Efficiëntie in de Jeugdzorg? Kan het?
Reflectie
Compostella of Ushuaia?
Hervormen
om te besparen of ter verbetering
Ushuaia
was in aanvang en lange tijd een strafkolonie voor zware criminelen, nu is het
de bestemming voor mensen die ver van de beschaving – maar toch niet helemaal –
willen uitkomen. Het zal u verbazen, maar ooit hoop ik daar of in de Siberische
steppe enige rust te vinden. Want ja, het leven in de stad – wij leven in een
stad van ongeveer 250 miljoen inwoners, zich uitstrekkend van Londen tot
Frankfurt en van Kassel tot Parijs… gelukkig nog met wat groene longen – vergt meer van ons dan we
er ons altijd rekenschap van geven. Het is doenbaar natuurlijk en we beweren
niet van de gemakken des levens in deze megalopolis afstand te willen doen,
maar we beseffen ook dat het wel voor sommigen bijzonder lastig kan zijn. Die
stoppen we, als alle middelen gefaald hebben, in Everberg, Ruiselede of Beernem.
Maar wat zijn de middelen en wat willen we bereiken? Kim de Gelder was volgens
zijn ouders niet meer in staat de beste weg te kiezen om een goed leven te
hebben en de psychiater vond dat misschien ook, maar hij kon niet tot gedwongen
opname besluiten.
Er
is veel geïnvesteerd in jeugdzorg, de afgelopen decennia, maar hebben we de
situatie achter ons gelaten van de zorg voor wezen en verwaarloosde jongeren in
instellingen waar ze tot nederigheid en onderdanigheid gedwongen werden, maar
wat men nu voor ogen heeft, lijkt ook niet altijd duidelijk. Ook hebben we niet
altijd zicht op wat jongeren in de knoei kan doen raken. Meten is weten zegt
men dan en men onderzoekt hoeveel jongeren de school mislopen, hoeveel jongeren
voor spijbelen en erger in de problemen raken, maar zien niet hoe in een school
de leerkrachten en opvoeders vaak veel van hun Latijn in zo een jongeren
steken. Aan de andere kant lijkt men ook niet in kaart te brengen wat de
leefwereld van een jongere vandaag kan zijn, want dat zou duidelijk zijn. Want
bovenal vergeet men de diversiteit, ongeacht sociale achtergronden of
zogenaamde kansarmoede die de jongeren kenmerkt. Moeder (bewust) ongehuwd?
Kansarmoede. Zou het? Men houdt niet van Theodore Dalrymple en al helemaal niet
als hij stelt de verwaarlozing van jongeren, jongens en meisjes leidt tot
bijvoorbeeld tienerzwangerschappen, omdat die meisjes dat als de enige weg zien
om zichzelf iets te voelen, geliefd te voelen. Aan de andere kant worden
jongens niet meer in dezelfde mate herinnerd aan hun verantwoordelijkheid als
ze een vriendinnetje bezwangerd hebben. Is het crimineel? Allicht niet. Maar is
het zomaar te aanvaarden? Als het alternatief is dat ze elkaar gaan treiteren
en erger, dan wel, maar dan komen we wel echt bij een van de kernproblemen
natuurlijk, want in feite is het blijkbaar een keuze tussen onverschilligheid
en nog iets, maar zeker geen toewijding of zelfs maar betrokkenheid. Ieder voor
zich? Misschien wel, al willen we natuurlijk niet zover gaan te beweren dat
iedereen zo leeft. Maar we kunnen wel met Dalrymple vaststellen en ons
herinneren hoe gedurende jaren, vele jaren het model van de mens die goed voor
zichzelf en de eigen pleziertjes zorgt, op alle mogelijke manieren werd
aangeprezen. Geleidelijk heb ik er een zekere sympathie aan overgehouden voor
de dames en heren die zich wat vreemd gedroegen en liever met yoga of andere
Oosterse wijsheid bezig zijn, dan met de immense drang om het laatste drupje
genot te vangen. Tegelijk zien we dat nu de Wietpas ingevoerd is geworden, dat
de AA en instanties die zich bezig houden met drankmisbruik alarm slaan, want
ze kunnen te weinig mensen bereiken. Of zou het dan echt onmogelijk zijn dat we
ons leven wat meer in evenwicht uitbouwen? Maar goed, matigheid is een katholieke
deugd en dus af te wijzen. Of toch niet, maar we zijn zo gefocust op vermeende
perfectie en op het “ervoor gaan”, “mijn ding doen” dat het soms beangstigend
wordt.
Het
geval wil dat men tegelijk strenger wil straffen, soms al voor kleine
vergrijpen en dat men anderzijds jongeren die inderdaad op enig moment
ontspoorden… weinig kansen lijkt te geven zich te herstellen. Onderwijsmethodes
werden verfijnd, maar er ontbrak aan wat Boris Cyrulnik zo aan het hart gaat,
namelijk de ondersteuning van de weerbaarheid. Men kan hierin lezen de idee dat
jongeren zichzelf moeten kunnen verweren, maar het gaat om dat andere weren,
van “elk weert zich”, van de mogelijkheid om zich ondanks omstandigheden in te
zetten voor het goede.
We
schreven er al over, over onze verwondering dat men van het verhaal “Ciske de
rat” de larmoyante kantjes in een musical verwerkt heeft, maar niet de rol van
meester Bruis in de schijnwerpers zette. De jonge knaap, best wel weerbaar en iedereen
te vlug af laat zich door niemand op de
kop zitten, maar kan ook niemand in vertrouwen nemen en die met schoolmeesters,
vooral de bovenmeester voortdurend in de clinch gaat, vindt in Meester Bruis
nu net wel iemand die zijn vertrouwen weet
te winnen en het is Meester Bruis die hem, Cis de ruimte en het vertrouwen
geeft het beste van zichzelf te geven. Het is inderdaad een moralistisch geval,
waar we vandaag niet meer van houden. Zo houden we niet van Scheepsmaat Woeltje
die het kapitein Wessels weet te brengen en zo meer. Het larmoyante is niet de
kern, de ontwikkeling van een jongen, soms helemaal aan de rand van de
samenleving, verlaten of achtergelaten en die uiteindelijk iemand wordt, alvast
een persoon die voor zichzelf kan zorgen. Kan het dat we die moeilijk te
becijferen inspanningen zo weinig belang toekennen? Alvast, als men
beleidsbrieven leest, vinden we er weinig over. Wellicht niet meetbaar dus.
Opvoeden
is een moeilijk iets, hoorde ik onlangs nog zeggen door iemand die in niet
altijd evidente omstandigheden haar zoon en dochters heel wat kansen heeft
geboden en waar die kinderen wel degelijk profijt hebben gehad, ja, ook wat de
opleiding en job betreft, maar ook in menselijk opzicht een goed leven wisten
te vinden. Waarom, omdat er zoveel gebeurt in een jong leven en dat de
aanwezigheid van een vertrouwensband, van een vertrouwenspersoon essentieel is.
Men noemt het wel eens melig, dat spreken over onvoorwaardelijke liefde van de
ouders, de moeder voor het kind, de kinderen, maar in het licht van de
discussie over de opvang van wat men dan ontspoorde kinderen noemen kan, jongeren
die geplaatst werden, die op van school naar school gezonden worden en plots in
een jeugdgevangenis terecht komen omdat niet nog weet hoe hen aan te pakken,
dan moet men toch wel het belang van de onvoorwaardelijke ouderliefde in kaart
brengen. Maar het is niet een liefde die blind is, die “Eigen kind, schoon kind”
hoog in het vaandel voert, maar die al eens de roede hanteert, niet letterlijk,
want ja, de pedagogische tik is nu eenmaal verboden. En toch, zoals het klinkt “ware
liefde spaart de roede niet”, betekent dat men zoon of dochter wel eens
corrigeert, niet tuchtigt, maar bij de les houdt.
Maar
soms merk je dat de vrijheid die in de jaren zestig, zeventig kinderen nog
gegund was, spelen in het vrije veld en met vrienden en vriendinnen op stap
gaan, niet naar het café, dat ook, maar om dingen te ontdekken, dat lijkt
vandaag misschien minder tot de mogelijkheden te behoren. Er is in ouders een
zekere angst geslopen dat ze zouden kunnen falen, dat hun liefde en toewijding
niet tot de gewenste resultaten leiden zal. Controledrift? Dient nergens toe,
maar sommige ouders zouden hun zoon of dochter wel een chip willen inplanten.
Maar
de vrijheid om te experimenten, niet met drugs of andere zaken, maar met
leeftijdgenoten, vertrouwen aankweken dat men iemand is, sympathie krijgt en
sympathie kan geven, zomaar, dat dient men ook voor ogen te houden. Jongeren voeden
elkaar op, of men dat graag heeft of niet. En ja, dan komt het erop aan goede
vrienden te koesteren. Nu ken ik wel mensen die zelf ooit als punks door het
leven gingen en nu, inderdaad, brave burgers zijn en hun kinderen een goede
opvoeding weten te geven. Want ze begrepen blijkbaar dat ze veel dreigden te
verliezen als ze waren blijven hangen in een illusoire wereld die de punk toch
was.
Kortom,
het punt waarop men jongeren als problemen gaat zien, zoals nu wel eens het
geval lijkt, valt eindelijk ook samen met het moment dat men niet meer ziet dat
opgroeien voor een jongere niet langs een snelweg verloopt maar soms door diepe
dalen en lommerrijke valleien verloopt. En toch, zoals de jeugdbeweging waar ik
ooit lid van was het verwoordde, delvende bergopwaarts komt men een heel eind.
En
ja, kattenkwaad bedreven we wel, maar doorgaans had het geen kwaad in zich, wel
het spelen met piraatbommetjes en af en toe eens de grenzen opzoeken.
Hoe
anders is het voor jongeren nu die in de schoolomgeving enkel conflict ervaren,
waarbij het zelfs niet meer doel is de knaap of meid te temmen, maar om alles
ordelijk te laten verlopen. Het conflict met de surveillant, waarbij leerlingen
zich vanzelfsprekend en uiteraard volkomen ten onrechte de meerdere lijken te
voelen, kan maar positief uitwerken als men het onderscheid blijft hanteren
tussen wat kattekwaad is en boosheid. Het is echter geen eenvoudige klus voor
opvoeders als ouders en andere partijen voortdurend op hun kop zitten met
allerlei verwijten, over te strenge en onnodige straffen, bijvoorbeeld.
Jongeren
leven dan een eenzaam leven, waar we ons vaak niet bewust van zijn, omdat ze
ook thuis vaak geen goed en positief conflict kunnen aangaan. Als we de jonge
generatie politici aan het werk zien, maar ook in andere sectoren van de
samenleving waar zoon zijn van of dochter zijn van duidelijk voordelen biedt,
dan kan men zich afvragen of dit nalopen van de vorige generatie niet een
desastreuze blindheid met zich meebrengt voor wat het is buiten die stolp op te
groeien.
Compostella
is een interessant reisdoel, te voet of per fiets omdat het tegelijk zeer
gebonden is aan de cultuur waarin we leven, niet enkel in dat opzicht dat het
een zaak van geloof is, maar ook gedurende eeuwen effectief ook een straf is
geweest, waaraan uitvoering moest gegeven worden. Met andere woorden, wie vindt
dat een tocht naar Santiago de Compostella een vakantietocht is, beseft
misschien niet dat het een tocht is die ook het eigen uithoudingsvermogen tart.
En als de begeleiding best goed weet wat het doel is, het vermogen aan te boren
bij de jongeren, dan zou men, wat mij betreft, een zinvolle “straf” kunnen
noemen.
De
uitspraak van minister van Deurzen roept een behoorlijk probleem op, namelijk
dat de aanpak van Oikoten niet efficiënt zou zijn. Te vrezen valt degene die
dit de minister influisterden echt wel geloven dat men jongeren kan trainen tot
een persoon die men wel, alsof het ingenieurs van de ziel zouden zijn. Als er
iets is wat bijzonder moeilijk te voorspellen is, dan is het precies de menselijke
ziel, die niet per se naar het licht wil groeien, maar al eens de donkere kant
zoekt en aangenaam vindt.
Een
efficiënte aanpak van mensen die de samenleving niet aankunnen en aan het eigen
leven geen richting kunnen geven, dat komt mij een onmogelijkheid voor, want er
past enkel een voorzichtig aftasten van de mogelijkheden, een pogen tot herstel
van de wonden en de poging hen ertoe aan te zetten hun eigen weerbaarheid en
veerkracht aan te boren. Dat kan niet in de mogelijkheden van de minister of ambtenaren,
ook niet van volksvertegenwoordigers liggen. Er zijn natuurlijk meerdere
benaderingen mogelijk, want die tocht naar Santiago is niet de enige
mogelijkheid. Waarom zou men hen geen winter op Spitsbergen of een tocht door
Canada laten maken. Maar dan nog zal het erop aankomen in het dagelijkse leven
hun weg te vinden. Maar, wat Oikoten doet, dat is wat diegenen aanbelangt die
net helemaal zijn afgedreven, door eigen toedoen, maar zonder dat ze zomaar
zullen zien dat ze fout zijn geweest en waar de klassieke hulp niet veel meer
aan kan toevoegen.
Daarom
is zo een tocht naar Compostella voor die jongeren van belang. Ze kennen, zoals
Theodore Dalrymple aangeeft de taal om de schuld verre van zich af te werpen.
Ze kennen de taal om hun eigen ontoereikendheid als een verontschuldiging voor
hun daden te hanteren, maar ze kennen niet te woorden om tot introspectie te
komen. We hebben, zegt men juichend, zoiets als zonde- of schuldgevoel achter
ons gelaten. Ons handelen spiegelen we aan de rede en dat we een scherp oog
hebben voor onze belangen, onze persoonlijke belangen, ligt voor de hand. Wie
dan ook moet zich niet schamen voor wat men doet, maar als iemand een oud
vrouwtje tegen de grond slaat of klasgenoten door steaming geld en ander goed
afperst, wat moet men dan doen? Het is de vraag, denk ik, die vandaag inderdaad
met jeugdsanctierecht beantwoord wordt of opname in Ruislede.
De
vraag heeft overigens niet alleen iets met schuldbesef te maken, maar ook met
de vraag wat we in dit leven kunnen realiseren, kunnen bereiken, maar ook die
stellen we niet. Joden hebben Bar Mitswa, waarin de jongere een eigen zending
meekrijgt, maar ook in de kerken bestaat die rite de passage, zoals er ook een
Lentefeest is, waarbij jongens en meisjes aan de vooravond van een lang
volwassen leven hun bestaan onder de loep nemen en zoeken wat het betekenen een
mens te zijn, een man of vrouw en hoewel het allemaal nog vaag is, beklijft het
wel, als het om meer gaat dan het feest alleen.
Jongeren
die niet met die gedachte bezocht worden, dat ze ergens toe leven, ook al is
hun leven bij nader toezien volkomen toevallig en kan men er geen specifiek
doel voor aangeven, komt het er wel op aan, dat ze ontdekken mogen dat er meer
is dan bloot en spelen. Want hier kan men wel een grotere kloof vaststellen tussen
die dat bewustzijn wordt bijgebracht, want ouders hoeven het niet meer toe doen
uit conformisme, zo een rite de passage om de kindsheid af te leggen en een
nieuwe fase in het leven te beginnen. Het vieren van die overgang is een ding,
de cadeautjes een tweede, maar de bewustwording zelve mag men ook niet uit het
oog verliezen. En dan maakt het kader minder uit, Bar Mitswa of Lentefeest,
Heilig Vormsel of Confirmatie, wel de vraag of een jongen of meisje die kans
krijgt en blijft krijgen erover na te denken. Want het dwingende conformisme is
afgelegd natuurlijk, al lijkt men vandaag ook nog graag veel geld uit te geven
aan het feest en wat minder aandacht aan het gebeuren zelf, dat zo een meisje,
zo een jongen de vraag krijgt wat er nu van te maken valt.
Zij
die door omstandigheden die kans niet krijgen en dus niet kunnen aangrijpen,
vallen niet met hun gat in de boter, maar dienen het zelf uit te zoeken. Kan
het dan niet? Natuurlijk wel, maar de vraag is of ze dan ook wegen aangereikt
krijgen om hun eigen leven vorm te geven. En als het dan mis gaat? Wie krijgt
te schuld? Zij hebben alvast weinig om terug te vallen want hun netwerk, de
mensen met wie ze omgaan, kunnen hun vaak alleen maar een weg verder in de
verdoemenis van gevangenis en dergelijke aanbieden.
Daarom
is het project dat Oikoten al dertig jaar realiseerde, inderdaad met wisselend
succes, jongeren die ontspoord heten te zijn toch de kans te geven er alsnog
iets van te maken, niet door op hun in te praten, maar door te doen, samen op
tocht. Zij hebben niet de kansen gehad, maar men kan ze daarom toch niet aan
hun trieste lot overlaten. Of er nog andere projecten en benaderingen zijn?
Fijn en heerlijk, maar de heren en dames in de raden van bestuur van
organisaties als Youth at risk hoeven toch niet te doen alsof dat project plots
niet meer van waarde lijkt. Hopelijk zijn er nu serviceclubs die Oikoten wel de
nodige middelen willen bezorgen, uit eerlijke bekommernis dat jongeren niet per
se voor galg en rad hoeven op te groeien.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten