Discussie over een Godsbeeld


Levensvragen

Praten over God,
mens en wereld
Pleidooi voor een modern humanisme

Een kaart waarop de achtergrondstraling te zien
zou zijn. Zoals velen kan ik ernaar staren, maar
pas met goede uitleg kom ik tot enig inzicht. 
Het was prettig luisteren naar monseigneur Léonard en emeritus hoogleraar Filosofie Etienne Vermeersch. De hoffelijkheid van het debat was zo mogelijk nog interessanter dan de twistpunten, die uiteraard voor het grijpen liggen. De kwestie is niet voor niets dat de monseigneur vanuit een heel duidelijke religie vertrekt en de hoogleraar dat weliswaar aanvaardt, maar elke vorm van godsgeloof onverzoenbaar acht met zijn wereldbeeld, of, zoals hij het stelt, met het wereldbeeld van de wetenschappen. Het is al een eerste punt waarover ik dan weer struikel, want hoe eenduidig is dat wereldbeeld dan wel?

Voor Vermeersch is het overduidelijk dat er voor elk gebeuren een oorzaak is en dat men aan het eind een eerste oorzaak zou moeten kennen. Uit de lessen filosofie van professor Ronald Commers onthield ik dat Aristoteles al de idee had opgevat dat er aan het begin van alle beweging een onbewogen beweger staat, die filosofen tijdens de Christelijke middeleeuwen – hoewel er veel te zeggen valt voor de term “Heidense middeleeuwen” hebben vereenzelvigd met God. Voor prof. em. Etienne Vermeersch is wel duidelijk dat deze benadering niet goed vol te houden is. Want die onbewogen beweger die uit het niets voorkomt en dus zelf niet door iets anders is voortgebracht, kan niet bestaan. Menen deterministen dat alles is voortgebracht dan zal er wel ergens een punt geweest zijn waarop er een begin ex nihilo geweest is. Vermeersch wijst op de Kopenhagen interpretatie waaraan Niels Bohr en Werner Heisenberg hun bijdrage leverden en waar Einstein altijd een zekere afstand toe bewaarde. Als nu blijkt dat in de Kopenhagen interpretatie niet de objectieve realiteit centraal staat, wel observaties en metingen van verschillende quanta, partikels die niet beantwoorden aan deeltjes of golven in de klassieke fysica. Met andere woorden, de voorstelling van de klassieke causaliteit strookt niet met de vaststellingen van de moderne natuurwetenschap. Klaas Landsman heeft dat ook als basis gehanteerd voor zijn roman “Requiem voor Newton”. Bekijken we die moderne wetenschappelijke inzichten, dan ontstaat een ander paradigma, waarin de voorspelbaarheid net niet meer de kern is, maar zo het al niet als een onmogelijkheid voorgesteld wordt, dan toch als een moeilijke kwestie. En wil nu net het determinisme als basis hebben de voorspelbaarheid van alles, dan is zeker de Kopenhagen Interpretatie een aanleiding om daaraan te twijfelen.

Niet dat wij het geloof in wonderen willen uitdragen, want dat zou wel eens even desastreus kunnen uitpakken, wel dat we de gedachte delen dat we als mensen op onverwachte gebeurtenissen vrij adequaat kunnen reageren. De kwestie? Hoe kunnen we in een onvoorspelbare wereld adequate methoden vinden om er toch goed mee om te gaan. We denken aan de voorspelbaarheid van ziekten die door de moderne genetica mogelijk is geworden. Zal men iemand geboren laten worden met het risico op zestig jaar een bepaalde ziekte te ontwikkelen? Onwetendheid, hoe bizar het ook klinkt, kan heilzamer zijn dan het kennen van een fataliteit. Vooral als meen weet dat een aandoening pas laat in een leven zal optreden, kan men toch de nuttige tijd goed doorbrengen. Ziekte moet men vermijden, maar tot welke prijs? Voor iemand als Prof. Dr. Etienne Vermeersch zo te zien tot elke prijs. Het kan zijn dat sommige aandoeningen elk waardig leven moeilijk maken, maar als men ze pas post natum kunnen detecteren, ontstaat er natuurlijk een probleem. Maar zelfs als men een aandoening voor de geboorte kan opsporen, zoals het syndroom van Down, ontstaat er voor de ouders een dilemma waar men niet zomaar een theoretisch antwoord op kan geven.

De monseigneur vond dat de godloochenaar beter dan hijzelf vertrouwd was met de theologie, maar ook dat hij trekjes van een fundamentalistisch geloof vertoonde. Een compliment met een angeltje aan dus. Maar het is inderdaad bezwaarlijk ernstig te nemen als men verwijst naar het utopisme van de vroege kerk en de visie op God en verrijzenis na een traditie van 1900 jaar in een totaal nieuwe cultuur. Beide stromingen, denk ik dan lijden aan het euvel dat er geen nec plus ultra meer is. Vrijzinnigen moeten zich binnen een vrijzinnig paradigma bewegen en gelovigen binnen een gelovig paradigma. Misschien dienen er zich andere mogelijkheden aan, maar die zijn niet bruikbaar of nuttig, omdat de ene paradigma het andere zou uitsluiten, maar daar hebben we onze vragen bij omdat de goed opgeleide ongelovige weet doorgaans wel de intellectuele opleiding en enkele kernzaken van het geloof met elkaar te verbinden. Het probleem is vaak dat de kerk zelf de inzichten die vanwege wetenschappers aangedragen werden niet altijd met een open blik in ogenschouw heeft genomen. Maar evengoed kan men de vrijzinnigheid enige engdenkendheid niet ontzeggen, zeker toen aan het einde van de jaren 1980, toen de kerk onmiskenbaar aan maatschappelijk aanzien die vrijzinnigheid de oude reflexen, inclusief het vijandbeeld niet heeft kunnen afwerpen.

De filosofische grondslagen van de ene zijn moeilijk te ontrafelen uit die van de andere, maar soms lijkt het er sterk op dat kerk en vrijzinnigheid die eigen grondslagen met enig genoegen terzijde schuiven. Dat men er veel poeha om maakt dat een wetenschapper, Steven Hawking, tot de vaststelling komt dat God nergens voor nodig is om de dingen te verklaren, blijft mij bevreemden. Dat in de discussie over de vraag van Leibniz de filosoof meent dat er hierover niet zo heel veel te melden valt, want er is nu eenmaal iets en niet niets, meer nog, die vraag grenst aan het absurde, terwijl de aartsbisschop meent dat juist die vraag niet op wetenschappelijke grond alleen beantwoord kan worden, verrast me niet, maar roept ook vragen op. Dat er aan het begin volgens de theorie van de Leuvense natuurkundige én priester een element, een singulariteit moet zijn geweest dat door een onvoorstelbare expansie van iets onnaspeurbaar kleins het hele heelal heeft voortgebracht, kan men alleen met bewondering vernemen. Men kan een en ander verklaren, maar als men grootheden als de constante van Planck nodig heeft om te begrijpen dat de expansie niet onmiddellijk weer implodeerde, maakt het alleen nog wonderlijker.

Maar dat is nu net een woord dat de moderne mens niet zint. Fantasie? Onzin. Hoe kan men nu belang stellen in een boek van 2000 jaar oud – enfin iets minder – over een rare kerel die veertig dagen in de woestijn gaat dolen en vervolgens van allerlei dingen gaat vertellen die we als gewone mensen niet voor mogelijk houden. Bemin uw naaste als uzelf. Wat te doen met vijanden? Hen omhelzen? Dat doet toch geen mens. En toch, als de filosoof uitlegt hoe we van de kerk voortdurend nieuwe voorstellingen hebben mogen vernemen, waarbij men van de ene lectuur op de andere overschakelde, mag het duidelijk zijn dat er een probleem is met die boeken. Maar heeft iemand daar echt aan getwijfeld? Voor zover ik iets van kerkgeschiedenis begrijp is de kerk tot aan de Renaissance de enige drager van intellectuele vernieuwing en soms wonderlijke discussies. Daarna gaat het anders, maar toch, de visie van Jonathan Israël lijkt mij ook wel nogal fundamentalistisch, in die zin dat wie niet kiest voor het atheïsme uiteindelijk niet echt iets in te brengen heeft. Het Verdorven Genootschap, van Philipp Blom schenkt andere wijn, maar daarover ging het in gesprek tussen de aartsbisschop en de filosoof niet. Dat Leibniz voor Jonathan Israël eindelijk van geen belang is, blijkt ook uit het verhaal van Etinenne Vermeersch, want in wezen vindt hij die vraag overbodig.

De vraag is niet of de wetenschappen ons niet een onuitputtelijke kennis over de fysische aard van ons bestaan heeft gegeven, waarbij men vaak nog eens vergeet over de chemie en de biochemie van datzelfde bestaan iets te melden. De vraag die de aartsbisschop wel bekijkt, maar in mindere mate de filosoof lijkt te bewegen, betreft een vraag die men wetenschappelijk ook niet kan beantwoorden. Of de vraag daarom zinloos of onzinnig is? Het hangt er maar vanaf wat je als persoon beweegt en in beweging brengen kan.

De zin van het bestaan? Absurd. Het zou nog wel eens een keertje het geval kunnen zijn…  Maar dat wist, heb ik de indruk iemand als Thomas van Aquino ook al, dat er iets ongerijmds zit in het menselijke bestaan. Ook andere filosofen uit de latere middeleeuwen zochten naar vormen van begrijpen die hen in staat stelden de zaken goed te bevatten. Vormen van begrijpen, dat zijn filosofische en logische formuleringen die toelaten dat wat men bevroeden kan goed verwoordt. Het komt me voor dat voor professor Etienne Vermeersch die zaak beslecht is, dat we niet moeten zoeken naar de juiste formuleringen. Maar als we dan kijken naar ’s mans wetenschappelijke inzichten en kijken wat wetenschappers erover te melden hebben, dan wordt het toch wat moeizamer. Natuurlijk, op Richard Dawkins kunnen we aan. En ook Victor Lamme of Dick Swaab staan verheven boven elke twijfel. Alles is dus helder en klaar, zodat we gewoon naar wetenschappelijke bevindingen kijken om te weten wat het antwoord kan zijn. Ethische vragen hoeven we dan ook niet meer te stellen.

Maar is het wel zo eenvoudig? Voor sommigen overduidelijk wel, maar het volstaat een beetje rond te neuzen en te merken dat een discussie over de aard van de donkere materie en de donkere energie te bekijken om te begrijpen dat het misschien toch niet zo helder is. Zou het kunnen, zoals Vera Rubin stelt dat de wetten van Newton misschien niet bijgesteld zouden moeten worden. De MOND (Modified Newtonian Dynamics) als verklaring voor het ontbreken van zowel materie als energie die men op basis van de bestaande newtoniaanse natuurwetten zou moeten vinden maar dus vooralsnog spoorloos is, komt in het discours van vele filosofen die er een onwrikbaar deterministisch model op na houden niet aan de orde.

De aantrekkingskracht van een deterministisch model is natuurlijk dat alles verklaard kan worden, maar op verschillende niveaus merkt men dat wetenschappers een zekere onduidelijkheid vaststellen. Dat er zoiets als chaos en fysica van chaotische fenomenen mogelijk was, werd door Ilja Prigogine aangetoond en goed 20 jaar geleden was het een thema dat aan de Rijksuniversiteit Gent ook aan het ruimere publiek werd uitgedragen. Maar het model van een wetenschap waarin een zekere onvoorspelbaarheid het uitgangspunt was, kon men niet goed verdragen. Het feit dat het boek van Klaas Landsman “Requiem voor Newton” in de media geen aandacht heeft gekregen, zoals andere interessante werken, mag ons niet ontgaan, zeker niet als we nadenken over de inzichten van de godloochenaar en de monseigneur. Die laatste bleef opmerkelijk binnen zijn rol, wist aan te geven dat er een domein is waar de wetenschap niet zo heel veel over te zeggen heeft. Precies dat is het punt van velen die vinden dat ons wetenschappelijk kennen en kunnen uiteindelijk alles moet verklaren, zodat er geen onzekerheid of verwarring meer mogelijk is. Misschien is het wel teveel gevraagd van de wetenschappers.

Het verhaal van Dick Swaab en Victor Lamme blijkt in die zin opvallend omdat het een lezing heeft van onderzoeken, zoals het Libet experiment (Libet experiments on neuoscience of will). Andere interpretaties blijken niet mogelijk. Wil men een brein dat bij de geboorte alles vastlegt, of gaat het om een eenzijdige lezing van onderzoeksresultaten? Die vragen lijken ook niet in hoofde van de filosoof Etienne Vermeersch mogelijk te zijn.

In die zin was het gesprek tussen de aartsbisschop en de hoogleraar filosofie in ruste zeer verhelderend. Bleef de aartsbisschop in zijn rol, dan was de filosoof er zeer op gericht een wetenschappelijk gefundeerd atheïsme te verkondigen. Ruimte voor een filosofische openheid blijkt dan zeer moeilijk te scheppen. Want de premisse is dat alleen valide wetenschappelijke gegevens voldoende grond geven voor het begrijpen van de dingen en derhalve voor het ontwikkelen van een passende ethiek.  Maar wat als wetenschappelijke inzichten, gebaseerd uiteraard op correcte methodologische procedures van kennisverwerving, niet voor die eenduidigheid zorgen die sommigen zo graag naar voor schuiven. De hele discussie over kwantumfysica en alles wat daar al niet bij komt kijken, laat zien dat de eenduidigheid minder voor de hand liggend is, dan men zou verwachten. Klaas Landsman stelt vast dat de Kopenhagen interpretatie vooralsnog wel als valabel geldt, maar dat Einstein en anderen er toch vragen bij hebben kon ook Vermeersch niet ontkennen, wat hem niet belette die interpretatie toch maar voor vaststaand genoeg te houden. Er blijkt bij de Kopenhagen Interpretatie precies een wiskundig probleem aan de orde te zijn, dat wil zeggen dat de Wiskunde die men hanteert om kwantummechanische fenomenen te beschrijven niet zou voldoen. Dat was overigens ook al voor Einstein een probleem. Voor Landsman aanleiding te pleiten voor een verdere doorwerking van de wiskunde, opdat ze preciezere formuleringen zou toelaten.

Het is vanuit dat gegeven dat we denken dat de discussie over levensbeschouwingen opnieuw gevoerd kan worden. Niet dat we a priori een christelijke formulering verwerpen, maar wel omdat we menen dat een nieuw humanisme nodig is waarbij precies de beperkingen van het wetenschappelijke denken – hoe ver die ook de grenzen van ons voorstellingsvermogen overschrijden – maatgevend horen te zijn want anders, denk ik dan, lopen we het risico in een vastgelegde wereld te bestaan, waar niets aan de zaak veranderd kan worden. Precies omdat sommige wetenschappelijke bevindingen wel degelijk anders in elkaar steken, kan men tot de vaststelling komen dat een enigszins andere invulling wel degelijk voor soelaas kan zorgen.

Eerlijkheidshalve moet ik aangeven dat noch de monseigneur noch de filosoof in ruste ons op dat vlak veel ruimte boden. Toch kan men een humanisme formuleren zonder de indrukwekkende gedachte dat er geen alternatief zou zijn. Het gevoel dat er geen uitweg is; dat TINA regeert was, denk ik voor mensen als Diderot en d’Holbach reden genoeg om vanuit het denken van Spinoza en andere inzichten een parcours uit te stippelen dat de macht van de vorst en van de kerk zou ondergraven. Nu weten we dat in de 18de eeuw bijvoorbeeld in Vlaanderen en Brabant kerkbezoek niet altijd even ernstig werd genomen. Ook in Frankrijk kan men vaststellen dat er een grotere afstand groeide tot die kerk. Maar anders dan Jonathan Israël ben ik wel de mening toegedaan dat in de inbreng van Voltaire wel van betekenis was, al koos hij dan voor een minder strakke vorm van atheïsme. Dan vergeten we uiteraard niet mevrouw Emilie de Châtelêt te noemen, die het op zich nam de Principia mathematica philosophiae naturalis in het Frans vertaald en zo bijgedragen tot een ruimere kijk op de zaak. Haar andere bijdrage, over de aard van het licht, deeltjes of golven, blijkt al helemaal buiten het blikveld van de filosofen te vallen.

We zouden hier ook de aandacht kunnen vestigen op een lacune in het debat, met name het feit dat de Schotse Verlichting niet altijd de aandacht krijgt die ze verdient en waarin het maatschappelijke reilen en zeilen een groter belang krijgt dan in de Franse en Duitse Verlichting zo te zien het geval was. Maar uiteraard ligt dat eraan dat men bijvoorbeeld wel spreekt over het liberalisme en zelfs het neoliberalisme zonder in gedachte te houden dat Adam Smith er echt wel over na had gedacht hoe we als personen handelen, namelijk dat er zoiets zou kunnen zijn als de neutrale toeschouwer, die ons handelen zou afwegen. Dat dit om een (christelijk) geweten gaat ligt voor de hand. Maar of er sprake is van een blinde hand, die volkomen buiten en boven menselijke controle of inbreng staat, blijft volgens lezers van de Schotse econoom wel degelijk een punt dat discussie vergt. En zo zijn er ook nog wel andere inzichten die het punt steeds weer onder de aandacht brengen dat een eenduidige interpretatie van de dingen niet altijd vol te houden is.

Een humanistische benadering van hetgeen we kunnen observeren en hetgeen buiten dat domein valt, zoals dark energy, vergt dus heel wat verfijning in de methode en instrumenten, maar laat ook toe aan te nemen dat we als mensen op deze aardkloot wel degelijk over soms kleine en soms grotere zaken wel iets in te brengen hebben. We zullen het hier dan ook niet hebben over consequentionalisten, die menen dat als we weten dat iets schadelijk is voor onze gezondheid, het dan ook verboden mag worden. Men kan de sigaret bannen, zegt men omdat het veel schade aanricht. Maar men slaagt er niet drugs te bannen, zelfs komen er tegenstrijdige berichten over de gevolgen van het gebruik van cannabis. En dan zwijgen we nog over andere vormen van stil genoegen, dat soms aanleiding kan geven tot ernstige problemen. Moet men inderdaad zover gaan om alles wat schadelijk is of schadelijke gevolgen heeft te verbieden? Als we de actuele beleidsmakers volgen is dat zonder meer zo. Maar dan verkies ik toch iemand die enige tolerantie aan de dag legt en beseft dat niemand zonder zonde is.

Misschien is het dat wel dat mij wel eens wil irriteren als ik de bond van vrijdenkers aan het woord hoor: er is geen ruimte voor tolerantie als de wetenschap zegt dat iets is zoals het is. Er is geen ruimte voor lankmoedigheid als duidelijk vastgesteld is, wetenschappelijk bewezen dat het allemaal verboden moet worden, sigaretten, drank, drugs en sex… of toch niet, want dat mag als we onszelf voor de schadelijke gevolgen beschermen. Maar of men daarmee de andere sowieso respecteert? Kortom, liet ik goed 30 jaar geleden de deur van de kerk zachtjes achter me dicht glijden, dan besef ik nu dat er nieuwe hogepriesters rond lopen en ons vertellen wat mag en niet mag. God noch gebod? God verdween door de achterdeur, maar het gebod en vooral het verbod werd ons middels leuke babbels door de strot geduwd. En de vrijheid, de mogelijkheid eigen keuzes te maken, de idee dat een moraal, een ethiek over het goede kan gaan… werd opnieuw door de afvoer gesast. Want dat is misschien wel het meest opvallende sinds, laten we zeggen, 1985: de Paus, kwam en zag dat het niet goed was, maar vandaag zien vooral de voorgangers van de officiële vrijzinnigheid dat het niet goed is. Zo slagen zij er niet in voldoende achterban te krijgen. Hoe dat zou komen, blijkt men maar niet te onderzoeken. Misschien omdat men te zeer oreert als dominee in Katwijk of Spijkenisse, een plaats onder de rook van Rotterdam, waar men niet weet in de stad of in een dorp te wonen.  

Bart Haers 

Reacties

  1. Ik heb het gesprek 3 maal beluisterd.
    De intellectuele klasse van EV bewonderd en de onzinnige gedachtenkronkels van L niet zonder minachting beluisterd.
    In het eerste deel verdedigt L voluit het ID. Complete onzin uiteraard.
    Maar vooral in het laatste hoofdstuk over de overbevolking gaat de monseigneur totaal de mist in.
    Maar goed Bart Haers is in zijn bovenstaande beschouwingen vooral afbrekend kritisch voor de opvattingen van Vermeersch, terwijl er geen enkele negatieve noot te lezen valt ten opzichte van de onzin die L uitkraamt.
    Maar goed, ieder zijn meug. Dat Bart Haers (ondanks zijn ontkenningen) de facto een crypto katholiek is, politiek conservatief rechts is enz. dat wisten we reeds.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. ALs u mijn tekst goed leest, laat ik weten dat de aartsbisschop in zijn rol blijft, dat met verve doet en er verder niets aan toevoegt. Wat Vermeersch betreft, kan ik alleen maar vaststellen dat hij er niet in slaagt een aantal inzichten die het determinisme en sciëntisme minstens relativeren in overweging te nemen. En wat de overbevolking van deze aardkloot betreft, hebben noch de vrijzinnigen noch de katholieken grote resultaten geboekt. De belangrijkste reden is dat in het officiële discours beide een aantal ideeën laten primeren op de beleefde werkelijkheid.
    Ben ik kryptokatholiek? U lijkt niet te begrijpen dat de intellectuele geschiedenis van het westen niet begrepen kan worden zonder meteen ook een stevig stuk kerkgeschiedenis in overweging te nemen. Maar ik ben vrij in mijn keuze en geen van beide officiële instituties oefenen op mij een grote aantrekkingskracht uit. Maar goed, dat is pas ketters natuurlijk.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Een interessante visie over dit onderwerp biedt een dialoog uit het Corpus Hermeticum - oude gnostieke tekst, de dialoog tussen Hermes en zijn zoon Tat over de natuur van God. Over het onbeweeglijke dat beweeglijke stuwt.
      http://www.gnosis.org/library/grs-mead/TGH-v2/th211.html

      Verwijderen
    2. Pardon, ik bedoelde een dialoog tussen Asclepius en Hermes:

      http://www.gnosis.org/library/grs-mead/TGH-v2/th205.html

      Verwijderen
    3. Julia, ik had het nog eens moeten doornemen, maar tot heden is het corpus hermeticum niet te krijgen in de reguliere boekhandel en zelfs in bilbiotheken zal men het zelden aantrefffen. Maar toch, de natuur van God, daar gaat het om.

      Verwijderen
  3. Je hebt het over de PAUT, de idee van Thot die zelf de materie schiep waaruit hij geschapen werd. Deze magie is voor velen niet te verstouwen, maar als poging te begrijpen hoe het in elkaar zit, vind ik op zich wonderlijk genoeg.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ik heb een foutje gemaakt, ik bedoelde een dialoog tussen Asclepius en Hermes, niet tussen Tat en Hermes, hoewel die van Tat en Hermes ook heel interessant is.
      Hier is de link naar de dialoog van Asclepius en Hermes:

      http://www.gnosis.org/library/grs-mead/TGH-v2/th205.html

      Verwijderen
    2. Nee, daar het ik het dus niet over. Maar mijn reactie werd niet geplaatst. :)

      Verwijderen
  4. Ik bedoelde deze plaats in je artikel:
    'Uit de lessen filosofie van professor Ronald Commers onthield ik dat Aristoteles al de idee had opgevat dat er aan het begin van alle beweging een onbewogen beweger staat, die filosofen tijdens de Christelijke middeleeuwen – hoewel er veel te zeggen valt voor de term “Heidense middeleeuwen” hebben vereenzelvigd met God'.
    Daarover vertelt dus de dialoog.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts