomen
afwezig.
Een van de argumenten ligt voor de hand, met
name dat mensen met macht er stelselmatig misbruik van zouden maken, al was het
maar om belastingen te heffen: greed is good, behalve als het de staat is die
al te schraperig naar middelen zoekt. Het is een moeilijk element in het debat,
dat evenwel door het gebrek aan aandacht ook weer de verhoudingen verziekt. Een
alternatief is het te erkennen dat na 1945 de staatsmacht in de Europese
landen, de West-Europese dan toch, altijd meer voorwerp is geworden van
overleg, in Nederland werd het toppunt bereikt met het polderen, maar in België
bij de staatshervormingen en de discussies over sociale zekerheid. Beide landen
lijken op elkaar en soms heeft men de indruk dat niets beslist wordt, terwijl
we dan toch weer verbaasd staan te kijken als kranten, radio en televisie bijna
maand na maand met nieuwe regels voor het dagelijkse leven uitpakken of voor
beslissingen over het verwerven van vastgoed en mobiliteit te maken hebben.
Blijkt op dat ogenblik plots dat de staat heel
wat beslist, dan vragen we ons af wie dat - de overweldigende hoeveelheid
bevoegdheden die de staat is toegevallen - beslist heeft en hoe? Hoewel we
dagelijks overvoerd worden met politiek nieuws, merken we dat lang niet alle
besluitvorming tijdig openbaar wordt, meer nog, men lijkt te vrezen, dat dan de
besluitvorming geblokkeerd zou worden. Alle trammelant over openbaarheid van
bestuur ten spijt, ziet men dat cruciaal beleid, waar de autonomie van
personen, binnen hun persoonlijke kring geraakt kan worden, lijken soms niet
het noemen waard. Maar de vrijheid van schoolkeuze, om maar iets te noemen,
lijkt in het kader van het tekort aan plaatsen op school teniet te worden
gedaan. De feitelijke toepassing vormt dan vooral het probleem.
Macht raakt immers u en mij, of we dat nu leuk
vinden of niet. De zaak is hoe men het ook draait of keert, soms denken we er
goed aan te doen, administratieve aspecten ervan ten goede aan te wenden, maar
al gauw merkt men dat besluitvorming altijd weer leidt tot een grotere macht
van de bureaucratie. Men lijkt ons altijd weer te willen uitleggen dat elk
beleid goed is voor ons, maar of dat zo is, dat hoeven we zelf niet uit te
maken. Niemand wil ongevallen op de weg, maar hoeveel roekeloosheid is er
werkelijk aan de orde.
Vanzelfsprekend komen we dan bij thema’s die
auteurs als Chantal Mouffe en Carl Schmitt hebben onderzocht voor de moderne
tijd en waar recent ook Susan Neiman en vooral Paul Frissen het hunne aan
hebben toegevoegd. Het vermogen de noodtoestand uit te roepen is voor deze
figuren van belang. De kritiek van Neiman op Foucault dat deze alle macht en
gezag, autoriteit onderuit wilde halen, er de filosofische gronden voor te
onderzoeken en zo mogelijk in discredit te brengen, mag niet verhelen dat die
benadering ook had kunnen leiden tot een andere reflectie over macht en gezag
in de moderne samenleving, maar daar is men niet aan toe gekomen, net omdat
het, voor het politieke debat en machtsdeling niet handig was dat burgers beter
hun eigen rol zouden begrijpen. Het thema macht onderzoeken en de reflectie
over de stem van een autoriteit, laten immers toe dat men zich kan gaan
interesseren in de intenties van die machthebbers en autoriteiten. Als we zien
hoe men ons dagelijks van voedingsadvies voorziet, de gezondheid steeds meer
ziet als iets wat we zelf in de hand kunnen hebben, dan zal men merken dat de
bronnen waaraan men zich laven wil om als autonome figuur of minstens burgers
die niet te veel van bovenaf gestuurd worden, stilaan opgedroogd raken. Precies
het verduisteren van het debat over macht, ook in een parlementaire democratie
heeft tot gevolg dat burgers politici gaan wantrouwen.
Men kan het natuurlijk ook wel hebben, denk ik
dan, over dat andere aspect, het verhaal van de macht in termen van
machtsdeling, van machtsdelegatie en bevoegdheden, competenties. Het systeem
van een samenleving waarin mensen – gelukkig – vrij anoniem hun leven kunnen
leiden, hun bezit beschermd weten en hun inspanningen redelijk en billijk
beloond, het zijn elementen die in het verhaal over macht, of liever, waarin
het verhaal over macht ingepast kan worden. We schreven het al, leden van
nationale en regionale parlementen hebben veel mogelijkheden om hun
vakministers vragen te stellen over de Europese agenda en daar via een
resolutie een aantal krijtlijnen bij aan te geven. Helaas maken vele politici
en fracties daar onvoldoende gebruik van, maar staan die dan wel weer in de rij
als het erom gaat macht terug te halen uit Brussel. Welke macht? Waartoe?
Politici willen zichzelf wel eens voorstellen
als lui die de zaken in handen hebben, maar veel van wat er gaande is, ontsnapt
aan hun aandacht, deels omdat andere machten groter en sterker zijn, zoals
banken en een aantal multinationale bedrijven, die vaak grotere budgetten
beheren dan landen… Maar als Europa als geheel optreedt, dan kan vluchten voor
die bedrijven niet meer.
Tegelijk stellen burgers zich graag voor als
kleine luiden, die nergens greep op hebben, maar over het eigen leven heeft men
doorgaans wel enige greep, al valt daar veel bij te leren, want we worden niet
geboren met een vrije wil, we moeten het handwerk leren. Maar de “Pensée 68”
waarvan men had kunnen denken dat die ontvoogdend zou werken, blijkt in feite
het alibi geleverd te hebben om mensen die bijvoorbeeld in armoede te leven te
kans te geven de schuld bij het systeem te leggen. Men kan het eigen lot
betreuren en tegelijk proberen er toch het beste van te maken. Macht over het
eigen leven? Dat heet dus autonomie, maar die autonomie krijgt past betekenis,
denk ik dan, als men dat weet te koppelen aan goede omgang met anderen, niet om
hen te beheersen of te instrumentaliseren, maar om samen aan iets te bouwen.
Het is in die zin dat ik de afgelopen dagen
hebben lopen dubben over de betekenis van sommige gebeurtenissen, waaruit
blijkt dat er verantwoordelijkheden ontnomen worden of dat instanties die ontlopen,
al naargelang. De VDAB, de arbeidsbemiddeling moet vaststellen dat ze jongeren
niet echt helpen kan, al wil men dat met statistische gegevens wel weer
ontkrachten. Maar wat de toplui van de VDAB vergeten is dat zij noch greep
hebben op de ondernemers noch op de werkzoekenden. Die willen wel werken, maar
men zegt dan dat afwijzende antwoorden niet persoonlijk genomen hoeven te
worden. Het zal toch wel niet waar zijn, zeker. Een afwijzing in de liefde of
in het onderwijs, de job is altijd om de een of andere reden een pijnlijke
ervaring. Maar men moet tegen een stootje kunnen. En tegelijk, kan men
gemakkelijk bedenken, spelen tussenschakels wel eens de rol van scherm,
waardoor men geen kans krijgt…
Om maar te zeggen, ook in het particuliere
leven en de verhoudingen tussen mensen hebben machtsverhoudingen hun betekenis.
Spreken over geweld binnen het huwelijk? Het kan dat er misverstanden in het
spel zijn, maar misschien speelt verlangen naar macht – en naar onderwerping,
zich onderwerpen – een grotere rol dan we willen aanvaarden. Het gewicht van de
emancipatie verhindert immers het zicht op hoe mensen in staat zijn zelf hun
keuzes te maken. Net omdat dit altijd zo een complex gegeven is, keuzes maken,
kan men dat ook overlaten aan derden.
Neen, het is geen goede idee het thema macht
als ethische én als politieke vraag opzij te schuiven. Ik weet dat ik dit thema
al ter hand heb genomen, onder andere als het om Carl Schmitt ging, maar ook in
verband met Max Weber en diens redevoeringen over wetenschap, respectievelijk
politiek als beroep. Maar geboren en getogen tegen de achtergrond van de Koude
Oorlog en van de bewegingen van de jaren zestig en zeventig, was ik mij al
vroeg bewust van dit manco. Later heb ik bij Foucault ontdekt dat men waarheid
zeggen kan, maar dat dit moed vraagt en een morele keuze veronderstelt, die net
door de jonge Foucault genegeerd leek te zijn geworden. Foucault had immers de
macht, het gezag en de autoriteit in de samenleving als thema, waardoor hij de
positie van de bourgeois en de père de famille grondig onderzocht en vervolgens
heeft afgewezen. Dat onderzoek heeft nog altijd betekenis, maar men hoeft
daarom niet altijd alle conclusies voetstoots te aanvaarden, wel integendeel.
Men zegt tot slot dat rechts gaat voor de
sterke staat, waarbij de politiek alles wil controleren, terwijl links zou gaan
voor vrijheid en voor een staat die er is voor de mensen. Zou het? In de mate dat sommigen ter linkerzijde zich
beroepen op een equivalent van de volkswil kan haar machtsstreven vrij ver
rekenen. En men kan moeilijk voorbij aan het feit dat sommige rechtse partijen
nagenoeg het anarchisme bepleiten. Geen macht, geen gezag, elk voor zich.
Niemand moet dit wensen, want de samenleving heeft sturing nodig en politici
zijn ertoe verkozen dit vorm te geven. Daarbij kunnen ze, kunnen we naar
believen polderen, overleggen, maar soms nemen belangenorganisaties standpunten
in die meer het eigen machtsbereik aangaan dan de belangen die ze zeggen te
behartigen.
Neen, niemand moet een ander wijsmaken dat het
allemaal vanzelf goed komt, maar men moet politici ook niet harder vallen dan
nodig. Alleen, zoals blijkt als het om het Europese overleg en het overleg via
onze parlementaire instellingen over de Europese agenda en regelgeving, dan
merkt men al eens dat politici zich te gemakkelijk aan hun plicht tot
interveniëren bij vakministers onttrekken en liever ineens het grote plaatje
aangrijpen: alle macht terug bij de natiestaat met als gevolg dat wij
Europeanen machteloos staan tegen over de andere grote machtsblokken, de
gigabedrijven kan men daarbij gemakkelijk doen vergeten. Macht is het thema,
ethos van de machthebbers sluit daar nauw bij aan en daarover gaat het nog
minder, tenzij er een leuk slaatje uit geslaan kan worden, met saillante
details en een vinaigrette van corruptie of machtsoverschrijding. Die ethiek is
ook van belang, kan men in deontologische codes enigszins opvangen. Wat die
codes niet kunnen is de positieve ingesteldheid van burgers en politici,
belangenbehartigers en internationale verbanden van naties en bedrijven
formuleren, daar komen we zelf aan het woord en dienen we zelf keuzes te maken.
De Gemeentelijke administratieve sancties
vormen hier de culminatie van uitholling van de politieke macht en van de
gerechtelijke macht, terwijl de burgers zelf elkaar ook zouden kunnen
aanspreken, dan wel oom agent. Is dit naïef? In de mate dat ik de betekenis van
macht zou negeren, maar dat is net het punt, macht is voor ons die leven in
enorme conglomeraties van anonieme mensen en enkele bekenden, net cruciaal als
thema, om het beter samenleven niet enkel in termen van ethiek en deontologie
voor de anderen te vertalen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten