Van twee dingen één of de verleiding van het absolute gelijk


Reflecties

Fundamentalistisch lawaai
Leven in tijden van fanatisme


Sholom Aleichem schreef in het Jiddisch verhalen en romans,
zoals Tjeve de Melkboer, waarin het ongewisse de sfeer bepaalt.
Ook schreef hij het meer bekende "De Fiddler on the roof". 

In debatten over economie, wetenschappen en religie heeft iedereen zijn woord en gedachte klaar. Maar het verhaal verrast en verwondert ons. Er is bijvoorbeeld reden om aan te nemen dat er een atheïstisch fundamentalisme ontstaan is, als (begrijpelijke) reactie op een religieus fundamentalisme, waar men meent dat de schepping zoals in Genesis beschreven gaat boven de biologische theorie van de evolutie van soorten en de idee dat er een singulariteit was die expandeerde. Die polarisering heeft nadelige gevolgen, zoals in het debat over het brein ook aan de orde is gekomen. Maar voor de goede orde, ook op het vlak van de economie merken we dat er soms ongenuanceerde inzichten met grote ernst verkocht worden.

In feite valt het mij op dat er geen domein lijkt te zijn waar mensen een gepolariseerde visie verkiezen boven de twijfel of de nuance. Neem de discussie over een onnozele film over de Gewelddadigheid van de Islam. Het ontgaat blijkbaar velen dat in Islamstaten, zoals het kalifaat van Cordoba, onder de Mamelukken of het Osmaanse rijk de samenleving naar best vermogen vreedzaam bestuurd werd. Neen, de rechten van de mens waren niet van tel en iets als vrijheid van godsdienst kon slechts afgekocht worden, maar vrede heerste er. Opgemerkt moet worden dat we heel weinig weten over hoe het leven was in Syrië in de zeventiende of achttiende eeuw. Onze voorstelling van zaken op dit domein is in wezen zeer vaag. (Jawel, ik spreek voor mezelf.)

Het is een probleem dat in Europa niet altijd goed begrepen wordt. De verboden van proselitisme beperken de vrijheid van levensbeschouwing, maar de andere kant is dat Filips II de Sefardische Joden dwong te vertrekken, uit Spanje en toen hij Portugal erfde ook uit dat land wegstuurde. Holland werd zodoende een oord van bescherming voor Ashkenasische  en Sefardische joden werd. Het probleem is natuurlijk dat ook daar vrijzinnigheid en seculariteit mogelijk waren, naast een zeker geloof in de eigen overtuiging. Wie goed oplet zal merken dat religieuze overtuiging een  demografisch voordeel heeft, want men brengt meer kinderen te wereld, maar op enig moment wordt dat voordeel een nadeel, want als teveel aanhangers afhaken, dan verliest, zoals de Rooms Katholieke Kerk bewijst, die overtuiging aan gewicht. Ook de Joden in België hebben niet per se een boodschap aan orthodoxie, al denken we graag dat dit in Antwerpen algemeen het geval is.

Maar het meest merkwaardige vormt wel het atheïstisch fundamentalisme, dat zich beroept op feiten en al het andere voor onzin houdt. Dat de condition humaine veel complexer is dan wat de aanhangers van de rationele mens voor ogen hebben, lijkt hen te ontgaan. Het blijft opvallend dat we er geen blik op hebben hoe zelfs een goede wetenschappelijke waarneming verschillende interpretaties mogelijk maakt, maar soms lijkt het erop dat dit niet kan, want de feiten zijn de feiten. Maar goed, hoe is men tot de Kopenhagen Interpretatie gekomen? Toch wel omdat men, theoretische natuurkundigen, vond dat er nog veel aan de inzichten omtrent de Kwantummechanica niet duidelijk was en voor verwarring zorgde. De relatie tussen de inzichten van Einstein en die van Niels Bohr vormt een essentieel onderdeel van het verhaal dat het sciëntisme onderuit haalde. Werner Heisenberg, Schrödinger en vele anderen kwamen tot verbazingwekkende inzichten, die de vastigheid van de Newtoniaanse natuurkunde op de helling zette. Voor collegeleerlingen zou bij het studeren van natuurkunde voldoende aandacht aan deze kant van de zaak besteed mogen worden. Wie zich nog levendig proefopstellingen herinnert en weet hoe moeilijk het meetproces verliep, hoe we leerden over absolute fouten en relatieve fouten, zal beseffen dat een beetje natuurkundige wel weet dat er aan de ene kant berekenbare grootheden zijn, maar ook dat meten niet altijd tot absolute zekerheden leidt. De ontwikkeling van de definitie van de meter als eenheid laat zien hoe men van een staaf messing, later een staaf van een legering platina-iridium en uiteindelijk de afstand van licht in een vacuüm gedurende een seconde de norm is. Dit heet een feit te zijn, maar het is duidelijk dat de preciesheid van die afstand een tijdseenheid blijkt, zodat er blijkbaar toch een variatie op kan zitten als het op afstand aankomt.

We bedoelen maar, wie zegt van de feiten uit te gaan, merkt dat over zoiets als de standaardmeter toch al een verhaal te vertellen valt en dat er ook vandaag nog steeds naast de ene tijdsmeting van licht ook nog gewerkt wordt met een tellen van golven van helium-neonlaserlicht in vacuüm. De preciesheid die men nastreeft zorgt voor een zekere tweeslachtigheid als het over het aanduiden van de standaarmeter gaat. Men kan ook andere elementen bekijken van de natuurkunde, zoals het standaardmodel van de deeltjesfysica, waarover een grote consensus bestaat maar vooralsnog niet alles blijkt te beschrijven. Het gaat om deeltjes en krachten – waarbij de zwaartekracht niet werd opgenomen. Wie de vorderingen van de wetenschappen volgt, merkt als vanzelf dat het onderzoek, theoretisch en experimenteel, zoals in het CERN in Genève het geval is, dat er veel veronderstellingen aan het wetenschappelijke gebeuren ten grondslag ligt. Men heeft het graag over de falsificatietheorie van Karl Popper, maar de andere methode, waarbij men een goed overdachte hypothese test in het laboratorium blijkt toch veelvuldiger voort te komen. Alleen in domeinen waar die toets van de proefopstelling niet mogelijk blijkt, zal men dus blijkbaar beroep doen op de idee van Karl Popper. Maar ik heb de indruk dat Popper zijn inzicht niet uitwerkte voor de natuurkunde, wel voor de sociale wetenschappen, waaronder de economie gerekend kan worden.

Het gaat om een probleem van methodologie, waarbij men meetinstrumenten ontwikkelt voor zaken die misschien niet zo goed gemeten kunnen worden. Men verkiest een kwantitatieve sociologie, maar geeft niet aan wat men als meeteenheid aanneemt, bijvoorbeeld voor maatschappelijk welbevinden. Die onmeetbaarheid zou niemand hoeven te storen, ware het niet dat men in navolging van Auguste Comte de gedachte was toegedaan dat alleen zo een op meten gebaseerde benadering van de sociologie de enige nuttige was. Maar onlangs vroeg een bedrijf me een tevredenheidsmeting uit te voeren. Telefonisch en ik kreeg vraag na vraag, zonder een overzicht te hebben op alle vragen. Nu was de zaak goed afgehandeld en kon ik dus zonder problemen door, wat mijn tevredenheid zeer bevorderde. Maar tegelijk was me duidelijk dat dit meten nergens op sloeg. Omdat ik andere elementen niet kon inbrengen.

Nu, als het om peilingen gaat ziet men diezelfde benadering opduiken waarbij men als geïnterviewde allerlei belangrijke kanttekeningen niet kan maken. Maar wat men met peilingen ook aan de dijk zet is dat een overtuiging een persoonlijke en diep gewortelde overtuiging kan zijn. De resultaten van de Nederlandse verkiezingen laten zien dat mensen inderdaad niet hun inzichten gevolgd zijn. Het gevolg is dat we met een grote zekerheid kunnen stellen dat bij volgende verkiezingen, liefst in 2016 dus, de kaarten nog eens flink dooreen geschud kunnen worden. Want wat de peilingen vooral voortbrachten was veel gedruis over wie nu echt in de race zat. En de afwikkeling van de debatten liet dat ook zien.

We hebben ook weer gezien, zoals bij de verkiezingen in Frankrijk, dat onze media duidelijke voorkeuren laten merken. Sarko kon niets goed (meer) doen, maar nu Hollande op de troon zit, blijkt hij met zijn huishouden niet overweg te kunnen en weet hij niet van welk hout pijlen te maken om de crisis op te lossen. Natuurlijk kan men van president niet verwachten dat hij eigenhandig fabrieken draaiende houdt. Maar een normale man is het toch niet en een normale president al helemaal wel.

In Nederland is Rutte als premier een bijzonder man, maar toch krijgt men niet de indruk dat de media, de Vlaamse journalisten hem graag zien. Hoeft ook niet, maar als de voorkeur zo uitgaat naar Diederik Samsom dan wordt het wel wat vervelend. Men krijgt sowieso de indruk dat alles wat niet links in wezen aberrant is, maar men kan denk ik best buiten de linkse kerk heil vinden. Want daar gaat het toch om? Dat we buiten de kerk geen heil mogen verwachten en vroeger was dat echt de kerk, nu is het een ideologie die sinds de val van de muur in geen enkel opzicht eigen inzichten heeft geformuleerd, die men als relevant kan beschouwen. Het verwerken van wat men een Rawlsiaans universum kan noemen, waarin de rechtvaardigheid met dezelfde ijver wordt nagestreefd als die welke Robespierre aan de dag legde ten aanzien van de Rede, gelukkig zonder het bloedvergieten, kan men maar moeilijk als enthousiasmerend zien. De analyses van John Rawls in diens “Theory of justice” kan men nog wel belangwekkend vinden, de uitwerking in de politieke realiteit kan men bezwaarlijk aantrekkelijk vinden. Toch zien we dat journalisten en politici zeer gemakkelijk over de angels in die theorie heenstappen en ons vertellen dat volkomen rechtvaardigheid leiden moet tot een betere samenleving, maar de realisatie heeft wel het nadelige gevolg dat iedereen gelijk zal zijn, behalve sommigen, die over ons gesteld zullen zijn als bestuurders en dus iets meer gelijk zullen zijn.

In het onderwijsbeleid heeft de discussie over gelijkheid, vertaald als gelijke onderwijskansen al heel wat ravage voortgebracht. In Nederland kan men stellen dat sommige opleidingsvormen echt geen resultaten meer opleveren. En ook bij ons ziet men een toename van het functioneel analfabetisme. Men slaagt er namelijk in te beweren dat het onderwijs de maatschappelijke ongelijkheid zou reproduceren en zelfs versterken. Dat onderwijs wel degelijk mensen kansen biedt om eigen keuzes te maken en beter af te zijn dan de ouders zou sinds veertig jaar niet meer gelden? Sommigen zullen het niet graag lezen maar ik heb problemen bij het Rawlsiaanse fundamentalisme, dat nergens te berde komt of onderzocht wordt. Deze zomer kon in het Filosofische Kwintet wel vernomen worden dat John Rawls wellicht vanuit een angst zou gereageerd hebben. Het valt me dan wel weer op dat de interesse voor het denken van Martha Nussbaum of Susan Neiman veel beperkter is en ook andere benaderingen blijven gewoon onbelicht.

Nu de Socialistische partij, oorspronkelijk arbeiderspartij (Belgische Werkliedenpartij) de eeuw met succes vol gemaakt heeft en al 126 jaar bezig is zou men verwachten dat de partij de resultaten van de eigen werking in ogenschouw zou hebben genomen en op basis daarvan een aantal nieuwe inzichten aanbieden, maar vooralsnog blijft men bij het oude discours, zonder dat dit zou verhinderen dat andere inzichten de praktijk van alledag bepalen. Men kan nog wel kreten horen die te maken hebben met arbeiderisme, de arbeiders van vandaag lijken in niets meer op het proletariaat van een eeuw geleden. Waarbij opgemerkt moet worden dat een eeuw geleden de arbeiders verre van lompenproletariërs waren. Die groep havelozen viel namelijk uit de boot en wat Nederland betreft is duidelijk dat Jelle Troelstra die niet in zijn werking van belang achtte terwijl Ferdinand Domela Nieuwenhuis juist wel ook de mensen in de marge meenam in zijn ijveren. Men kan het de SP-a of de PS niet kwalijk nemen dat ze links zijn, dat is hun natuur, maar wel dat men die partijen geen grote moeite ziet doen bij de tijd te komen. Hetzelfde kan men zeggen van de Vlaamse Liberalen. Of de VVD zoveel rechtser is dan voor de samenwerking met Wilders, is niet zo zeker, wel heeft Rutte het voordeel dat hij staat voor wat hij zegt.

In zeldzame gevallen wordt nog over wat er werkelijk gezegd wordt gesproken. Politici noemen hun collegae zonder meer populisten, als ze er een andere mening op na houden. Leest men de reactie van Bruno Tobback over wat er in Nederland gebeurde dan beleven we een zege van het verstand en de redelijkheid. In een kiesstelsel waar de kandidaat die 51 % haalt de rest afserveert, zou de VVD zo te zien de grootste partij zijn. Die redenering is niet geheel correct, omdat in dat geval het partijlandschap vanzelf minder versnipperd zou zijn, maar of de politici dan beter zouden kunnen sonderen wat leeft in de wereld, in de Nederlandse samenleving in dat geval blijft een open vraag. Politici hebben het vaak moeilijk de goede toon te vinden, maar als twee totaal verschillende stemmen zoveel aandacht naar zich toe weten te trekken dat de rest er niet meer toe lijkt te doen, moet men zich afvragen of het huidige partijbestel nog wel relevant is.

Toch zal men stellen dat een partij als 50 + of Groenlinks hun bestaansreden hebben. Alleen, in een sfeer waar de angst voor onbestuurbaarheid de hoofdtoon voerde, reden voor Samsom om de ernstige, redelijke politicus op te voeren, kon het niet anders of de opinies werden naar een Tweestromenland gevoerd.

Het valt op dat in die debatten de wezenlijke angst voor ondergang of minstens achteruitgang niemand kon inspireren tot een enthousiasmerend betoog. Het ontbrak niet enkel Geert Wilders aan verbeelding. Het ontbrak allen aan verbeelding, wetende dat het gek zou klinken dat er iemand over een rozenvingerig ochtendgloren zou peroreren. En toch is de ontsnappingsroute uit de “politics of fear” precies gelegen in wat men het naïeve enthousiasme zou kunnen noemen, maar dan het resultaat van gedegen analyse en dus een vorm van seconde naïveté. Paul Ricoeur muntte deze gedachte omdat hij de mening was toegedaan dat het rationalisme kan leiden tot een kille, aride benadering van de werkelijkheid. We moeten dan ook aannemen dat we zonder een kritische zin niet kunnen, maar als we daar blijven steken, komen we in een woestijn terecht. Een verder gaan in de analyse kan tot een aansporing leiden. Paul Ricoeur werkte deze gedachten uit vanwege een religieuze preoccupatie en de kans bestaat dat dit vandaag vanwege een strak atheïsme dan ook zal afgedaan worden als een onredelijke houding. Maar toch denk ik dat een seconde naïveté ons kan behoeden voor welk fundamentalisme dan ook. Het gaat om een geloof in waarden en normen. Hier moet ik dus aangeven wat ik daarover in mijn kanttekeningen bij het boek van Paul Verhaeghe “Identiteit” heb vastgesteld, dat waarden en normen sterk verweven zijn met de vorming van een identiteit. Verhaeghe meent dat iedereen er waarden en normen op na houdt, maar dat die niet altijd ten goede komen aan de persoon zelf of aan derden. In die zin kan men mevrouw Sara Palin, die overduidelijk een strak conservatief set waarden en normen weet te verbinden met een al even strak omschreven identiteit. Alleen, die sterke vrouw, botst die niet met de conservatieve waarden? In elk geval leidt haar propageren van waarden en normen, de hare dus ertoe dat mensen tegen hun eigen belangen, aanbod van onderwijs en sociale zekerheid onder andere, gaan opkomen.

Graag geef ik lezing van zo een fundamentalistische houding: de visie van Guy Verhofstadt en diens trouwe volgeling Mathias De Clercq  op nationalisme. Voor hen leidt het nationalisme hoe dan ook naar de gaskamers. Het valt me op dat zij vergeten dat het liberalisme de voedstervader is geweest van de natiestaat in de 19de eeuw, maar dat ze ook niet begrijpen, zoals John Lukacs schreef in Hitler in history dat juist de arbeidersklasse de opgang van Hitler mogelijk maakte terwijl de middenklasse vasthield aan het Zentrum en andere middenpartijen. Men heeft lang en blijft die visie zelfs vooropstellen ondanks het werk van een andere, eerder linkse auteur als Jacques A.A. Van Doorn. Verhofstadt zelf is ook blind voor het racistische kader waarin Hitler alles voorstelde, eerder dan een puur nationalistisch kader. IN een Nationalistisch kader kan ook iemand die niet van Duitse bloede is volwaardig medeburger wezen, in een racistisch kader is dat alleen voor de uebermensch weggelegd, dus precies mensen die overduidelijk Duitser zijn. Stamboekonderzoek wil dan wel eens ontgoochelend werken. Kortom, we kunnen ons afvragen waarom Verhofstadt, die Europa meer vorm wil geven zo uitvaart tegen het nationalisme. De lectuur van Karl Popper, The open society and its ennemies, zal er wellicht niet vreemd aan zijn. Maar ook hier past voorbehoud bij de analyse van de visie omdat Karl Popper wel degelijk schreef vanuit een ervaring in het Wenen van het Interbellum en dat na de periode waarin links de lakens uitdeelde autoritaristische leiders de macht overnamen.

Het is een vorm van fanatiek voorop stellen van een visie die elke andere analyse uitschakelt en daarom ook niet appelleert aan wat in de natuurlijke achterban van de politicus wel leeft. Want het is juist het internationalisme of Kosmopolitisme van ondernemers als Frère of Arnault dat laat zien hoe men los gezongen kan blijken van wat leeft in de samenleving.

Religieus fanatisme, zoals dezer dagen in Libië en andere staten in het Midden-Oosten onbeheersbaar opvlamt, versterkt sommige mensen in de overtuiging dat al die religies gevaarlijk zijn. Maar wie de geschiedenis van Osama bin Laden heeft gevolgd, beseft dat hier een interpretatie van de koran werd gegeven die niet meer religieus was. Marc De Kesel laat zien dat men niet in een zo affirmatieve zin over God kan spreken, omdat de religie kritisch staat tegenover het (blinde) geloof. Want van God, zo blijkt, kan men weinig met zekerheid zeggen. De kwestie is dus of we wel over de middelen beschikken om met absolute zekerheid over God of zijn wensen te spreken. Het is dan ook merkwaardig dat men mij verweet op al te scherpe toon op het optreden van Prof. em. Dr. Etienne Vermeersch reageerde nadat hij in een radioprogramma een discussie had gevoerd met monseigneur Léonard. Het punt was en is dat waar de aartsbisschop in zijn rol bleef, de hoogleraar telkens weer een voorstelling gaf van de religie en de RKK in het bijzonder die op zijn minst fundamentalistisch kan heten, maar niet de leer van de kerk sinds Vaticanum II weergaf. De houding van Vermeersch is er een van een grote beslistheid: de kerk kan niet deugen want de leerstellingen van de kerk zijn niet te verzoenen met de rationele inzichten die hem moveren. Maar of de kerk nog wel zo mariaal is als de hoogleraar in ruste vertelt, kan betwijfelt worden, als men ziet hoe scherp op facebook tegen de reducerende beeldvorming (na Vaticanum II) rond Maria gefulmineerd wordt.

Elk fundamentalisme, denk ik, gaat uit van een visie die zich niet meer openstelt voor andere mogelijkheden, maar in plaats van een continuüm alleen nog een ja of nee, een polarisatie stelt. Het is zo of het is zus, maar in elk geval is het niet meer houdbaar dat er tussenposities mogelijk zijn, voor de fundamentalist dan toch. Dat maakt niet alleen elk debat overbodig, het maakt het debat ook onmogelijk.

Men verwijt me wel eens dat ik de trukendoos van de Jezuïeten al te goed ken. Nu, anders dan prof. Vermeersch heb ik nooit in Drongen mijn intrede gemaakt of erover gedacht de eerste geloften af te leggen. Aan de andere kant heb ik de indruk dat het fulmineren tegen de kerk en de horde van de heer Jezus voortkomt uit een blijvende onmogelijkheid een eigen verhaal te brengen. Neem de discussie over de evolutietheorie. Die wordt haast voorgesteld alsof het een heilig geschrift is. De betekenis van de evolutietheorie  mag men boven twijfel verheven achten en dus kan men stellen dat wie de evolutietheorie afwijst een problematisch wereldbeeld hanteert. Toch pleit men voortdurend voor verdraagzaamheid. Er zijn inderdaad groepen, in Turkije onder andere die er veel voor over hebben om de mensen te vertellen dat de dinosaurussen niet passen in het plaatje van de schepping en evenmin dat we zouden afstammen van primaten, verwant aan de gorilla’s, chimpansees – met wie de voorgangers van de mens nog een paar miljoen jaar in concubinaat geleefd zouden hebben - en de bonobo’s. Die afstamming past natuurlijk niet in het beeld van de schepping en dus niet in het verhaal van Genesis. Alleen wie meent dat we, zoals sommige moderne analfabeten het doen, die teksten lezen als zijnde wat men dacht dat ze waren de door God ingeblazen openbaringen, terwijl men perfect de inzichten van bijbelexegeten zoals prof. Vermeersch kan volgen dat deze teksten op dat letterlijke niveau geen betekenis kunnen hebben. Dat het voor priesters en theologen niet altijd goed mogelijk was die onmogelijkheid ongeschonden onder ogen te zien, ligt voor de hand. Sinds de tekstanalyses van exegeten en van niet meer christenen duidelijk hebben gemaakt hoe verschillende auteurs elk stukken voor hun rekening genomen hebben, kan men inderdaad de sacraliteit van de teksten niet zomaar meer in stand houden. Maar die mythologie, waarbij bedacht kan worden dat het Joodse culturele klimaat in de periode dat de Pentateuch finaal geredigeerd werd, door verschillende invloeden een open karakter had gekregen, onder meer voor de Helleense invloeden, kan wel nog een waarde hebben. Sholom Aleichem heeft in zijn verhaal Tjeve de Melkboer precies laten zien hoe verhalen ontstaan, zoals de discussies met God. Hoe ver, of liever hoe dicht staan die bij de verhalenschat uit het oude Testament. En ja, het doorhakken van de Gordiaanse knoop door Alexander en het Salomonsoordeel staat ook niet zo heel ver van elkaar. En hoe ver is de stap dan naar de volksverhalen over Keizer Karel, de pot van Olen…?

Aan de andere kant zal men de  lui die de ideeën van het christendom ernstig wenst te nemen zonder blindweg en naïef erin mee te gaan, toch niet voor ongelovigen houden. In deze tijd hoeft men toch niet meer dagelijks een paap tussen de boterham te leggen om zich goed te voelen. Veeleer is het nodig te zoeken naar een toon en inzichten om de vele moeilijke aspecten van onze samenleving te bekijken. Kritisch? Zeer zeker, maar ook met een warme toewijding, voor zover dat mogelijk is. In die zin kan de seconde naïveté van Ricoeur een goede afweer vormen tegen neigingen zich met fundamentalisme in te laten, of het nu politiek is, levensbeschouwelijk of wetenschappelijk fanatisme is. Zin voor nuance blijkt vandaag evenwel nogal moeilijk op te brengen en dus worden we slag om slinger geconfronteerd met uitspraken die alles behalve inspirerend werken. En zonder zekere inblazingen gaat het nu eenmaal niet, toch?

Bart Haers      

Reacties

Populaire posts