Op de puinen van een universele institutie


Recensie

Hoe de RKK weg kon zinken

Jos Palm, Moederkerk. De ondergang van Rooms Nederland.
uitgeverij Contact, pp. 268; prijs: 19,95 €

Soms leest men eigenaardige berichten, zoals de gedachte dat Gerard Walschap zijn Salut en Merci pas in 1955 bedacht zou hebben. Het verscheen toen, maar het afscheid van de kerk was veel vroeger ingezet en het vertrek was van argumenten voorzien voor in 1940 “Vaarwel dan” verscheen. Want reeds in 1929 verscheen als ik het wel heb Adelaïde waarin de bemoeienis met de vrouw, de vrouwelijke vruchtbaarheid vanwege de kerk voor Walschap ongerijmd en respectloos was. Ondanks alle verering van Maria, was de vrouw een dienstmaagd, die men vereren moest, enfin niet teveel.

Het valt op dat vandaag de bronnen van wat het goede leven kan zijn, nogal eens bij de staat en belendende percelen te zoeken zijn. Soberheid, bescheidenheid, inzet, het waren deugden die vroeger van kerken en levensbeschouwelijke instellingen kwamen, werden vervangen door andere, zoals zelfverwerkelijking, geluk en vooral bravoure, enfin, voor wie het zich kan veroorloven. Nu pleit men voor een vleestaks om mensen minder ongezond te doen eten. Zorg voor zichzelf en de ander bij het rijden over de drukke wegen? Vroeger kon de kerk er al niet de hand aan houden, vandaag staan er overal flitspalen, worden er eindeloos alcoholcontroles gedaan en weten we dat de mens niet te vertrouwen is. Ook in de winkelstraten is er meer dan ooit politie. De zelfcontrole van de persoon? Niet te vertrouwen en dus gaan we alles controleren en aansturen.

Was het vroeger beter? Jos Palm geeft een begin van een antwoord, waarbij het goede en het kwalijke onder onze aandacht gebracht worden, maar waarbij ook aan de orde komt hoe het later werd. Tussen de ouders die ijverden voor het geloof en de kinderen, zoon en dochters die ijverden en colporteerden voor Mao en Lenin was er een wezenlijk verschil, maar vooral een grotere gelijkenis en onbeperkt geloof en vertrouwen die leidden tot de bereidheid zich in te zetten. Jos Palm, die zelf die stap van kerk naar ideologische verblinding zette, laat zien hoeveel er te vertellen valt over dat rijke Roomsche leven. De sigaar van/voor mijnheer pastoor, het grote vertrouwen in ’s mans oordeel en de bereidwillige onderwerping aan het kerkelijke leergezag, het lijkt benepen en was het doorgaans ook. Maar er was meer, zo valt in dit boek te lezen dat zowel een biografie mag heten als het verhaal van een ondergang.

De biografie laat zien hoe de moeder van de auteur, Greetje geboren werd in een gemakeld huwelijk, dat wil zeggen, de pastoor had een bruidje van doen voor een man die dreigde te ontsporen. Vlakbij de pastorie in Arnhem was een jonge vrouw, zus van de koster, die misschien kon dienen. Een huwelijk zonder vreugde noch toekomst. Maar er komen wel 2 kinderen van en als de vader plots toch betrapt op onoirbare praktijken, lees: homoseksuele contacten, dan is het huwelijk voorbij. Wie haalt het in het hoofd een vrouw op te offeren voor het heil van een man? Want de logica was dat de man niet veroordeeld mocht worden tot hel en verdoemenis wegens de onnoemelijke zonde. Door hem te laten huwen, kon hij een ordentelijk leven leiden en zo gered worden. Maar een meisje, vrouw daarvoor opofferen?

Enfin, het huwelijk kon niet ontbonden, alleen een scheiding van tafel en bed en de moeder van Greetje, Dina, terug naar het ouderlijk huis, bij de koster, broer Anton. En de dochter, Greetje? Die leeft van 1917 haar stichtelijke leven in de moederkerk, onder de vleugels van de pastoor, de kapelaans en de koster en zal inderdaad hechten aan dat Roomsche leven. Maar ook aspecten ervan overdreven noemen, zo blijkt een aantekening in de catechismus. De wereld en de kerk vragen veel van Greetje en zo zal zij niet helemaal tot ontplooiing komen, want ze mag niet verder op school maar moet gaan werken, maar van de kantine van de PTT verhuist ze naar de telefooncentrale, waarvoor men toch de gave des onderscheids van doen heeft –vergeten we niet dat het toen nog om handgeschakelde centrales ging. En intussen is er de meisjesschare onder de hoede van de kerk waar ze uiteindelijk leider wordt, leidster natuurlijk.

Stichtelijke brieven met een jonge kapelaan over het leven dienen haar te gidsen door de gevaren van het goede leven. Tijdens de oorlog komt Arnhem er genadiglijk vanaf tot de  operatie Market Garden van de geallieerden om de Rijbruggen ongeschonden in handen te krijgen fout afliep in september 1944 en de familie dwong tot evacuatie en verblijf in een protestantse omgeving. De omgang met de hervormden was best aangenaam voor Greetje en dus kwam er een kleine deuk in het pantser van haar katholieke zuil. Een vriend, protestant duikt op en zij willen graag, maar gemengde huwelijken blijken een verliespost en moeten vermeden worden. Lessen voor de bruidegom, in de dogma’s natuurlijk en die zijn voor hem, die antipaaps is gevormd schier onoverkomelijk. De godsdienst wint het van de liefde en Greet staat, bijna 30 met lege handen. Uiteindelijk komt er een man aanzetten die wel van het goede geloof is en bovendien blijkbaar goed in elektriciteit, waarmee ze trouwt en een goed leven heeft. Tot aan het einde de kerk en haar kinderen haar lijken te verraden. De kerk effectief, de kinderen zullen geleidelijk de weg naar de ouders terugvinden, maar tot het ware geloof komen ze niet meer, tenzij pro forma of toch iets meer dan dat.

Want Jos Palm, wiens vader de gelukkige redder in de nood was, al lijkt de verkering in het begin niet op een gelukkig gesternte te berusten, laat het niet bij het  biografische verhaal alleen. Hij biedt een goed onderbouwde cultuursociologische inkijk in dat rijke Roomsche leven van weleer, dat met het Vaticaans concilie plots op een stel en een sprong ten einde wordt gebracht. Het geloof in de kerk zelf komt voor Greetje en d’r man op de helling te staan. De vertrouwelijke omgang met de pastoor, waar vader Palm op zondag een sigaar mag roken en wellicht ook een borrel drinkt, waar hij televisies mag leveren voor de pastoor, 1 exemplaar en een ander voor de kapelaans, dat verdwijnt plots. Zelfs de aanbesteding voor het plaatsen van een ligbad in de pastorij wordt hem door de neus geboord. Erger nog, de preconciliaire vormen verdwijnen uit de kerk. Maar dat is het einde, aan het begin stond een kerk die in het verzuilde Nederland een triomfalistische opmars had gemaakt. Toen in 19de eeuw (1853) als gevolg van de Grondwet van 1848 onder de stuwing van Thorbecke tot stand gebracht, de bisschoppelijke hiërarchie werd hersteld, kwam in Nederland een snelle emancipatie van de katholieken  op gang. Men weet dat de Republiek der 7 Provinciën tolerantie aan de dag had gelegd, maar de katholieken waren tot 1796 op schuilkerken aangewezen geweest. Pas in 1848 werd de godsdienstvrijheid ingevoerd (artikel 6) en toen de paus de bisschopszetels in ere kon herstellen groeide de katholieke kerk snel, eerst in aantal, omdat in de kerk sterker de hand werd gehouden aan de verboden rond de vruchtbaarheid, maar ook, zeer zeker omdat het katholieke gezin gepropageerd werd als een ideaal. En waar in Amsterdam aan het eind van de 19de eeuw onder andere door toedoen van dr. Aletta Jacobs de antimalthusiaanse praktijken, lees: de geboorteperking een praktijk werd die men in volksklinieken ging propageren, daar bleef men in de katholieke zuil uiterst terughoudend. We kennen het gedoe over de onnoembare zonde. De vraag is of de kerk, zoals we die kennen, zoveel nadruk had hoeven te leggen op de seksuele moraal, want er kwam wel veel zielenpijn uit voort. Aan de andere kant is het hypocriet dit alleen de kerk aan te wrijven. Wie kent niet de geheelonthoudersbonden, de Christenanarchisten en antimilitaristen uit het begin van de eeuw. Op verschillende manieren wilde men geestkracht bevorderen door disciplinering, waarbij aan de ene kant kerken, zeker ook de RKK en anderzijds juist progressieve groepen en personen de neiging tot hedonisme wilden inperken. Wie kent die bewegingen? Zeer weinig mensen kan men vermoeden, maar het laat wel zien dat de kerk, in Nederland toch anders tegenover de staat en de samenleving te situeren is dan in Vlaanderen het geval was, niet de enige was die worstelde met de moderniteit. In Nederland was de drang naar Rome en de bereidheid tot volgzaamheid aan de paus, kan men vermoeden,  groter dan hier het geval is geweest. Hier had, ondanks het overwicht van het ultramontanisme de ononderbroken aanwezigheid van een stevig uitgebouwd bestel de macht van de bisschoppen versterkt en bij verschillende gelegenheden ziet men dat Rome minder vermag dan de Ultramontanen wensten. Toch valt het vandaag niet mee nog te zien hoe of de stromingen binnen de kerk, ook en precies het liberaal katholicisme hun plaats konden behouden en wat daar de gevolgen van waren.

Feit is immers dat in Nederland, zoals Jos Palm schrijft, het ultramontaanse sentiment kon zegevieren en dat de beleving van het katholicisme volgens de strenge regels van een intransigente kerk werden beleefd en dat was wellicht nog meer het geval in een kostershuis. Maar vast te stellen valt ook dat mensen als het erop aan kwam, leerden te kiezen voor wat het beste was voor henzelf. Men moet, denk ik, de invloed van de kerk op de moraal niet onderschatten, maar ook vaststellen dat die invloed niet onbeperkt was. Uit dit boek blijkt dat de kerk snel groeide, maar in de grote steden ook veel verloor, want daar was de verleiding en de mogelijkheid te ontsnappen aan de invloed van de priesters vanzelf groter. En dan is er nog de vraag of mensen dat echt wel wilden. Wij gaan ervan uit, zo kan men opmaken uit dit boek dat iedereen zonder meer de kerk had willen verlaten. De levensverhalen laten zien dat dit minder het geval was dan men zou aannemen. Waarom?

Juist omdat de kerk en de katholieken in het interbellum, toen Greetje opgroeide, een grote dynamiek aan de dag legde en zonder meer triomfalistisch uitpakte, onder andere met processies en ander vertoon, maar ook omdat in de verzuiling het leven buiten de omgang met anderen dan katholieken perfect mogelijk bleek,  kon men zich binnen dat gesloten systeem best veilig en geborgen weten. En wilde die periode na WO I er nu net een zijn van groeiende onzekerheid en vervagende grenzen, waar velen, socialisten en anderen hun achterban met grote manifestaties van de zekerheid van hun overtuiging sterkten, dan gold dat ook voor de katholieken. De beschrijvingen van de katholiekendagen in Arnhem en de massaliteit waaraan toen veel aandacht werd besteed – een teken van moderniteit ? – laten zien dat we ons geen illusies hoeven te maken, wie de kudde wilde verlaten kon niet op veel steun rekenen. Overigens, hier valt wellicht het grote verschil op met de kerk in Vlaanderen, waar er geen maatschappelijke of levensbeschouwelijke concurrentie was van andere gezindten, waar de kerk het monopolie leek te hebben op de zielenzorg, want er waren natuurlijk groeiende groepen vrijdenkers, maar buiten de steden kon men dat wel enigszins buiten beeld houden. In Nederland lag dat enigszins anders, waar de kerk vanuit een minderheidspositie kwam.

Het einde van het verhaal blijkt even overweldigend als het succes in de jaren 1920 en 1930 was geweest. Eerst waren de bisschoppen en andere belangrijke katholieke figuren als gijzelaars in Sint-Michielsgestel en Vucht (1942 – 1944) hebben er mede toe geleid, zoals Greetje zelf tijdens de evacuatie heeft ervaren, dat de beslotenheid binnen de eigen kring en geloofssfeer niet per se hoefde te betekenen dat anderen niet deugden. De bisschoppen, waaronder de Jong zou tijdens de oorlog een zekere heldenstatus krijgen wegens daden van verzet, tegelijk kwam hij ook tot de bevinding dat de kerk best wat opener kon worden.

Maar het duurde nog tot de aanvang van Vaticanum II en vooral de uitwerking dat Nederland een omslag in de RKK zou beleven die de moderniteit heviger vorm gaf dan zelfs enige andere stroming te zien gaf. Jos Palm behoorde tot een groep leerlingen die de parochiekerk mochten verbouwen en communiebanken, preekstoelen met fraai houtsnijwerk mochten helpen vernielen, een Beeldenstorm dus. Juist de (Rooms-)Katholieke Universiteit Nijmegen, opgericht om de katholieke elite te vormen die de kerkleiders nodig achtte zou mee de ontkerkelijking verregaand vorm geven. Ook was er, zoals Jos Palm schrijft de zingende frater Venantius, door Wim Sonneveld ten tonele gevoerd en andere tekenen dat de kerk voorwerp van satire en spot werd.  

We lezen hoe in de jaren zeventig de ouders gingen colporteren voor de strengste priesters, die de Tridentijnse rite aanhingen, maar dus ook het mens- en godsbeeld van voor Vaticanum II bleven onderhouden, terwijl de kinderen voor Marx, Lenin en Mao de straat opgingen, met dezelfde verve en inzet voor het ware geloof. Maar, weet Jos Palm zijn moeder had meer kritiek voor de kerk dan… hij ten aanzien van het Rode Boekje of Althusser. Het is wellicht de kracht van dit boek dat de zoon die in die jaren zeventig en tachtig nog de kerk van de ouders, de moederkerk had afgezworen en nauwelijks bereid was geweest voor de ouders enige concessie te doen, aan het eind toch weer omwille van die ouders juist wel had begrepen dat het katholieke voor die vader en moeder meer was geweest dan een façade en hypocrisie.

Voor wie vandaag de kerk aanvalt, omwille van de kruistochten, van de inquisitie, van de onderdrukking van de gelovigen en de vrouwen, de strenge seksuele moraal, laat dit boek zien dat voor voorgaande generaties die beleving veel meer om het lijf had. Men kan niet om de terechte kritiek heen aan het adres van priesters en ander devoot kerkvolk. Kan men  Gerard Walschap wel goed begrijpen als men geen oog heeft voor het wijdvertakte ingrijpen in het leven van het kerkvolk? Of als men niet inziet, zoals Geert van Istendael in verband met zijn vader laat zien, namelijk wie eens de studie aanvatte werd wel voor voller aangezien, maar zonder wijdingen, tja was men en bleef men leek. Paul Huybrechts beschreef in zijn biografie van Hugo Schiltz overigens treffend hoe zo een jongeman als student naar dat geloof getrokken werd. Later zou Schiltz de kerk ver van zich werpen, kiezen voor vrijzinnig leven en toch, in Vlaanderen Morgen heb ik wel ervaren dat de man die achtergrond wel met zich droeg. Er hing een soms bizar geurtje aan dat kerkelijke, maar voor de gelovigen was het moeilijk en zelfs ondenkbaar om bepaalde minimale normen niet te respecteren. Het behoren tot de gemeenschap was voor de ouders van Jos Palm een belangrijk element in hun leven, terwijl moeder Greetje er toch wel een “leutige” draai aan wenste te geven.

Dit boek brengt, zoals gezegd een biografisch kader en een groter verhaal, over hoe de RKK kon floreren en vervolgens ten onder gaan. Het veranderingsproces en bij momenten zelfs revolutionaire omkeren van de verhoudingen, van ultramontaanse voor Vaticanum II naar een bijna acephale kerk nadien, zoals bij het pausbezoek in 1985 is gebleken, heeft dan ook vele mensen ontworteld. De bisschoppen, kardinaal Alfrink op kop, kozen voor de vlucht vooruit en ook priesters gingen hierin mee. Anderen, zoals bisschop Ad Simonis zouden naderhand de ultramontaanse richting opnieuw incarneren, maar het heeft geen herstel gebracht, alleen nog meer richtingenstrijd. Maar dat is, denk ik dan, een zaak voor de gelovigen zelf en voor de kerkleiding.

Nu we de laatste getuigen van de oude kerk stilaan ten grave dragen, waarbij we sommigen toch een warm hart toedragen, moeten we vaststellen dat er buiten de RKK wel degelijk heil is, maar ook, wat niet elke lezer zal appreciëren, dat de tegenstellingen tussen de gezindten vandaag dan mogen afgezwakt zijn, de strijd van sommige vrijzinnigen, in Vlaanderen dan toch, valt scherper uit dan nodig. Men trekt zich zichtbaar op aan Amerikaanse atheïsten, die wel redenen hebben om zich tegen Evangelicals en zo te verzetten, want daar hebben ongelovigen geen bestaansrecht, tot een klimaat leiden waar een debat over mens- en wereldbeelden quasi onmogelijk blijkt. Het klopt dat we de afwijzing van moderne wetenschappelijke inzichten, zoals de evolutietheorie en de theorie van de big bang, ontwikkeld door een Leuvens priester en hoogleraar fysica, niet zinvol is. Het klopt ook dat de vooruitgang van de (medische) wetenschappen mogelijkheden bieden tot een grotere mate van zelfbeschikking en dat we daar zegeningen graag van tellen en er dus ook het genot van niet willen ontzeggen, noch aan onszelf, noch aan anderen.

Wat uit dit boek naar voor komt, wat men in het dagelijkse leven kan observeren, zeker bij oudere generaties was dat de negatieve ervaringen met bedienaren van de kerk en ook wel met notoire pilaarbijters, al te vrome leken, er wel waren, maar dat tegelijk de globale balans niet uitgesproken afwijzend uitpakt. Een van de redenen is dat wie in die sfeer is opgegroeid natuurlijk er ook wel de vreugden van kende en niet wilde opgeven. Het blijft me voorstaan dat men vandaag niets van deze wereld opnieuw moet willen restaureren, evenmin dat we kunnen we komen tot een wereld zonder religie. Teveel mensen zoeken naar een zin voor hun leven, te veel mensen raken emotioneel en anderszins op de dool, omdat noch kerken, van alle gezindten, tenzij sekten, noch vrijzinnigen een voldoende gesloten wereld kunnen bieden.

Wens ik die voor mezelf, die geborgenheid? Niet op de manier die Palm beschrijft, maar ook weet ik wel, kijkende naar hoe mijn vader en anderen in die tijd hebben geleefd, dat die wereld ruimer was, met theaterbezoek, reizen en andere dingen, waar ze niet zo heel veel over verteld hebben. De kerk was nooit ver weg, maar toch, een goed leven hebben ze wel gehad. De vraag is hoe en of wij vandaag buiten die instituties om een goed leven kunnen leiden? Kijk ik om me heen, dan merk ik toch een zeker chagrijn, heftige afkeer voor met name de kerk en haar bedienaren, maar weinig toewijding voor iets dat onszelf kan overstijgen. Het postmodernisme, de filosofische ontwikkelingen zijn in een verwaterde vorm verspreid geraakt, maar schrijft men gemakzuchtig dat Michel Foucault ons attent heeft gemaakt op de verdachte vormen van autoriteit, zoals die ook in de taal en bijvoorbeeld de psychiatrie aan de orde (kunnen) komen, dan heeft hij ook later andere wegen onderzocht, zoals in zijn lessen voor het “Collège de France” en zijn onderzoek naar de geschiedenis van de seksualiteit. De zelfzorg opdat men zich ook met anderen zinvol kan inlaten, blijft dan onbesproken.

We hoeven niet terug te verlangen naar dat rijke Roomsche leven, maar we kunnen wel hopen, denk ik, opnieuw een rijk leven te ontwikkelen, maar het blijft de vraag waar er aanzetten toe zijn. En dan heeft Walschap wellicht een punt als hij dat wil zoeken bij de eenvoudige mensen, de kleine luiden. Mensen die begrijpen zonder het allemaal nog eens te hoeven uitleggen.

Bart Haers

Reacties

  1. Beste Bart, U schrijft: “De vraag is hoe en of wij vandaag buiten die instituties om een goed leven kunnen leiden?” Mijn antwoord is eenvoudig: wij kunnen vandaag buiten die instituties om zelfs een beter leven leiden. Uw vraag verwondert mij.
    U schrijft: “ Kijk ik om me heen, dan merk ik toch een zeker chagrijn, heftige afkeer voor met name de kerk en haar bedienaren, maar weinig toewijding voor iets dat onszelf kan overstijgen”.
    Er is buiten de kerk en haar bedienaren zeer veel toewijding in de wereld . Dat u dat niet (in)ziet verwondert mij. Alleen de gezwollen terminologie “onszelf overstijgen” gebruiken wij niet; we houden het bescheidener, voeten op de grond, bij “onszelf zijn” ; dat is op zich al moeilijk genoeg, en onszelf “overstijgen” is nergens voor nodig.
    U schrijft: “We hoeven niet terug te verlangen naar dat rijke Roomsche leven, maar we kunnen wel hopen, denk ik, opnieuw een rijk leven te ontwikkelen, maar het blijft de vraag waar er aanzetten toe zijn”. Die aanzetten zijn er wel degelijk en zelfs overvloedig. Dat u ze niet ziet of wenst te zien verwondert mij; en ja, Walschap had een punt als hij dat wou zoeken bij de eenvoudige mensen, de kleine luiden. Mensen die begrijpen zonder het allemaal nog eens te hoeven uitleggen. Ik zou dat aanvullen met: mensen die het vooral niet allemaal nog eens van bovenaf door een kerk moeten uitgelegd krijgen. Dat Walschap door de kerk werd uitgespuwd, dàt, beste Bart, verwondert mij dan weer niet.
    Of hoe men zich kan verwonderen op een blog genaamd de verwondering.
    Mocht de heer Plato zich over de voorgaande zin eens verwonderd hebben. Wie weet ware de westerse filosofie dan niet aan een andere en betere bron ontsprongen  :-)!
    Vriendelijke groet,

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dan heb ik toch iets van mijn doel bereikt, met die verwondering. Maar, laat mij toe te zeggen dat ik helemaal niet terug zou willen naar de tijden dat de kerk dicteerde en de leek gehoorzaamde. Overigens, de realiteit was niet zo zwart wit als men het pleegt voor te stellen. De evolutie van de kinderaantallen per vrouz laat zien, zeker in de stad en in de middenklasse dat een kroostrijk gezin verre van een must was.
    En ja, de kerk is een institutie in verval, maar ook de Humanistische verenigingen zijn instituties. En als zij een pleidooi houden voor het recht op abortus voor verstandelijk gehandicapten of verlengd minderjarigen, dan steiger ik. Ten eerste omdat ik zo wel mensen ken, ten tweede omdat ik wel degelijk respect kan opbrengen voor mensen als Bonhoefer en Clemens August von Galen, bisschop van Munster. Die gehandicpaten zijn er en wat moeten er voor zorgen. Ook zij zijn beter verzorgd en eten ook gezonder en worden dus ouder. Dat is wel eens lastig, maar goed, wat wil men dan?
    Daarom denk ik, hoop ik dat het geen ijdel woord is, onszelf overstijgen. Want dat betekent niet per se geloven dat er iets is, hoog in ' t blauwe. Neen, het gaat om een immanent begrijpen van wat de mens aan mogelijkheden heeft. Enig realisme, voetjes op de grond kan inderdaad geen kwaad. Maar dat is denk niet echt alles. Maar ja, als je inspiratie vindt bij het werk van Arendt, Martha Nussbaum, Peter Bieri, Sloterdijk of Susan Neiman, dan... zal dat wel zweverig uitpakken. Jammer, maar helaas, maar het is niet anders. En kijk, voor Walschap heb ik nog steeds een boon.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts