Hulde of afscheid
Reflectie
Memoires
van een oude vos
Zegde men mij dat hij integer was, dan fronste
ik mijn wenkbrauwen, zegde men mij dat hij een lomperik was, dan vond ik dat
evenmin relevant. De ideeën, hoorde ik eens, waren er wel, maar je kreeg er
geen zicht op. Kortom, Jean-Luc Dehaene die vijftig jaar in de wandelgangen van
de macht bewoog en iedereen kende die ertoe doet, ertoe deed, was meer dan een
politicus voor het schone weer. Maar of hij werkelijk memoires heeft willen
schrijven?
Het valt me op dat politici met een staat van
dienst vaak iemand inhuren om hun notities om te zetten om er een leefbaar
verhaal van te maken. In het boek van Sandor Marai, Vrede op Ithaka schetst de
auteur ons een hilarisch plaatje van de oude Menelaos die zijn memoires
dicteerde aan een dozijn scribenten, net als de oude Winston Churchill.
Churchill kreeg er zelfs de nobelprijs voor. Ook al is er leven na de Wetstraat
16, dan nog is het indrukwekkend te zien hoe Dehaene in de recente Europese
geschiedenis een grote rol heeft gespeeld, veel groter dan de media hem bij het
verschijnen van zijn gepubliceerde memoires toekennen. Want de constructie van
de Conventie, onder de royale leiding van Valéry Giscard d’Estaing, maar zelf
opererend als een kundige smeder van consensus heeft men niet vaak belicht. Het
is nochtans van belang voor Europa, want al werd de tekst van de Conventie bij
referenda in Frankrijk en Nederland weg gestemd, dan nog is het met enkele
wijzigingen in voege getreden in het nieuwe verdrag van Lissabon.
Maar net daar zit het meest fascinerende van
het politieke optreden van Dehaene, omdat duidelijk wordt dat hij wel een zicht
heeft op de toekomst, maar via concrete ingrepen het nodige doet. Velen hebben
hem in de jaren 1990 verketterd omdat hij steeds weer de bezig was kleine
ingrepen te doen, zoals in de terugbetaling van de gezondheidskosten, omdat hij
ook op andere terreinen het budget op orde bracht, niet met een grote greep,
wel met de belofte dat het daarna beter worden zou. Ik denk dat niemand kan
ontkennen dat de jaren na 1995 inderdaad een heel stuk beter waren dan velen
hadden gedacht.
Men verwijt hem ook dat hij steeds zou zeggen
dat het niet de politiek is die de dans leidt, maar de samenleving die de
politiek dwingt of aanzet tot een bepaald beleid. Het komt mij nog steeds voor,
zeker na 1991, 24 november en zwarte zondag dat men vaak de idee heeft
vooropgesteld dat Dehaene mee het probleem was waarom het Vlaams Blok plots zo
groot kon worden. Er was evenwel al een waarschuwing geweest in 1988 en
bovendien, men wist van de samenlevingsproblemen in Antwerpen en Brussel: de
integratie was lang voor een speeltuin voor welwillende veldwerkers geweest.
Dat een partij ongenoegen capteert dat leeft in de min of meer genegeerde
wijken kan men niet vermijden. Dat ook de arbeiders en bedienden die voor links
of rechts kozen plots hun ongenoegen ventileerden via een stem voor het VB mag
men niet die ene kabinetard par excellence toeschuiven. Het probleem was een
collectief probleem voor de media en de politiek. Dehaene hield zich niet bezig
met kleine kwesties maar zocht telkens weer de beste koevoet om een probleem op
te lossen. Vele politici houden zich met kleine kwesties bezig om hun eigen
loopbaan in beweging te houden maar vergeten hun rol.
Omdat ik nooit overdreven de lof gezongen heb
van politici, ook niet van Dehaene maar hen evenmin heb verguisd, op Wilders na
dan, dan is dat omdat politici doen wat ze menen te moeten doen. Als ik het
ermee eens ben, dan voelt dat goed, doen ze dingen waar je geen snars meer van
begrijpt, dan is er kritiek natuurlijk, maar de politiek noch de persoon van de
politicus verguizen. Er is maar een uitzondering, een gevolg van grote deceptie
en dat is Guy Verhofstadt, die bevlogen overkwam, maar steeds weer die
(bestudeerde) authenticiteit ontbeerde die juist Dehaene heeft weten aan te
wenden. Maar behalve die authenticiteit kon men van Dehaene vaak vooraf weten
welke richting hij uit zou gaan. Bij Verhofstadt is dat niet altijd het geval
geweest. De Dioxinecrisis uitbuiten zoals die gedaan heeft, het blijft me nog
altijd duizelen en dat de media, de politieke journalisten in de eerste plaats
hier een stevig handje geholpen hebben, blijft mij nog steeds een staaltje van
media-opportunisme.
Wel weten we dat gedurende de jaren waarin
Dehaene de regie in zijn partij is gaan voeren, lang niet altijd zichtbaar, de
partij niet altijd over de taal beschikte om die weg ook te verantwoorden. Er
deed zich namelijk een probleem voor dat politici op zeker ogenblik bang werden
van hun eigen schaduw. De gesprekken in zaal F van de senaat, met Verhofstadt,
Anciaux en anderen waarbij men politieke vernieuwing bepleitte, was wat mij
betreft een staaltje van politieke onzekerheid en tegelijk van ongekende
raddraaierij. Men wilde bijvoorbeeld dat politici en hoge ambtenaren,
kabinetschefs hun hele financiële en materiële patrimonium op straat zouden
gooien. De formule die men vond, waarbij men onder gesloten omslag declareerde
aan de Procureur-Generaal wat men bezat, zonder dat dit overigens kon
gecontroleerd worden, want de omslag zou pas geopend worden als er sprake was
van opvallende verrijking en er zich redenen voordeden om de betrokkene nader
te ondervragen over zijn of haar financiële welvaren. Aangezien politici vaak
ook in bestuursorganen zitten waar er zit- en andere penningen volkomen terecht
worden betaald, kan men zich niet van de indruk ontdoen dat de hele operatie
hoogstens een cosmetische bedoening was.
Belangrijker is inderdaad of en hoe de
politicus de samenleving wenst te dienen. Het kan zo uitpakken dat politici het
juiste doen om opportunistische redenen, c.q. stemmen in te halen, het komt wel
vaker voor dat men dan niet tot goede besluitvorming komt, of besluitvorming
van zich af duwt. Het komt mij voor dat men te lang heeft willen doen geloven –
maar het volk volgde niet – dat de politiek alle problemen kon oplossen. In die
zin vond ik het geen probleem, ik herhaal, geen probleem dat Dehaene bij het
ontdekken van de praktijken van Marc Dutroux niet onmiddellijk op de voorgrond
trad. Het was een schokkende zaak, zeer zeker, maar de zaak was onder de
rechter en dus kon de politiek er niet zo heel veel mee. Natuurlijk is er toen
ook veel aan het licht gekomen, over de “Guerre des flics” en het onvermogen
van de rechterlijke macht een man als Dutroux tijdig en voldoende lang onder de
hoede van de gevangenis te stellen. Maar de scheiding der machten dan? Men kan
toch niet in de Kamer gaan vertellen dat Abu Jahjah onmiddellijk zal opgepakt
worden, zeker niet als premier.
Er is sinds de jaren zeventig veel veranderd en
veel ten goede, maar de ontzuiling van de pers kan men hoogstens als een
neutraal proces bekijken. In plaats van zuilgebonden organisaties kwamen er
bedrijven, die in medialand een grote vinger in de pap hebben. Verder zien we
zowel in politiek als onder journalisten een zeer grote mate van mimetisme en
daaruit vloeit een verstikkend conformisme voort. De loftuigingen aan het adres
van Bart de Wever, maar de sneer naar Frieda Brepoels en Geert Bourgeois, dat
kennen we al langer. Overigens is dat strategisch geen goede aanpak, als men
onder de duiven van de N-VA wil schieten. Men heeft het geweer wel van schouder
veranderd en laat niet na lof te betuigen aan de voorzitter, maar weet dan te
vertellen dat de leden karakteriële stoornissen zouden vertonen. Ach wat, de
leden van N-VA waren in eerste instantie burgerlijk en maatschappelijk
betrokken, zonder daarom naar links te neigen. Die volgden Bert Anciaux. De
anderen, die naar uiterst rechts bogen, waren al langer weg uit de Volksunie en
dus kan men stellen dat wie in 2001 en later bij de N-VA actief bleef wel
degelijk maatschappelijk bewogen was en politiek wilde bedrijven. Niet zomaar,
maar met een grote dienstbaarheid aan de samenleving.
Van Dehaene kan men veel zeggen, maar niet dat
hij ooit zo openlijk als Verhofstadt de indruk gewekt heeft dat hij zich een
ander volk zou zoeken, want dit volk begreep hem niet meer. Hij heeft zich
behalve als voetbalsupporter zelden als volks type laten kennen. Nog eens, hij
legde een bestudeerde authenticiteit aan de dag als hij als tuinman in beeld
werd gebracht. Maar als ik het wel heb, was zijn vader Albert Dehaene een
psychiater en directeur van belangrijke instellingen in de geestelijke
gezondheidszorg. Diens vader, de grootvader dus, was in de periode na de Eerste
Wereldoorlog regeringscommissaris te Brugge, die zich bezig hield met het
herstel van de Verwoeste Gewesten en voor zover ik er iets over weet was dat
wel een “grand commis d’état”. Men kan
iemand tot het burgerlijk milieu rekenen, omdat de vader een beroep of ambt
uitoefende, maar men kan het ook begrijpen als het delen van een bepaalde
opvatting over burgerschap, politiek en samenleving. Ik heb de memoires van
Jean-Luc Dehaene nog niet gelezen, maar hoop dit wel te kunnen doen en precies
omdat het goed en nuttig kan zijn vooral die aspecten van ’s mans optreden te
begrijpen. Hij weet zelf blijkbaar maar al te goed – zoals Rik van Cauwelaert
schrijft – dat hij ondanks al zijn progressieve geweld eindelijk een beetje…
conservatief was. Maar goed, ik zal een bedachtzaam conservatisme niet
afwijzen, maar heb meer last met vermeend en ongegrond progressief spuien van
slogans. Niet elke weg naar vooruitgang overigens wordt in de tekenkamers van
de ingenieurs van de ziel, het middenveld dus, gerealiseerd, zelfs maar
bedacht. Want de samenleving evolueert niet enkel op afroep van politici en
sociologen, maar veeleer door een combinatie van breed gedeelde inzichten en
handelingen in de samenleving. De kritiek van de communisten in Duitsland was
dat de SPD de arbeiders in een proces van embourgeoisement had gebracht. Maar
dat had ook voor gevolg dat de belangen van het lompenproletariaat waarover men
zo lang had gesproken niet meer de belangen van de arbeiders waren. Wat dus
reeds in de jaren 1920 was opgemerkt, gold des te meer in de jaren zestig, de
periode waarin Jean-Luc Dehaene zijn eerste sporen in het publieke leven zette,
als scoutsleider en als lid van het wonderbureau van de CVP-jongeren.
Progressieve frontvorming? Gemeenschapsonderwijs? De elite ten dienste van de
samenleving? Dat laatste heeft Dehaene nooit laten vallen, maar toen Karel van
Miert openlijk betoogde dat Christenen en Katholieken hun plaats hadden in de
SP werd dat node aanvaard, maar kwam het toch niet tot… progressieve
frontvorming.
Nu de memoires verschenen van een belangrijk
politicus die in belangrijke aangelegenheden zoals de staatshervormingen, het sociaaleconomische
beleid in de jaren 1990 en de hervormingen van de Europese instellingen in de
jaren 2000 een belangrijke rol gespeeld heeft, zou het interessanter zijn
mochten de commentaren dieper graven naar de beweegredenen van die inzet. Zelf
blijkt de man daarover weinig woorden te hebben en dus zal een grondige analyse
van de memoires wel degelijk gepast zijn. Want wellicht kan men in de
compromisbereidheid en bereidheid zelfs over principes te marchanderen een
zwakke positiebepaling vermoeden, maar mij komt het voor dat Dehaene vaker dan
men onmiddellijk zag doelen realiseerde die hij vooraf reeds in gedachten had.
Ik denk wel dat het van belang is te begrijpen
dat de memoires van Dehaene nog geen biografie vormen. Maar wat me wel opvalt
is dat in het beeld van de politicus wel zijn voetbalgekte een plaats krijgt,
maar wel vergeet men te spreken over zijn interesse voor de kunsten. Net dat
detail vind ik saillant genoeg om de hele gekte rond de memoires van Dehaene te
belichten. Want het boek mag verkocht worden, mag dus aangeprezen worden, maar
als men dan toch commentaren geven wil, laat men dan oog hebben voor de
sprekende details.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten